Een blog over toepassingen van sociale wetenschap op persoonlijke en maatschappelijke vraagstukken op het gebied van de bevordering van welzijn/gezondheid en pro-sociaal gedrag/coöperatie.
zondag 30 juni 2013
Muziek voor de zondagochtend - Smetana, Quartet No.1 "From My Life" - 4. Vivace
Maarten 't Hart verdiepte zich in Een dienstreis naar Göteborg, dat zo fraai begint met de zin "Met echte schrijvers op stap, wie zou dat niet willen?", in de Tsjechische componist Bedrich Smetana, die een groot deel van zijn leven in Göteborg doorbracht. Hij probeert daar sporen van dat verblijf terug te vinden, maar dat blijft bij een vrij hopeloze zoektocht. In zijn eentje, want andere schrijvers blijken niet geïnteresseerd, wat hem vooral van Anna Enquist erg tegenvalt.
't Hart is vooral verzot op de negen opera's van Smetana. Maar ook de twee strijkkwartetten vindt hij magnifiek. Ik word altijd enthousiast van Maartens muzikale aanprijzingen, als daar zijn: kostelijk, hartverwarmend, adembenemend, onvergankelijk. tot tranen toe roerend, verrukkelijk, en zo gaat dat door. Je wilt dan meteen de cd's uit de kast halen. Of zoals hier luisteren en kijken naar het geweldige (!) Jerusalem Kwartet, dat het laatste deel speelt van het eerste strijkkwartet.
vrijdag 28 juni 2013
Ouderschapsonderwijs als ijzeren consequentie van de mythe van de opvoedbaarheid
Jan Willems, onderzoeker structurele preventie van kindermishandeling aan de Universiteit van Maastricht, volgt de ijzeren logica van de mythe van de opvoedbaarheid. Zie de link onderaan.
Hij heeft gelijk dat er redenen zijn voor grote zorg. Jaarlijks heeft circa tien procent van de kinderen in Nederland (dat is ruim driehonderdduizend) te maken met verwaarlozing, seksueel misbruik of fysiek en emotioneel geweld binnen het gezin. Daarom stelt hij ouderschapsonderwijs voor. Want er zou een fundamenteel recht van kinderen moeten zijn op veilige gehechtheid. Een op de drie kinderen is niet veilig gehecht. Daarom moeten we ouders leren en in staat stellen om sensitieve opvoeders te zijn. Door cursussen voor ouders en een minimumstandaard voor competent ouderschap.
De bedoelingen zijn natuurlijk goed. Maar Willems gaat er helemaal van uit dat goed opgevoed worden door de ouders voldoende en precies goed is voor de ontwikkeling van veilige gehechtheid en voor een gunstige sociale en morele ontwikkeling. En dat is een toestand die in de loop van de mensheidsgeschiedenis nooit heeft bestaan. Aan ouders is deze opvoedingstaak nooit toebedeeld. Altijd was er de gemeenschapskring van grootouders, familie, vrienden en buren, waarin kinderen veilig konden opgroeien en zich ontwikkelen. Nu die er veel minder is, kunnen we niet zomaar verwachten dat ouders in hun eentje daarvoor een vervanging zijn.
Ook niet als we ze verplichten tot ouderschapscursussen. Of als we, in de woorden van Willems, "een professioneel zorgcontinuüm" garanderen. Want, zoals hij zelf ook inziet, ontbreekt het de beroepsgroepen en de beroepskrachten aan de kennis en vaardigheden die nodig zijn om (aanstaande) ouders en kinderen effectief bij te staan. Er nog van afgezien dat die kennis en vaardigheden inherent beperkt en onvolkomen zijn.
We moeten dus gaan inzien dat we de schadelijke gevolgen van het sociale isolement van gezinnen niet kunnen bestrijden met ouderschapscursussen en professionele hulpverlening. Dat gewone sociale netwerk van stabiele en vertrouwde relaties rondom het gezin is niet te vervangen door kennisoverdracht en professionals. Er zijn problemen waarvoor "deskundigheid" geen oplossing is. Denk aan de Overheidsonmacht in de jeugdzorg. Een pleidooi voor omwegbeleid.
Maastrichtse onderzoeker pleit voor ouderschapsonderwijs - Maastricht - dichtbij.nl - Maastricht:
'via Blog this'
Hij heeft gelijk dat er redenen zijn voor grote zorg. Jaarlijks heeft circa tien procent van de kinderen in Nederland (dat is ruim driehonderdduizend) te maken met verwaarlozing, seksueel misbruik of fysiek en emotioneel geweld binnen het gezin. Daarom stelt hij ouderschapsonderwijs voor. Want er zou een fundamenteel recht van kinderen moeten zijn op veilige gehechtheid. Een op de drie kinderen is niet veilig gehecht. Daarom moeten we ouders leren en in staat stellen om sensitieve opvoeders te zijn. Door cursussen voor ouders en een minimumstandaard voor competent ouderschap.
De bedoelingen zijn natuurlijk goed. Maar Willems gaat er helemaal van uit dat goed opgevoed worden door de ouders voldoende en precies goed is voor de ontwikkeling van veilige gehechtheid en voor een gunstige sociale en morele ontwikkeling. En dat is een toestand die in de loop van de mensheidsgeschiedenis nooit heeft bestaan. Aan ouders is deze opvoedingstaak nooit toebedeeld. Altijd was er de gemeenschapskring van grootouders, familie, vrienden en buren, waarin kinderen veilig konden opgroeien en zich ontwikkelen. Nu die er veel minder is, kunnen we niet zomaar verwachten dat ouders in hun eentje daarvoor een vervanging zijn.
Ook niet als we ze verplichten tot ouderschapscursussen. Of als we, in de woorden van Willems, "een professioneel zorgcontinuüm" garanderen. Want, zoals hij zelf ook inziet, ontbreekt het de beroepsgroepen en de beroepskrachten aan de kennis en vaardigheden die nodig zijn om (aanstaande) ouders en kinderen effectief bij te staan. Er nog van afgezien dat die kennis en vaardigheden inherent beperkt en onvolkomen zijn.
We moeten dus gaan inzien dat we de schadelijke gevolgen van het sociale isolement van gezinnen niet kunnen bestrijden met ouderschapscursussen en professionele hulpverlening. Dat gewone sociale netwerk van stabiele en vertrouwde relaties rondom het gezin is niet te vervangen door kennisoverdracht en professionals. Er zijn problemen waarvoor "deskundigheid" geen oplossing is. Denk aan de Overheidsonmacht in de jeugdzorg. Een pleidooi voor omwegbeleid.
Maastrichtse onderzoeker pleit voor ouderschapsonderwijs - Maastricht - dichtbij.nl - Maastricht:
'via Blog this'
donderdag 27 juni 2013
Angst voor vreemden en het sociaal isolement van gezinnen
In de pas verschenen studie The development of stranger fear in infancy and toddlerhood: normative development, individual differences, antecedents, and outcomes (betaalpoort) laten onderzoekers zien wanneer bij peuters en kleuters de bekende angst voor vreemden opkomt en hoe die zich ontwikkelt. We zien verschillende trajecten tot en met het derde jaar. Bij sommige kinderen blijft die angst hoog of neemt hij zelfs toe; bij anderen is er een afname te zien. Bekend is dat een hoog niveau van angst voor vreemden op vroege leeftijd samenhangt met de kans op extreme verlegenheid en angststoornissen op latere leeftijd.
Waarom die angst voor vreemden? Je zou kunnen denken dat die angst nuttig is en dat er daardoor in het verleden op is geselecteerd. Hij zou onderdeel kunnen zijn van het hechtingsproces, dus de neiging om zich te hechten aan de verzorger(s) die voor het kind een veilige basis verschaffen en om bij hen in de buurt te blijven. Niets aan de hand dus. Maar er is blijkbaar een risicofactor: hoe groter die vroege angst voor vreemden, hoe meer kans op latere extreme verlegenheid en angststoornis.
Waar zou de mate van angst voor vreemden van afhangen? Dat onderzoek hierboven genoemd wijst uit dat er een erfelijke factor in het spel is. Maar ook een omgevingsfactor, namelijk het gedrag van de moeder. Als kinderen een moeder meemaken die zelf moeite heeft met omgang met vreemden, dan is de kans op angst voor vreemden groter. Het kan zijn dat beide factoren er aan meehelpen dat angst voor vreemden zo veel voorkomt en in stand blijft.
Je zou denken dat het veel uitmaakt of een gezin meer of minder sociaal geïsoleerd is. Als baby's en peuters alleen maar heel veel tijd doorbrengen in die schoot van het gezinnetje, in plaats van al vroeg met veel anderen, buren, familie en vrienden, in aanraking te komen, dan zou jeminder meer angst voor vreemden verwachten. Maar in het onderzoek dat ik ken, is daar geen aandacht aan besteed. Waarschijnlijk te moeilijk om te meten.
Zou het dan zo zijn dat kinderen die opgroeien in jagers-verzamelaarssamenlevingen, in de Paleo Sociale Omgeving, waar kinderen coöperatief worden grootgebracht, geen angst voor vreemden ontwikkelen? Ik sloeg even Mothers and Others. The Evolutionary Origins of Mutual Understanding van Sarah Blaffer Hrdy op en las (p. 133-134):
Dat suggereert dat we die angst voor vreemden, en dus die grotere kans op verlegenheid en angststoornissen, de wereld uit zouden kunnen helpen als we er in zouden slagen om het sociale isolement van gezinnen terug te dringen.
Waarom die angst voor vreemden? Je zou kunnen denken dat die angst nuttig is en dat er daardoor in het verleden op is geselecteerd. Hij zou onderdeel kunnen zijn van het hechtingsproces, dus de neiging om zich te hechten aan de verzorger(s) die voor het kind een veilige basis verschaffen en om bij hen in de buurt te blijven. Niets aan de hand dus. Maar er is blijkbaar een risicofactor: hoe groter die vroege angst voor vreemden, hoe meer kans op latere extreme verlegenheid en angststoornis.
Waar zou de mate van angst voor vreemden van afhangen? Dat onderzoek hierboven genoemd wijst uit dat er een erfelijke factor in het spel is. Maar ook een omgevingsfactor, namelijk het gedrag van de moeder. Als kinderen een moeder meemaken die zelf moeite heeft met omgang met vreemden, dan is de kans op angst voor vreemden groter. Het kan zijn dat beide factoren er aan meehelpen dat angst voor vreemden zo veel voorkomt en in stand blijft.
Je zou denken dat het veel uitmaakt of een gezin meer of minder sociaal geïsoleerd is. Als baby's en peuters alleen maar heel veel tijd doorbrengen in die schoot van het gezinnetje, in plaats van al vroeg met veel anderen, buren, familie en vrienden, in aanraking te komen, dan zou je
Zou het dan zo zijn dat kinderen die opgroeien in jagers-verzamelaarssamenlevingen, in de Paleo Sociale Omgeving, waar kinderen coöperatief worden grootgebracht, geen angst voor vreemden ontwikkelen? Ik sloeg even Mothers and Others. The Evolutionary Origins of Mutual Understanding van Sarah Blaffer Hrdy op en las (p. 133-134):
What is striking about the worldview of foragers (among people as widely dispersed as the Mbuti of Central Africa, Nayaka foragers of South India, the Batek of Malaysia, Australian Aborigins, and the North-American Cree) is that they tend to share a view of their physical environment as a "giving" place occupied by others who are also liable to be well-disposed and generous. They view their physical world as being in line with benevolent social relationships. (...)
Confidence about one's place in the world does not mean life is necessarily easy (...) Yet by definition, individuals who did survive would have done so surrounded by others who cared for and shared with them. This endowed them with a personal confidence notably different from that of many modern people who grow up in environments with more available resources but less caring. People with French and German agricultural ancestors like my own are more likely to have been reared to beware of strangers. Many of us were put to bed with folktales about the world "outside over there", a scary place peopled by impoverished widows, cruel stepmothers, hungry orphanes, and unwanted children who lived surrounded by a dangerous forest where malign creatures - wolves and witches - lurked. To an Mbuti child, the forest is not so much dangerous as nurturing - it is an benignly encompassing mother-figure. Such a child is taught to be at least intially (until encountering information to the contrary) curious rather than fearful of outsiders.Waarna een bespreking volgt van het onderzoek van Barry Hewlett, Michael Lamb en anderen (pdf), dat laat zien dat inderdaad kinderen van jagers-verzamelaars meer aanvankelijk vertrouwen hebben in anderen en minder last hebben van angst voor vreemden.
Dat suggereert dat we die angst voor vreemden, en dus die grotere kans op verlegenheid en angststoornissen, de wereld uit zouden kunnen helpen als we er in zouden slagen om het sociale isolement van gezinnen terug te dringen.
dinsdag 25 juni 2013
Diederik Samsom nog niet bij zinnen
Dit is een vervolg op het vorige bericht.
Dat Diederik Samsom vandaag de private sector oproept om meer te besteden, wijst er op dat hij nog niet bij zinnen is. Voor het stimuleren van de economie in een tijd waarin particulieren massaal hebben besloten om hun schulden terug te brengen, daar hebben we nu juist de overheid voor nodig.
Het in stand houden van de totale bestedingen is nodig omdat de economie van een land nu eenmaal een kringloop is. Maar burgers bevinden zich met zijn allen in het publieke goed-dilemma van de paradox of thrift: iedereen zou er van profiteren als anderen meer zouden gaan besteden, maar voor iedereen is het individueel beter om dat niet te doen. Dat leidt zonder overheidsingrijpen tot een slecht evenwicht: doorgaande recessie.
Het dan stimuleren van de economie is een van die cruciale overheidstaken waar juist de sociaal-democratie in het verleden voor opkwam.
Dat Diederik Samsom vandaag de private sector oproept om meer te besteden, wijst er op dat hij nog niet bij zinnen is. Voor het stimuleren van de economie in een tijd waarin particulieren massaal hebben besloten om hun schulden terug te brengen, daar hebben we nu juist de overheid voor nodig.
Het in stand houden van de totale bestedingen is nodig omdat de economie van een land nu eenmaal een kringloop is. Maar burgers bevinden zich met zijn allen in het publieke goed-dilemma van de paradox of thrift: iedereen zou er van profiteren als anderen meer zouden gaan besteden, maar voor iedereen is het individueel beter om dat niet te doen. Dat leidt zonder overheidsingrijpen tot een slecht evenwicht: doorgaande recessie.
Het dan stimuleren van de economie is een van die cruciale overheidstaken waar juist de sociaal-democratie in het verleden voor opkwam.
Moet Nederland de eigen economie schaden om de euro in stand te houden? Hoe lang duurt het nog voor de sociaal-democratie bij zinnen komt?
Arie Glebbeek reageert als volgt op het bericht Wouter Bos vindt doorgaan met fout beleid verstandig (zie ook opmerking bij het bericht):
Maar als je daar nog even verder bij stilstaat, dan besef je dat dat hele Europese project ergens in zijn geschiedenis gekaapt is door precies die neo-liberale ideologie. De Europese leiders zijn in staat geweest de aandacht af te leiden van die onverantwoorde geldstromen van Duitse (en Nederlandse) banken naar de zuidelijke periferie van de eurozone. Zodat ze toen die zeepbellen barstten, die overheden daar de schuld van konden geven. Die waren immers in de problemen geraakt doordat ze veel te veel geld hadden uitgegeven en veel te royaal voor de eigen burgers waren geweest. Wat niet klopte met de feiten, afgezien van Griekenland. Maar het paste zo mooi in het straatje van de ideologie van de kleine overheid.
En dat Europese Stabiliteitspact, dat begrotingstekorten hoger dan 3 procent verbiedt, is duidelijk neo-liberaal in die zin dat de overheid maar zeer beperkt een macro-economisch beleid mag voeren. De markt moet zijn werk doen en een recessie is reinigend. De overheid kan dat proces alleen maar verstoren. Massawerkloosheid? Niets aan doen, is onderdeel van die reiniging. Een ingebouwde schuldenrem, die de overheid machteloos maakt, juist in tijden waarin we hem nodig hebben. "Wat een dwaas iets om te doen", verzuchtte James Galbraith eind vorig jaar (zie James Galbraith: Doen we het samen of is het ieder voor zich?)
Blijven we met de vraag zitten hoe het heeft kunnen gebeuren dat de Europese sociaal-democratie zich bij deze neo-liberale dominantie heeft kunnen neerleggen. En hoe lang het nog duurt voor ze bij zinnen komen.
Met de hem kenmerkende eerlijkheid zegt Wouter Bos wat zijn partijgenoten niet hardop durven zeggen: het bezuinigingsbeleid heeft een louter politiek motief. Preciezer gezegd: het is ons offer op het altaar van de euro. Hoe kan het ook anders? Om binnen de euro te blijven, hebben de zuidelijke landen geen andere route dan interne devaluatie. Dat harde afbraakbeleid waarin de regeringen voorop moeten gaan, kan intern alleen worden afgedwongen via de schijnbaar externe regels van het Europese begrotingspact. Om die regels geloofwaardig te houden, moeten alle lidstaten zich eraan houden. Ook wanneer dat, zoals nu in Nederland, de eigen economie en arbeidsmarkt schaadt. Maar voor de Partij van de Arbeid (en voor D66 en GroenLinks) is Europa het hoogste doel en voor die politieke prioriteit moet alles wijken.Oké, maar toch is er meer aan de hand. Want dat bezuinigingsbeleid wordt natuurlijk ook gemotiveerd door de ideologie van de kleinere overheid. De crisis is in het neo-liberale denken een mooie kans om die versmade overheid een kopje kleiner te maken. (Ja, het is versmade, niet versmaadde.) Ik moest ze even opzoeken, maar hier zijn de berichten met de link naar een speech waarin Mark Rutte dat met zoveel woorden zegt: Republikeinen daar en de VVD hier: de ideologie van de kleine overheid en De verborgen agenda van het bezuinigingsbeleid (hoewel verborgen). Die dateren al weer van anderhalf half jaar terug! Niets opgeschoten.
Maar als je daar nog even verder bij stilstaat, dan besef je dat dat hele Europese project ergens in zijn geschiedenis gekaapt is door precies die neo-liberale ideologie. De Europese leiders zijn in staat geweest de aandacht af te leiden van die onverantwoorde geldstromen van Duitse (en Nederlandse) banken naar de zuidelijke periferie van de eurozone. Zodat ze toen die zeepbellen barstten, die overheden daar de schuld van konden geven. Die waren immers in de problemen geraakt doordat ze veel te veel geld hadden uitgegeven en veel te royaal voor de eigen burgers waren geweest. Wat niet klopte met de feiten, afgezien van Griekenland. Maar het paste zo mooi in het straatje van de ideologie van de kleine overheid.
En dat Europese Stabiliteitspact, dat begrotingstekorten hoger dan 3 procent verbiedt, is duidelijk neo-liberaal in die zin dat de overheid maar zeer beperkt een macro-economisch beleid mag voeren. De markt moet zijn werk doen en een recessie is reinigend. De overheid kan dat proces alleen maar verstoren. Massawerkloosheid? Niets aan doen, is onderdeel van die reiniging. Een ingebouwde schuldenrem, die de overheid machteloos maakt, juist in tijden waarin we hem nodig hebben. "Wat een dwaas iets om te doen", verzuchtte James Galbraith eind vorig jaar (zie James Galbraith: Doen we het samen of is het ieder voor zich?)
Blijven we met de vraag zitten hoe het heeft kunnen gebeuren dat de Europese sociaal-democratie zich bij deze neo-liberale dominantie heeft kunnen neerleggen. En hoe lang het nog duurt voor ze bij zinnen komen.
maandag 24 juni 2013
Streng opvoeden is geen oplossing. Maar wat dan wel? De oplossing ligt helemaal niet in het opvoeden
Gabriëlle Jurriaans en Annemiek Verbeek verzetten zich in De Volkskrant van zaterdag terecht tegen de trend van het strenge opvoeden. Hier is de tekst online. Maar wat dan wel? Met die vraag blijf je na lezing toch wat zitten. Want het lijkt alsof er dan een andere manier van opvoeden is die wel precies goed is en alle problemen oplost.
Is die er? Ik denk het eigenlijk niet. En dat zeg ik ook in datzelfde artikel, want Gabriëlle en Annemiek geven mij daarin het woord. In de volgende passage:
Toch blijft, zoals gezegd, in het artikel de suggestie hangen dat de oplossing ligt in het beter opvoeden. Zoals in de laatste twee alinea's:
Is die er? Ik denk het eigenlijk niet. En dat zeg ik ook in datzelfde artikel, want Gabriëlle en Annemiek geven mij daarin het woord. In de volgende passage:
Socioloog Henk de Vos is ervan overtuigd dat kinderen alleen sociaal en moreel gedrag leren door ermee in aanraking te komen. Dit 'voorleven' werkt vooral in een rijke sociale omgeving, waar het kind dagelijks in aanraking komt met veel verschillende mensen die op een redelijke manier met elkaar omgaan en conflicten oplossen. Daar is een sterke buurt voor nodig, waar mensen elkaar een beetje kennen.
In onze seculiere, geliberaliseerde samenleving is dat grote sociale netwerk nou juist gesneuveld. We hebben ons teruggetrokken achter de veilige muren van het gezin, met het bordje 'Niet mee bemoeien' op de voordeur. Het kerngezin leeft geïsoleerder dan vijftig jaar terug. Kinderen leven in hokjes: van school, naar de opvang, naar huis, maar van een gemeenschap is nog amper sprake. Ouders worden meer dan voorheen aangesproken op en verantwoordelijk gehouden voor het gedrag van hun kinderen, terwijl diezelfde kinderen in die schrale omgeving dus helemaal niet genoeg kúnnen leren over sociaal gedrag.Het probleem is dus niet dat ouders verkeerd zijn gaan opvoeden, maar dat kinderen steeds minder die rijke sociale omgeving om zich heen aantreffen die ze nodig hebben voor hun sociale en morele ontwikkeling. De oplossing ligt er dan ook niet in dat ouders beter moeten opvoeden, maar dat we minder op de opvoedbaarheid van kinderen moeten vertrouwen. En moeten ophouden met ouders er de schuld van te geven dat er problemen zijn met onze jeugd. Zie de berichten op dit blog over de mythe van de opvoedbaarheid, zoals hier, hier en hier.
Toch blijft, zoals gezegd, in het artikel de suggestie hangen dat de oplossing ligt in het beter opvoeden. Zoals in de laatste twee alinea's:
Streng zijn creëert juist wat we willen voorkomen: kinderen die zich niet om anderen bekommeren, omdat er amper naar hén geluisterd is en ze amper hebben geoefend met sociaal gedrag. En het haalt wel alle lol en liefde uit het opvoeden. Willen we dat de maatschappij er een is van samenhang en begrip, dan zullen we onze kinderen vanaf het allereerste moment met mededogen en liefde moeten bezien.
Grenzen kun je ook aangeven zonder dat je een kind als puppy probeert te trainen. Met goed voorleven geef je kinderen de boodschap mee dat hun behoeften en emoties er net zo goed toe doen als die van anderen. Dat is niet hetzelfde als alles maar goed vinden. Kinderen doen wat jij doet en niet wat je zegt.
Het blijft lastig om echt de consequenties te trekken uit het toegenomen sociale isolement van de gezinnen. En in te zien dat dus de oplossing voor een groot deel ligt in hoe we met zijn allen onze maatschappij inrichten. En ons gaan inspannen voor Buurten voor kinderen.
zondag 23 juni 2013
Muziek voor de zondagochtend - Mary Gauthier, Last of the Hobo Kings
Bruce Springsteen trad gisteren op in Nijmegen in het Goffert-stadion voor 60.000 bewonderaars. Daar was ik wel graag bij geweest.
Maar wanneer komt Mary Gauthier weer naar Nederland? Hier samen met Tania Elisabeth in The Last of the Hobo Kings. Mooie tekst, met een verwijzing naar John Steinbecks The Grapes of Wrath. We doen de Grote Depressie nog een keer over, omdat degenen aan de macht in de waan verkeren dat dat nodig is. Een verschil met toen is dat landloperij een misdrijf is geworden. Oké, romantisering van ellende, dat klopt wel een beetje. Maar aangrijpend. Zie de tekst onderaan.
Steam Train Maury died last night
His wife Wanda by his side
Caught the Westbound out of here
Hopped the high irons to the by and by
They say he jumped ten thousand trains
Rode a million miles for free
Helped out at VA hospitals and penitentiary’s
Dandy Dave, Rusty Nails and Sweet Lady Sugar Cane
Dead Eye Kate and the Baloney Kid raise their cups tonight in Steam Train’s name
Senators, congressmen, puppets on a string
Among the windswept vagabonds Steam Train was the king
The last of the hobo kings, the last of the hobo kings
Now bums just drink and wander round
Tramps dream and wander too
But a hobo was a pioneer who preferred to work for food
He knew how his nation’s doing
By the length of a side walk cigarette butt
Born with an aching wanderlust
Embedded in his gut
Hounded, beaten, laughed at, broke
Chased out of every town
With a walking stick scepter
And a shredded coffee can crown
The last of the hobo king, the last of the hobo kings
The last free men are hoboes
Steinbeck said, and he paid cash
And the stories that he bought from them
Helped write the Grapes of Wrath
But boxcars have been sealed for years
And trespassers do time
And the railroad yards are razor wired
And hoboing’s a crime
So here’s to you Steam Train Maury
Hold that Westbound tight
As you ride off into history
The last hobo, the last ride
The last of the hobo king, the last of the hobo kings
Maar wanneer komt Mary Gauthier weer naar Nederland? Hier samen met Tania Elisabeth in The Last of the Hobo Kings. Mooie tekst, met een verwijzing naar John Steinbecks The Grapes of Wrath. We doen de Grote Depressie nog een keer over, omdat degenen aan de macht in de waan verkeren dat dat nodig is. Een verschil met toen is dat landloperij een misdrijf is geworden. Oké, romantisering van ellende, dat klopt wel een beetje. Maar aangrijpend. Zie de tekst onderaan.
Steam Train Maury died last night
His wife Wanda by his side
Caught the Westbound out of here
Hopped the high irons to the by and by
They say he jumped ten thousand trains
Rode a million miles for free
Helped out at VA hospitals and penitentiary’s
Dandy Dave, Rusty Nails and Sweet Lady Sugar Cane
Dead Eye Kate and the Baloney Kid raise their cups tonight in Steam Train’s name
Senators, congressmen, puppets on a string
Among the windswept vagabonds Steam Train was the king
The last of the hobo kings, the last of the hobo kings
Now bums just drink and wander round
Tramps dream and wander too
But a hobo was a pioneer who preferred to work for food
He knew how his nation’s doing
By the length of a side walk cigarette butt
Born with an aching wanderlust
Embedded in his gut
Hounded, beaten, laughed at, broke
Chased out of every town
With a walking stick scepter
And a shredded coffee can crown
The last of the hobo king, the last of the hobo kings
The last free men are hoboes
Steinbeck said, and he paid cash
And the stories that he bought from them
Helped write the Grapes of Wrath
But boxcars have been sealed for years
And trespassers do time
And the railroad yards are razor wired
And hoboing’s a crime
So here’s to you Steam Train Maury
Hold that Westbound tight
As you ride off into history
The last hobo, the last ride
The last of the hobo king, the last of the hobo kings
zaterdag 22 juni 2013
Wouter Bos vindt doorgaan met fout beleid verstandig
Volgens de Volkskrant vindt oud-minister van Financiën Wouter Bos het 'als econoom' onverstandig om zoveel te bezuinigen als nu het plan is. Hij moet dat bij Knevel en Van den Brink gezegd hebben. Zie de link onderaan.
Maar daartegenover vindt hij het politiek gezien verstandig om het juist wel te doen.
Merkwaardig dat je een economisch gezien slecht beleid aanbeveelt. Wat is dan dat politieke argument? Welnu, Nederland heeft in het verleden andere landen juist de les gelezen dat ze te weinig bezuinigden. Denk aan Jan Kees de Jager toen en tegenwoordig aan Jeroen Dijsselbloem. En zo zegt Bos we zouden ongeloofwaardig worden als wij nu zelf de crisis op een andere, en dus volgens hem betere(!), manier bestrijden.
Maar Wouter, is het dan zo geloofwaardig om door te gaan met een economisch gezien fout beleid? En is het zo geloofwaardig om niet toe te geven dat je in het verleden aan anderen een economisch gezien fout beleid hebt opgelegd?
Wouter Bos 'als econoom' vindt bezuinigen onverstandig - Binnenland - VK:
'via Blog this'
Maar daartegenover vindt hij het politiek gezien verstandig om het juist wel te doen.
Merkwaardig dat je een economisch gezien slecht beleid aanbeveelt. Wat is dan dat politieke argument? Welnu, Nederland heeft in het verleden andere landen juist de les gelezen dat ze te weinig bezuinigden. Denk aan Jan Kees de Jager toen en tegenwoordig aan Jeroen Dijsselbloem. En zo zegt Bos we zouden ongeloofwaardig worden als wij nu zelf de crisis op een andere, en dus volgens hem betere(!), manier bestrijden.
Maar Wouter, is het dan zo geloofwaardig om door te gaan met een economisch gezien fout beleid? En is het zo geloofwaardig om niet toe te geven dat je in het verleden aan anderen een economisch gezien fout beleid hebt opgelegd?
Wouter Bos 'als econoom' vindt bezuinigen onverstandig - Binnenland - VK:
'via Blog this'
vrijdag 21 juni 2013
Helpen buurtinterventies om leefbaarheid te vergroten? Kritiek op het onderzoek van Vasco Lub
Omdat het werkterrein van dit blog veel te breed is om door één persoon te worden bestreken, komen er dagelijks kwesties voorbij die ik door tijdgebrek moet laten liggen. Ongeveer een maand geleden was dat de kwestie of de leefbaarheid van buurten door interventies kan worden vergroot. Vasco Lub deed daar zijn promotie-onderzoek naar en hij schreef daarover een bericht op de site van Sociale Vraagstukken.
De resultaten van zijn onderzoek komen er op neer dat er weinig of eigenlijk geen aanwijzingen zijn voor de beoogde werking van die interventies. Om welke interventies ging het? Om het bevorderen van contacten tussen bewoners, om het bevorderen van participatie door bewoners, om gedragscodeprojecten, om straatcoaches en om het bevorderen van sport in de buurt.
Vasco Lub zou gelijk kunnen hebben, maar het leek me toen dat ik dat proefschrift nog wel eens zou moeten checken. Was er nog niet van gekomen en ik weet niet of dat nog verandert. Maar gelukkig is er nu Kees Fortuin die dat wel heeft gedaan en daar, ook op Sociale Vraagstukken, over bericht. Hij lijkt belangrijke kritiek te hebben, o.a. op Lubs beperking van leefbaarheid tot veiligheid en sociale controle. Ook moet Lub de literatuur selectief hebben gelezen.
Ik geef het maar door. Met de gelatenheid die voortkomt uit het besef dat mijn mogelijkheden beperkt zijn.
Onderzoek naar wijkinterventies is heel willekeurig
De resultaten van zijn onderzoek komen er op neer dat er weinig of eigenlijk geen aanwijzingen zijn voor de beoogde werking van die interventies. Om welke interventies ging het? Om het bevorderen van contacten tussen bewoners, om het bevorderen van participatie door bewoners, om gedragscodeprojecten, om straatcoaches en om het bevorderen van sport in de buurt.
Vasco Lub zou gelijk kunnen hebben, maar het leek me toen dat ik dat proefschrift nog wel eens zou moeten checken. Was er nog niet van gekomen en ik weet niet of dat nog verandert. Maar gelukkig is er nu Kees Fortuin die dat wel heeft gedaan en daar, ook op Sociale Vraagstukken, over bericht. Hij lijkt belangrijke kritiek te hebben, o.a. op Lubs beperking van leefbaarheid tot veiligheid en sociale controle. Ook moet Lub de literatuur selectief hebben gelezen.
Ik geef het maar door. Met de gelatenheid die voortkomt uit het besef dat mijn mogelijkheden beperkt zijn.
Onderzoek naar wijkinterventies is heel willekeurig
donderdag 20 juni 2013
Kunnen wij wereldburgers zijn? Een beetje
De morele intuïtie dat je anderen hoort bij te staan en hen geen leed hoort te berokkenen ontwikkelen we bij het opgroeien in het persoonlijke sociale domein, als dat soort gedrag er maar genoeg in voorkomt. En dat lijkt een voorwaarde te zijn voor de werking van die intuïtie tegenover vreemden en anonieme anderen.
Maar kan het sociale bereik van die intuïtie zich uitstrekken tot het sociale domein van de gehele mensheid? In de zin dat je je bij alle mensen op de wereld betrokken voelt en bereid bent om hen bij te staan als ze in nood verkeren?
Om vast te stellen in hoeverre mensen zich betrokken kunnen voelen bij de gehele mensheid hebben Amerikaanse onderzoekers het volgende vragenlijstje ontwikkeld (zie Identification With All Humanity as a Moral Concept and Psychological Construct van Sam McFarland, Derek Brown en Matthew Webb (betaalpoort)):
Dat geeft toch te denken. Hoewel wij mensen als sociale dieren zijn geëvolueerd in kleine groepen van personen die elkaar hun leven lang kennen, waarin we als min of meer vanzelfsprekend hebben leren samenwerken, zijn we in de hedendaagse, geglobaliseerde sociale omgeving kennelijk toch in staat om tenminste "een beetje" morele gevoelens te hebben voor de zo ongeveer 7 miljard mensen die de wereldbevolking nu telt. En dat zijn niet alleen maar woorden, want onderzoek laat zien dat mensen die hoger scoren, zich ook meer zorgen maken over de opwarming van de aarde, over mensenrechten en dat soort zaken.
Opvallend vond ik ook dat de antwoorden op a, b en c positief met elkaar samenhangen. Je hoort wel eens, vrij vaak zelfs, de gedachte dat mensen die zich meer bekommeren om hun naasten (hun eigen ingroup), zich minder gelegen laten liggen aan buitenstaanders of daar zelfs vijandig tegenover staan (de outgroup). En dat degene die zich druk maakt over het lot van de mensheid, zich in de eigen kring van familie en vrienden niet weet te gedragen. Dat zal natuurlijk wel eens voorkomen, maar de grote lijn is dus die van een positieve samenhang. (Zie daarover ook Marilynn Brewer).
Dat wijst er op dat het aanleren van die morele intuïties in de persoonlijke sociale omgeving van kinderen cruciaal is, ook voor hun handelen als wereldburger. Goed om te weten.
Maar kan het sociale bereik van die intuïtie zich uitstrekken tot het sociale domein van de gehele mensheid? In de zin dat je je bij alle mensen op de wereld betrokken voelt en bereid bent om hen bij te staan als ze in nood verkeren?
Om vast te stellen in hoeverre mensen zich betrokken kunnen voelen bij de gehele mensheid hebben Amerikaanse onderzoekers het volgende vragenlijstje ontwikkeld (zie Identification With All Humanity as a Moral Concept and Psychological Construct van Sam McFarland, Derek Brown en Matthew Webb (betaalpoort)):
1. How much do you identify with (that is, feel a part of, feel love toward, have concern for) each of the following?
a. People in my community
b. Americans
c. All humans everywhere
2. When they are in need, how much do you want to help:
a. People in my communityMensen konden daarop antwoorden op een schaal van 1 (helemaal niet) tot 5 (heel veel). Gemiddeld blijken mensen dan het antwoord 3 (een beetje) te kiezen als het om alle mensen gaat. Dat is ongeveer een half punt lager dan het gemiddelde voor de twee andere groepen. Iets minder dan 15 procent maakt daarmee echter geen verschil: ze zijn even betrokken en hulpvaardig tegenover de gehele mensheid dan tegenover familie, vrienden, buren en landgenoten.
b. Americans
c. People all over the world
Dat geeft toch te denken. Hoewel wij mensen als sociale dieren zijn geëvolueerd in kleine groepen van personen die elkaar hun leven lang kennen, waarin we als min of meer vanzelfsprekend hebben leren samenwerken, zijn we in de hedendaagse, geglobaliseerde sociale omgeving kennelijk toch in staat om tenminste "een beetje" morele gevoelens te hebben voor de zo ongeveer 7 miljard mensen die de wereldbevolking nu telt. En dat zijn niet alleen maar woorden, want onderzoek laat zien dat mensen die hoger scoren, zich ook meer zorgen maken over de opwarming van de aarde, over mensenrechten en dat soort zaken.
Opvallend vond ik ook dat de antwoorden op a, b en c positief met elkaar samenhangen. Je hoort wel eens, vrij vaak zelfs, de gedachte dat mensen die zich meer bekommeren om hun naasten (hun eigen ingroup), zich minder gelegen laten liggen aan buitenstaanders of daar zelfs vijandig tegenover staan (de outgroup). En dat degene die zich druk maakt over het lot van de mensheid, zich in de eigen kring van familie en vrienden niet weet te gedragen. Dat zal natuurlijk wel eens voorkomen, maar de grote lijn is dus die van een positieve samenhang. (Zie daarover ook Marilynn Brewer).
Dat wijst er op dat het aanleren van die morele intuïties in de persoonlijke sociale omgeving van kinderen cruciaal is, ook voor hun handelen als wereldburger. Goed om te weten.
woensdag 19 juni 2013
Wat is eigenlijk het economische model achter het toch maar, bij nader inzien, minder bezuinigen? Over intellectuele integriteit
Dat de financieel-politiek-economische goegemeente in 2010 tot de overtuiging kwam dat bezuinigen de enige oplossing was ("er is geen alternatief") voor de economische crisis, heb ik op dit blog steeds als de bezuinigingszeepbel gekarakteriseerd. Er was toen al weinig empirische ondersteuning voor, maar het leek een "serieuze, pijnlijke, maar noodzakelijke" aanpak. Als je niet al te goed geïnformeerd was, dan was het verleidelijk om achter de optocht aan te lopen. Sociale beïnvloeding deed zijn werk.
Nu de weinige empirie die er was ook nog in elkaar is gestort (Alessina en Ardagna, Reinhart en Rogoff), wordt het een interessant sociaalwetenschappelijk fenomeen hoe die sociale zeepbel leegloopt.
Ik heb daar al in een eerder stadium bij stilgestaan (zie hier en hier). Maar recente ontwikkelingen wijzen op het interessante verschijnsel dat mensen weliswaar hun handelen gaan bijstellen, maar zonder de consequenties daarvan voor hun denken te trekken. Ik doel op al die voorstanders van bezuinigen die nu verklaren dat er toch maar wat minder moet worden bezuinigd. Of dat overheden toch maar wat meer tijd moeten krijgen om de tekorten terug te dringen. Denk aan eurocommissaris Olli Rehn en aan het bericht van vandaag (zie de link onderaan) dat onze regering weliswaar verder wil bezuinigen, maar in ieder geval niet meer dan 6 miljard.
Want je vraagt ja af: waarom dan? Er was toch een economisch model achter dat idee van bezuinigen? Het vertrouwen van bedrijven en consumenten was verloren door die grote en snel oplopende overheidstekorten. Daardoor werd iedereen bang dat in de toekomst de belastingen ondraaglijk zouden stijgen. Dus zo snel mogelijk terug, die tekorten. De enige manier om het vertrouwen te herwinnen. Waar denken mensen eerst en vooral aan? Aan hoeveel belastingen ze in de toekomst moeten betalen. Punt uit. Er was toch geen alternatief?
Maar als je zo denkt, volgens dat model van de economische werkelijkheid waarin we nu zouden verkeren, dan is het toch tegenstrijdig om halverwege ineens te gaan roepen dat het wel wat minder kan? Dat ondermijnt toch dat vertrouwen? Alsjeblieft, bezuinigers, leg eens uit, aan ons, maar vooral ook aan jezelf, waarom we volgens dat zelfde model van jullie nu ineens minder moeten bezuinigen. Wees intellectueel integer en ga bij jezelf te rade over dat model. Misschien, heel misschien, deugt dat niet.
Bezuiniging 6 miljard zeker - NOS Nieuws:
'via Blog this'
Nu de weinige empirie die er was ook nog in elkaar is gestort (Alessina en Ardagna, Reinhart en Rogoff), wordt het een interessant sociaalwetenschappelijk fenomeen hoe die sociale zeepbel leegloopt.
Ik heb daar al in een eerder stadium bij stilgestaan (zie hier en hier). Maar recente ontwikkelingen wijzen op het interessante verschijnsel dat mensen weliswaar hun handelen gaan bijstellen, maar zonder de consequenties daarvan voor hun denken te trekken. Ik doel op al die voorstanders van bezuinigen die nu verklaren dat er toch maar wat minder moet worden bezuinigd. Of dat overheden toch maar wat meer tijd moeten krijgen om de tekorten terug te dringen. Denk aan eurocommissaris Olli Rehn en aan het bericht van vandaag (zie de link onderaan) dat onze regering weliswaar verder wil bezuinigen, maar in ieder geval niet meer dan 6 miljard.
Want je vraagt ja af: waarom dan? Er was toch een economisch model achter dat idee van bezuinigen? Het vertrouwen van bedrijven en consumenten was verloren door die grote en snel oplopende overheidstekorten. Daardoor werd iedereen bang dat in de toekomst de belastingen ondraaglijk zouden stijgen. Dus zo snel mogelijk terug, die tekorten. De enige manier om het vertrouwen te herwinnen. Waar denken mensen eerst en vooral aan? Aan hoeveel belastingen ze in de toekomst moeten betalen. Punt uit. Er was toch geen alternatief?
Maar als je zo denkt, volgens dat model van de economische werkelijkheid waarin we nu zouden verkeren, dan is het toch tegenstrijdig om halverwege ineens te gaan roepen dat het wel wat minder kan? Dat ondermijnt toch dat vertrouwen? Alsjeblieft, bezuinigers, leg eens uit, aan ons, maar vooral ook aan jezelf, waarom we volgens dat zelfde model van jullie nu ineens minder moeten bezuinigen. Wees intellectueel integer en ga bij jezelf te rade over dat model. Misschien, heel misschien, deugt dat niet.
Bezuiniging 6 miljard zeker - NOS Nieuws:
'via Blog this'
Even voor de intellectuele hygiëne: Peter de Waard beweert maar wat
Even voor de goede orde en de intellectuele hygiëne: wat Peter de Waard vandaag in de Volkskrant beweert over Paul Krugman:
Eerder beschuldigde Peter de Waard Krugman er van dat hij eurocommissaris Olli Rehn een kakkerlak had genoemd. Hij moet toen een blogbericht van Krugman onder ogen hebben gehad dat handelt over kakkerlak-ideeën, dat wil zeggen ideeën waarvan je denkt dat ze overtuigend zijn weerlegd, maar die dan toch steeds weer opduiken. Zo een idee is dat overheidsbezuinigingen in een recessie met lage rentes de aangewezen weg is om uit de crisis te komen. En Olli Rehn is (was?) zoals bekend een aanhanger van dat idee. Maar Peter de Waard maakt daar dan van dat Krugman Rehn een kakkerlak zou hebben genoemd. Ik maakte me daar toen al kwaad over, maar ja, je kunt wel bezig blijven.
Wat ik niet begrijp is dat je in een landelijke krant een column over economie mag schrijven en dat je er dan geen eer in stelt om goed geïnformeerd en intellectueel integer te zijn.
Hij maakt zich niet druk over de stijgende kosten van de zorg, de groeiende staatsschulden of de vergrijzing. Overheden noch gezinnen hoeven de tering naar de nering te zetten. Hij gelooft heilig dat als er onbeperkt geld over de schutting wordt gegooid het vertrouwen terugkeert.dat klopt niet. Op allerlei manieren niet, feitelijk niet, en in de karakterisering niet (denken dat Krugman ergens heilig in gelooft duidt er op dat je zijn werk niet kent).
Eerder beschuldigde Peter de Waard Krugman er van dat hij eurocommissaris Olli Rehn een kakkerlak had genoemd. Hij moet toen een blogbericht van Krugman onder ogen hebben gehad dat handelt over kakkerlak-ideeën, dat wil zeggen ideeën waarvan je denkt dat ze overtuigend zijn weerlegd, maar die dan toch steeds weer opduiken. Zo een idee is dat overheidsbezuinigingen in een recessie met lage rentes de aangewezen weg is om uit de crisis te komen. En Olli Rehn is (was?) zoals bekend een aanhanger van dat idee. Maar Peter de Waard maakt daar dan van dat Krugman Rehn een kakkerlak zou hebben genoemd. Ik maakte me daar toen al kwaad over, maar ja, je kunt wel bezig blijven.
Wat ik niet begrijp is dat je in een landelijke krant een column over economie mag schrijven en dat je er dan geen eer in stelt om goed geïnformeerd en intellectueel integer te zijn.
dinsdag 18 juni 2013
Moet er een bijzondere wettelijke zorgplicht voor banken komen? Over wetgeving als informatie over het goede gedrag
Het kabinet wil een bijzondere zorgplicht voor banken invoeren. Nadat de Raad van State negatief over het wetsvoorstel heeft geadviseerd, houdt de Tweede Kamer deze week een hoorzitting. Zie de link onderaan. Is het een goed idee om voor banken een bijzondere wettelijke zorgplicht in te voeren?
Een wettelijk geregelde zorgplicht is een mogelijke oplossing voor een probleem van informatie-asymmetrie. Banken zijn over de complexe financiële producten die ze aanbieden uiteraard beter geïnformeerd dan hun klanten, die maar zelden in hun leven zulke transacties aangaan. Dit kan banken in de verleiding brengen om hun winsten te vergroten ten koste van de belangen van hun klanten.
En sinds de woekerpolissen weten we dat ze niet altijd tegen die verleiding zijn opgewassen. Je kunt in zulke gevallen in een wet regelen dat banken verplicht zijn tot een zorgvuldige behandeling van hun klanten. Een zorgplicht dus, die inhoudt dat de financiële dienstverlener op zorgvuldige wijze de gerechtvaardigde belangen van de consument in acht dient te nemen. Zo formuleert de Raad van State het in de samenvatting van zijn advies Wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2014. Waarom is de Raad van State daar tegen?
In diezelfde samenvatting staan twee argumenten. Het eerste argument is dat de wet niet nodig is omdat er in het civiele recht al een bijzondere zorgplicht voor financiële dienstverleners bestaat. En omdat de consument dus ook nu al naar de rechter kan gaan om een schadeloosstelling te eisen. Waarom nog een extra zorgplicht?
Als tweede argument noemt de RvS dat door het zeer ruime bereik van de voorgestelde zorgplicht
Maar daar komt bij dat de redenering van de RvS wel heel strikt juridisch is. Afgaand op die samenvatting heeft de Raad weinig oog voor de functie van wetgeving als morele attendering. Mensen, ook financiële dienstverleners, zijn over het algemeen toegerust met morele intuïties over wat goed gedrag is. En die zijn in het persoonlijke, sociale domein meestal toereikend om het interpersoonlijke verkeer goed te laten verlopen.
Maar in het onpersoonlijke domein van de meeste economische transacties is niet altijd precies duidelijk of die morele intuïties wel voluit van toepassing zijn. Mensen kunnen zelfs, door, zeg maar, de neo-liberale ideologie van het marktdenken, op het idee gebracht worden dat je goed handelt als je alleen maar je eigen belangen behartigt. Want de onzichtbare hand lost immers alles op? Het kan dan al helpen hen er door wetgeving op te attenderen wat het goede gedrag is. De bedoeling en de functie van de wet is dan inderdaad om mensen te informeren over wat het goede gedrag is ( zie bijvoorbeeld Social Norms and the Law: Why Peoples Obey the Law (pdf) van Amir N. Licht). En dan gaat het dus nog helemaal niet over pakkans, sancties en rechtszaken.
Als je die redenering serieus neemt, en daar valt veel voor te zeggen, dan hangt het nut van een bijzondere wettelijke zorgplicht dus vooral af van de vraag of wat extra attendering nodig lijkt. Dan ben je niet formeel-juridisch aan het redeneren, maar veel meer sociaal-wetenschappelijk. Mensen zijn van goede wil, maar soms hebben ze wel een extra geheugensteuntje nodig. Van een legitieme instantie zoals onze overheid gelukkig nog altijd is.
Dat lijkt mij de ratio te zijn achter het wetsvoorstel voor die extra bijzondere zorgplicht van banken. Want dat extra geheugensteuntje lijkt echt wel nodig. Vreemd dat de Raad van State daar geen oog voor lijkt te hebben. En ook niet beseft dat het nu juist niet besluiten tot zo'n extra geheugensteuntje een wel heel verkeerd signaal kan geven.
artikelen 2013 06 juni 18 Is die zorgplicht voor banken echt nodig - SC Online:
'via Blog this'
Een wettelijk geregelde zorgplicht is een mogelijke oplossing voor een probleem van informatie-asymmetrie. Banken zijn over de complexe financiële producten die ze aanbieden uiteraard beter geïnformeerd dan hun klanten, die maar zelden in hun leven zulke transacties aangaan. Dit kan banken in de verleiding brengen om hun winsten te vergroten ten koste van de belangen van hun klanten.
En sinds de woekerpolissen weten we dat ze niet altijd tegen die verleiding zijn opgewassen. Je kunt in zulke gevallen in een wet regelen dat banken verplicht zijn tot een zorgvuldige behandeling van hun klanten. Een zorgplicht dus, die inhoudt dat de financiële dienstverlener op zorgvuldige wijze de gerechtvaardigde belangen van de consument in acht dient te nemen. Zo formuleert de Raad van State het in de samenvatting van zijn advies Wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2014. Waarom is de Raad van State daar tegen?
In diezelfde samenvatting staan twee argumenten. Het eerste argument is dat de wet niet nodig is omdat er in het civiele recht al een bijzondere zorgplicht voor financiële dienstverleners bestaat. En omdat de consument dus ook nu al naar de rechter kan gaan om een schadeloosstelling te eisen. Waarom nog een extra zorgplicht?
Als tweede argument noemt de RvS dat door het zeer ruime bereik van de voorgestelde zorgplicht
de financiële dienstverlener er voor verantwoordelijk (lijkt) te worden dat de consument uiteindelijk een goede beslissing neemt. De Afdeling advisering (van de RvS) is er niet van overtuigd dat een dergelijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de financiële dienstverlener en de consument recht doet aan de eigen verantwoordelijkheid van de consument. Met een zodanig vergaande zorgplicht valt zelfs niet uit te sluiten dat de consument minder eigen verantwoordelijkheid zal nemen, omdat zijn belang in belangrijke mate door de financiële dienstverlener moet worden behartigd.Tja, onderkent de Raad van State eigenlijk wel dat we hier met een probleem van informatie-asymmetrie te maken hebben? Waarin dus die consument door informatietekort gewoonweg niet of maar heel beperkt in staat is om die eigen verantwoordelijkheid te nemen? En waarin dus de andere partij in de transactie een extra grote verantwoordelijkheid, ja, een zorgplicht, heeft? Als dit argument zou kloppen, dan zou je ook de al bestaande zorgplicht (zie eerste argument) moeten afschaffen. Consumenten moeten zichzelf beter informeren en de wet moet hen geen excuus bieden om dat na te laten. Dit komt eigenlijk neer op het oplossen van problemen van informatie-asymmetrie door te ontkennen dat ze bestaan. Als iedereen zich maar goed informeert.....
Maar daar komt bij dat de redenering van de RvS wel heel strikt juridisch is. Afgaand op die samenvatting heeft de Raad weinig oog voor de functie van wetgeving als morele attendering. Mensen, ook financiële dienstverleners, zijn over het algemeen toegerust met morele intuïties over wat goed gedrag is. En die zijn in het persoonlijke, sociale domein meestal toereikend om het interpersoonlijke verkeer goed te laten verlopen.
Maar in het onpersoonlijke domein van de meeste economische transacties is niet altijd precies duidelijk of die morele intuïties wel voluit van toepassing zijn. Mensen kunnen zelfs, door, zeg maar, de neo-liberale ideologie van het marktdenken, op het idee gebracht worden dat je goed handelt als je alleen maar je eigen belangen behartigt. Want de onzichtbare hand lost immers alles op? Het kan dan al helpen hen er door wetgeving op te attenderen wat het goede gedrag is. De bedoeling en de functie van de wet is dan inderdaad om mensen te informeren over wat het goede gedrag is ( zie bijvoorbeeld Social Norms and the Law: Why Peoples Obey the Law (pdf) van Amir N. Licht). En dan gaat het dus nog helemaal niet over pakkans, sancties en rechtszaken.
Als je die redenering serieus neemt, en daar valt veel voor te zeggen, dan hangt het nut van een bijzondere wettelijke zorgplicht dus vooral af van de vraag of wat extra attendering nodig lijkt. Dan ben je niet formeel-juridisch aan het redeneren, maar veel meer sociaal-wetenschappelijk. Mensen zijn van goede wil, maar soms hebben ze wel een extra geheugensteuntje nodig. Van een legitieme instantie zoals onze overheid gelukkig nog altijd is.
Dat lijkt mij de ratio te zijn achter het wetsvoorstel voor die extra bijzondere zorgplicht van banken. Want dat extra geheugensteuntje lijkt echt wel nodig. Vreemd dat de Raad van State daar geen oog voor lijkt te hebben. En ook niet beseft dat het nu juist niet besluiten tot zo'n extra geheugensteuntje een wel heel verkeerd signaal kan geven.
artikelen 2013 06 juni 18 Is die zorgplicht voor banken echt nodig - SC Online:
'via Blog this'
zondag 16 juni 2013
Muziek voor de zondagochtend - Stravinsky Duo Concertante (Dushkin/Stravinsky)
Nadat Stravinsky zijn Vioolconcert had gecomponeerd, voor zijn vriend, de violist Samuel Dushkin (zie hier voor die prachtige uitvoering door Leila Josefovics in de Zaterdagmatinee), gingen ze samen op tournee. Ten behoeve daarvan bewerkte Stravinsky verschillende delen van zijn Suites voor viool en piano. Zo ontstonden o.a. de Suite Italienne (uit Pulcinella), de Ballad (uit Le Baiser de la Fée) en de Danse Russe (uit Petroesjka).
Maar wat schreef hij eigenlijk rechtstreeks voor viool en piano? Uit een bak in het Muziekcentrum van de Openbare Bibliotheek aan de Oudegracht in Utrecht viste ik de dubbel-CD van Isabella van Keulen en Olli Mustonen met het complete werk van Stravinsky voor viool en piano. Uit eind jaren 80 al weer. En toen bleek me dat hij, ook voor die tournee, het Duo Concertant componeerde.
De uitvoering van Van Keulen/Mustonen is niet op YouTube. Wel die van Stravinsky en Dushkin zelf, uit 1933. Alleen audio, maar met foto's.
Maar wat schreef hij eigenlijk rechtstreeks voor viool en piano? Uit een bak in het Muziekcentrum van de Openbare Bibliotheek aan de Oudegracht in Utrecht viste ik de dubbel-CD van Isabella van Keulen en Olli Mustonen met het complete werk van Stravinsky voor viool en piano. Uit eind jaren 80 al weer. En toen bleek me dat hij, ook voor die tournee, het Duo Concertant componeerde.
De uitvoering van Van Keulen/Mustonen is niet op YouTube. Wel die van Stravinsky en Dushkin zelf, uit 1933. Alleen audio, maar met foto's.
vrijdag 14 juni 2013
Inzicht in de denkfouten van de Duitse (en de Nederlandse!) financieel-economische leiders - Wolfgang Lieb
Wolfgang Lieb geeft helder en, als het niet zo treurig was, vermakelijk inzicht in de drie denkfouten van de Duitse financieel-economische elite. Volg de link onderaan en klik de pdf aan voor zijn presentatie. Die drie denkfouten zijn:
„Die schwäbische Hausfrau“, die Wettbewerbsfähigkeit, die Inflationsangst – die drei Säulenheiligen der deutschen Wirtschafts- und Finanzpolitik | NachDenkSeiten – Die kritische Website:
'via Blog this'
- De fout te denken dat de overheid de economie moet besturen zoals een huisvrouw het huishoudboekje beheert (zie ook hier)
- De fout te denken dat inflatie het grootste gevaar is dat ons nu bedreigt
- De fout te denken dat landen op dezelfde wijze met elkaar moeten concurreren als ondernemingen dat moeten doen
„Die schwäbische Hausfrau“, die Wettbewerbsfähigkeit, die Inflationsangst – die drei Säulenheiligen der deutschen Wirtschafts- und Finanzpolitik | NachDenkSeiten – Die kritische Website:
'via Blog this'
donderdag 13 juni 2013
Waar zijn de leuke initiatieven tegen de eenzaamheid? Petra Metz
Petra Metz reageerde als volgt op het bericht Door eenzaamheid meer stress, grotere kans op ontstekingen en eerder overlijden:
Natuurlijke speelplekken als ontmoetingsplekken
Zelf-organisatie: Groen Dichterbij
Mini-bibliotheekjes in de buurt
Gemeenschappelijk wonen
Een rijk sociaal leven en sterke sociale cohesie zijn maakbaar: de Kersentuin
Is een sociaal buurtleven maakbaar?
LETS en Time Banks (vervolg)
Tellen honden en katten ook mee?
Genoeg tegenwicht tegen berichten waar je treurig van wordt?
Ik wordt altijd zo treurig van zo'n website zoals van "De week tegen de eenzaamheid" vol met onderzoeken over eenzaamheid, uitspraken van experts en nog erger...een vragenlijst "Voel ik me eenzaam". Daar ga ik me pas eenzaam van voelen!Ja, daar zit wat in. Er is niet alleen aandacht voor de problemen nodig, maar ook voor de oplossingen. Vooral als mensen zelf, door zelf-organisatie, die oplossingen bedenken en uitvoeren. En mensen doen zeker al heel veel om eenzaamheid tegen te gaan en om de sociale cohesie te bevorderen. Daar zou dit blog inderdaad meer aandacht aan hebben kunnen besteden, maar toch waren er al deze berichten:
Ik mis op deze site de nadruk op leuke initiatieven zoals oma's die gezamenlijk mee breien aan een kunstwerk, internetclubjes, hoe fijn het is om een hond te hebben of hoe je met je kookkunsten een hoop mensen over de vloer kunt hebben én je nuttig kunt voelen (http://www.thuisafgehaald.nl/).
Natuurlijke speelplekken als ontmoetingsplekken
Zelf-organisatie: Groen Dichterbij
Mini-bibliotheekjes in de buurt
Gemeenschappelijk wonen
Een rijk sociaal leven en sterke sociale cohesie zijn maakbaar: de Kersentuin
Is een sociaal buurtleven maakbaar?
LETS en Time Banks (vervolg)
Tellen honden en katten ook mee?
Genoeg tegenwicht tegen berichten waar je treurig van wordt?
Informatie-asymmetrie en het opgeheven crediteurenvingertje - Jesse Frederik
Als er riskant en onverantwoordelijk uitgeleend en geleend is, ja, dan ligt het toch voor de hand dat beide partijen, de debiteur en de crediteur, daarvoor verantwoordelijkheid dragen. Dat is zo voor de geldstromen die van de Duitse en Nederlandse banken naar Spanje en Griekenland vloeiden en die de Eurocrisis in werking hebben gezet. Je zou zeggen dat het redelijk is dat niet alleen de Spaanse en Griekse overheden en vooral niet alleen de Spaanse en Griekse burgers moeten boeten, maar dat ook die banken hun steentje bijdragen om de problemen op te lossen. Maar nee, vinden de Europese leiders, het is beter de banken te ontzien en om de Spaanse en Griekse burgers offers te vragen. Werkloosheid is natuurlijk wel erg, maar ja, de prijs van arbeid moet nu eenmaal naar beneden.
Het tragische is dat er zich binnen onze landsgrenzen een zelfde proces afspeelt. De banken die er met volle overgave aan hebben meegewerkt om de huizenzeepbel te doen ontstaan, door riskante en exotische hypotheken te verstrekken, slagen er in de huizenbezitters volledig voor de ontstane restschulden te laten opdraaien. De overheid grijpt niet in. Jesse Frederik verbaast zich er over. Zie de link onderaan.
En hij wijst er terecht op dat de banken juist meer verantwoordelijkheid zouden moeten dragen vanwege de op de hypotheekmarkt zo overduidelijk aanwezige informatie-asymmetrie. Informatie is asymmetrisch als de ene partij van een transactie beter op de hoogte is van de kwaliteit van het product dan de andere partij. In dit geval waren de hypotheekverstrekkers veel beter geïnformeerd over de risico's van die exotische hypotheken dan hun klanten. Ze hebben dus heel veel meer omzet gedraaid en winst gemaakt dan ze hadden gedaan als ze hun klanten beter hadden voorgelicht. Of als de overheid hen daartoe eerder had verplicht of als de overheid de hypotheekmarkt strenger had gereguleerd of de hypotheekrente-aftrek nooit had ingevoerd of eerder had beëindigd. Kortom, ligt er nu ook niet een verantwoordelijkheid bij de banken? En dus ook bij de overheid?
Maar nee, deze regering vindt dat alleen de debiteuren, de huizenbezitters met grote restschulden, voor de gevolgen moeten opdraaien. Dat is akelig voor hen. Maar bovendien draagt dat bij aan de verdere stagnatie van de economie. Onbegrijpelijk. Lees vandaag Jesse Frederik.
Het opgeheven crediteurenvingertje - Follow the Money
Het tragische is dat er zich binnen onze landsgrenzen een zelfde proces afspeelt. De banken die er met volle overgave aan hebben meegewerkt om de huizenzeepbel te doen ontstaan, door riskante en exotische hypotheken te verstrekken, slagen er in de huizenbezitters volledig voor de ontstane restschulden te laten opdraaien. De overheid grijpt niet in. Jesse Frederik verbaast zich er over. Zie de link onderaan.
En hij wijst er terecht op dat de banken juist meer verantwoordelijkheid zouden moeten dragen vanwege de op de hypotheekmarkt zo overduidelijk aanwezige informatie-asymmetrie. Informatie is asymmetrisch als de ene partij van een transactie beter op de hoogte is van de kwaliteit van het product dan de andere partij. In dit geval waren de hypotheekverstrekkers veel beter geïnformeerd over de risico's van die exotische hypotheken dan hun klanten. Ze hebben dus heel veel meer omzet gedraaid en winst gemaakt dan ze hadden gedaan als ze hun klanten beter hadden voorgelicht. Of als de overheid hen daartoe eerder had verplicht of als de overheid de hypotheekmarkt strenger had gereguleerd of de hypotheekrente-aftrek nooit had ingevoerd of eerder had beëindigd. Kortom, ligt er nu ook niet een verantwoordelijkheid bij de banken? En dus ook bij de overheid?
Maar nee, deze regering vindt dat alleen de debiteuren, de huizenbezitters met grote restschulden, voor de gevolgen moeten opdraaien. Dat is akelig voor hen. Maar bovendien draagt dat bij aan de verdere stagnatie van de economie. Onbegrijpelijk. Lees vandaag Jesse Frederik.
Het opgeheven crediteurenvingertje - Follow the Money
woensdag 12 juni 2013
Rudi Wielers over de gevaren van ongelijkheid. Nivelleren is geen feest, maar wel bitter noodzakelijk
Vandaag is Rudi Wielers te gast. Gisteravond sprak hij de onderstaande column uit tijdens het debat Nivelleren, een feest? van het Groninger Forum.
Nivelleren is geen
feest (maar bittere noodzaak)!
Nivelleren is geen feest. Mensen vinden het heel vervelend om iets kwijt te raken dat ze als
hun eigendom beschouwen. Het is nog veel vervelender om iets te verliezen
doordat het wordt afgepakt. Veel mensen, zeker ook de mensen met een hoog
inkomen, hebben hoge vaste lasten en zien door nivelleringsoperaties hun vrije
bestedingsruimte aanzienlijk aangetast. Het huis verkopen is geen optie meer.
Nivelleren creëert onzekerheid en onrust. Nivelleren is een pijnlijke operatie.
In politieke discussies over nivelleren is een belangrijke
vraag of de financiële opbrengsten opwegen tegen de kosten van een dergelijke
operatie. Het antwoord is nee. Er zijn zeer ingrijpende operaties nodig wil
nivellering ongelijkheid substantieel reduceren. Nivelleren leidt niet eens tot
een substantiële verbetering van de overheidsfinanciën. Financieel is een
nivelleringsoperatie vrijwel nutteloos.
Toch is nivelleren noodzakelijk om ongelijkheid te
verkleinen. Inkomensongelijkheid gaat
gepaard met veel symptomen van een ernstig ziektebeeld. Ongelijkheid maakt
ziek. Ongelijkheid maakt een samenleving ziek.
Ongelijkheid maakt mensen ziek. Maatschappelijk ongewenste verschijnselen
komen vaker voor in meer ongelijke dan in meer gelijke samenlevingen.
Criminaliteit is een duidelijk voorbeeld. Naarmate de samenleving ongelijker
is, is er meer criminaliteit. Dat is geen vanzelfsprekend verband. Juist in
ongelijke samenlevingen wordt veel, heel veel geïnvesteerd in veiligheid. Door
particulieren, die hun eigendommen beschermen, en door de overheid, die steeds meer gevangenissen
bouwt om het steeds grotere aantal criminelen in op te sluiten. Een aanzienlijk
deel van het verdiende inkomen gaat op aan het verhogen van de veiligheid, maar
in ongelijke samenlevingen blijft de criminaliteit hoog, ondanks de hoge en
dikke muren.
Ongelijke samenlevingen vertonen andere symptomen van
ziekte. Veel van wat we beschouwen als
onze grootste maatschappelijke problemen
hangen direct samen met ongelijkheid. In meer ongelijke samenlevingen hebben
burgers minder sociale relaties met elkaar. In meer ongelijke samenlevingen is
minder verticale sociale mobiliteit, is het dus moeilijker om van een
‘dubbeltje’ een ‘kwartje’ te worden. In ongelijke samenlevingen is niet alleen
meer vermogenscriminaliteit, maar ook meer geweldscriminaliteit. In meer ongelijke samenlevingen worden meer
drugs gebruikt. In meer ongelijke samenlevingen zijn over het geheel genomen de
schoolprestaties van kinderen slechter en is de schooluitval aanmerkelijk
groter. In meer ongelijke samenlevingen is het aantal tienerzwangerschappen
groter. In meer ongelijke samenlevingen
lijden meer mensen onder obesitas. In
meer ongelijke samenlevingen lijden meer mensen onder psychische klachten. In meer ongelijke samenlevingen zijn mensen
minder gezond en leven ze minder lang.
Er is, kortom, een waslijst aan kwalijke symptomen die met
ongelijkheid samenhangen. In de wetenschappelijke literatuur is de afgelopen
jaren op dit terrein veel vooruitgang geboekt.
In de jaren negentig was het verband tussen ongelijkheid en deze
symptomen nog dubieus, net zoals ook het kwalijke effect van roken op de
ongezondheid lang omstreden is geweest. Door de artikelen en het boek The Spirit Level van Richard Wilkinson
en Kate Pickett is die twijfel voor een groot deel weggenomen. Het boek van Wilkinson en Pickett is eigenlijk een saai boek. Ze laten van het
ene na het andere maatschappelijke probleem zien hoe sterk het samenhangt met
ongelijkheid. Hun grafieken laten voortdurend hetzelfde stijgende verband
zien: Hoe groter de ongelijkheid, hoe
groter het probleem. Dat geldt niet alleen voor verschillen tussen landen, maar
ook voor die tussen de staten van de
V.S.
In de wetenschappelijke literatuur is het statistische
verband tussen de ernst van maatschappelijke problemen en de mate van ongelijkheid na het onderzoek
van Wilkinson en Pickett vrijwel niet meer omstreden. De discussie spitst zich
toe op de vraag of ongelijkheid de oorzaak is van het ziektebeeld, of dat
ongelijkheid slechts één van de symptomen is van een dieper proces.
Voor wat
betreft dat diepere proces spitst de belangstelling zich toe op de zogenoemde
‘winnaars-‘ en ‘verliezers-‘effecten. Winnaars
en verliezers-effecten zijn effecten van ongelijkheid, die die ongelijkheid
bestendigen en verder vergroten.
In onze samenleving
komt iemands maatschappelijke positie voor een groot deel tot uitdrukking in de
positie in de inkomenshiërarchie. We
leven niet meer in een standensamenleving, waarin de maatschappelijke positie
al bij de geboorte werd vastgelegd. In een democratische marktsamenleving
kunnen mensen hun talenten ontplooien en worden ze geacht en gestimuleerd om
dat ook te doen. Naarmate de bijdrage
aan de samenleving groter is, zal ook het inkomen hoger zijn; mensen die niet
willen of niet kunnen bijdragen hoeven niet op een houtje te bijten, maar
moeten het met heel wat minder doen. Hun
inkomen is lager, en ze zijn ook opvallend minder gezond. Sociaal-geneeskundigen
en medisch sociologen hebben lang geprobeerd de grote gezondheidsverschillen
tussen de boven- en de onderkant te herleiden tot verschillen in leefstijl.
Lager opgeleiden roken meer, eten vaker vet en drinken meer alcohol.
Maar het wordt steeds
duidelijker dat er vooral ook op het terrein van de gezondheid sterke
‘verliezers’-effecten bestaan. Een kenmerkend voorbeeld van een
verliezerseffect is dat mensen onderaan de inkomenshiërarchie veel meer aan
stress zijn blootgesteld. Stressniveaus
zijn te meten en de laatste jaren is aanmerkelijke vooruitgang geboekt in
kennis van de omstandigheden waaronder stress ontstaat. Stress is een fysieke
reactie op een ongewenste situatie. Ons lichaam produceert het stress-hormoon
cortisol om aan te geven dat we ons in een gevaarlijke situatie bevinden en dat
we er goed aan doen die situatie te ontvluchten. In situaties waarin anderen
over ons oordelen en we het risico van een negatief oordeel niet kunnen
ontlopen, wordt veel cortisol geproduceerd. Mensen laag in de inkomenshiërarchie
zijn veel vaker aan dergelijke situaties blootgesteld dan mensen hoog in de
hiërarchie. De gevolgen van langdurige blootstelling aan stress zijn
groot. Overmatige productie van cortisol
verhoogt de kans op hart- en vaatziekten en tast het immuunsysteem aan. Dat uit zich in psychische klachten, zoals
depressies en burn-out. De persoonlijke
en sociale schade van die gezondheidsproblemen is groot. Evenals de financiële
schade, in de vorm van een verhoogd gebruik van medische zorgvoorzieningen.
Helaas nemen onze rekenmeesters de hoge kosten van die verliezerseffecten niet
waar.
Dit wil niet zeggen dat grote inkomensongelijkheid weldadige
effecten heeft voor mensen bovenin de inkomenshiërarchie. Integendeel, ook zij
zijn gebaat bij gelijkheid. Weliswaar lijden ze minder aan stress, omdat ze
situaties meer naar de hand kunnen zetten, maar het is zeker niet zo dat de rijkste
mensen in een meer ongelijke samenleving gelukkiger zijn dan de rijkste mensen
in een meer gelijke samenleving. De empirische gegevens wijzen eerder op het
tegendeel.
Een verklaring is wellicht
dat rijke mensen in een ongelijke samenleving meer het risico lopen slachtoffer
worden van ‘winnaars’-effecten. Een
‘winnaars’-effect is dat mensen zich niet tevreden stellen met hun succes, maar
bij het inboeken van de overwinning ook hun verwachting naar boven
bijstellen. De zoete smaak van het
succes doet het verlangen naar nog meer succes alleen maar toenemen. Het is dit
mechanisme dat ertoe leidt dat een CEO van een groot bedrijf niet tevreden is
met zijn toch al hoge inkomen, maar vindt dat hij gezien de goede
bedrijfsresultaten recht heeft op meer. Het is lang niet iedereen gegeven om
die verwachtingen onder controle te houden.
Ook hier spelen fysiologische processen. Succes stimuleert de
productie van testosteron, het hormoon dat ons zelfvertrouwen geeft en mensen
niet alleen opgewonden maar ook agressief maakt. Dat zelfvertrouwen en die
agressie zijn nodig om nieuwe prestaties neer te zetten. Succes leidt ook tot
de productie van dopamine, een neurotransmitter, ook wel het
‘verleidingshormoon’ genoemd: de vreugde van het succes gaat gepaard met een
verlangen naar nog groter succes.
Het onder controle houden van verwachtingen is des te
moeilijker in een meer ongelijke samenleving.
In ongelijke samenlevingen wordt de eigen positie zeer sterk bepaald
door de positie in de inkomenshiërarchie en zijn er altijd mensen die op
onterechte gronden meer verdienen. Het gevolg is dat juist in ongelijke
samenlevingen mensen hoog in de inkomenshiërarchie regelmatig ‘footloose’ raken, dat wil zeggen teveel bezig zijn met
hun eigen inkomen en hun positie in de statushiërarchie, waardoor ze het zicht
op de realiteit verliezen. Het gaat dan niet alleen om kunstenaars, voetballers
of popsterren, die het vanwege een uitzonderlijk talent is gelukt een heel hoog
inkomen te verwerven, maar ook om politici en CEO’s van grote bedrijven die de
weg kwijtraken. Pas veel later, in een interview met omroep Max, zijn ze in staat om dat toe te geven.
Er zijn, kortom, goede redenen waarom ook mensen bovenaan de
inkomenshiërarchie gebaat zijn bij meer gelijkheid. We zouden daarom met ons
allen voor ons allen die meer gelijke samenleving moeten nastreven en
maatregelen moeten nemen om die meer gelijke samenleving tot stand te brengen.
Nivelleren is geen feest. Het is een bij tijd en wijle noodzakelijke operatie
om gezond te blijven!
dinsdag 11 juni 2013
Kunnen onze kinderen genoeg buitenspelen?
Jantje Beton heeft onderzoek laten doen om uit te zoeken of onze kinderen wel genoeg buiten kunnen spelen. En ze zijn zo verstandig geweest om kinderen zelf daarnaar te vragen. En wat blijkt?
De drie favoriete speelplekken zijn natuur/bos, het schoolplein en een grasveld. Dat natuur/bos staat zowel bij de 6-8 jarigen als bij de 9-12 jarigen bovenaan.
Wat doen kinderen het liefst als ze buiten spelen? Zowel bij de jongere als bij de oudere kinderen staan klimmen/klauteren, fietsen, zelfverzonnen spelletjes, tenten/hutten bouwen en verstoppertje spelen bovenaan.
Is de buurt daarvoor geschikt? Ja, als het gaat om fietsen, zelfverzonnen spelletjes en verstoppertje spelen. Maar nee, als het gaat om klimmen en klauteren en om tenten of hutten bouwen. En ja, ook geschikt om te chillen, springtouwen, stoepkrijten en skateboarden, maar die bezigheden vinden de kinderen juist minder leuk.
Verder vindt tegen de helft van de kinderen de stoepen en pleintjes bij hun huis saai. Evenals de speelplekjes met speeltoestellen in de buurt. Opvallend is dat de 9-12 jarigen de plekken in hun buurt veel saaier vinden dan de 6-8 jarigen. Onze buurten lijken juist voor die iets oudere kinderen tekort te schieten.
Wat moet er volgens de kinderen zelf aan hun buurt verbeteren? Bovenaan staat: meer spannende plekken om te spelen. Maar ook valt op: meer dingen voor oudere kinderen. En: meer kinderen om mee te spelen. En: mensen zouden aardiger en vriendelijker moeten zijn. Zouden ze daardoor meer gaan buitenspelen? Jazeker. Meer dan de helft (54%) zegt dat ze dat zouden doen. En bijna de helft (49%) zegt dat ze dan minder tv zouden kijken en minder op de computer zouden spelen.
Zouden kinderen willen meedenken over hoe je het buitenspelen in hun buurt minder saai zou kunnen maken. Ja! 60% zou dat wel willen. Maken de gemeentes gebruik van die bereidheid? Nee, helemaal niet. Slechts 6% is het afgelopen jaar gevraagd om mee te denken.
Voer om over na te denken. Zoals over dat gegeven dat kinderen meer zouden buiten spelen als meer andere kinderen dat ook zouden doen. Dat betekent dat hier een geweldige winst is te behalen. Elk kind meer dat we naar buiten krijgen, zorgt er voor dat ook andere kinderen dat doen. Dit vraagt om actie! Van die kinderen zelf. Maar ook van hun ouders.
Maar natuurlijk ook van de gemeentes. Er moet hier in de buurten en dorpen nog veel meer gebeuren. Niet alleen maar die obligate speelplekken met die "speeltoestellen". Oké, die moeten er ook zijn. Maar alsjeblieft, meer spannende plekken, meer groen en niet alleen maar de keurig aangeharkte parkjes. Zie ook: Natuurlijke speelplekken als ontmoetingsplaatsen in de wijk. En zou niet elke buurt een kinderraad moeten hebben? Dát zou pas goed zijn voor kinderen.
En: als kinderen meer buiten spelen, heeft dat voor iedereen positieve effecten. Want volwassenen en ouderen horen mee te maken dat kinderen buiten spelen. Dat maakt het leven aangenamer. En misschien worden ze daardoor ook wel aardiger en vriendelijker en zorgen ze er daarmee voor dat nog meer kinderen buiten gaan spelen.
De drie favoriete speelplekken zijn natuur/bos, het schoolplein en een grasveld. Dat natuur/bos staat zowel bij de 6-8 jarigen als bij de 9-12 jarigen bovenaan.
Wat doen kinderen het liefst als ze buiten spelen? Zowel bij de jongere als bij de oudere kinderen staan klimmen/klauteren, fietsen, zelfverzonnen spelletjes, tenten/hutten bouwen en verstoppertje spelen bovenaan.
Is de buurt daarvoor geschikt? Ja, als het gaat om fietsen, zelfverzonnen spelletjes en verstoppertje spelen. Maar nee, als het gaat om klimmen en klauteren en om tenten of hutten bouwen. En ja, ook geschikt om te chillen, springtouwen, stoepkrijten en skateboarden, maar die bezigheden vinden de kinderen juist minder leuk.
Verder vindt tegen de helft van de kinderen de stoepen en pleintjes bij hun huis saai. Evenals de speelplekjes met speeltoestellen in de buurt. Opvallend is dat de 9-12 jarigen de plekken in hun buurt veel saaier vinden dan de 6-8 jarigen. Onze buurten lijken juist voor die iets oudere kinderen tekort te schieten.
Wat moet er volgens de kinderen zelf aan hun buurt verbeteren? Bovenaan staat: meer spannende plekken om te spelen. Maar ook valt op: meer dingen voor oudere kinderen. En: meer kinderen om mee te spelen. En: mensen zouden aardiger en vriendelijker moeten zijn. Zouden ze daardoor meer gaan buitenspelen? Jazeker. Meer dan de helft (54%) zegt dat ze dat zouden doen. En bijna de helft (49%) zegt dat ze dan minder tv zouden kijken en minder op de computer zouden spelen.
Zouden kinderen willen meedenken over hoe je het buitenspelen in hun buurt minder saai zou kunnen maken. Ja! 60% zou dat wel willen. Maken de gemeentes gebruik van die bereidheid? Nee, helemaal niet. Slechts 6% is het afgelopen jaar gevraagd om mee te denken.
Voer om over na te denken. Zoals over dat gegeven dat kinderen meer zouden buiten spelen als meer andere kinderen dat ook zouden doen. Dat betekent dat hier een geweldige winst is te behalen. Elk kind meer dat we naar buiten krijgen, zorgt er voor dat ook andere kinderen dat doen. Dit vraagt om actie! Van die kinderen zelf. Maar ook van hun ouders.
Maar natuurlijk ook van de gemeentes. Er moet hier in de buurten en dorpen nog veel meer gebeuren. Niet alleen maar die obligate speelplekken met die "speeltoestellen". Oké, die moeten er ook zijn. Maar alsjeblieft, meer spannende plekken, meer groen en niet alleen maar de keurig aangeharkte parkjes. Zie ook: Natuurlijke speelplekken als ontmoetingsplaatsen in de wijk. En zou niet elke buurt een kinderraad moeten hebben? Dát zou pas goed zijn voor kinderen.
En: als kinderen meer buiten spelen, heeft dat voor iedereen positieve effecten. Want volwassenen en ouderen horen mee te maken dat kinderen buiten spelen. Dat maakt het leven aangenamer. En misschien worden ze daardoor ook wel aardiger en vriendelijker en zorgen ze er daarmee voor dat nog meer kinderen buiten gaan spelen.
donderdag 6 juni 2013
Door eenzaamheid meer stress, grotere kans op ontstekingen en eerder overlijden
Mensen hebben met andere sociale dieren gemeen dat ze slecht tegen eenzaamheid kunnen. Sterker, ze worden er ziek van. Er is al veel onderzoek dat in die richting wijst. Zie Eenzaamheid maakt ziek. Maar hoe?, Gezondheid en sociale omgeving (1), Gezondheid en sociale omgeving (3): sociale relaties en mortaliteit, een meta-analyse en Gezondheid en sociale omgeving (6): de lichamelijke mechanismen.
Maar er zijn nog wel vragen over hoe dat precies werkt. Hoe kan het dat als je eenzaam bent, maar niet rookt, niet teveel drinkt, gezond eet en genoeg beweegt, toch een verhoogde kans hebt om ziek te worden?
Een van de wegen waarlangs dat kan gebeuren is dat eenzaamheid onveiligheidsgevoelens en chronische (allostatische) stress met zich meebrengt en dat daardoor het immuunsysteem slechter gaat functioneren. Wat zich uit in een verhoogde kans op inflammaties (een duur woord voor ontstekingen), wat weer samenhangt met cardiovasculaire problemen (hart en bloedvaten) en met verschillende vormen van kanker. En daardoor met een verhoogde kans op overlijden (mortaliteit).
De nieuwe studie Social Isolation and Adult Mortality: The Role of Chronic Inflammation and Sex Differences (betaalpoort) versterkt de al bestaande aanwijzingen die in deze richting wezen. In de Verenigde Staten werd een representatieve steekproef van ruim 9000 mensen van 40 jaar en ouder 18 jaar lang gevolgd. Hun mate van eenzaamheid werd gemeten met een index bestaande uit: wel/niet getrouwd, wel/niet contacten met vrienden en familie, wel/niet kerkbezoek en wel/niet lid van verenigingen. Het blijkt dan dat de meer eenzamen onder hen een verhoogde kans hadden op overlijden en dat die kans samenhing met chronische ontstekingen. De kans is groter voor mannen dan voor vrouwen.
Hoe komt het toch dat wij mensen een zo essentiële en fysieke behoefte hebben aan sociale contacten en tegelijkertijd een maatschappij inrichten of laten ontstaan waarin eenzaamheid zoveel voorkomt? Dat moet wel haast betekenen dat we, dat wil zeggen, de niet-eenzamen of de nog niet-eenzamen, de gevaren van eenzaamheid systematisch onderschatten. Misschien omdat we het moeilijk vinden om er bij stil te staan. Dat maakt initiatieven als De week tegen de eenzaamheid heel nuttig en belangrijk.
Maar er zijn nog wel vragen over hoe dat precies werkt. Hoe kan het dat als je eenzaam bent, maar niet rookt, niet teveel drinkt, gezond eet en genoeg beweegt, toch een verhoogde kans hebt om ziek te worden?
Een van de wegen waarlangs dat kan gebeuren is dat eenzaamheid onveiligheidsgevoelens en chronische (allostatische) stress met zich meebrengt en dat daardoor het immuunsysteem slechter gaat functioneren. Wat zich uit in een verhoogde kans op inflammaties (een duur woord voor ontstekingen), wat weer samenhangt met cardiovasculaire problemen (hart en bloedvaten) en met verschillende vormen van kanker. En daardoor met een verhoogde kans op overlijden (mortaliteit).
De nieuwe studie Social Isolation and Adult Mortality: The Role of Chronic Inflammation and Sex Differences (betaalpoort) versterkt de al bestaande aanwijzingen die in deze richting wezen. In de Verenigde Staten werd een representatieve steekproef van ruim 9000 mensen van 40 jaar en ouder 18 jaar lang gevolgd. Hun mate van eenzaamheid werd gemeten met een index bestaande uit: wel/niet getrouwd, wel/niet contacten met vrienden en familie, wel/niet kerkbezoek en wel/niet lid van verenigingen. Het blijkt dan dat de meer eenzamen onder hen een verhoogde kans hadden op overlijden en dat die kans samenhing met chronische ontstekingen. De kans is groter voor mannen dan voor vrouwen.
Hoe komt het toch dat wij mensen een zo essentiële en fysieke behoefte hebben aan sociale contacten en tegelijkertijd een maatschappij inrichten of laten ontstaan waarin eenzaamheid zoveel voorkomt? Dat moet wel haast betekenen dat we, dat wil zeggen, de niet-eenzamen of de nog niet-eenzamen, de gevaren van eenzaamheid systematisch onderschatten. Misschien omdat we het moeilijk vinden om er bij stil te staan. Dat maakt initiatieven als De week tegen de eenzaamheid heel nuttig en belangrijk.
dinsdag 4 juni 2013
De sociale uitdaging van de adolescentie: gemeenschap en/of statuscompetitie
De sociale omgeving die wij voor onze adolescenten creëren, is die van hun leeftijdsgenoten, hun peers. En in die omgeving moeten ze hun weg zien te vinden. Wat betekent dat?
Wij mensen zijn zo geëvolueerd dat we van nature uitgerust zijn met twee gedragspatronen, het gemeenschapsgedrag en het statuscompetitiegedrag.
Gemeenschapsgedrag bestaat uit het onderhouden van goede relaties met anderen en het met elkaar pro-sociaal gedrag tot stand brengen, door het goede voorbeeld te geven en zo nodig door elkaar terecht te wijzen (sociale controle). En statuscompetitie gedrag bestaat er uit, het woord zegt het al, dat je met elkaar in een strijd verwikkeld bent om de hoogste status en dat je weet te functioneren in een statushiërarchie als die er eenmaal is. Je domineert de anderen of je onderwerpt je aan anderen.
Kort gezegd, zul je gemeenschapsgedrag vertonen als anderen om jou heen dat ook doen. En zul je "kiezen" voor statuscompetitiegedrag als je dat gedrag om jou heen waarneemt. Het is slim om meer dan één gedragsrepertoire te hebben en de evolutie heeft daar "dus", door fenotypische plasticiteit, voor gezorgd. Zie Dual Mode-theorie.
Maar het is natuurlijk niet altijd even duidelijk in wat voor sociale omgeving je bent beland. Die onduidelijkheid creëren wij van dag tot dag voor onze adolescenten. Die groeien niet op, zoals in de Paleo Sociale Omgeving, in een leeftijdsheterogene groep van mensen die ze kennen en die elkaar kennen. Dat zou eenduidig wijzen in de richting van gemeenschapsgedrag. Maar in de leeftijdshomogene peer group van onze huidige maatschappij, waarvan de leden niet samen zijn opgegroeid, heerst er ambivalentie. Gaan we de gemeenschapskant op? Wat zou kunnen, want dat gedrag dat kennen we allemaal. Of beginnen we de statuscompetitie? Kan ook, want ook daartoe zijn we in staat.
En dat is precies de sociale uitdaging van de adolescentie. Dat die uitdaging reëel is, blijkt het het vele onderzoek naar wat pubers belangrijk vinden en zeggen na te streven. In zulk onderzoek, zoals in de pas verschenen studie Adolescents’ Social Status Goals: Relationships to Social Status Insecurity, Aggression, and Prosocial Behavior (betaalpoort) van Yan Li en Michelle F. Wright, krijgen pubers vragenlijstjes voorgelegd over wat ze nastreven. Zo wordt het nastreven van gemeenschapsgedrag (in het onderzoek sociale preference goal genoemd) gemeten door pubers te vragen in hoeverre ze deze vijf uitspraken onderschrijven:
Dat wijst op die ambivalentie: de aard van de sociale omgeving laat nog beide mogelijkheden open. Nog, want gedurende het ouder worden blijken adolescenten meer voor het ene of het andere te kiezen. Daar moet een ingewikkeld sociaal proces aan ten grondslag liggen. Enerzijds komen sommigen toevallig terecht in een oftewel meer gemeenschapsomgeving oftewel meer statuscompetitie-omgeving en daar passen ze zich bij aan. Maar anderzijds creëren adolescenten ook zelf hun eigen sociale omgeving, door elkaar te selecteren. Degene die meer naar gemeenschapsgedrag neigen zoeken elkaar op, evenals degenen die meer neigen tot statuscompetitiegedrag. Anders gezegd, terwijl eerst iedereen wel alles wil, ontstaat er een proces van beïnvloeding en herschikking, waardoor er gemeenschapsgroepjes en statuscompetitiegroepjes uitkristalliseren. En zo komen adolescenten de volwassen maatschappij binnen. Vandaar dat onze maatschappij een amalgaam is van gemeenschap en statuscompetitie.
Wat zegt dit nu over het gedrag? Wat je zou verwachten. Als je statistisch constant houdt voor het nastreven van statuscompetitie, dan zijn degenen die meer streven naar gemeenschap minder (fysiek en relationeel) agressief en meer pro-sociaal. En andersom, degenen die meer statuscompetitie nastreven, vertonen meer agressief en minder pro-sociaal gedrag. Hier vind je dus de differentiatie tussen het zogenaamde positieve en het negatieve ontwikkelingstraject. Door de sociale uitdaging waaraan wij onze adolescenten blootstellen, kan het de goede kant opgaan, maar ook de verkeerde. En dat lijken wij vanzelfsprekend te vinden.
Die sociale uitdaging kan pubers natuurlijk ook onzeker maken. Onzeker over of ze wel aardig genoeg gevonden worden en onzeker over of ze wel populair genoeg zijn. En het blijkt nu dat die onzekerheid op zich maakt dat pubers meer neigen naar die statuscompetitie. Als een uitweg uit de onzekerheid. Onzekerheid maakt dat je vooral status gaat nastreven. Pijnlijk en jammer.
Wij mensen zijn zo geëvolueerd dat we van nature uitgerust zijn met twee gedragspatronen, het gemeenschapsgedrag en het statuscompetitiegedrag.
Gemeenschapsgedrag bestaat uit het onderhouden van goede relaties met anderen en het met elkaar pro-sociaal gedrag tot stand brengen, door het goede voorbeeld te geven en zo nodig door elkaar terecht te wijzen (sociale controle). En statuscompetitie gedrag bestaat er uit, het woord zegt het al, dat je met elkaar in een strijd verwikkeld bent om de hoogste status en dat je weet te functioneren in een statushiërarchie als die er eenmaal is. Je domineert de anderen of je onderwerpt je aan anderen.
Kort gezegd, zul je gemeenschapsgedrag vertonen als anderen om jou heen dat ook doen. En zul je "kiezen" voor statuscompetitiegedrag als je dat gedrag om jou heen waarneemt. Het is slim om meer dan één gedragsrepertoire te hebben en de evolutie heeft daar "dus", door fenotypische plasticiteit, voor gezorgd. Zie Dual Mode-theorie.
Maar het is natuurlijk niet altijd even duidelijk in wat voor sociale omgeving je bent beland. Die onduidelijkheid creëren wij van dag tot dag voor onze adolescenten. Die groeien niet op, zoals in de Paleo Sociale Omgeving, in een leeftijdsheterogene groep van mensen die ze kennen en die elkaar kennen. Dat zou eenduidig wijzen in de richting van gemeenschapsgedrag. Maar in de leeftijdshomogene peer group van onze huidige maatschappij, waarvan de leden niet samen zijn opgegroeid, heerst er ambivalentie. Gaan we de gemeenschapskant op? Wat zou kunnen, want dat gedrag dat kennen we allemaal. Of beginnen we de statuscompetitie? Kan ook, want ook daartoe zijn we in staat.
En dat is precies de sociale uitdaging van de adolescentie. Dat die uitdaging reëel is, blijkt het het vele onderzoek naar wat pubers belangrijk vinden en zeggen na te streven. In zulk onderzoek, zoals in de pas verschenen studie Adolescents’ Social Status Goals: Relationships to Social Status Insecurity, Aggression, and Prosocial Behavior (betaalpoort) van Yan Li en Michelle F. Wright, krijgen pubers vragenlijstjes voorgelegd over wat ze nastreven. Zo wordt het nastreven van gemeenschapsgedrag (in het onderzoek sociale preference goal genoemd) gemeten door pubers te vragen in hoeverre ze deze vijf uitspraken onderschrijven:
1. I want to be well liked by my peersEn bij statuscompetitiegedrag (popularity goal genoemd) gaat het om deze zes uitspraken:
2. I want to be accepted by my peers
3. I want to be perceived as a good person
4. I want to be accepting to my peers
5. I don’t want to be disliked
1. I want to be popular among my peersEn wat blijkt nu? Kinderen en adolescenten onderschrijven in behoorlijke mate beide groepen uitspraken. Er is een gematigd positieve correlatie tussen die twee.
2. I want to be included in popular peer groups
3. I want to have influence over my peers
4. I want to be well-known among my peers
5. I want to be dominant among my peers
6. I want to be socially central among my peers
Dat wijst op die ambivalentie: de aard van de sociale omgeving laat nog beide mogelijkheden open. Nog, want gedurende het ouder worden blijken adolescenten meer voor het ene of het andere te kiezen. Daar moet een ingewikkeld sociaal proces aan ten grondslag liggen. Enerzijds komen sommigen toevallig terecht in een oftewel meer gemeenschapsomgeving oftewel meer statuscompetitie-omgeving en daar passen ze zich bij aan. Maar anderzijds creëren adolescenten ook zelf hun eigen sociale omgeving, door elkaar te selecteren. Degene die meer naar gemeenschapsgedrag neigen zoeken elkaar op, evenals degenen die meer neigen tot statuscompetitiegedrag. Anders gezegd, terwijl eerst iedereen wel alles wil, ontstaat er een proces van beïnvloeding en herschikking, waardoor er gemeenschapsgroepjes en statuscompetitiegroepjes uitkristalliseren. En zo komen adolescenten de volwassen maatschappij binnen. Vandaar dat onze maatschappij een amalgaam is van gemeenschap en statuscompetitie.
Wat zegt dit nu over het gedrag? Wat je zou verwachten. Als je statistisch constant houdt voor het nastreven van statuscompetitie, dan zijn degenen die meer streven naar gemeenschap minder (fysiek en relationeel) agressief en meer pro-sociaal. En andersom, degenen die meer statuscompetitie nastreven, vertonen meer agressief en minder pro-sociaal gedrag. Hier vind je dus de differentiatie tussen het zogenaamde positieve en het negatieve ontwikkelingstraject. Door de sociale uitdaging waaraan wij onze adolescenten blootstellen, kan het de goede kant opgaan, maar ook de verkeerde. En dat lijken wij vanzelfsprekend te vinden.
Die sociale uitdaging kan pubers natuurlijk ook onzeker maken. Onzeker over of ze wel aardig genoeg gevonden worden en onzeker over of ze wel populair genoeg zijn. En het blijkt nu dat die onzekerheid op zich maakt dat pubers meer neigen naar die statuscompetitie. Als een uitweg uit de onzekerheid. Onzekerheid maakt dat je vooral status gaat nastreven. Pijnlijk en jammer.
zondag 2 juni 2013
Muziek voor de zondagochtend - Igor Stravinsky: Symfonie voor blazers
Na vorige week het Vioolconcert van Stravinsky in de zondagochtendmuziek, was er deze week veel media-aandacht voor zijn Sacre du Printemps, omdat precies 100 jaar geleden de première daarvan nogal wat ophef veroorzaakte. We hebben dus genoeg gelegenheid gehad om naar de Sacre te luisteren. Daarom nu een uitvoering door het Nederlands Blazersensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw van zijn Symfonie voor blazers. Gecomponeerd in 1920, maar dit is de versie uit 1947. Aan het eind een kijkje in het verleden: een bejaarde Stravinsky met wandelstok op het dek van een passagiersschip.
zaterdag 1 juni 2013
Het gaat niet om de economen, maar om hun modellen - De glibberige blunderjacht van Jesse Frederik
Jesse Frederik had vandaag een lang en vermakelijk stuk in de Vonk-bijlage van De Volkskrant. Onder de titel Een glibberige blunderjacht doet hij verslag van, ja, eigenlijk van zijn belevenissen bij het schrijven van een artikel over de verkeerde voorspellingen van enkele Nederlandse economen. Zoals daar zijn: Van Wijnbergen, Boelhouwer, Eiffinger en Bouman.
Over economenblunders dus. Hij had hun twijfelachtige uitspraken uit het verleden bijgehouden en hen daar nu mee geconfronteerd en om een reactie gevraagd. Die bleef uit of was zo agressief (Van Wijnbergen) dat de redactie ging twijfelen of ze het wel aandurfden om het artikel te plaatsen. Uiteindelijk is het dan dit artikel geworden, een persoonlijk verslag van iemand die flaters verzamelde en van de communicatie (of de afwezigheid daarvan) met de economen die die flaters maakten. Overbodig te zeggen dat die economen hun fouten niet toegaven.
Vermakelijk. Maar ik moest ook denken aan een blogbericht van Paul Krugman al weer een tijd geleden. Zoals bekend maakt Krugman zich geregeld druk over vakgenoten die het bij het verkeerde eind hadden en hebben. En hij is gewend om zulke dingen ronduit, zonder omhaal van woorden, te zeggen. Dat levert hem vaak agressieve reacties op, maar ook veel bijval.
Beide zijn vaak persoonlijk van aard. Wat voor hem aanleiding was om aan zijn vele volgers (was niet onlangs het miljoen overschreden?) uit te leggen dat het er niet om gaat welke persoon gelijk heeft, maar welk model de goede voorspellingen weet te genereren.
Dat leek mij een heel belangrijke aansporing: het gaat niet om de personen en om hun bijzondere begaafdheden of juist het ontbreken daarvan. Het gaat er om welk onderliggend model van de economische werkelijkheid is gebruikt om tot een voorspelling of een stellingname te komen. En de discussies moeten dus gaan over de waarde van die modellen, want die kun je aanpassen, of overboord gooien, als de er uit afgeleide voorspellingen niet uitkomen. De personen zijn slechts bijzaak.
Jammer dat Jesse Frederik het te weinig, eigenlijk helemaal niet, over die modellen heeft. Dat maakt het artikel wel vermakelijk omdat het personen zijn die geblunderd hebben. Maar ik had toch liever het intellectuele genoegen gehad van te zien hoe modellen gefaald hebben.
Dat blogbericht van Paul Krugman kan dit geweest zijn, dat van november vorig jaar dateert. Het eindigt, op zijn Krugmaniaans, met:
Over economenblunders dus. Hij had hun twijfelachtige uitspraken uit het verleden bijgehouden en hen daar nu mee geconfronteerd en om een reactie gevraagd. Die bleef uit of was zo agressief (Van Wijnbergen) dat de redactie ging twijfelen of ze het wel aandurfden om het artikel te plaatsen. Uiteindelijk is het dan dit artikel geworden, een persoonlijk verslag van iemand die flaters verzamelde en van de communicatie (of de afwezigheid daarvan) met de economen die die flaters maakten. Overbodig te zeggen dat die economen hun fouten niet toegaven.
Vermakelijk. Maar ik moest ook denken aan een blogbericht van Paul Krugman al weer een tijd geleden. Zoals bekend maakt Krugman zich geregeld druk over vakgenoten die het bij het verkeerde eind hadden en hebben. En hij is gewend om zulke dingen ronduit, zonder omhaal van woorden, te zeggen. Dat levert hem vaak agressieve reacties op, maar ook veel bijval.
Beide zijn vaak persoonlijk van aard. Wat voor hem aanleiding was om aan zijn vele volgers (was niet onlangs het miljoen overschreden?) uit te leggen dat het er niet om gaat welke persoon gelijk heeft, maar welk model de goede voorspellingen weet te genereren.
Dat leek mij een heel belangrijke aansporing: het gaat niet om de personen en om hun bijzondere begaafdheden of juist het ontbreken daarvan. Het gaat er om welk onderliggend model van de economische werkelijkheid is gebruikt om tot een voorspelling of een stellingname te komen. En de discussies moeten dus gaan over de waarde van die modellen, want die kun je aanpassen, of overboord gooien, als de er uit afgeleide voorspellingen niet uitkomen. De personen zijn slechts bijzaak.
Jammer dat Jesse Frederik het te weinig, eigenlijk helemaal niet, over die modellen heeft. Dat maakt het artikel wel vermakelijk omdat het personen zijn die geblunderd hebben. Maar ik had toch liever het intellectuele genoegen gehad van te zien hoe modellen gefaald hebben.
Dat blogbericht van Paul Krugman kan dit geweest zijn, dat van november vorig jaar dateert. Het eindigt, op zijn Krugmaniaans, met:
So you should try to think in terms of models; it will make you a better person.
Abonneren op:
Posts (Atom)