Waardoor krijg je een burn-out en wie krijgt een burn-out? Onderzoekers vergeleken het vermogen om met negatieve emoties om te gaan van werknemers met een diagnose van burn-out met vergelijkbare, gezonde werknemers zonder burn-out. Zie de studie The Influence of Work-Related Chronic Stress on the Regulation of Emotion and on Functional Connectivity in the Brain. Degenen met burn-out waren er slecht aan toe. Ze hadden al tenminste een jaar lang klachten en waren tenminste een half jaar ziek thuis. Bovendien was vastgesteld dat de klachten door het werk waren veroorzaakt.
Uit de vergelijking bleek dat burn-out samengaat met een verminderd vermogen om goed met negatieve emoties om te gaan. Bij het zien van negatief emotioneel geladen afbeeldingen reageerden de burn-out patiënten heftiger. En uit hersenscans (fMRI) bleek dat ze een lagere functionele verbondenheid hadden tussen de amygdala en de delen van de prefrontale cortex, het circuit dat een centrale rol speelt bij de verwerking van weerzinwekkende prikkels en regulatie van angst. Ze bleken dus minder goed bestand te zijn tegen prikkels die sterk negatief geladen emoties oproepen.
Dit kan betekenen dat deze werknemers al kwetsbaarder waren toen ze aan hun arbeidsloopbaan begonnen. En dat hun werkomstandigheden voor hen te stressvol zijn geweest. Terwijl hun minder kwetsbare collega's daar geen last van hadden.
Maar het kan ook betekenen dat bij voortduring stressvolle werkomstandigheden er toe leiden dat je vermogen om negatieve emoties goed te reguleren vermindert. Je circuit voor de goede verwerking van negatieve emoties wordt als het ware overbelast. Vandaar dat burn-out ook wel emotionele uitputting wordt genoemd. Hoe sterk je misschien ook in je schoenen staat, op den duur ga je er onder door.
De onderzoekers laten beide mogelijkheden open, maar noemen onderzoek dat de tweede interpretatie ondersteunt, dus die van de emotionele uitputting.
War zegt dit over de aard van de werkomstandigheden die tot burn-out kunnen leiden? Die moet zodanig zijn dat werknemers veel met prikkels in aanraking komen die negatieve emoties opwekken. Gekoeioneerd worden door je baas. Getreiterd worden door je collega's. Overbelast zijn met taken, zodat je nooit het gevoel hebt dat je je werk goed doet. Niet genoeg zorg kunnen besteden aan je cliënten. En daar dus niets aan kunnen veranderen. Niet een andere baas of andere collega's kunnen kiezen. Niet je werkbelasting kunnen beïnvloeden.
Dat dat alles gemakkelijk leidt tot emotionele uitputting, verbaast niet als je bedenkt dat een gevoel van autonomie een van de drie fundamentele levensbehoeften is, volgens de zelfbeschikkingstheorie van Deci en Ryan.
Dat gevoel van autonomie, het gevoel dat jezelf iets aan je lot kunt veranderen, is in het verleden voor onze overleving belangrijk geweest. Maar nu bevinden we ons in een, laten we zeggen, kapitalistische maatschappij, waarin je voor je overleving bent aangewezen op het verrichten van betaalde arbeid. Waarin je je ondergeschikt moet maken aan werkomstandigheden die extern worden bepaald. Natuurlijk leven we niet meer in de 19e eeuw, maar het woord loonslaaf, is dat helemaal niet meer actueel?
En dat klopt met wat we weten over de werkomstandigheden waarin burn-out het meeste voorkomt. Burn-out komt bij zo'n 13 procent van de werknemers voor. Maar het komt meer voor bij hoge werkdruk en een slecht sociaal klimaat.
Hoe komt het toch dat we nog altijd met zulke negatieve werkomstandigheden te maken kunnen hebben? Dat is toch niet onvermijdelijk? Update. Zie nu het vervolg op dit bericht.
1 opmerking:
Leestip: Anna Fels: Vrouwen en ambitie. Hoe juist autonomie en waardering consequent aan vrouwen en meisjes wordt onthouden en wat het verschil is tussen een succesvolle, gelukkige advocate en een opgebrande.
Een reactie posten