Nam door de neoliberale wending in de politiek in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw inderdaad de bestaansonzekerheid toe? Zie hier het vorige bericht.
Hoewel dat natuurlijk nooit met zoveel woorden gezegd is, was het de opzet van dat neoliberale beleid om de bestaansonzekerheid onder de bevolking te laten toenemen. Dat zou immers nodig zijn om mensen, die dat van nature niet willen, zich te laten inspannen. Daar zijn "prikkels" voor nodig en dan in het bijzonder financiële prikkels. En die zijn er natuurlijk meer, en ze werken beter, als er ook de reële dreiging bestaat om tot armoede te vervallen. En ze werken beter als er meer rijkdom valt te behalen, dus als de inkomensongelijkheid groter is.
En om die dreiging voldoende tot stand te brengen, moesten de sociale zekerheid en de bescherming op de arbeidsmarkt worden teruggedrongen. Mensen moest geleerd worden om minder van de overheid te verwachten. Ze moesten zelfredzamer worden. Minder het iedereen-telt-mee van de "gemeenschap georganiseerd in de staat" en meer van het ieder-voor-zich van het statuscompetitiepatroon.
Kregen de opeenvolgende regeringen het voor elkaar om die bestaansonzekerheid te vergroten?
Jazeker. Ik citeer nu even uit mijn De lokale verzorgingsstaat: bestaanszekerheid in het geding? uit 2017, met enkele toevoegingen tussen haakjes.
Deze hier
ultrakort aangeduide ontwikkelingen (van de neoliberale wending) bleken al spoedig gevolgen te hebben voor
de bestaanszekerheid van burgers. Vrooman
boog zich daarover en laat zien dat na 1980 voor de bevolking tussen 18 en 64
jaar de inkomensbescherming door middel van socialezekerheidsregelingen sterk
is afgenomen. In rapportcijfers uitgedrukt daalde die van 7,1 in 1980 naar 4,7
in 2015. Met als gevolg dat de inkomenszekerheid met 34 procent daalde.
Bovendien daalde de werkzekerheid met 27 procent (Vrooman 2016). Een element in
de toename van onzekerheid was ook de introductie en stapsgewijze verhoging van
het eigen risico in de gezondheidszorg. Door deze en andere maatregelen hebben
chronisch zieken en gehandicapten hun eigen betalingen sterk zien stijgen.
Die algehele toename van onzekerheid werd mede veroorzaakt
door het, tegen het neoliberale optimisme in, (maar veroorzaakt door deregulering van de financiële sector,) frequenter optreden van
economische en financiële crises, een ontwikkeling die culmineerde in de
financiële crisis van 2008. Hoewel de oorzaak van die crisis daarin niet
gelegen was, reageerden overheden daarop met beleid om het overheidstekort
terug te dringen.
In ons land betekende dat onder het verder versoberen van
de verzorgingsstaat en het meer bezuinigen en decentraliseren op de gebieden
van werk en inkomen, langdurig zieken, ouderen en de jeugdzorg. Qua wetgeving
hield dit onder meer in dat de Participatiewet in de plaats kwam van de Wet
Werk en Bijstand en de Wet Sociale Werkvoorziening (en deels de Wajong).
Onderdeel van een en ander is een strenger sanctiebeleid, met weinig aandacht
voor het verschil tussen opzettelijke en onbedoelde overtredingen, en de
controversiële verplichting voor gemeenten om van uitkeringstrekkers een
tegenprestatie te verlangen. De vraag dringt zich op of een en ander nog wel
valt binnen “het redelijke” dat van burgers verwacht mag worden. Hoe ook
ingekleed, opent dit beleid de weg voor gevoelens van vernedering en
versterking van vooroordelen tegenover uitkeringstrekkers. In dezelfde lijn
ligt dat we de vernederende afhankelijkheid van voedselbanken normaal zijn gaan
vinden.
Dat de afstand tot de naoorlogse bedoelingen van de
verzorgingsstaat daarmee wel erg groot is geworden, komt tot uitdrukking in het
opduiken van termen als repressieve verzorgingsstaat (Vonk 2014), “buiten het
recht treden” (Vonk 2016) en punishing the poor (Wacquant 2009). De
vraag dient zich aan of het evenwicht tussen opgelegde verplichtingen en
rechten nog wel bestaat en zelfs of het nog wel wordt nagestreefd (Vonk 2014). De
weg van genade naar recht (Klompé) lijkt in omgekeerde richting te zijn
ingeslagen. Het belang van het verschaffen van bestaanszekerheid moet onderweg uit
het oog zijn verloren.
Dat was in 2017. Daar is sindsdien wel het een en ander bijgekomen, waar ik in een reeks berichten over de Nederlandse polycrisis bij stilstond, waarvan hier het eerste bericht. In het laatste bericht, waarin ik me afvroeg waar al die crises toch vandaan komen, gaf ik de volgende opsomming, in willekeurige volgorde.
De
rechtspraak kampt met grote problemen door te grote werkdruk. Als gevolg van
bezuinigingen door de eerste twee kabinetten-Rutte werden jarenlang geen nieuwe
rechters aangenomen. De kwaliteit van de rechtspraak komt in het geding.
Instellingen
voor de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) sloten in 2022 vanwege geldgebrek en
personeelstekorten een derde van de klinische behandelplekken voor volwassenen
met ernstige persoonlijkheidsstoornissen, terwijl de wachtlijsten voor deze
plekken al jaren toenemen. Volgens de Nederlandse Zorgautoriteit zou de
zorgplicht niet worden geschonden omdat
vervangende zorg beschikbaar is. Maar die behandelplekken zijn juist nodig
omdat die vervangende, ambulante zorg onvoldoende is.
Mede door
die wachtlijsten in de GGZ, maar ook door vergrijzing van de bevolking en het
beleid van ziekenhuizen, is de werkdruk van huisartsen zo sterk toegenomen dat
60 procent van de praktijken een patiëntenstop heeft. Het Capaciteitsorgaan
adviseert het aantal opleidingsplekken te verhogen van 921, het vorige advies,
naar 1190. Het huidige aantal is 850.
Mensen in een lagere
sociaaleconomische positie overlijden gemiddeld acht jaar eerder dan mensen in
een hogere sociaaleconomische positie. Ook leven ze gemiddeld drieëntwintig
jaar in minder goed ervaren gezondheid. De gezondheidsverschillen tussen mensen
nemen niet af, maar juist toe. De Artsenfederatie KNMG
pleit met 85 vertegenwoordigers van partijen van binnen en buiten de zorg voor structurele
verbetering van de bestaanszekerheid van mensen: een stabiel en voldoende besteedbaar inkomen
en de mogelijkheden tot gezond eten, onderwijs, gezond en veilig wonen.
De toestand
bij de Belastingdienst is kritiek, door sterk verouderde computersystemen en
ernstige personeelstekorten. De belastingheffing loopt gevaar en invoeren van
nieuwe wetgeving is onmogelijk. Tijdige vervanging van de computersystemen was
door jarenlange bezuinigingen niet mogelijk. Door een uit de hand gelopen
vertrekregeling vertrokken duizenden medewerkers, veelal de beste mensen.
Er is
achterstallig onderhoud aan de infrastructuur: bruggen, sluizen en
viaducten, met veiligheidsrisico's en toenemend oponthoud op de weg als gevolg.
Er zijn in het verleden te weinig middelen beschikbaar
gesteld.
Er is al
jaren een groot woningtekort door bewust overheidsbeleid om zich van de
woningmarkt terug te trekken. Tegelijk legde de overheid in 2013 de
woningcorporaties een forse verhuurderheffing op om de overheidsfinanciën weer
op orde te brengen. De huursector is doelbewust verwaarloosd. Nadat er sinds
2010 niet meer een ministerie voor “volkshuisvesting” bestond, is het in het
huidige kabinet teruggekeerd.
We hebben een stikstof- en een mestcrisis doordat de overheid hoognodige
uitvoering van wetgeving op gebied van natuur, biodiversiteit en klimaatverandering
voor zich uit schuift en aanhoudend juridische "geitenpaadjes"
bedenkt. De veel te grote landbouwsector en grote bedrijven als Schiphol en
TataSteel veroorzaken grote milieu- en
gezondheidsschade en dragen in vergelijking daarmee maar weinig bij aan het bbp.
In het huidige kabinet is er een minister zonder portefeuille voor Natuur en
Stikstof gecreëerd, vallend onder het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit. Door het op zijn beloop laten van de stikstofcrisis lopen
bouwprojecten grote vertraging op. Ongeveer 2500 veehouders blijken na de uitspraak
van de Raad van State in 2019 in feite illegaal stikstof uit te stoten. Een
oplossing laat maar op zich wachten.
Er is een crisis in de jeugdzorg, die in 2015 werd overgeheveld naar de
gemeenten. Toen was er al een tekort en daar kwam een korting bovenop, omdat werd
aangenomen dat gemeenten het met minder geld zouden kunnen doen. Dat blijkt
niet het geval. De ingestelde "Commissie van wijzen" concludeert dat
er meer geld bij moet.
Gemeenten kregen extra taken, maar krijgen structureel te weinig geld, waardoor
investeringen in wegen, scholen en andere essentiële zaken achterblijven. Er
wordt bezuinigd op sportvoorzieningen, buurthuizen en bibliotheken. Volgens de
VNG zijn noodzakelijke investeringen van
gemeenten al ruim een decennium onder de maat.
De Nationale Ombudsman waarschuwt dat de overheid tekortschiet in het
verschaffen van een sociaal minimum. In het algemeen geldt dat het sociale
minimum ontoereikend is, dat het doenvermogen van burgers onrealistisch wordt
ingeschat en dat er een gebrek aan geld, tijd en deskundigheid is bij
gemeentelijke dienstverleners. Volgens de Arbeidsinspectie is de
bestaanszekerheid onvoldoende geborgd bij het huidige bijstandsniveau. Bijstandsgerechtigden
kunnen, als ‘”tegenprestatie”, ingevoerd door het kabinet Rutte-2, of als
onderdeel van de re-integratie, gedwongen tewerk worden gesteld. Dit leidde tot
uitwassen, zoals blootstelling van werklozen aan giftig chroom-6 door de
gemeente Tilburg en de Nederlandse Spoorwegen. Het tekortschietende sociaal
minimum heeft ervoor gezorgd dat het bestaan van voedselbanken werd
genormaliseerd. In het huidige kabinet-Rutte is er voor het eerst een
ministerie voor Armoedebestrijding. Als de grondwettelijk vastgelegde zorg voor bestaanszekerheid eerder serieus was
genomen, dan was zo’n ministerie niet nodig geweest.
De Belastingdienst heeft duizenden ouders die toeslagen voor de kinderopvang
ontvingen ten onrechte bestempeld en behandeld als fraudeurs. Sandra Palmen,
ambtenaar bij de Belastingdienst, waarschuwde al in 2017 dat dit fraudebeleid
in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur, rechtszekerheid,
gelijkheid en evenredigheid. Haar adviezen werden niet alleen niet opgevolgd,
het “memo-Palmen” werd lang buiten de openbaarheid gehouden. Het kabinet
beloofde een ruimhartige vergoeding, maar de afhandeling daarvan kan nog wel
tot 2030 duren. Er is onvoldoende capaciteit om alle aanmeldingen binnen de
wettelijke termijn te beoordelen.
Er is een crisis in de asielopvang doordat de overheid de uitgaven
structureel te laag inschat. Dat leidde niet alleen vaak tot problemen in de
opvang, asielzoekers die de nacht in de buitenlucht moesten doorbrengen, maar
ook tot hogere uitgaven omdat de opvangkosten hoger zijn als eerder gesloten
locaties heropend moeten worden of als noodopvang nodig is. Het huidige kabinet
besloot tot de juridisch (en moreel) onhoudbare opschorting van de uitvoering
van de nareisregeling.
De overheid heeft te weinig oog gehad voor de nadelige gevolgen van de
aardgaswinning voor de tweehonderdduizend Groningse inwoners van het winningsgebied.
Volgens de parlementaire Commissie Aardgaswinning zijn de belangen van de
Groninger structureel genegeerd. De Staat is "ernstig
tekortgeschoten" in het behartigen van de publieke belangen, zoals de
veiligheid en gezondheid van Groningers. Er was jarenlang onwil om te erkennen
dat gaswinning aardbevingen kan veroorzaken. Onderzoeken van de risico’s op
zwaardere aardbevingen werden „niet nauwkeurig gelezen”. Het argument dat de
“leveringszekerheid” in gevaar dreigde te komen bij vermindering van gaswinning
kenschetst de Commissie als een opgetrokken “rookgordijn”.
Het is een opsomming van crises die voor een deel heel rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met een toename van bestaansonzekerheid. En voor een ander deel bij een groot deel van de bevolking de indruk moet hebben gewekt van een overheid die zijn bestaan als hoeder van het iedereen-telt-mee niet langer serieus neemt. Van een luchthartige overheid, die de "marktvuistregel" hanteert, zelfredzaamheid predikt en zijn handen in onschuld wast.
Leidde die toename van bestaansonzekerheid ook inderdaad tot een toename van rechts-extremisme? Wordt vervolgd. Hier het vervolg.