woensdag 14 oktober 2020

Sociaalwetenschappelijk zicht op het wel of niet naleven van de regels in de corona-crisis - Wat als Rutte wel een socioloog was geweest?

We gaan een "gedeeltelijke lockdown" in. Die is nodig omdat "teveel mensen zich niet aan de regels hebben gehouden" (Rutte gisteren). NRC.nl daarover:

En inderdaad, veel burgers hielden zich daar minder aan. Maar ook de overheid leverde niet wat zij beloofde. Het sociale contract waarmee Nederland de eerste golf eronder kreeg, staat onder druk.

Dat suggereert dat wat de overheid gedaan heeft of nagelaten ook een rol speelde in het gedrag van de burgers. Tijdens de eerste golf van de verspreiding van het coronavirus bestond er kennelijk nog zoiets als een sociaal contract tussen overheid en burgers en burgers onderling. Er dreigde rampspoed en daar moesten we met zijn allen wat aan doen. Dat deden we ook, want de verspreiding van het virus werd ingedamd.

Maar tussen toen en nu is er van alles gebeurd, of juist niet gebeurd, waardoor we nu in de tweede golf terecht zijn gekomen. NRC.nl:

Want de dijkbewaking tegen een tweede golf kwam niet op orde. De mobiele app die De Jonge in april aankondigde om uitbraken op te sporen en in te dammen, kwam er pas afgelopen weekend. Het testbeleid werd wel uitgebreid, maar onvoldoende om de golf aan mensen snel te kunnen testen. Het bron- en contactonderzoek dat in de zomer met moeite de brandhaarden in kaart kon brengen, is inmiddels vrijwel overal stopgezet. Het regionale maatwerk dat het kabinet aankondigde als dé manier om strenge landelijke maatregelen te voorkomen, werd beperkt tot Randstedelijke kroegen die iets eerder dicht moesten. Met eerder en gerichter ingrijpen waren brandhaarden wellicht geblust en was de maatschappelijke en economische schade nu beperkt gebleven.

Wat is hier sociaalwetenschappelijk gezien aan de hand? Die vraag dringt zich op nu er ook kritiek valt te horen op hoe de regering zich heeft laten adviseren. De NRC Nieuwsbrief De Haagse stemming meldt vandaag:

Als Rutte wordt gevraagd of Nederlanders zich slechter aan de regels houden dan andere Europese landen, antwoordt hij standaard: „Daar waag ik mij niet aan, ik ben geen socioloog.” Dat lijkt steeds een oproep aan zichzelf om eens met sociologen of andere gedragswetenschappers te praten over welke regels het meeste effect hebben op het gedrag van mensen. Maar zelf heeft Rutte daar blijkbaar een ander idee over, want het OMT bestaat vooral uit medici en er zit geen socioloog bij. De adviesteams in andere landen hebben een veel diversere samenstelling.

Wat zou een socioloog hebben kunnen bijdragen? Hij of zij zou er denk ik op hebben gewezen dat mensen in een toestand van dreigend gevaar informatie nodig hebben over hoe ernstig het gevaar is en over hoe belangrijk hun eigen bijdrage is aan het afwenden van het gevaar.

Als het gevaar ernstig is, dan is het belangrijk dat mensen daar ook van doordrongen raken. Ze moeten gaan inzien dat de gevaren zo ernstig en urgent zijn dat de dagelijkse gang van zaken en de dagelijkse routine niet zomaar doorgang kan vinden. Dat is belangrijk omdat mensen hechten aan wat als vertrouwd en daardoor als veilig wordt beschouwd

In de eerste golf van besmettingen waren het de berichten over de snel oplopende ziekenhuisopnames en sterftecijfers die "als vanzelf" zorgden voor het ontstaan van het besef dat de gevaren groot waren. Het bleek te gaan om zaken van leven en dood. De cijfers en de media deden hun werk 

Dat maakte dat de overheid het in zekere zin gemakkelijk had. Er moesten diep ingrijpende maatregelen genomen worden, aanvankelijk nog beperkt tot adviezen vaker handen te wassen en geen hand te geven, maar al snel opgeschaald tot afstand houden, thuiswerken en een complete lockdown

Maatregelen die economische gevolgen hadden, waardoor de overheid diep in de buidel moest tasten om mensen en bedrijven voor inkomensverlies te compenseren en om zo de economie zoveel mogelijk aan de praat te houden. Terwijl eerder nog de "bezuinigingszeepbel" heerste en het kwaad van te grote overheidstekorten breed werd uitgemeten, kon dat alles nu zonder problemen aan de kant worden geschoven. Het huishoudboekjesdenken waar de politiek zo lang door was bevangen en dat aan de kiezers als hoogste economische wijsheid was voorgehouden, moest en kon zonder enige tegenspraak worden verlaten. De corona-crisis leerde een les over de rol van geld en van de overheidsbegroting.

Niet alleen was er het inzicht in de ernst van de gevaren, ook was het mensen duidelijk wat het belang was van wat ze met het eigen gedrag konden bijdragen. Door zoveel mogelijk thuis te blijven en door afstand te houden verkleinde je de kans zelf besmet te raken, maar ook de kans anderen te besmetten. Dat laatste maakt je eigen gedrag tot een morele kwestie. Het je aan de regels houden werd daarmee een geval van pro-sociaal gedrag. Je doet het immers niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen. De morele intuïties van het gemeenschapsgedrag kwamen in werking.

En dan komt het sociaalwetenschappelijke inzicht binnen dat mensen zich gemakkelijker pro-sociaal gedragen hoe meer ze zien dat anderen dat ook doen. Pro-sociaal gedrag lokt pro-sociaal gedrag uit.  En in die eerste golf waren er maar weinig of zelfs geen berichten dat anderen zich weinig van de regels aantrokken. Wat waarschijnlijk sterk heeft bijgedragen aan het naleven van de regels.

Samengevat, dat de eerste golf besmettingen vrij snel werd ingedamd, kan er dus uit worden verklaard dat mensen de ernst van het gevaar inzagen en dat ze erop konden vertrouwen dat ook anderen zich aan de regels hielden.

Met precies dezelfde inzichten kan dan ook worden verklaard hoe de tweede golf kon ontstaan. Er kwamen allerlei berichten in de media die twijfel zaaiden over de ernst van de gevaren en over het belang van de eigen bijdrage. In juli stopten Rutte en De Jonge met hun persconferenties en gingen ze op vakantie. Daarmee de indruk wekkend dat de problemen achter de rug waren. Er circuleerden berichten dat het coronavirus vergelijkbaar zou zijn met een griepje en dat eigenlijk alleen kwetsbare ouderen erdoor getroffen worden. En berichten over de negatieve effecten van de genomen maatregelen. Mensen die zich door die maatregelen in hun vrijheid beknot voelden, kregen gretig gehoor in de media. Denk aan de talkshows, waarvan je soms denkt dat hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel minder zwaar weegt dan het belang van de kijkcijfers.

Daardoor waren er meer overtredingen van de regels. Die natuurlijk "nieuwswaardiger" zijn dan al die gevallen waarin mensen zich wel aan de regels houden. Die scheve verdeling van de inhoud van het nieuws maakte dat meer mensen de indruk kregen dat steeds minder anderen de regels naleefden, waardoor ze dat dus ook zelf minder gingen doen. Waarbij natuurlijk niet hielp dat uitgerekend de minister van Justitie, Ferdinand Grapperhaus, zich niet aan de regels bleek te hebben gehouden. Dat had door zijn aftreden kunnen worden gerepareerd, maar daar werd niet voor gekozen.

Ook hielp het niet dat de overheid, dus minister De Jonge, het testbeleid en het bron- en contactonderzoek niet van de grond kreeg. Het had, ook om de ernst van de gevaren te blijven benadrukken, geweldig geholpen als zichtbaar en snel de benodigde middelen en menskracht waren ingezet. Juist door dat na te laten, kon de indruk ontstaan dat de problemen misschien wel achter de rug waren. Wat hier misging zou nog eens grondig moeten worden uitgezocht.

Kortom, het gedrag van burgers zowel tijdens de eerste als de tweede golf van besmettingen lijkt behoorlijk goed met sociaalwetenschappelijke inzichten te kunnen worden verklaard.

Voor het overheidsbeleid zou daaruit volgen dat het belangrijk is om te blijven hameren op de ernst van de gevaren en op het belang van ieders bijdrage. Berichten die daartegen in gaan, horen duidelijk te worden weersproken. Tegenover berichten over het niet naleven van de regels door sommigen, horen te berichten te staan over het wel naleven van de meesten. Omdat het naleven van de regels ook een morele kwestie is, horen oproepen tot goed gedrag ook een morele lading te hebben. 

En uiteraard hoort een minister die geen goed gedrag vertoont, af te treden. Ook zonder hem die overtreding persoonlijk zo sterk aan te rekenen, had het aftreden van Grapperhaus veel kunnen bijdragen aan de indruk van het grote belang van die regels.

Geen opmerkingen: