donderdag 11 juni 2020

Psychische aandoeningen en de mismatch tussen aanleg en omgeving - 11

Wat heeft al het voorgaande (zie hier het vorige bericht in deze reeks) nu te maken met die mismatch tussen aanleg en omgeving?

Welnu, die aanleg bestaat eruit dat we erop zijn voorbereid om op te groeien en ons leven door te brengen in een groep van vertrouwde anderen die elkaar bijstaan en met elkaar delen. Zoals elke diersoort zijn we er op gericht om veiligheid te zoeken en vertrouwdheid is, zolang er geen andere signalen zijn, de beste benadering van veiligheid. En voor een groepsdier is dat de vertrouwdheid van het netwerk van relaties.

Verreweg het grootste deel van de mensheidsgeschiedenis (naar schatting 95-98 procent) troffen we een omgeving aan die bij die aanleg paste. We waren voor onze overleving afhankelijk van samenwerken en delen en de onderlinge vertrouwdheid en de daarbij passende morele intuïties maakten dat mogelijk. Wat ook inhield dat we de enkelingen die op eigen gewin uit waren succesvol terechtwezen. En zo nodig uitstootten of in het uiterste geval zelfs om het leven brachten. Zo hielden we gezamenlijk het gemeenschapsevenwicht in stand, door de statuscompetitie te onderdrukken.

Maar in de recente mensheidsgeschiedenis is die omgeving waarin we opgroeien sterk veranderd. Het is niet toevallig dat we die veranderingen als revoluties beschrijven: de landbouwrevolutie, de industriële revolutie en de revolutie die we nu doormaken en waarvoor later nog wel een naam zal worden bedacht. Iedereen die in staat is afstand te nemen tot de eigen, persoonlijke geschiedenis en de tijd waarin hij of zij leeft en de gehele mensheidsgeschiedenis in ogenschouw neemt, kan niet anders dan onder de indruk raken van hoe ingrijpend die veranderingen waren. 

Wat de sociale omgeving betreft, gaat het dan om de toename van sociale vluchtigheid, samenhangend met de toename van het sociale isolement van gezinnen, en daardoor de toegenomen stress van confrontaties met eenzaamheid en statuscompetitie. Dat slaat op wat Caspi en Moffitt de fundamentele bedreiging van psychologische veiligheid noemen.

Met bovendien, afhankelijk van of je wel of niet in een democratische verzorgingsstaat leeft, de stress van grote economische ongelijkheid en daarmee van bestaansonzekerheid voor grote delen van de bevolking. Wat Caspi en Moffitt aanduiden als de fundamentele bedreiging van fysieke veiligheid. Merk op dat die twee samenhangen. Door sociale vluchtigheid neemt de motivatie voor statuscompetitie toe, die bovendien niet meer goed collectief kan worden onderdrukt, en die statuscompetitie loopt uit op ongelijkheid.

Opgroeien in die nieuwe sociale omgeving, met een aanleg die nog die oude sociale omgeving verwacht aan te treffen, creëert de mismatch waardoor zo veel mensen lijden aan een psychische aandoening. Of eigenlijk lijden aan de p-factor die aan al die aandoeningen gemeenschappelijk is, de problemen van "aandacht en cognitieve controle, in het bijzonder met het registreren en verwerken van informatie. Informatie van buitenaf, maar ook informatie over de eigen gedachten en emoties" (Caspi en Moffitt). 

Het gezin waarin we opgroeien, is gelukkig meestal nog die groep van vertrouwde anderen die elkaar bijstaan en met elkaar delen. Dat die bij onze aanleg aansluit, blijkt eruit dat kinderen die zorgzaamheid die ze ervaren, al heel jong beantwoorden met hulpvaardigheid als ze daartoe in staat zijn. Maar doordat gezinnen zo sociaal geïsoleerd zijn, komt het voor dat die zorgzaamheid ontbreekt. Met ingrijpende gevolgen, want we zagen immers dat kindermishandeling, in brede zin, een risicofactor is voor vrijwel alle psychische aandoeningen.

Maar daar komt bij dat die zorgzame gezinsomgeving niet meer is dan een eilandje in een sociaal vluchtige en dus statuscompetitieve maatschappij. Die kinderen aantreffen zodra ze de sociaal onveilige omgeving van de school en de peergroup binnenkomen, waarin pesten maar een van de verschijningsvormen is van de daar heersende statuscompetitie. We kennen de negatieve effecten van gepest worden, juist ook op de lange termijn. En we weten dat veel psychische aandoeningen juist in de adolescentie voor het eerst de kop opsteken.

Daarmee moet wel duidelijk zijn geworden hoezeer die mismatch te maken heeft met het opvallende gegeven dat zoveel mensen lijden aan een psychische aandoening. Natuurlijk ligt het voor de hand om te proberen die mismatch te verkleinen. Dat vraagt om maatschappijverandering, om een "collectieve transdiagnostische therapie". Anders gezegd, om een grootscheepse aanpak om het gemeenschapsevenwicht dichterbij te brengen. Zie de serie berichten over het maatschappelijk belang van de sociologie, waarvan hier het eerste bericht.

Maar dat zal nog wel even duren. In afwachting daarvan is er de "individuele transdiagnostische therapie". Ik noemde in dat verband al A Liberated Mind. The Essentail Guide to Acceptance and Commitment Therapy van Steven C. Hayes. Daarover meer in volgende berichten. Zie hier het volgende bericht.

Geen opmerkingen: