Stelling 3 van de Dual Mode-theorie houdt in dat de sociale toestand van het gemeenschapsevenwicht beter is voor mensen (naar welbevinden en gezondheid) dan de toestand van het statuscompetitie-evenwicht. Zoals te lezen in Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. In het gemeenschapsevenwicht handelt iedereen volgens zijn/haar morele gemeenschapsintuïties (wij-met-zijn-allen) en in het statuscompetitie-evenwicht volgt iedereen zijn/haar neigingen tot statuscompetitie (ieder-voor-zich).
Wat de empirische evidentie voor die stelling betreft, zagen we dat er wel onderzoek is dat laat zien dat het eigen gemeenschapsgedrag en het verkeren in een meer gemeenschapsgerichte sociale omgeving positieve effecten heeft op het welbevinden. Maar we zagen ook dat onderzoek ontbreekt waarin beide, dus zowel het eigen gedrag als de aard van de sociale omgeving, zijn meegenomen. Onderzoekers komen kennelijk niet gemakkelijk op het idee om dat soort onderzoek te doen.
Waardoor het nog niet mogelijk is om te toetsen of het inderdaad zo is dat het effect van het eigen gedrag afhankelijk is van de aard van de sociale omgeving. Stelling 3 impliceert namelijk dat gemeenschapsgedrag goed voor je is, maar dat daar wel voor nodig is dat anderen in je omgeving zich ook zo gedragen. Als anderen zich meer statuscompetitiegericht gedragen, dan is het maar beter om daaraan mee te doen, want anders laat je over je heen lopen. En andersom, als jij je statuscompetitiegericht gedraagt en anderen om je heen gemeenschapsgericht, dan laten die anderen je wel weten dat zulk gedrag niet gewaardeerd wordt. Het negatieve welzijnseffect van statuscompetitiegedrag zou dus groter moeten zijn in een gemeenschapsomgeving dan in een statuscompetitie-omgeving.
Er is nu de nieuwe studie Belief in a zero-sum game and subjective well-being across 35 countries met resultaten die die verwachting ondersteunt. Het gaat om een onderzoek onder ruim 7000 studenten verdeeld over 35 landen.
Daarin werd een schaal gebruikt voor de mate waarin iemand gelooft dat de sociale wereld een nul-som spel is, dat wil zeggen een wereld waarin mensen altijd tegenover elkaar staan. Wat de een wint is altijd een verlies voor de ander. Het gaat om uitspraken als
- Meestal zijn de belangen van mensen strijdig met elkaar
- Het leven is als een tenniswedstrijd - iemand wint altijd doordat de ander verliest
- Als iemand veel voor anderen doet, dan gaat hij of zij er zelf op achteruit
- Het leven is zo ingericht dat als iemand wint, er anderen zijn die verliezen
Het onderzoek laat zoals verwacht zien dat het meer geneigd zijn tot statuscompetitie slecht is voor het welbevinden. Degenen die meer geneigd zijn tot statuscompetitie hebben meer negatieve gevoelens, minder positieve gevoelens en daardoor een lagere tevredenheid met het leven.
Maar doordat die studenten verdeeld waren over 35 landen, konden de onderzoekers ook nagaan in hoeverre dit verband afhing van de gemiddelde statuscompetitiegerichtheid per land. Zou het verschil maken of je medestudenten meer of minder tot statuscompetitie geneigd zijn? Is het negatieve effect van je eigen statuscompetitie kleiner als je medestudenten ook meer tot statuscompetitie geneigd zijn?
En dat laatste bleek inderdaad het geval te zijn. In een meer antagonistische omgeving is het maar beter om je daar bij aan te passen. Statuscompetitie lokt statuscompetitie uit. Terwijl statuscompetitie slecht uitpakt voor jouw welzijn als anderen meer gemeenschapsgericht zijn, is dat minder het geval als anderen meer statuscompetitiegericht zijn.
Precies zoals door de Dual Mode-theorie voorspeld. De menselijke sociale natuur is flexibel. In een veilige, en dus gemeenschapsgerichte omgeving, is gemeenschapsgedrag goed voor je. Maar in een onveilige, en dus statuscompetitieve, omgeving is het beter voor je om, als zelfbescherming, aan die statuscompetitie mee te doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten