dinsdag 9 september 2014

Een economische (en sociale) calamiteit van historische omvang - de Schwäbische Hausfrau en de bezuinigingszeepbel

Hoe kon het gebeuren dat Europese overheden al sinds 2010 een verkeerd economisch beleid voeren? Gebaseerd op de overtuiging dat de economische crisis moet worden opgelost door snel de overheidstekorten terug te dringen? Nu het met de dag duidelijker wordt dat die bezuinigingsstrategie (austerity) de door (Keynesiaanse) macro-economen voorspelde negatieve gevolgen heeft, dringt deze vraag zich meer en meer op.

Een deel van het antwoord moet te vinden zijn in de relatie tussen het vak economie en de economische beleidsmakers, de politici. En in wat er met het vak economie aan de hand was en is. Een bron van meer inzicht daarin is het betoog Consensus, Dissensus and Economic Ideas: The Rise and Fall of Keynesianism During the Economic Crisis (pdf) van Henry Farrell en John Quiggin uit maart 2012. Ik kwam er op doordat Paul Krugman het vorige week weer eens noemde.

Het is een boeiend betoog en een mooi historisch overzicht van de ontwikkelingen tot 2012. Doordat de Keynesiaanse macro-economie problemen had met de stagflatie (hoge inflatie en lage economische groei) van de jaren 70 van de vorige eeuw, waren veel economen gaan denken dat Keynes voorgoed overboord kon worden gegooid. Want het werkte immers niet. Dat was onderdeel van de opkomst van het neoliberalisme, van de gedachte dat je alles wat nodig is om de economie goed te laten werken, zult vinden aan de aanbodkant. Weinig regulering, lage belastingen, flexibiliteit, zwakke vakbonden, lage lonen en een kleine overheid. "Hervormingen" werd het tovermiddel.

Maar een volledige consensus was dat niet. Een flink rijtje economen, en naar prestige niet de minste, bleef waarde hechten aan Keynesiaanse inzichten (Krugman, Blinder, Stiglitz, Blanchard, DeLong, Mankiw). Het hing er dus maar vanaf waar je als beleidsmaker je oor te luisteren legde. Maar zolang je de illusie kon koesteren dat economische crises tot het verleden behoorden (de Great Moderation), voelde het wel comfortabel om Keynes maar te vergeten.

Dat werd anders om en nabij 2008, toen de crisis toesloeg. De paniek was zo groot dat pleidooien om de economie te stimuleren, van Krugman en Eichengreen, aansloegen. Keynes en de gedachte dat begrotingsbeleid ook een macro-economische rol moet spelen, waren ineens terug. En omdat de economie intussen was geglobaliseerd, kwam er ook inderdaad een internationaal gecoördineerde stimulering van de economie tot stand. Waaraan ook Duitsland, het land van het ordoliberalisme, zij het mopperend deelnam. Binnen de ECB waren grote twijfels, maar die kwamen nauwelijks naar buiten. Naar tegenargumenten van de usual suspects werd even niet geluisterd (Barro, Fama, Cochrane). En sommige anti-Keynesianen "bekeerden zich" (Posner, Feldstein).

Dus leek alles in orde. De stimulering had ook inderdaad het gewenste gevolg dat het totale ineenstorten van de economie werd afgewend.

Maar toen gebeurde het. De Europese economische beleidsmakers, de politici, ook de sociaaldemocratische, waren zo opgevoed met de neoliberale gedachtespinsels, dat ze weliswaar  onder de indruk waren van deze plotselinge en kennelijk noodzakelijke terugkeer van Keynes, maar toch ook twijfels bleven houden. Hadden ze het dan al die tijd bij het verkeerde eind gehad? Dat kon toch ook weer niet.

Misschien moet je het begin van de "contrarevolutie" al markeren in december 2008, toen Kanselier Merkel haar Schwäbische Hausfrau-toespraak hield. Ze riep het beeld op van een overheid die net als de zuinige en verantwoordelijke huisvrouw het huishoudboekje op orde moet houden. Geen schulden maken! Dat loopt verkeerd af. Dat die vergelijking nu juist niet opgaat voor de overheidsbegroting, dat was even vergeten of het kwam even niet goed uit met het oog op de komende verkiezingen. Hoe dan ook, het zogenaamde gezonde verstand werd gebruikt om een positie te kiezen die in ieder geval gemakkelijker aan de kiezers leek uit te leggen. Gemakkelijker dan er voor te pleiten om in tijden van tekorten juist nog meer geld uit te geven. Zie nog eens Over de broekriem en het huishoudboekje.

Daarmee lijkt de achtergrond te zijn gelegd voor de discussie die in 2010 opkwam over de vraag hoe snel de stimulering van de economie moest worden afgebouwd. Die discussie werd ook aangewakkerd doordat sommige eurozonelanden in grote problemen kwamen met snel oplopende tekorten en niet in staat waren om dat op eigen houtje op te lossen, juist als gevolg van het feit dat ze niet meer hun eigen munt hadden.

Opnieuw paniek bij de politici, maar nu over de snel oplopende overheidstekorten. En dus op zoek naar de meest voor de hand liggende - gezond verstand! - remedie: minder uitgeven. En op zoek naar economische argumenten waarmee dat kon worden onderbouwd. Dat economische beleidsmakers niet de neiging hebben om zich breed en diepgaand te informeren, werd toen duidelijk. Want toen de Europese ministers van Financiën in april 2010 in Madrid bijeenkwamen en daar luisterden naar het betoog van de econoom Alberto Alesina, waren ze daar diep van onder de indruk.

Wat was het geval? Alesina beweerde te hebben aangetoond dat het terugbrengen van overheidstekorten zeer snel zou leiden tot hogere economische groei. Snel bezuinigen, ook in tijden van economische recessie, zou het middel zijn om de economie aan te jagen. De ministers waren enthousiast. Dat de berekeningen van Alesina van geen kant deugden, dat werd al in september van dat jaar duidelijk gemaakt door het IMF. Evenzo werd de studie van Reinhart en Rogoff uit januari 2010, waaruit zou blijken dat overheidstekorten van meer dan 90 procent van het BNP fatale gevolgen voor de economische groei zouden hebben, in 2013 totaal onderuitgehaald.

Maar het kwaad was al geschied. Vanaf 2010 ging er in Europa het spook rond van de voodoo-economie van "expansieve bezuinigingen". En werd het een blijk van respectabiliteit en serieusheid om daarin te geloven. Ondanks alle aanwijzingen voor de negatieve gevolgen er van. Er was een bezuinigingszeepbel ontstaan, een sociaal proces van consensusvorming in een toestand van onvolledige geïnformeerdheid. Waardoor je kon gaan denken dat we door een sekte geregeerd worden.

Nu, eind 2014, zijn er eindelijk en veel te laat tekenen van het uiteenvallen van die consensus. Maar er is een economische (en sociale!) calamiteit aangericht van historische omvang. Er zullen in de toekomst denk ik nog vele beschouwingen aan worden gewijd. Hoe heeft het in vredesnaam kunnen gebeuren? Update. Zie nu ook Paul Krugman: How To get It Wrong. En zie Over de onzin van het Duitse huishoudboekjesdenken.

Geen opmerkingen: