woensdag 15 december 2021

Populairwetenschappelijke literatuur over de wenselijkheid van gemeenschapsgedrag - 1. Over de kracht van innemendheid

Een normatief kader voor de sociologie kan eruit bestaan dat van de twee sociale evenwichten die mogelijk zijn het gemeenschapsevenwicht beter is voor mensen dan het statuscompetitie-evenwicht. Zie hier voor de empirische onderbouwing van dat normatieve kader.

Als dat normatieve kader inderdaad empirisch onderbouwd is, dan valt te verwachten dat je het ook aantreft in het denken van mensen over het sociale en maatschappelijke leven. En dat zagen we inderdaad in het vorige bericht

Ook valt te verwachten dat er een vraag is naar populair-sociaalwetenschappelijke publicaties over de wenselijkheid van een meer gemeenschapsgericht sociaal en maatschappelijk leven. Dit bericht en volgende berichten gaan over voorbeelden van boeken die aan die vraag tegemoetkomen. In een eerder bericht had ik het over populair-sociaalwetenschappelijke publicaties over de mate waarin ons sociaal en maatschappelijk leven door statuscompetitie gekenmerkt wordt.

In de loop van de tijd heb ik verscheidene populair-sociaalwetenschappelijke boeken aangeschaft waarin wordt gewezen op de wenselijkheid van meer gemeenschapsgerichtheid. Ik heb er nu een paar bijeengezocht, maar een nog grondiger tocht door mijn boekenkast zou nog meer kunnen opleveren. En dan zijn er ongetwijfeld nog boeken die ik gemist heb. Voor suggesties houd ik mij aanbevolen.

In dit bericht wil ik het hebben over Populair. De kracht van innemendheid in een wereld geobsedeerd door status van Mitch Prinstein, de in 1917 verschenen vertaling van Popular. The Power of Likability in a Status-Oriented World

Mitch Prinstein is hoogleraar in de psychologie en de neurowetenschap en een gerenommeerd onderzoeker op het gebied van statuscompetitie tussen adolescenten en de samenhang met depressie en zelfmutilatie. In dit boek geeft hij een fraai overzicht van al het sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de menselijke neiging tot statuscompetitie (competitie om populariteit), zoals die vooral in de adolescentie de kop opsteekt, en naar de negatieve gevolgen van dat gedrag voor welbevinden en onze gezondheid.

En van al het onderzoek dat erop wijst dat het veel beter voor ons zou zijn om niet naar status te streven, maar om "innemend" te zijn, aardig te zijn voor anderen en daarmee door anderen geaccepteerd te worden. In die wederzijdse acceptatie, het iedereen-telt-mee, herkennen we natuurlijk het gemeenschapsgedrag. 

Het boek besluit dan ook met de aansporing om afscheid te nemen van onze obsessie met en verslaving aan status en in plaats daarvan te proberen om een innemend mens te zijn, om door anderen aardig gevonden te worden. Ik citeer (p. 233-234):

Dat laatste is niet altijd makkelijk in een wereld die geobsedeerd is door status. We worden voortdurend gestimuleerd om mensen met status te bewonderen, we beoordelen kwaliteit op basis van status en we schenken zelfs aandacht aan mensen met wie we het niet eens zijn, maar die wel status hebben. Alsof zichtbaar, dominant, machtig of cool zijn bewonderenswaardige eigenschappen op zich zijn (...).

Precies die moeilijkheid van gemeenschapsgedrag in een statuscompetitieve wereld vinden we terug in Stelling 2 van de Dual Mode-theorie

Maar alle onderzoeken die de afgelopen decennia zijn uitgevoerd en in dit boek zijn besproken hebben aangetoond dat het voortdurend nastreven van status tot een kans op allerlei grote levensproblemen leidt, zoals verslaving, eenzaamheid en depressiviteit. De inspanningen die nodig zijn om meer status te verwerven - agressief gedrag, geen rekening houden met de gevoelens van anderen, egoïsme -  zouden niet de inspanningen van onszelf of de samenleving moeten zijn die we waarderen (...).

Ik hoop dat dit boek heeft laten zien dat we ongeacht ons verleden allemaal de kans hebben om leukere, aangenamere mensen te worden, misschien zelfs wel honderden keren per dag. Daarvoor moeten we onze tieneropvattingen over wat 'het populairst' is vergeten en terugkeren naar wat we als kind hebben geleerd.

Hier gaat het dus over die eerste fase van ons leven, waarin we in de veiligheid van het gezin (als die veiligheid er is) gemeenschapsgedrag aanleren, en de tweede fase, die van school en adolescentie, waarin we met statuscompetitiegedrag in aanraking komen en dat gedrag als aanpassing daaraan overnemen.

Als we proberen om eerder een aangenaam persoon te zijn dan iemand met veel status, betekent dat dat we ervoor kiezen om anderen te helpen in plaats van dat we proberen om zelf meer aandacht en macht te krijgen, en dat we meer energie steken in het cultiveren van relaties in plaats van het vergaren van likes. Het betekent dat we ervoor kiezen om anderen het gevoel te geven dat ze welkom zijn en erbij horen in plaats van ons superieur te voelen. Je krijgt de meest bevredigende vorm van populariteit door te proberen je aan te passen in plaats van op te vallen, en door te doen wat je kunt om harmonie te creëren in plaats van je te richten op hoe je anderen domineert.

Natuurlijk spreekt hier de psycholoog. Die oproept tot gemeenschapsgedrag. De socioloog zou daarnaast ook aandacht vragen voor de "structurele" voorwaarden waaronder mensen gemakkelijker aan die oproep gehoor zouden kunnen geven. Denk bij voorbeeld even aan die structurele voorwaarde van leeftijdsgemengde groepen in het onderwijs, die het statuscompetitiegedrag (pesten) onder adolescenten zo sterk zou terugdringen. Zie Minder pesten door kleinere scholen en leeftijdsgemengde groepen

Ga hier naar het vervolgbericht.

Geen opmerkingen: