Je zou verwachten dat er ook populairsociaalwetenschappelijke literatuur aan te wijzen valt die de vormgeving van onze morele gemeenschapsintuïties op het niveau van de nationale staat bepleit. Naast dus literatuur die de wenselijkheid van meer gemeenschapsgerichtheid in de interpersoonlijke verhoudingen voorstaat. Zie Over de kracht van innemendheid en Een leven met meer verbinding.
En dat klopt. Neem nu Samen. Een nieuw sociaalcontract voor de 21e eeuw van Minouche Shafik. Het is de vertaling van What We Owe Each Other: A New Social Contract. Shafik is directeur van de London School of Economics and Political Science. Eerder was ze vicepresident van de Wereldbank.
Shafik verwijst naar eerdere fasen in de opbouw van verzorgingsstaten, zoals naar het 19-eeuwse Duitsland van Bismarck en het Beveridge-rapport in Groot-Brittannië halverwege de vorige eeuw. Aan de toen zich ontwikkelende verzorgingsstaten lagen "wederzijdse verplichtingen" ten grondslag, geheel in lijn met "de gemeenschap georganiseerd in de staat", zoals in het Nederlandse Rapport-Van Rhijn.
Die wederzijdse verplichtingen (het iedereen-telt-mee) brengen enerzijds een herverdeling met zich mee van rijk naar arm, maar anderzijds ook een gemeenschappelijke verzekering met betrekking tot de levenscyclus. Mensen betalen in het midden van hun leven aan de staat en ontvangen geld op jonge leeftijd en als ouderen. Zoals afgebeeld in het plaatje op p. 28, dat ik even gefotografeerd heb.
Maar allerlei latere ontwikkelingen, zoals op het vlak van technologie en de veranderende rol van vrouwen, maken volgens Shafik een nieuw sociaal contract nodig. Dat op de volgende drie algemene principes gebaseerd moet zijn (p. 41-42):
- Iedereen moet kunnen beschikken over een zeker minimum aan middelen om een fatsoenlijk leven te kunnen leiden. Dit behoort onder meer te bestaan uit basale gezondheidszorg, uitkeringen bij werkloosheid of arbeidsongeschiktheid, onderwijs en een oudedagsvoorziening.
- Van iedereen mag worden verwacht dat hij/zij zo veel bijdraagt als waartoe men in staat is. Hiertoe moet iedereen de mogelijkheid krijgen om de eigen capaciteiten maximaal te ontwikkelen, door middel van permanente scholing, het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd en publiek gefinancierde kinderopvang die het vrouwen mogelijk maakt om te werken.
- De bescherming tegen bepaalde risico's als ziekte, werkloosheid en een armoedige oude dag kan beter door de samenleving als geheel worden geregeld dan door individuele verzekeringen, de steun van familie of bijdragen van werkgevers.
Als je dat allemaal bekend voorkomt, dan klopt dat, want we zijn vertrouwd met de morele gemeenschapsintuïties die aan deze principes ten grondslag liggen.
In het boek werkt Shafik die principes uit in zes hoofdstukken, die gaan over kinderen, onderwijs, gezondheid, werk, ouderen en generaties. En in het laatste hoofdstuk gaat het over de mogelijkheden om die principes te verwezenlijken in een tijd van globalisering.
En in een tijd waarin we juist een periode achter ons hebben waarin die principes, zeg maar, minder serieus werden genomen. Zoals door het uit de hand laten lopen van de ongelijkheid. Shafik laat in een plaatje, dat ik ook maar even fotografeerde, zien hoe in de periode tussen 1979 en 2003 alom de toptarieven van de belastingen werden verlaagd.
Dit is natuurlijk een wel heel beknopte samenvatting van het boek. Het wordt op de achterflap aangeprezen door Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie ("Een belangrijke bijdrage op een scharnierpunt in de geschiedenis") en door Christine Lagarde, voorzitter van de Europese Centrale Bank ("Een belangwekkend recept voor de verbetering van het leven van ons allemaal").
En hier dient het als voorbeeld van een populairsociaalwetenschappelijk boek over de wenselijkheid van meer gemeenschapsgerichtheid op het niveau van de nationale staat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten