donderdag 8 oktober 2020

De overheid is terug. Het vak economie kan niet meer terugvallen op "de markt doet het wel". En de sociologie moet haar maatschappelijke opdracht nu toch echt serieus nemen.

Update. Dat de overheid terug is, dat valt zacht gezegd ook wel op te maken uit het interview dat Marieke Stellinga vandaag had met de directeuren van de drie grote planbureaus, Pieter Hasekamp van het CPB, Kim Putters van het SCP en Hans Mommaas van het PBL: Planbureaus aan kabinet: ‘alleen de coronabrand blussen is niet genoeg’. Citaat:

Al die miljarden die het kabinet uitgeeft, moeten óók worden gebruikt om al langer bestaande problemen op te lossen, zoals de groeiende sociale kloof in Nederland en de klimaatverandering.

En:

Putters heeft een hartenkreet bij de belofte van het kabinet om ons ‘uit de crisis te investeren’: „De politiek heeft de mond vol van sociale cohesie: we moeten in deze crisis voor elkaar zorgen, luidt het morele appèl. Maar daar kan de overheid óók in investeren. In mantelzorg, gezondheidszorg en onderwijs. Dit kabinet heeft ook de ambitie scheidslijnen te doen vervagen. Dan is het een ongelooflijke gemiste kans al die miljarden die je nu uitgeeft niet ook daarop te richten.”
 

Nu het neoliberale tijdperk, dat van het aandeelhouderskapitalisme, op zijn einde loopt, en het inzicht doorbreekt dat "de overheid terug is", dringen zich in ieder geval twee vragen op:

  • hoe zijn we hier terecht gekomen?
  • nu de overheid terug is, kun je dan als toegepaste sociale wetenschap (sociologie, economie) morele oordelen buiten de deur blijven houden?
Die tweede vraag kwam aan de orde in het bericht met precies die titel. Daarin ging het erom dat de fraude en misleiding waarmee de extreme vermogensopbouw van dat aandeelhouderskapitalisme tot stand kwam, weliswaar moreel veroordeeld mag worden, maar dat die morele veroordeling niet tot de economische analyse behoort. 

Dat als toegepaste wetenschap buiten de deur houden van morele oordelen is een gebruikelijke gang van zaken, we weten niet beter, maar is dat nu in 2020, nu de overheid terug is, nog wel vol te houden? Zijn we eigenlijk al tientallen jaren op de verkeerde weg en wordt het hoog tijd om op onze schreden terug te keren? Vandaar dus die eerste vraag: hoe zijn we hier terechtgekomen?

Ik verwees in dat vorige bericht al naar mijn reeks berichten over hoe de sociologie een maatschappelijk belangrijker vak kan worden. Met een link naar het begin van die reeks. Want daarin ontwikkelde ik een empirisch onderbouwd normatief kader voor een toegepaste sociologie. Op de basis van empirische inzichten in wat mensen kunnen en willen, vallen twee maatschappelijke evenwichtstoestanden te onderscheiden, het gemeenschapsevenwicht en het statuscompetitie-evenwicht, waarvan eveneens op de basis van empirische inzichten het gemeenschapsevenwicht naar menselijk welzijn de voorkeur verdient. 

En daarmee ook in moreel opzicht valt te prefereren. Want onze morele intuïties zijn die van het gemeenschapspatroon: rekening houden met anderen, zowel in de zin van anderen geen leed willen toebrengen als in de zin van anderen accepteren, goedgezind zijn en bijstaan en ondersteunen. In termen van "goed" en "kwaad" is het gemeenschapsevenwicht duidelijk goed en het statuscompetitie-evenwicht duidelijk kwaad. Dat een toestand die mensen meer welzijn, ja, zelfs gezondheid, verschaft, ook moreel als beter wordt beoordeeld, is natuurlijk geen verrassing.

Dat overwegende kun je je afvragen hoe het kan dat het gebruikelijk is om in vakken als sociologie en economie morele oordelen buiten de deur te houden. Kan het te maken hebben met hoe het vak economie zich na de opbouw van de verzorgingsstaat heeft ontwikkeld? Dus met de neoliberale opvatting dat al het wenselijke kan worden verkregen door zoveel mogelijk gebruik te maken van het marktmechanisme? De markt als oplossing voor alle kwalen? Zodat je niet meer hoefde na te denken over wat mensen nu eigenlijk willen en kunnen?

Als dat zo zou zijn, en later daarover meer, dan is het niet verrassend dat vragen naar wat mensen echt willen (welzijn, sociale welvaart, brede welvaart) en kunnen weer de kop opsteken, nu de overheid terug is. Want de democratische overheid, dat zijn wij met zijn allen. Dan moeten we dus ook met zijn allen beslissen over wat goed voor ons is. Wat het juiste beleid is, ook in moreel opzicht. Dat valt immers niet meer "uit te besteden" aan de markt.

En dat is natuurlijk de grote uitdaging voor elke toegepaste sociale wetenschap, dus voor het vak economie en voor een maatschappelijk belangrijk vak sociologie. De economie kan niet meer terugvallen op "de markt doet het wel". En de sociologie moet haar maatschappelijke opdracht nu toch echt serieus nemen.

Wordt vervolgd. Hier het vervolg.

Geen opmerkingen: