vrijdag 29 maart 2019

Ontstond de hang naar vertrouwdheid op het moment in de evolutie dat levende wezens zich gingen voortbewegen?

Draait alles om vertrouwdheid? Vroeg ik me eerder af. Toen ging het erom dat vertrouwdheid wel eens de cruciale voorwaarde zou kunnen zijn voor pro-sociaal gedrag en dus voor een aangename en florerende maatschappij:
Als je bedenkt dat het met mensen, maar waarschijnlijk met zoogdieren in het algemeen, altijd twee kanten op kan, die van gemeenschap of statuscompetitie, dan dan zie je dat het voor pro-sociaal gedrag altijd nodig is om de statuscompetitie te onderdrukken. En die vertrouwdheid zou wel eens het eerste en betrouwbaarste signaal kunnen zijn dat statuscompetitie niet nodig is. Vertrouwdheid is geruststelling. Een signaal dat het niet het moment is voor vechten of vluchten of voor onderdrukking of onderdanigheid, maar voor tolerantie, welwillendheid en zelfs zo nodig goedgeefsheid.
Maar misschien moet je dat belang van vertrouwdheid wel veel breder opvatten. In de zin dat alle levende wezens erop geselecteerd zijn om vertrouwdheid te zien als een signaal van veiligheid. Als de omgeving waarin je je bevindt, vertrouwd is, dan betekent dat immers dat hij in ieder geval tot nog toe de veiligheid heeft verschaft, die ervoor gezorgd heeft dat je nog in leven bent.

En precies dat zou ook ten grondslag kunnen liggen aan dat wonderbaarlijke instinct van trekvogels en andere migrerende dieren om terug te keren naar hun geboortegrond om zich daar voort te planten. Er zullen vast andere veilige plekken zijn, maar op de basis van wat je weet lijkt het verstandig om te kiezen voor die vertrouwde geboortegrond.

Anders gezegd, was vertrouwdheid misschien van cruciaal belang vanaf het moment dat levende wezens zich uit zichzelf gingen voortbewegen? Dus van cruciaal belang voor dieren? Want planten kennen ook veel uitdagingen, maar niet de uitdaging van waar je je het beste op welk moment kunt bevinden. Waar ze zich bevinden is ook precies de omgeving die hen vertrouwd is.

Dat kwam bij me op bij het lezen van Over paden. Een ontdekkingstocht van Robert Moor (vertaling van On Trails. An Exploration.). Moore beschrijft daar zijn bezoek, samen met de paleobioloog Alex Liu, aan Mistaken Point op Newfoundland, waar fossiele sporen zijn ontdekt van de ediacarische biota, de oudst bekende dierlijke levensvormen. Moor daarover (p. 46-47, 70-71):
buitengewoon merkwaardige wezens. Ze hadden een week lichaam, waren grotendeels immobiel en hadden geen mond of anus; sommige waren schijfvormig, andere leken op een gewatteerde deken of op een varenblad. En er zit er ook eentje bij die vaak omschreven wordt als 'een zak modder'.
Hoewel dus grotendeels immobiel, duiden de sporen erop dat dit wezen
iets deed wat nog nooit op deze planeet was vertoond: het huiverde, zwol op, reikte naar voren, kromp ineen en begon zich daardoor onwaarneembaar langzaam over de zeebodem te bewegen, en liet daarbij een spoor na.
Waarom die voortbeweging? Het antwoord op die vraag is intrigerend. We menen te weten dat het eerste leven ontstond in de vorm van grote eiwitmoleculen, die in zee dreven. Om van leven te kunnen spreken, moeten die zich zijn gaan reproduceren. Daarvoor was "materiaal" nodig van buiten af, dat ook in zee dreef. Maar als je met dat materiaal meedrijft, kom je het nooit tegen; daarvoor moet het tegen jou op botsen.

Hoe krijg je dat voor elkaar? Door jezelf te verankeren aan de zeebodem "met een zuignap-achtige voet". Dan komt dat materiaal ("voedsel") niet alleen voorbij, maar ook al botsend met je in aanraking. En kun je het dus tot je nemen.

Die eerste ediacarische biota zullen zich ook zo hebben verankerd. Maar, zo legde Alex Liu aan Moor uit, soms schoten ze los. En dan moesten ze "door los sediment ploeteren om weer vaste grond onder de voeten te krijgen". Dat ze zich voortbewogen, was dus niet omdat ze op zoek waren naar voedsel of seks, maar vanuit de behoefte aan stabiliteit. Ze wilden terug naar waar ze vandaan kwamen. Moor:
We kunnen op geen enkele manier met zekerheid vaststellen wat de oeroude ediacarische biota voelden, áls ze al iets konden voelen. Maar hier was een aanwijzing, gebeiteld in steen. Uiteindelijk, of liever gezegd in den beginne, wilden de eerste wezens die de kracht opbrachten om zich voort te bewegen misschien wel gewoon terug naar huis.
Ja, dan zou die behoefte aan vertrouwdheid dus inherent zijn aan alle leven dat zich weet voort te bewegen, aan alle dieren dus. Ik vind het een intrigerende gedachte.

Geen opmerkingen: