Wat is dit jaar mijn advies voor de toekenning van de Nationale Eenzaamheid Prijs? Zie hier voor mijn advies van vorig jaar.
Mijn uitgangspunt is dat eenzaamheid niet een individueel, maar een collectief probleem is. Over het geheel genomen mankeert er aan mensen die in een sociaal isolement terecht zijn gekomen helemaal niets. Het enige probleem dat ze hebben is dat ze in een maatschappij leven waarin wij met zijn allen gemakkelijk eenzaamheid laten ontstaan.
We hebben met zijn allen ons leven en onze levensloop zo ingericht dat onze sociale contacten wisselend en precair zijn. We kunnen in een bepaalde fase goede vrienden hebben, maar dat ze dat ook zullen blijven is niet gegarandeerd. We veranderen van baan en we verhuizen een paar keer in ons leven. We wonen minder vaak bij familie in de buurt dan vroeger gebruikelijk was. We laten een woon-werkafstand ontstaan waarbij contacten op het werk en contacten in de buurt gescheiden circuits zijn. We kunnen ons allerlei producten aanschaffen waarmee we ons in ons eentje kunnen vermaken (televisie), maar we zouden liever een kring van vertrouwden om ons heen hebben. Alleen: die schaf je niet zo makkelijk aan.
Als gevolg daarvan wonen velen van ons in buurten waar mensen elkaar niet of nauwelijks kennen. Dat schept een grote behoefte aan ontmoetingsplekken, maar door schaalvergroting en concentratie van voorzieningen (winkels, horeca, pretparken, uitgaansgebieden) zijn die er niet of moeten ze met veel moeite gecreëerd worden.
Dat alles heeft er toe geleid dat bijna 40 procent van de Nederlanders zegt zich eenzaam te voelen (30 procent enigszins eenzaam, en bijna 8 procent zeer of ernstig eenzaam). En dat laat overduidelijk zien dat eenzaamheid niet voortkomt uit individuele problemen, zoals gebrek aan sociale vaardigheden, maar samenhangt met het soort maatschappij dat wij met zijn allen hebben laten ontstaan.
Daarom was ik er vorig jaar mee ingenomen dat alle drie de genomineerden voor de Nationale Eenzaamheid Prijs 2013 eenzaamheid als een collectief probleem aanpakten. Alle drie waren er op gericht om buurtbewoners dichterbij elkaar te brengen. Daarom was mijn advies dat het niet uitmaakte welk project de prijs zou krijgen.
Dit jaar pakken twee van de drie genomineerden ook eenzaamheid aan als een probleem dat je collectief moet aanpakken. Van huis tot thuis zorgt er voor dat (nieuwe) bewoners van een verpleeghuis met elkaar in contact komen en elkaar leren kennen. En De Vitale Moestuin heeft bij drie zorgcentra een moestuin aangelegd om daarmee ontmoeting en contact tussen bewoners, bezoekers en omwonenden tot stand te brengen. Zie hier de beschrijvingen. Beide genomineerden geven er blijk van in te zien dat je collectief iets moet doen om mensen met elkaar in contact te brengen.
De derde genomineerde, WIE werkt!, is mij niet minder sympathiek, maar gaat uit van de welbekende cliëntbenadering. Huishoudelijke hulpmedewerkers signaleren wanneer een cliënt eenzaam is en geven dat door aan een instelling die vrijwilligers inzet om te helpen om de eenzaamheid te verminderen. Ik zeg natuurlijk niet dat dit niet moet gebeuren. Het moet natuurlijk ook gebeuren. Mensen die in nood verkeren moeten worden geholpen.
Maar groepsinterventies pakken de problemen aan op het niveau waarop eenzaamheid ontstaat. En zijn waarschijnlijk succesvoller. Ook al omdat ze preventief werken. Denk nog even aan dat onderzoek Eenzaam en dan? De (on)mogelijkheden van interventies bij ouderen (pdf), dat ik in dat bericht van vorig jaar noemde. Van de tien onderzochte interventies bleken er slechts twee als geslaagd te kunnen worden beschouwd, waarvan een de enige groepsinterventie was. Het lijkt er op dat een individuele, cliëntgerichte aanpak niet zo veel succes heeft.
Wat mij betreft krijgt dus Van huis tot thuis of De Vitale Moestuin de Eenzaamheid Prijs 2014.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten