maandag 1 juni 2020

Psychische aandoeningen en de mismatch tussen aanleg en omgeving - 6

Als het inderdaad zo is dat aan het ontstaansproces van alle psychische aandoeningen "fundamentele bedreigingen van iemands fysieke en psychologische veiligheid" ten grondslag liggen (zie hier het vorige bericht), langs welke weg of langs welke wegen voltrekt zich dan dat proces?

Caspi en Moffitt noemen drie van zulke wegen. (Eigenlijk vier, maar de vierde slaat op genetische verschillen is stressgevoeligheid.) 

De eerste weg noemen ze stress inbedding en dat slaat erop dat onveiligheid neurale veranderingen in bedreigingssystemen teweegbrengt die de kwetsbaarheid voor het optreden van latere aandoeningen vergroten. Daarbij verwijzen ze naar literatuur die suggereert dat die aanvankelijke veranderingen adaptief zouden kunnen zijn, dus een adequaat antwoord op bedreigingen, maar dat ze niet meer passen bij latere, niet-bedreigende omgevingen. Als dat aanvankelijke adequate gedrag dan toch in stand blijft, is er de kans op wat we dan een psychische aandoening noemen.


Maar nu alvast mijn vertaling van deze weg in termen van het duale mensbeeld (de Dual Mode-theorie) dat je op dit blog zo vaak tegenkomt. Volgens dat mensbeeld zijn kinderen er bij hun geboorte op voorbereid om op te groeien in een zorgzame gemeenschapsomgeving. Waarin er voor hen gezorgd wordt en waarin ze die ervaren zorg beantwoorden, als en zodra ze daartoe in staat zijn, met hetzelfde gedrag. Door dat zorgzame gedrag waarmee ze omringd worden, ervaren ze de omgeving waarin ze terecht zijn gekomen als veilig en een gevoel van veiligheid roept gemakkelijk gemeenschapsgedrag op. Vandaar dat heel jonge kinderen vaak al geneigd zijn tot hulpvaardigheid. Zie Zijn wij van nature goed? Ja, maar...

Maar de menselijke sociale natuur is flexibel. Als die zorgzame omgeving niet of maar beperkt wordt aangetroffen, dan ligt er ook nog dat andere gedragspatroon klaar, dat van de statuscompetitie. Als de omgeving onveilig blijkt te zijn, met mishandeling of emotionele verwaarlozing, dan zal statuscompetitiegedrag in verschillende varianten de kop opsteken. En omdat kinderen doorgaans niet kunnen "vluchten", zal dat de vorm aannemen van "vechten", dus verdedigen, of van verschillende vormen van "berusting" of "onderdanigheid". Wat in de polyvagaaltheorie van Stephen Porges de reactie van bevriezing of immobilisering wordt genoemd. Je wordt bedreigd en kruipt als reactie in je schulp. Om maar zo weinig mogelijk aanleiding te geven tot nog meer agressieve bejegening.

Het punt van die stress inbedding lijkt nu te zijn dat kinderen (of adolescenten) door die statuscompetitiereactie (vechten of bevriezen) anders naar de wereld gaan kijken. Overal en altijd gevaar en bedreigingen zien. Of nog een stap verder: door hun eigen gedrag gevaar en bedreiging uitlokken. Denk aan die heel vroege experimenten van Kelley en Stahelski die lieten zien dat competitief gedrag hetzelfde gedrag van anderen uitlokt. Terwijl dat niet had gehoeven als je maar in staat was geweest om dat allesoverheersende beeld van gevaar en bedreiging los te laten.

En daarmee wordt wat begon als aanpassing aan de omgeving een "psychische aandoening". Als de vechtreactie overheerst, gaat het om een externaliserende stoornis, met agressief en antisociaal gedrag. En als de bevriezingsreactie overheerst, wordt het een aandoening binnen de internaliserende categorie: depressie, angststoornis, sociale fobie.

Dat was de eerste weg van onveiligheid naar een psychische aandoening. In een volgend bericht meer over die twee andere wegen. Zie hier het volgende bericht.

Geen opmerkingen: