dinsdag 6 december 2022

Aanhangers van samenzweringstheorieën overschatten zichzelf en het aantal andere aanhangers - En over hoe dat komt

Het aanhangen van samenzweringstheorieën is onderdeel van het statuscompetitieve wereldbeeld en dat wereldbeeld wordt aangewakkerd door gevoelens van bestaansonzekerheid. Zie eerder dit bericht. Als je bestaan onzeker is, dan ervaar je de wereld als onveilig en dan zie je overal vijanden en kwade krachten die samenzweren om jou en de jouwen dwars te zitten. "Overal" wil zeggen dat je ze ook ziet waar ze in werkelijkheid niet zijn. 

Dat wereldbeeld brengt je er toe om ook zelf te denken en te handelen volgens dat statuscompetitiepatroon. En andersom. Beide gaan altijd samen op. 

Zoals gezegd, die samenzweringstheorieën zijn doorgaans geen goede afspiegelingen van de werkelijkheid. De empirische evidentie is meestal minimaal. Of sterker, ze zijn nergens op gebaseerd.

Dat ze toch zo sterk worden aangehangen moet wel betekenen dat ze een soort psychologische functie vervullen. Misschien ligt daar de algemeen menselijke verklaringsbehoefte aan ten grondslag. Als gebeurtenissen voor ons overleven heel belangrijk zijn, dan hebben we een sterke impuls om de oorzaak daarvan te leren kennen, zodat we eventueel iets kunnen ondernemen. De eerste stap is dan dat we de wereld als geheel als fundamenteel onveilig gaan zien. 

En de tweede stap is die van het gaan aanhangen van samenzweringstheorieën. Er zijn duistere krachten en die moeten met de hoogste urgentie worden bestreden. Er zijn vijanden die moeten worden vernietigd.

Als die tweede stap gezet is en er tegelijkertijd weinig of helemaal geen aanwijzingen zijn dat die samenzweringstheorie met de werkelijkheid overeenkomt, dan zou je kunnen verwachten dat aanhangers van nature te zelfverzekerd zijn en dat ze het aantal andere aanhangers overschatten. Mensen verschillen nu eenmaal in hoeveel vertrouwen ze hebben in hun eigen oordeelsvermogen en degen met het meeste vertrouwen zullen eerder ontvankelijk zijn voor samenzweringstheorieën. En het is gemakkelijker om ergens in te geloven als je denkt dat veel anderen dat ook doen.

Precies voor die verwachtingen verschaft de nieuwe studie Overconfidently conspiratorial: Conspiracy believers are dispositionally overconfident and massively overestimate how much others agree with them aanwijzingen. (Het betreft een preprint, die nog geen peer review heeft ondergaan. David G. Rand is een van de auteurs.) Proefpersonen die hun eigen prestaties op afgenomen tests overschatten, gaven vaker aan te geloven in een bekende samenzweringstheorie, zoals de theorie dat de Apollo maanlanding nooit heeft plaatsgevonden. Ook waren dit degenen die de aanhang voor "hun" samenzweringstheorieën overschatten. Ze konden zich dus niet voorstellen dat ze zelf tot een heel kleine minderheid behoorden.

Dit zou er ook mee te maken kunnen hebben dat onze specifiek menselijke cognitieve vermogens zich ontwikkelden in een sociale omgeving waarin we vooral  één-op-één of één-op-enkelen communiceerden. Thom Scott-Phillips wijst daarop. In die context was het relatief gemakkelijk om de informatie die je van de een verkreeg bij een ander te checken. Daardoor zijn we er misschien slecht op voorbereid om goed om te gaan met de grootschalige informatieoverdracht in onze huidige maatschappij. We zouden eigenlijk altijd moeten checken of de informatie die tot ons komt wel afkomstig is van verschillende onafhankelijke bronnen. 

Maar dat doen we te weinig. Waardoor te grote zelfverzekerdheid een kans krijgt. En waardoor we geen goed zicht hebben op de spreiding van overtuigingen over de bevolking.

Geen opmerkingen: