zaterdag 10 oktober 2020

Hoe zijn we hier terechtgekomen? De begintoestand: "De gemeenschap, georganiseerd in den Staat..." (13 april 1943)

 Van de twee vragen uit het vorige bericht:

  • hoe zijn we hier terecht gekomen?
  • nu de overheid terug is, kun je dan als toegepaste sociale wetenschap (sociologie, economie) morele oordelen buiten de deur blijven houden?
kun je de tweede beter begrijpen en dus beantwoorden als het antwoord op de eerste bekend is. 

Als achtergrond van dat antwoord kan de reeks berichten dienen over de mensheidsgeschiedenis-in-drie-stappen. Maar voor het antwoord zelf kunnen we teruggaan naar het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Want toen begon de opbouw van de verzorgingsstaat. De plannen daarvoor werden al ontwikkeld tijdens de oorlog in Londen door de Commissie-Van Rhijn, met als voorbeeld het Engelse Beveridge-rapport. In het Rapport-Van Rhijn wordt de rechtsgrond voor de verzorgingsstaat omschreven als:

De gemeenschap, georganiseerd in den Staat, is aansprakelijk voor de sociale zekerheid en vrijwaring tegen gebrek van al haar leden, op voorwaarde, dat alle leden zelf het redelijke doen om zich die sociale zekerheid en vrijwaring tegen gebrek te verschaffen. (Geciteerd uit Ton Kappelhof, 'Omdat het historisch gegroeid is.' De Londense Commissie-Van Rhijn en de ontwikkeling van de sociale verzekeringen in Nederland (1937-1952.)

Die zin is nog vaak aangehaald, maar vaak zonder de portee ervan volledig te onderkennen. Want wat wordt daar in de eerste zes woorden eigenlijk gezegd? Dat er voorafgaand aan de staat al iets bestaat, dat met het woord gemeenschap wordt aangeduid. 

Waarmee kennelijk bedoeld is dat die leden die zich in de staat organiseren niet een losse verzameling individuen is, die nog niets met elkaar te maken hebben, maar die al in een gemeenschap met elkaar verbonden zijn. En dat kan niet anders betekenen dan dat ze over en weer morele aanspraken en verplichtingen erkennen. Geheel volgens de morele gemeenschapsintuïties van zorg voor elkaar, eerlijk delen en vrijheid van onderdrukking, die tot het menselijke gemeenschapspatroon behoren.

Dat is om over na te denken. De verzorgingsstaat, en de democratie die er onlosmakelijk mee verbonden is, vormen de institutionele vormgeving van bestaande morele intuïties. Die nu eenmaal nodig is omdat we niet meer in het kleine verband van de jagers-verzamelaarsgroep leven. Om toch recht te kunnen blijven doen aan wat die intuïties ons influisteren, moeten we ons organiseren in de democratische verzorgingsstaat.

Het is veelzeggend dat de breed samengestelde Commissie-Van Rhijn het er in zijn eerste vergadering op 13 april 1943 over die rechtsgrond snel eens was. Kappelhof daarover (p. 85):

Iedereen kon zich met deze formulering verenigen en op een onbetekenende wijziging na kwam deze ook in het eindrapport van de commissie te staan.

Dat was de begintoestand. In 1943. En in 1945, toen na de bevrijding het rapport van de commissie verscheen. 

Maar wat gebeurde er daarna? En hoe zijn we terechtgekomen waar we nu zijn, in 2020, nu we inzien dat de overheid terug is? Wordt vervolgd. Hier het vervolgbericht.

Geen opmerkingen: