Dat was lastig, want we zijn terughoudend in het contact met mensen die we niet kennen. Maar hij merkte wat ook uit dat onderzoek naar voren komt, namelijk dat hij zich er beter door ging voelen:
Ik spreek op station Den Haag Centraal meer voorbijgangers aan dan ik met mezelf had afgesproken. Na tien praatjes lijken mensen om me heen opeens meer benaderbaar. Op de terugweg naar huis, voel ik me zelfverzekerd en sociaal, voldaan, alsof ik naar een verjaardag ben geweest. Gek, want ik ken niemand met wie ik heb gesproken.Dat is natuurlijk opmerkelijk, dat we zo'n hoge drempel hebben om iets te doen waardoor we ons beter voelen. Hoe zou dat komen? En hoe dat betere gevoel te verklaren? Dat weet ik natuurlijk ook niet precies, maar ik heb wel een correctie en een aanvulling.
In dit bericht die correctie. Dennis haalt de Antwerpse psycholoog Mark Nelissen aan, die denkt dat wij in het verre verleden een betere overlevingskans hadden als we geen vreemden aanspraken. Want die konden vreemde bacteriën bij zich dragen waar we ziek van werden. En bovendien was er veel geweld tussen stammen.
Ik denk dat het iets anders lag. In die Paleo Sociale Omgeving waar Nelissen het over heeft, dus de samenleving van jagers-verzamelaars, kwamen we eigenlijk nooit met vreemden in aanraking. We groeiden op te midden van vertrouwde anderen. En er was regelmatig contact met naburige groepen, waarmee uithuwelijkingsrelaties bestonden. Er was dus ook een behoorlijke vertrouwdheid met de buren. Dat gevaar van vreemde bacteriën dan? Dat speelde op veel grotere afstand, met een langer tijdsverloop na de "afscheidingen". Denk aan Columbus en zijn mannen: door de bacteriën die ze vanuit Europa meenamen, werd de inheemse bevolking gedecimeerd.
Oorlogen kwamen in de periode van de Paleo Sociale Omgeving niet voor, omdat er geen aanleidingen toe waren. Als een bepaald grondgebied te druk werd bezet, dan schoven sommigen een stukje op. Aanleidingen om oorlog te voeren kwamen pas op in de agrarische samenlevingen. Zie de expert op dit gebied, Douglas P. Fry, daarover. Dat wil overigens niet zeggen dat alles pais en vree was. Want binnen de groepen kwam wel geweld voor als middel om de altijd op de loer liggende statuscompetitie te onderdrukken. Maar dat was incidenteel geweld tussen personen, geen oorlog tussen groepen.
Het was dus niet zozeer dat onze voorouders er op geselecteerd werden om contact met vreemden te vermijden, maar veeleer dat ze er niet op geselecteerd konden worden om goed te weten hoe je met vreemden om moest gaan. Het kwam zo weinig voor dat het geen sociale uitdaging was om dat goed te kunnen. Net zo als het niet voorkwam dat je een auto moest kunnen besturen. Vandaar dat wij nu autorijles moeten nemen. En vandaar dat Dennis melding maakt van een psychologe die cursussen geeft in het maken van een praatje.
Dat ongemak dat we ervaren bij het aanspreken van een vreemde is wat dit betreft vergelijkbaar met de moeite die we hebben met het vragen om hulp. In die Paleo Sociale Omgeving was het vragen om hulp meestal niet nodig, want het was vanzelfsprekend dat je die kreeg. Dus was er ook geen selectie op het vermogen om dat goed te kunnen. Zie de eerdere berichten Is er meer hulpbereidheid dan dat er hulp gegeven wordt?, De moeilijkheid van hulp vragen is niet universeel en Over het genoegen van het om hulp gevraagd worden.
In een volgend bericht de aanvulling. Over de vraag namelijk waardoor het komt dat we het prettig vinden om met vreemden een praatje gemaakt te hebben. Over de sociale winst die er is te behalen. Lees alvast eens Is de kring van mensen waarmee we omgaan te klein?
Update. Zie nu ook hier het vervolgbericht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten