donderdag 27 juli 2023

Door gemeenschapsgedrag van jezelf en van anderen voel je je gelukkiger. Geen aanwijzingen voor positieve effecten van mindfulness meditatie, fysieke activiteit en contact met de natuur

Het sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de voorwaarden voor je gelukkig voelen is nog maar van recente datum. Verreweg de meeste studies zijn nog in deze eeuw gepubliceerd. Wat leren we van dat onderzoek?

Daarover gaat de nieuwe studie A systematic review of the strength of evidence for the most commonly recommended happiness strategies in mainstream media. De auteurs, Dunigan Folk en Elizabeth Dunn, zochten alle studies bij elkaar die waren uitgevoerd om te checken of een of meer van de vijf in de media meest aanbevolen strategieën om gelukkiger te worden, ook inderdaad het beoogde effect hadden. Die strategieën waren:

  • Dankbaarheid uiten naar anderen of gebeurtenissen in je leven door te schrijven in een dankbaarheidsschriftje, denken aan hoe gelukkig je bent, schrijven van dankbaarheidsbrieven aan anderen
  • Sociale interactie: sociale omgang en contact opnemen met vrienden en familie, gesprekken voeren met vreemden en sociabeler zijn
  • Mindfulness/meditatie of loving kindness meditation beoefenen, ademhalingsoefeningen doen
  • Fitness en fysieke activiteit: fysiek actief zijn, zoals gewichtheffen, fietsen, hardlopen, wandelen, sportbeoefening of yoga
  • In de natuur zijn: meer tijd in de natuur doorbrengen, wandelen in de natuur, planten in huis halen

Naast geluk, werden in die studies termen als subjectief welzijn, tevredenheid met het leven, positieve gevoelens e.d. gebruikt.

Van de vele gepubliceerde studies die gevonden werden, ruim 11.000, bleven er na selectie uiteindelijk slechts 57 over die aan de gestelde kwaliteitseisen voldeden. Een van die eisen was dat ze van te voren geregistreerd waren, waarmee publication bias werd uitgesloten. Dat laatste slaat op het niet ter publicatie aanbieden als de voorspelde effecten niet gevonden worden. Dat er zoveel studies afvielen, wijst er op dat er heel veel onderzoek gepubliceerd wordt, en in de publiciteit komt, dat niet aan strenge eisen voldoet.

Uiteindelijk komt daaruit naar voren dat er in feite geen aanwijzingen bestaan voor positieve effecten van mindfulness meditatie, fysieke activiteit en in de natuur zijn op de mate van geluksgevoelens. Wel zijn er aanwijzingen voor positieve effecten van dankbaarheid en sociale interactie.

En laat dat nu precies zijn wat je had kunnen voorspellen als je was uitgegaan van het sociaalwetenschappelijke inzicht van de innerlijke tegenstrijdigheid van de menselijke sociale natuur. Dus van de Dual mode-theorie. Want volgens dat inzicht is het streven naar sociale veiligheid fundamenteel aan het menselijke sociale gedrag en wordt die veiligheid bereikt door gemeenschapsgedrag en sociale verbondenheid met anderen met datzelfde gedrag. Die sociale verbondenheid creëert de neurofysiologische toestand van ontspanning en daarmee de de geluksgevoelens, het subjectieve welzijn, de tevredenheid met het leven of hoe je die ervaring van ontspanning maar wilt noemen.

Kortom, die aanbevelingen om vaker dankbaar te zijn en om meer sociale omgang met anderen te hebben, die sporen geheel met dat fundamentele inzicht over de aard van de menselijke sociale natuur. Gelukkig worden is niet zo gemakkelijk in je eentje, hoeveel je ook mediteert, hoe fysiek actief je ook bent of hoeveel tijd je ook in de natuur doorbrengt. 

Als dat alles niet samengaat met het deel uitmaken van een kring van gemeenschapsgedrag over en weer, dan levert het niet veel op aan geluksgevoelens. (Dat die aanbeveling van dankbaarheid een positief effect heeft, zal er aan liggen dat je op het bestaan van die kring wordt geattendeerd.)

Een ander komt er mee overeen dat het leiden van een zinvol leven, ook wel eudaimonisch geluk genoemd, wat onder meer inhoudt dat je "actief bijdraagt aan het geluk en welbevinden van anderen", opmerkelijk positieve effecten heeft, die zelfs samenhangen met een betere werking van je immuunsysteem. Zie Je gelukkig voelen is prima, maar een zinvol leven leiden is beter.

vrijdag 21 juli 2023

Donald Trump nu ook federaal aangeklaagd - Een sociaalwetenschappelijk zicht op het patroon van een kwaadaardige narcist die aan de macht komt - 3

 (Mijn LinkedIn-Nieuwsbrief van deze week.)


De laatste ontwikkeling in de ondergang van de kwaadaardige narcist Donald Trump is dat hij van de speciaal aanklager Jack Smith te horen heeft gekregen dat hij nu ook vervolgd zal worden voor zijn rol in de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021, die de bedoeling had om de officiële bezegeling van de verkiezingsuitslag te verhinderen. Hij kreeg vier dagen de tijd om daarop te reageren, wat betekent dat vandaag de aanklacht bij hem in de bus kan vallen. Daarnaast lopen er nog verschillende andere onderzoeken naar Trumps pogingen om zijn verkiezingsverlies terug te draaien. (Zie ook de vorige editie van deze Nieuwsbrief over Donald Trump.)

We naderen dus het moment dat zijn nederlaag, zijn ondergang, onafwendbaar blijkt te zijn. Maar onderdeel van dat patroon van de kwaadaardige narcist die de nederlaag onder ogen moet zien, is dat hij tot dat laatste nimmer in staat is. We kennen dat onvermogen van die andere kwaadaardige narcist, Adolf Hitler, die vond dat het Duitse volk voor zijn ondergang moest boeten en pas op het allerlaatste moment met zijn zelfmoord de ruimte vrijmaakte voor capitulatie.

Er zijn natuurlijk grote verschillen tussen Adolf Hitler en Donald Trump, maar de overeenkomsten springen in het oog. Hitler bleef tot de laatste dagen fantaseren over niet meer bestaande divisies die hij bevel gaf om op te rukken en het tij te doen keren. Trump fantaseert over een terugkeer naar het Witte Huis en dat hij dan in feite de democratie zal afschaffen en alle macht naar zich toe zal trekken. Een andere overeenkomst is dat net als Hitler dat kon, Trump tot het laatste moment een, weliswaar slinkend, aantal volgelingen aan zich weet te binden. In beide gevallen zien we de opvallende combinatie van enerzijds grote overtuigingskracht, gebaseerd op dat absolute geloof in zichzelf, en anderzijds de incompetentie die daarmee onvermijdelijk samen gaat. En we zien tweemaal een gedrag dat volledig wordt aangestuurd door de motivaties van het statuscompetitiepatroon. De kwaadaardige narcist kan, zolang niet iedereen aan zijn voeten wil liggen, niet anders dan overal vijanden zien en is er dus op uit om al die vijanden te elimineren of aan zich te onderwerpen.

In deze Editie het vervolg van de serie berichten over en naar aanleiding van Donald Trump die eerder verschenen op Toegepaste sociale wetenschap. Omdat het van groot belang is om lessen te trekken uit wat zich hier afspeelt en zich heeft afgespeeld.

Narcisme is de meest extreme vorm van het statuscompetitiepatroon

(15 augustus 2020) De menselijke sociale natuur is innerlijk tegenstrijdig. Als we ons veilig voelen, zoals wanneer we omgeven zijn door vertrouwde anderen, volgen we onze morele gemeenschapsintuïties. Maar als we ons onveilig voelen, omdat we ons misschien te weer moeten stellen tegen bedreigingen door anderen, schieten we in het statuscompetitiepatroon. 

Doordat mensen verschillen in de mate waarin ze tot het ene dan wel het andere patroon geneigd zijn, kan het conflict tussen die twee patronen ook de vorm aannemen van een strijd tussen personen. Of tussen groepen.

Een wel heel actuele vorm daarvan is de strijd om de democratie. De democratie is een poging om de morele gemeenschapsintuïties op het niveau van de nationale staat vorm te geven. Iedereen beslist mee en elke stem telt even zwaar. All men are created equal. Niemand heeft het recht om over anderen te beslissen en hen te overheersen. En met zijn allen zorgen we voor een rechtsstelsel, en voor de instandhouding daarvan, dat dient om de democratie te verdedigen tegen hen die zich bij die gelijke rechten niet willen neerleggen, Die liever een statushiërarchie zouden zien met henzelf aan de top en een machtspositie die niet door wetten en rechten wordt ingeperkt.

Dat die strijd om de democratie zich toch afspeelt, met landen als de Verenigde Staten, Belarus, Hongarije, Rusland, Brazilië, China en Turkije als in het oog springende voorbeelden, betekent dat het statuscompetitiepatroon zich niet zomaar gewonnen geeft. Als dat overheerst of dreigt te overheersen, geldt niet meer dat iedereen gelijke rechten heeft. Juist niet. De een staat boven de ander. En vooral, de een staat boven alle anderen.

Dat laatste is de sociale vorm van de narcist met zijn entourage, die erin is geslaagd het leiderschap van een nationale staat te verwerven en vervolgens die staat te ontbinden. Want hij maakt, als hij vrij baan krijgt, van dat geheel van functies, posities, rechten en verantwoordingslijnen binnen de kortste keren een strikt persoonlijk leiderschap met uitsluitend persoonlijke loyaliteiten. Hèt voorbeeld daarvan is nog altijd het aan de macht komen van Adolf Hitler. De instituties van de democratie werden van de ene dag op de andere afgeschaft. Er bleef een nationale statushiërarchie over.

Het gedrag van de narcist is wel de meest extreme vorm van het statuscompetitiepatroon. Een narcist verdraagt het niet dat hij zich zou moeten schikken naar anderen of naar iets dat zich buiten hemzelf bevindt. Dat anderen aan hem minderwaardig zijn, moet dus voortdurend worden bevestigd door hen te kleineren, te beledigen en te vernederen. Adolf Hitler was daar een meester in. En Geert Wilders, Thierry Baudet en Donald Trump kunnen er ook wat van.

En niemand weet het beter dan hijzelf. Vandaar zijn vijandige houding tegenover wetenschap. Narcisme kan onmogelijk samen gaan met jezelf te laten corrigeren door resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Er is voor een narcist maar één optie: ik ben een genie. Donald Trump en Thierry Baudet weten altijd alles beter.

Sinds de Landbouwrevolutie zitten we met die strijd tussen gemeenschap en statuscompetitie opgescheept. En de uitkomst van die strijd is onzeker.

Narcistisch leiderschap en de democratie - Trump en de komende presidentsverkiezingen

(24 september 2020) Is narcisme een psychische aandoening? Niet als je een psychische aandoeningen zo opvat dat de persoon die de aandoening heeft eraan lijdt. Want de narcist, en zeker de kwaadaardige narcist, lijdt niet. Door te lijden zou hij (meestal is de narcist een man) immers toegeven dat hem iets mankeert. En tot dat inzicht is de narcist niet in staat.

Nee, in het geval van narcisme zijn het de anderen die lijden. In het persoonlijke, sociale verkeer zijn dat de anderen die hij, meestal kortstondig, aan zich weet te binden. Want de narcist is niet in staat te voldoen aan de verwachtingen van die anderen dat de relatie evenwaardig is. Zolang iemand dan in de relatie blijft hangen, zoals bij gebrek aan inzicht in het narcistische gedrag, lijdt hij of zij. Je stelt je bloot aan leugens (de narcist kent niet het waarheidsbegrip), manipulatie, vernederingen, kleineringen en agressie. Denk aan het narcistisch slachtoffersyndroom.

En er zijn heel veel anderen die lijden in het geval dat een narcist er in slaagt het leiderschap over een nationale staat te verwerven. Want terwijl je een persoonlijke relatie met een narcist kunt beëindigen, door de relatie te verbreken of de vriendschap op te zeggen, kunnen burgers van een nationale staat niet zo gemakkelijk uitwijken. 

In de vorige eeuw kregen we een wel heel hardhandige les in wat een narcist kan aanrichten als hij aan het bewind komt. Ik denk natuurlijk aan het Hitler-bewind en aan de Holocaust. Zie (uit 2011) Het Hitler-bewind sociaalwetenschappelijk bekeken: de persoon en de berichten die daarop volgden.

Maar ook vandaag de dag is er, helaas, ruimschoots de gelegenheid om lessen te leren over narcistisch leiderschap. Net zoals we in de vorige eeuw leerden dat narcistisch leiderschap en democratie niet samen gaan, leren we dat nu met het presidentschap van Donald Trump. Zie Over het besef van het onderscheid tussen persoon en positie, en dus van de democratie en Het presidentschap van Donald Trump is voor het grote publiek een dagelijkse leerschool in het gedrag van een narcist.

De democratie is een geheel van instituties waarin onze morele gemeenschapsintuïties vorm krijgen. Essentieel daarin is dat iedereen meetelt en dat niemand meer is dan anderen. Vandaar dat de democratie allerlei waarborgen kent tegen het streven om anderen te overheersen. Gelijkheid houdt vrijheid in. En omdat iedereen hoort mee te tellen, is ook broederschap noodzakelijk. Allerlei ingrediënten waar de narcistische leider niet mee uit de voeten kan.

Dat conflict tussen narcistisch leiderschap en democratie spitst zich toe nu de presidentsverkiezingen naderen. Met een gerede kans dat Trump die verkiezingen verliest. Hij heeft natuurlijk nog altijd zijn aanhangers, de Trump-cult, maar alles wijst er op dat dat een minderheid is. Dus maken we nu mee hoe Trump omgaat met het vooruitzicht dat hij zich bij die verkiezingsnederlaag zou moeten neerleggen. 

En dat komt er op neer dat hij daartoe niet in staat is. Daarnaar gevraagd. reageerde hij als volgt:

"Well, we’re going to have to see what happens," Trump said. "You know that I’ve been complaining very strongly about the ballots and the ballots are a disaster." He went on to say: "Get rid of the ballots and you’ll have a very — we’ll have a very peaceful — there won’t be a transfer frankly, there’ll be a continuation."

Zoals geciteerd door de onvolprezen Heather Cox Richardson in haar Letters from an American van gisteren. (Volg die nieuwsbrief!)

Net zoals de narcist Hitler de gedachte dat hij misschien ooit een opvolger zou hebben, niet kon verdragen, kan ook de narcist Trump niet omgaan met de gedachte aan vrije en eerlijke verkiezingen, die zijn tegenstander zou kunnen winnen. Dus moet alles in het werk worden gesteld om de uitslag van de verkiezingen bij voorbaat verdacht te maken. Mocht hij verliezen, dan moet er nu al zoveel mogelijk twijfel zijn gezaaid aan de rechtmatigheid van de uitslag. 

Zodat hij alsnog via de omweg langs het Hooggerechtshof zou kunnen aanblijven. En precies daarom moet de overleden progressieve opperrechter Ruth Bader Ginsburg urgent worden vervangen door een aanhanger van de Trump-cult. Daarbij geholpen door de steeds slinkende, maar nog omvangrijke groep Republikeinen die hun ziel aan de duivel Trump hebben verkocht.

Hoe zal het met Trump aflopen? En over hoe het afliep met die andere kwaadaardige narcist, Adolf Hitler

(19 oktober 2020) Hoe zal het met de narcist Donald Trump aflopen? Over ruim twee weken, op 3 november, zijn de Amerikaanse presidentsverkiezingen. In veel staten is het stemmen al begonnen. Waar de Republikeinen aan de macht zijn, proberen ze het stemmen te ontmoedigen in die districten waar Democraten het sterkst zijn. Toch wordt er volop gestemd, ook als mensen daar uren voor in de rij moeten staan. Vermoedelijk zijn dat vooral Biden-stemmers. Alle opiniepeilingen laten al een hele tijd een stabiele voorsprong van Biden zien. Alles wijst er op dat er een Blue wave zit aan te komen, die niet alleen een einde maakt aan het presidentschap van Donald Trump, maar ook de Democraten de meerderheid in de Senaat zal bezorgen.

Als we er even van uitgaan dat de, mede door Moskou in gang gezette, pogingen mislukken om de verkiezingen te ontregelen, hoe zal het dan met Trump aflopen? En met zijn aanhang? 

Wat die aanhang betreft, wees de Washington Post-columnist E, J, Dionne, Jr, er gisteren op dat het Trumpisme, dus het krankzinnige rechts-extremisme natuurlijk al langer bestaat in de Amerikaanse samenleving en politiek:

What’s often missed about Trump, Trumpism and the transformation of the Republican Party is that much of what is going on now harks back to the 1960s — but the other 1960s that most people don’t think about. Not the civil rights and antiwar movements or the New Left, but the far right that was at least as important at the time: the John Birch Society, the Minutemen, the White Citizens’ Councils and comparable groups. This wacky right wing has gained more traction in our time than it did then because of right-wing media and an Internet that did not exist 60 years ago.

Een socioloog, althans een socioloog van mijn leeftijd, denkt dan meteen aan het in 1970 verschenen The Politics of Unreason. Right-wing extremism in America, 1790-1970 van Seymour Martin Lipset en Earl Raab. Hier te lezen. Maar toen dat boek verscheen, dacht ik dat het vooral over het verleden ging. Dat het nu, vijftig jaar later, zo actueel is, dat is wel heel pijnlijk.

Maar terug naar hoe het met Trump zal aflopen. Er zijn overeenkomsten met hoe het met die andere narcistische leider, Adolf Hitler, afliep. In beide gevallen gaat het om een kwaadaardige narcist die aan de macht is gekomen, veel ellende veroorzaakt en uiteindelijk zijn nederlaag onder ogen moet zien. Terwijl hij tot dat laatste fundamenteel niet in staat is.

Ik sloeg er wat Hitler betreft nog even Tot de laatste man. Duitsland, 1944 - 1945 van Ian Kershaw op na. En daarin, op p. 335-336 kom je een passage tegen die voor hoe het met Trump afloopt enige voorspellende waarde zou kunnen hebben:

Hitlers eigen droomwereld tijdens nachtelijke bezoeken aan de kelders van de Nieuwe Rijkskanselarij wanneer hij bij de maquette zat van zijn geboorteplaats Linz, geconstrueerd door zijn architect Hermann Giesler, zoals deze eruit zou zien aan het eind van een gewonnen oorlog, verschafte ook hem een tijdelijke afleiding van de klamme oorlogsdruk. Daarnaast pasten zijn fantasieën bij het masker dat hij zelfs nu nog op had, weigerend om aan zichzelf of iemand anders toe te geven dat zijn wereld in puin was gevallen. Hij had op z'n laatst sinds het mislukken van het Ardennenoffensief geweten dat de nederlaag zeker was. Maar hij kon dat niet openlijk toegeven. Dit vormde onderdeel van het doorgaande toneelspel van de onverzettelijke Führer dat hij steeds tijdens de toenemende tegenslag vol had gehouden - het voortdurend doen alsof, tegenover zichzelf zowel als zijn omgeving, dat alles uiteindelijk goed zou komen. Zijn dromen en illusies trotseerden de realiteit die hem de meeste tijd in de greep had - die van een verloren oorlog en van een naderend einde waar zijn eigen dood op moest volgen. Aangezien hij overgave nimmer kon overwegen, zou het immense lijden en de verwoesting van de oorlog zolang hij leefde, doorgaan. En aangezien hij zichzelf niet gevangen zou laten nemen, was zelfmoord de enige uitweg. Zijn monsterlijk grote ego had hem allang tot de slotsom gebracht dat het Duitse volk zich hem onwaardig had betoond. Hun nederlaag had laten zien dat ze zwak waren. Ze verdienden het niet om te overleven. Hij kon geen traan om hen laten. Maar hij moest nog beslissen wanneer en waar hij een einde aan zijn leven zou maken.

Natuurlijk zijn er naast de overeenkomsten ook grote verschillen tussen de persoonlijkheden van Hitler en Trump. Dat kwaadaardige narcisme gaat bij Trump samen met karaktereigenschappen die de associatie met kleutergedrag hebben opgeroepen (The Toddler in Chief). Wat dat gaat betekenen voor hoe het met hem afloopt? We weten het misschien snel, maar toch valt het moeilijk te voorspellen.

Amerikaanse topbestuurders trekken hun handen af van Trump en de Republikeinen - Maar het voortbestaan van de democratie zou natuurlijk niet van hen en van hun geld en macht afhankelijk behoren te zijn

(12 januari 2021) Parallel aan de democratie, waarin burgers periodiek hun stem uitbrengen, is er de collectieve besluitvorming die door donaties wordt aangestuurd. In de democratie is iedereen gelijk, dat wil zeggen, ieders stem telt even zwaar. Daarentegen geldt in die parallelle door donaties aangestuurde besluitvorming de macht van de rijken, van de kapitaalbezitters.

Democratieën verschillen in de mate waarin ze die parallelle wereld toelaten. Dus in de mate waarin ze de financiering van politieke partijen en van politici reguleren en aan banden leggen. Hoe minder ze dat doen, hoe minder je nog kunt spreken van democratie. Want als de rijken onbeperkt de invloed van hun financiële middelen op de publieke besluitvorming kunnen aanwenden, dan valt te verwachten dat die besluiten in het bijzonder voor hen gunstig zijn en minder rekening houden met de belangen van de minder bedeelden.

In Nederland ontvangen politieke partijen subsidies van de overheid, maar mogen ze ook en onbeperkt donaties van particulieren ontvangen. De enige beperking is dat donaties groter dan 4500 euro per jaar openbaar moeten worden gemaakt, zoals vastgelegd in de Wet financiering politieke partijen. Ook mogen giften niet van buiten de Europese Unie afkomstig zijn, om buitenlandse beïnvloeding te voorkomen. Die laatste bepaling dankt zijn ontstaan vooral aan zorgen over de financiering van de PVV. 

In de Verenigde Staten is er met het Citizens United-besluit van het Hooggerechtshof in 2010 wel heel ruim baan gegeven aan de beïnvloeding van de politieke besluitvorming door het Grote Geld. Hoewel er nog wel een limiet geldt aan wat een (rechts-)persoon per jaar aan een politicus mag doneren (5000 dollar), bestaat er daarnaast onbeperkte ruimte om middelen uit te trekken voor campagnes ten behoeve van een politicus of partij, zolang die campagne maar niet met die politicus of partij gecoördineerd wordt. 

Dat laatste heeft geleid tot de zich na 2010 snel uitdijende wereld van de zogenaamde super PACs (Political Action Committees), die volledig onbeperkt geld mogen inzamelen en uitgeven aan campagnes om de publieke opinie te beïnvloeden. ten gunste van de ene of de andere politicus of partij Zolang ze dat dus maar onafhankelijk doen, maar het spreekt voor zich dat daar moeilijk op valt te controleren. Wel moet de identiteit van hun geldschieters openbaar gemaakt worden, maar dat kunnen ook dark money groups zijn, waarachter zich de eigenlijke financiers kunnen verschuilen. Zie voor dit alles Citizens United Explained

Maar zie ook Advocates celebrate major US anti-money laundering victory voor het recent en bij verrassing genomen besluit van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat dat anonieme shell companies hun werkelijke eigenaars bekend moeten maken. 

Die ontwikkeling van die parallelle wereld van het Grote Geld is van grote invloed geweest op de Amerikaanse politiek. Ik stond daar al eens bij stil in het bericht Trump is dat waar de invloed van het Grote Geld op is uitgelopen.

Maar na vier jaar Trump, nu culminerend in de door Trump zelf in gang gezette poging van zijn aanhangers om de verkiezingsuitslag gewelddadig teniet te doen, lijkt het erop dat datzelfde Grote Geld zich achter de oren krabt. Allerlei grote ondernemingen kondigen aan dat zij hun donaties aan Republikeinen die de verkiezingsuitslag niet willen erkennen, zullen stopzetten. Lees Companies Pull Back Political Giving Following Capitol Violence. Eerder was er al de oproep van 160 topbestuurders van grote ondernemingen, waarvan sommigen tot dan Trump ondersteunden, om zoals dat in een democratie hoort, de macht netjes over te dragen aan de winnaar van de verkiezingen (Business Leaders, Citing Damage to Country, Urge Trump to Begin Transition).

Het is natuurlijk mooi dat ook het Grote Geld te hulp schiet om de democratie te redden. Maar het is te hopen dat al die topbestuurders ook gaan inzien hoe het zover heeft kunnen komen. En dat het wel of niet voortbestaan van de democratie niet van hen en van hun geld en macht afhankelijk behoort te zijn.

Een narcistische politieke leider kan profiteren van het echt bestaande slachtofferschap onder de kiezers, maar hij kan bovendien dat slachtofferschap aanwakkeren. Ten bate van zijn rol als redder in de nood.

(13 januari 2021) Een kwaadaardige narcist kan aan de macht komen door het volk er van te overtuigen dat ze slachtoffers zijn en dat hij de aangewezene is om dat slachtofferschap uit de wereld te helpen. Om het hen aangedane kwaad te bestrijden en de zaken recht te zetten.

We kennen dat van het aan de macht komen van Adolf Hitler in het Duitsland van de jaren 30 van de vorige eeuw. Hitler maakte gebruik van de dolkstootlegende, die inhield dat de Duitsers de Eerste Wereldoorlog niet op het slagveld hadden verloren, maar doordat de linkse revolutionairen het land hadden ondermijnd en vervolgens een (linkse) burgerlijke regering aan de macht hadden gebracht die het bevel aan de legerleiding gaf om de strijd te staken. En hij kon er gebruik van maken dat de bevolking leed onder het vreselijke bezuinigingsbeleid van de regering-Brüning, dat weer was opgelegd door de geallieerde overwinnaars van die oorlog, die hoge herstelbetalingen oplegden. 

In zijn narcistische grootheidswaan bood Hitler zich aan als de redder in de nood en hij kon daar succes mee hebben door dat slachtofferschap van de Duitse bevolking. Ik heb het precieze citaat niet bij de hand, maar hij moet gezegd hebben dat het grootste wonder ooit eruit bestond dat hij het Duitse volk had gevonden en het Duitse volk hem. Hoe dat verder afliep, dat weten we.

We maken nu de afloop mee van de vier jaar dat er in de Verenigde Staten een kwaadaardige narcist aan de macht was. Uiteraard zijn er grote verschillen, maar omdat het in beide gevallen gaat om een kwaadaardige narcist zijn er onvermijdelijk ook overeenkomsten.

Een overeenkomst is dat ook Trump appelleert aan het slachtofferschap van zijn aanhangers. En van hemzelf, nu het slecht met hem afloopt. Net zoals ook Hitler zich aan het eind zag als slachtoffer van het Duitse volk dat hem had verraden. Want als een narcistische leider uiteindelijk faalt, dan kan dat immers onmogelijk aan hemzelf liggen. 

Dat thema van het slachtofferschap kwam bij Trump voorbij in de speech die hij op 5 december van het vorig jaar hield tijdens een rally in Georgia:

We’re all victims. Everybody here. All these thousands of people here tonight. They’re all victims. Every one of you.

En met dat citaat beginnen twee politicologen vandaag in de Washington Post hun artikel naar aanleiding van hun onderzoek naar de rol van slachtofferschap in de steun voor Trump. 

Dat onderzoek is hier te lezen: ‘Why Me?’ The Role of Perceived Victimhood in American Politics. Op basis van twee landelijk representatieve steekproeven laten ze zien dat slachtofferschap onder Amerikanen veel voorkomt. Ze onderscheiden "egocentrisch slachtofferschap" en "systemisch slachtofferschap", elk vastgesteld met vier stellingen waar je het wel of niet mee eens kunt zijn:

Egocentric victimhood:
I usually have to settle for less. (42 percent agree)
I never seem to get an extra break. (36 percent)
Great things never come to me. (28 percent)
I rarely get what I deserve in life. (27 percent)
 
Systemic victimhood:
The system is rigged to benefit a select few. (54 percent agree)
The system works against people like me. (36 percent)
The world is “doing it” to me and there’s nothing I can do about it. (21 percent)
The world is out to get me. (14 percent)

Bij dat egocentrische slachtofferschap gaat het meer om het niet krijgen wat je zou moeten krijgen of wat je verdient. Terwijl er bij het systemische slachtofferschap ook wordt verwezen naar een oorzaak daarvan: "het systeem" of "de wereld". Dat onderscheid lijkt subtiel en dat is het ook, want de twee hangen samen. Als je het met de eerste vier stellingen sterk eens bent, is de kans groot dat je ook de tweede vier onderschrijft.

Wat meteen opvalt is dat slachtofferschap in de Amerikaanse samenleving wijd verbreid is. Meest in het oog springend is wel dat 54 procent het er mee eens is dat het systeem gemanipuleerd is ten behoeve van de kleine bovenlaag (53 procent van de witte en 57 procent van de niet-witte bevolking). De verschillen naar opleiding zijn klein, evenals de verschillen tussen Democraten en Republikeinen.

Je zou slachtofferschap kunnen opvatten als een element van statuscompetitie. Als er de strijd om status heerst, dan heb je onvermijdelijk winnaars en verliezers en onvermijdelijk meer verliezers dan winnaars. En bovendien winnaars die zich weinig bekommeren om de eerlijkheid van de geldende regels en het lot van de verliezers. Een toestand die natuurlijk slachtoffers met zich meebrengt en dus ook slachtofferschap. Terwijl slachtofferschap in een gemeenschapstoestand, waarin noch winnaars noch verliezers bestaan, geheel zal ontbreken.

Dat verband met statuscompetitie wordt er door bevestigd dat zij die zich meer slachtoffer voelen, ook minder vertrouwen blijken te hebben in de overheid en meer samenzweringstheorieën aanhangen. Want het is immers kenmerkend voor statuscompetitie dat de mensen die daarin verwikkeld zijn, de wereld zien als onbetrouwbaar, onveilig en vijandig.

Het is dus niet verrassend, die hoge mate van slachtofferschap onder Amerikanen. Er zijn in een land met grote ongelijkheid heel reële redenen om je slachtoffer te voelen.

Maar kun je als politiek leider dat slachtofferschap ook aanwakkeren? Om zo nog meer jouw rol als redder in de nood te benadrukken en je aanhang te vergroten? Zoals Hitler in de jaren 30 deed en zoals Trump probeerde in die speech?

Dit onderzoek geeft inderdaad een aanwijzing in die richting. Een deel van de onderzochten kreeg de volgende uitspraak voorgelegd die hun kandidaat (Trump of Biden) zou hebben gedaan:

You, the middle class and working people, have been the victims of so much. You never seem to catch a break, and always seem to pay the steepest price.
It’s sad, it really is. And I’m going to keep fighting for you no matter what.

Vergeleken met de anderen die die uitspraak niet onder ogen hadden gekregen, scoorden ze 10 procentpunten hoger op dat egocentrische slachtofferschap.

Een kwaadaardige narcistische leider kan profiteren van het echt bestaande slachtofferschap onder de kiezers, maar hij is dus bovendien in staat om dat slachtofferschap aan te wakkeren. Ten bate van zijn rol als redder in de nood.

De combinatie van incompetentie en overtuigingskracht van de narcistische leider - En over Hitler en Trump

(1 februari 2021) Sinds we nationale staten kennen, is het zo nu en dan gebeurd dat een kwaadaardige narcist erin slaagt om in een staat aan de macht te komen. Gelukkig nog niet zo vaak dat er voldoende materiaal is om er algemeenheden aan te onderkennen. We moeten het doen met gevalsstudies.

Een wel zeer ingrijpend geval is de opkomst en uiteindelijke val van Adolf Hitler. En je kunt wel zeggen dat daar zeer intensief studie van is gemaakt. Er is een bibliotheek aan boeken over verschenen.

Een ander geval is het vierjarige presidentschap van Donald Trump, dat we nu net achter de rug hebben. Ook over dit geval begint er een reeks boeken te ontstaan. Die nog wel zal groeien.

De twee gevallen zijn in veel opzichten totaal verschillend. Maar dat kan niet het zicht onttrekken aan twee opvallende overeenkomsten in het gedrag van de narcistische leider: (1) de combinatie van incompetentie en overtuigingskracht, en (2) het volstrekte onvermogen om de nederlaag onder ogen te zien. Eerst maar over die combinatie van incompetentie en overtuigingskracht.

Die incompetentie van de narcist komt eruit voort dat hij niet in staat is om van zijn fouten te leren, omdat hij niet vermag in te zien dat hij ooit een fout maakt. Dat maakt leren onmogelijk. In al die gevallen waarin hij toch van mening en gedrag lijkt te veranderen, zal hij alles in het werk stellen om zichzelf en anderen ervan te overtuigen dat hij altijd al vond wat hij nu vindt en altijd al deed wat hij nu doet. Meer in het algemeen bestaat er voor een narcist geen waarheid waar hij het hoofd voor zou moeten buigen. 

Van zowel Hitler als Trump is hun incompetentie opvallend. In het geval van Hitler zou dat nog bestreden kunnen worden, omdat hij na zijn machtsgreep aanvankelijk successen boekte. Maar al heel snel dienden zich de voortekenen aan van de uiteindelijke nederlaag. 

De door hem aangestelde Hjalmar Schacht wist de Duitse economie erboven op te krijgen en de werkloosheid terug te brengen. Maar toen dat min of meer gelukt was, bleek dat het Hitler daar eigenlijk niet om te doen was. Het ging hem om een oorlogseconomie in het leven te roepen. Dat wordt door Adam Tooze in The Wages of Destruction. The making and breaking of the Nazi economy gedetailleerd uit de doeken gedaan. Tegen alle economische logica in en en ten koste van de burgerbevolking werd de militaire macht uitgebreid. Tot een omvang die niet meer te rijmen was met het niet voeren van een oorlog.

Daarmee was eigenlijk die uiteindelijke nederlaag al bezegeld. Want zulke buitenproportionele militaire uitgaven bleken in de loop van de volgende jaren economisch niet op te brengen. Ook al waren er de "noodmaatregelen" in de vorm van grootschalige dwangarbeid en plundering van bezette gebieden. Tooze concludeert (p.662) dat het eigenlijk al in 1939, ook aan Hitler zelf, duidelijk was dat de oorlog niet gewonnen zou kunnen worden. De incompetentie bestaat eruit dat hij die toch begon en tot het einde doorzette. Tooze voert "ideologie" daar voor als verklaring aan (p. 663-5):

The key to Hitler's ideology was (...) his obsessive fixation on racial struggle and in particular the antagonism between Aryans and Jews.
(...) it was this paranoid sense of menace that precipitated Hitler's decision to launch his strike against Poland and then against the Western coalition that continued to stand obstinately in his way.
(...) this peculiar combination of strategic and economic factors, overarched by Hitler's abiding anti-Semitic obsession, is capable not only of accounting for Hitler's decision to go to war. It can also make sense of his subsequent willingness to escalate the conflict to an even larger scale.

Die paranoïde obsessie met de wereld als een strijdtoneel tussen rassen, met de superioriteit van het eigen ras en van hemzelf als de leider daarvan, past bij het patroon van het kwaadaardige narcisme. En wijst erop dat incompetentie en narcisme eigenlijk altijd samengaan.

Maar narcisme gaat ook altijd samen met overtuigingskracht. Een narcist is zo rotsvast overtuigd van zijn eigen grootsheid, dat hij anderen met zijn zelfverzekerdheid kan bedwelmen. Iemand die zo zeker van zijn zaak is, die kan het eigenlijk niet mis hebben. Als je zelf wat onzeker bent, en welk normaal mens is dat niet, dan kun je misschien niet een andere verklaring voor zoveel zelfverzekerdheid bedenken dan dat de persoon wel over bijzondere gaven moet beschikken. De narcist krijgt een aureool, hij wordt omschreven als charismatisch. En krijgt aanhangers. En hoe meer aanhangers, hoe groter zijn aantrekkingskracht. En als de maatschappelijke omstandigheden daarvoor gunstig zijn, bedreigingen, bestaansonzekerheid, dan kan een narcist aan de macht komen.

Bij Trump zien we diezelfde combinatie van incompetentie en overtuigingskracht. Die incompetentie is genoegzaam bekend. Hij kreeg voor de rijke Amerikanen een belastingverlaging voor elkaar, omdat de Republikeinen die van hem wilden. Maar tot het voeren van "beleid", met rationele afwegingen van doelen en middelen, was hij duidelijk niet in staat. Zijn tijd besteedde hij aan twitteren, televisiekijken golfen en het toespreken van zijn aanhangers. Competente adviseurs hadden grote moeite om zijn aandacht te trekken en verdwenen meer en meer uit beeld. Alleen de allertrouwste aanhangers bleven over. Obsessief narcisme verdraagt niet dat er enig waardevol advies zou kunnen worden ontvangen.

En zijn narcistische overtuigingskracht, zijn "charisma", zorgt er tot nu voor dat er nog steeds een behoorlijk grote Trump-aanhang bestaat.

Het volstrekte onvermogen van de narcistische leider om de nederlaag onder ogen te zien - En over Hitler en Trump

(2 februari 2021) Ondanks grote verschillen vallen er ook tenminste twee opvallende overeenkomsten waar te nemen tussen twee gevallen waarin een narcistische leider in een nationale staat aan de macht komt, het geval-Hitler en het geval-Trump. Eerder ging het over de combinatie van incompetentie en overtuigingskracht. Nu over de tweede overeenkomst, het volstrekte onvermogen om de nederlaag onder ogen te zien. Hier over dat onvermogen van Hitler. In het volgende bericht over dat van Donald Trump om zijn verkiezingsnederlaag te erkennen.

Dat onvermogen in het geval-Hitler is al in veel historische studies gedocumenteerd. Tijdgenoten waren er natuurlijk getuige van, als ze de oorlog en de Holocaust overleefden, maar velen waren nog zo in de ban van Hitlers overtuigingskracht dat de waarheid niet tot hen doordrong. Ter illustratie van wat nu een algemeen gedeeld inzicht is, neem ik Tot de laatste man. Duitsland 1944-1945 van Ian Kershaw er bij. Hieronder enkele citaten uit hoofdstuk 8 (Implosie), dat handelt over de eindfase, maken duidelijk wat dat onvermogen inhield en hoe het tot uiting kwam. (Zie ook het eerder aangehaalde citaat.)

In de eindfase waren er alleen nog generaals over, de anderen waren eerder ontslagen, die in Hitler bleven geloven. Dit gaat over veldmaarschalk Kesselring, die zich niet door Albert Speer liet overhalen om Hitlers bevel de Duitse economische infrastructuur te verwoesten te negeren:

Speer werd nogmaals in de veldmaarschalk teleurgesteld toen Kesselring begin april in de Führer-bunker arriveerde om Hitler over de hopeloosheid van de situatie op de hoogte te brengen. Slechts na enkele zinnen onderbrak Hitler hem met een uitvoerige uiteenzetting over hoe hij voor de Amerikanen de rollen zou omdraaien. Of hij nu echt overtuigd was of, waarschijnlijk, de gemakkelijke uitweg koos, al gauw was Kesselring het met Hitlers fantasieën eens. (p. 344-5)

 En:

De meeste generaals waren volmaakt in staat tot een rationele taxatie van de situatie. In plaats daarvan kozen ze ervoor hun eigen sinistere taxatie van het gebrek aan wapens, tekort aan manschappen en minieme kansen tegen een overweldigende macht te vergeten en de noodzaak te benadrukken alles te doen 'om de voorwaarts stuwende wil van de Führer niet teleur te stellen'. (p. 347)

En helemaal aan het eind:

Een combinatie van bijna hysterie en volstrekt fatalisme had inmiddels de bunker in haar greep. Hitler had bedrieglijke hoop gevestigd, die niet was weggenomen door Keitel en Jodl, die wel beter wisten maar nog steeds bang waren hem slecht nieuws te brengen, op het nieuwe en gehaast samengestelde 12e Leger onder generaal Walther Wenck, dat vocht aan de Elbe, en, vooral, op een tegenoffensief ten noorden van Berlijn door SS-Obergruppenführer Felix Steiners pantserkorps. Toen hij had vernomen, op 22 april, dat Steiners aanval niet had plaatsgevonden, waren de opgekropte gevoelens in een woeste explosie van elementaire woede naar buiten gekomen. Hitler gaf voor de eerste keer openlijk toe dat de oorlog verloren was. Hij zei tegen zijn geschokte entourage dat hij vastbesloten was in Berlijn te blijven en zich op het allerlaatste moment het leven te benemen. Hij leek afstand te doen van macht en verantwoordelijkheid, zeggend dat hij geen verdere orders voor de Wehrmacht had. (...) Maar, verbazingwekkend genoeg, hij had zichzelf weer vermand, weigerde ook maar een greintje gezag af te staan en straalde als altijd een onvervalst optimisme uit in zijn militaire briefings - slechts enkele ogenblikken nadat hij privé sprak over zijn ophanden zijnde dood en de verbranding van zijn lichaam. Het toneelspel, dat hem voor een kort moment was ontglipt, was weer in stelling. (p. 383-4)

En na zijn zelfgekozen dood:

De oorlog was nog niet voorbij. Buiten Berlijn ging het gevecht door. Maar met Hitlers dood was de onoverkomelijke hindernis voor capitulatie weggenomen. Wat onmogelijk was geweest zolang hij leefde, werd onmiddellijk realiseerbaar zodra hij dood was. Niets toont duidelijker de mate aan waarin hij persoonlijk het regime bijeenhield. De banden met zijn 'charismatische gemeenschap' en de gefragmenteerde bestuursstructuren die tijdens het hele Derde Rijk hadden bestaan en zijn eigen onaanvechtbare macht garandeerden, hadden in staat gesteld, tegen een vreselijke prijs voor het Duitse volk, te blijven opereren totdat de Russen letterlijk aan de poorten van de Rijkskanselarij stonden. (p. 391-2)
Hitlers persoonlijkheid was duidelijk verre van onbelangrijk voor Duitslands volgehouden strijd. Generaals evenzeer als politieke leiders vonden hem volstrekt onbuigzaam als ze een alternatieve koers voorstelden. Sommigen die gedemoraliseerd en wanhopig hem zelfs tijdens de laatste weken opzochten, vertrokken met nieuw enthousiasme en vastberadenheid. (...) Dit moet echter niet opgevat worden als uitsluitend een kwestie van Hitlers overheersende persoonlijkheid - zijn onbuigzaamheid, zijn losgeraakt zijn van de werkelijkheid, zijn bereidheid om het land en het Duitse volk samen met hem volledig ten onder te laten gaan - hoe belangrijk dit ook was. Daarnaast is er de vraag waarom de machtselite bereid was hem zo rampzalig tot op het einde alles te laten dicteren. (p. 447)
De denkhouding van de regerende elite had zich gevoegd naar het karakter van charismatische heerschappij en de structurele determinanten die elke uitdaging van Hitler verhinderden. Onder nazileiders bleken de persoonlijke banden die op een eerder tijdstip met Hitler waren gesmeed, bijna onmogelijk te verbreken, zelfs toen het in de persoonlijkheidscultus ingebouwde aureool van onfeilbaarheid verbleekte. (p.448)

Wat we hier goed zien is hoe die combinatie van het onvermogen om de nederlaag te erkennen en zijn overtuigingskracht een kring van trouwe volgelingen in stand hield. Datzelfde patroon, dwars door alle grote verschillen in persoon en omstandigheden heen, valt aan het geval-Trump waar te nemen.

3 februari 2021

Nederlagen van narcistische leiders. Hoe de nederlaag zich in het geval-Trump voltrekt

Het geval-Hitler is een wel heel gruwelijk geval van een narcistische leider die niet in staat is om zijn nederlaag onder ogen te zien. En we zagen dat dat onvermogen samen gaat met zoveel overtuigingskracht dat de leider tot het bittere eind een kring van volgelingen om zich heen heeft.

Nu over dat andere geval. Andere persoon, andere tijd, andere omstandigheden, maar ook een narcist die in een nationale staat aan de macht is gekomen. Het geval-Trump dus. Ook met een nederlaag, maar in dit geval een nederlaag bij democratische verkiezingen. 

Wat meteen wijst op het grote verschil in omstandigheden: Hitler was in staat om de nog bestaande democratie binnen de kortste keren af te schaffen. Een verkiezingsnederlaag behoorde daarna al niet meer tot de mogelijkheden. Als er wel nog verkiezingen zouden zijn geweest, dan had hij die na zijn eerste economische en militaire successen hoogstwaarschijnlijk verloren, want de steun onder de bevolking nam snel af. Ian Kershaw daarover:

In politiek opzicht zorgde de oorlogsmoeheid voor een groeiende aversie tegen het naziregime, maar zonder enige mogelijkheid om dit gevoel in daden om te zetten. Niet alleen de nazipartij maar ook Hitler zelf was nu het middelpunt van kritiek geworden omdat hij Duitsland in een oorlog had gestort en zoveel ellende had veroorzaakt. Als duidelijk teken daarvan was de 'Heil Hitler'-groet aan het verdwijnen. 'De Voorzienigheid heeft bepaald dat het Duitse volk vernietigd moest worden, en Hitler is de uitvoerder geweest van deze wens,' was volgens een van de SD-posten begin november een gangbare mening. Behalve op deze negatieve manier, als de oorzaak van alle ellende en de belemmering om er een einde aan te maken, speelde Hitler, die ooit door miljoenen werd verafgood, inmiddels nauwelijks meer een rol in het bewustzijn van de gewone man. (p.155)

Dat wijst er op dat het van cruciaal belang is dat de democratie zich weet te handhaven ook als een narcistische leider aan de macht komt. Hoewel Trump gedurende vier jaar alle democratische regels aan zijn laars lapte, was er voldoende tegenkracht en was de Amerikaanse democratie, hoewel met gebreken, toch sterk genoeg om na vier jaar vrije en eerlijke verkiezingen te kunnen organiseren. Die Trump dus, hoewel nog steeds met grote aanhang, duidelijk verloor.

En dat was dus de nederlaag tot het onder ogen zien waarvan hij niet in staat was. En is. Want hoewel hij het Witte Huis verliet, blijft hij volhouden dat de uitslag door grootschalige fraude tot stand is gekomen en dat hij, in zijn eigen werkelijkheid, de verkiezingen met een landslide heeft gewonnen.

 Dus moest alles in het werk worden gesteld om de inauguratie van zijn opvolger, Joe Biden, te voorkomen. Maar dan ook alles, tot en met het opjutten van zijn meest fanatieke aanhangers tot het bestormen van het Capitool op 6 januari, toen daar de verkiezingsuitslag formeel bezegeld werd. Alles wijst erop dat hij toen, in zijn narcistische waanwereld, serieus geloofde dat daarmee de verkiezing van Joe Biden ongedaan kon worden gemaakt. Een staatsgreep dus.

De New York Times maakte een gedetailleerd verslag van wat zich in de 77 dagen tussen de verkiezingen en de inauguratie van Biden in de Trump-kringen afspeelde: 77 Days: Trump’s Campaign to Subvert the Election. Een stukje geschiedschrijving in de tegenwoordige tijd. Over een de realiteit ontkennende president en zijn kring van aanhangers door dik en dun en anderen die hem uit opportunisme bleven steunen en hoopten dat hij niet te ver zou gaan:

Across those 77 days, the forces of disorder were summoned and directed by the departing president, who wielded the power derived from his near-infallible status among the party faithful in one final norm-defying act of a reality-denying presidency.
Throughout, he was enabled by influential Republicans motivated by ambition, fear or a misplaced belief that he would not go too far.

Net zo als Hitler als hij slecht nieuws kreeg elke laatste strohalm aangreep en orders uitvaardigde aan al niet meer bestaande divisies, greep Trump zich vast aan elk klein gerucht over mogelijke verkiezingsfraude dat hem werd toegespeeld.

The attorney general, Mr. Barr, arrived at the White House on the afternoon of Dec. 1 to find the president in a fury.
For weeks, Mr. Trump had been peppering him with tips of fraud that, upon investigation by federal authorities, proved baseless. That morning, after the president complained to Fox that the Justice Department was “missing in action,” Mr. Barr told The Associated Press that “we have not seen fraud on a scale that could have effected a different outcome.”
But another allegation had just captured the presidential imagination: A truck driver on contract with the Postal Service was claiming that he had delivered many thousands of illegally filled-out ballots to Pennsylvania from a depot on Long Island.
Federal investigators had determined that that one, too, was bunk. Court records showed that the driver had a history of legal problems, had been involuntarily committed to mental institutions several times and had a sideline as a ghost hunter, The York Daily Record reported.

En net zo als Hitler opliep tegen de overmacht van de geallieerde legers, liep Trump op tegen de rechters die al zijn ongefundeerde rechtszaken tegen verkiezingsuitslagen verwierpen. Waarna er toch weer een helper was die hem een nieuwe laatste strohalm aanbood.

Yet as the suits failed in court after court across the country, leaving Mr. Trump without credible options to reverse his loss before the Electoral College vote on Dec. 14, Mr. Giuliani and his allies were developing a new legal theory — that in crucial swing states, there was enough fraud, and there were enough inappropriate election-rule changes, to render their entire popular votes invalid.
As a result, the theory went, those states’ Republican-controlled legislatures would be within their constitutional rights to send slates of their choosing to the Electoral College.
If the theory was short on legal or factual merit, it was rich in the sort of sensational claims — the swirl of forged ballots and “deep state” manipulation of voting machines — that would allow Mr. Trump to revive his fight, give his millions of voters hope that he could still prevail and perhaps even foment enough chaos to somehow bring about an undemocratic reversal in his favor.

En zo ging het nog een tijd door. Totdat ook het Hooggerechtshof nul op het rekest gaf. En alleen nog de georganiseerde en aangestichte bestorming van het Capitool restte, die serieus bedoeld was als een gewelddadige staatsgreep. 

De nederlaag was een feit. Zoals Hitler op het allerlaatste moment een einde aan zijn leven maakte, vertrok Trump op het allerlaatste moment uit het Witte Huis. Er rest hem nog een impeachment door de Senaat, die over zes dagen begint en ertoe kan leiden dat hij niet meer voor enige publieke functie in aanmerking kan komen. En er staan hem civiele en strafrechtszaken te wachten wegens financiële malversaties. 

In het geval-Trump voltrekt zich de nederlaag binnen de regels van een nog functionerend democratisch stelsel. De uiteindelijke afloop dient zich aan.

woensdag 12 juli 2023

Over sociaalwetenschappelijke inzichten die je ogen openen. En over Mark Rutte die geen beroep deed op ons betere ik.

Als je het sociaalwetenschappelijke inzicht dat de menselijke sociale natuur innerlijk tegenstrijdig is, namelijk tussen ons vermogen tot gemeenschapsgedrag en ons vermogen tot statuscompetitiegedrag, tot je laat doordringen, dan gaat er een wereld voor je open. 

Nee, dat is niet overdreven. Dat inzicht helpt je om bij de chaotische veelheid van je dagelijkse ervaringen met jezelf en anderen en van het politieke en maatschappelijke nieuws dat je tot je neemt, een flinke stap terug te doen en te reflecteren over wat er aan die veelheid gemeenschappelijk is. Je ogen zijn geopend voor het opmerken van gevallen waarin het gemeenschapspatroon van het iedereen-telt-mee actief is dan wel gevallen waarin het statuscompetitiepatroon van het ieder-voor-zich de overhand heeft. 

Dan gaat het over het waarnemen, het herkennen, van gedragingen als gevallen van het ene dan wel het andere patroon. Maar er is ook het verklaren en begrijpen. Dan gaat het over de sociaalwetenschappelijke inzichten in de voorwaarden waaronder elk van die gedragspatronen zich vooral voordoen. 

In grote lijnen: alles draait om de vraag of mensen zich sociaal veilig voelen. Als dat zo is, dan vergroot dat sterk de kans op gemeenschapsgedrag. Datzelfde gemeenschapsgedrag, maar dan van anderen in de sociale omgeving, maakt dat iemand zich sociaal veilig voelt. Anders gezegd, gemeenschapsgedrag van de een lokt gemeenschapsgedrag van de ander uit. Afgezien van het gedrag, is vertrouwdheid een belangrijke, maar niet perfecte, aanwijzing voor sociale veiligheid.

Andersom vergroot sociale onveiligheid de kans op statuscompetitiegedrag. En net zo maakt het statuscompetitiegedrag van anderen dat iemand zich sociaal onveilig voelt. Statuscompetitiegedrag van de een lokt het statuscompetitiegedrag van de ander uit.

De evolutionaire achtergrond van deze inzichten bestaat eruit dat alle organismen, dus ook mensen, erop zijn geselecteerd om veiligheid te zoeken en onveiligheid te vermijden. Veiligheid in de betekenis van gunstig voor overleving en reproductie. De wereld van organismen is uiterst divers en de implicaties hiervan kunnen voor verschillende soorten heel verschillend uitpakken. 

De menselijke soort is geëvolueerd tot een sociale diersoort, wat in ons geval betekent dat het samenwerken en delen in het verleden sterk heeft bijgedragen aan onze overleving en reproductie. Dat betekent dat onze voorouders werden geselecteerd op dat vermogen tot het gemeenschapsgedrag van iedereen-telt-mee, want dat vormde de grondslag voor het samenwerken en delen. En het betekent dat individuele en sociale onderdrukking van de neiging tot statuscompetitiegedrag onderdeel werd van dat gemeenschapspatroon. Want met het ieder-voor-zich van het statuscompetitiegedrag was samenwerken en delen natuurlijk onmogelijk.

Die evolutionaire achtergrond laat je beide gedragspatronen herkennen als in het verleden geselecteerde aanpassingen aan de aard van de sociale omgeving. Bij sociale onveiligheid ligt het statuscompetitiepatroon klaar om uitgevoerd te worden. Je moet voor jezelf opkomen, want anderen doen dat niet. Neurofysiologisch is dat de vechtreactie. Je moet zo hoog mogelijk in de statushiërarchie terecht zien te komen. En hoe meer dat niet lukt, hoe meer je door onderdanigheid (neurofysiologisch: de immobilisatiereactie) zult proberen om de schade zoveel mogelijk te beperken.

En bij sociale veiligheid ligt het gemeenschapspatroon klaar om uitgevoerd te worden. Je ervaart dan een toestand van sociale verbondenheid, die neurofysiologisch gepaard gaat met een toestand van ontspanning. Je weet dat jij meetelt omdat iedereen meetelt. 

Voor iedereen die dit blog al langere tijd volgt, komt dit alles bekend voor. In talloze blogberichten komen deze inzichten of onderdelen daarvan terug. Met vele verwijzingen naar wetenschappelijk onderzoek. Maar het leek me goed om de kern ervan nog eens een keer kort en bondig op te schrijven.

Met als kleine illustrerende toegift een toepassing ervan op het actuele probleem van de democratie. En op de actualiteit van het aangekondigde vertrek uit de politiek van Mark Rutte, al dertien jaar onze premier. 

Over het tijdperk Rutte is de afgelopen dagen al veel geschreven. Ik bleef even hangen bij Mark Rutte, een weergaloze acrobaat die geen ontroering bracht, geen verhaal had en geen beroep deed op ons betere ik, dat Sheila Sitalsing voor de Volkskrant schreef. En in het bijzonder bij die ene zin, die deels terugkeert in de titel:

Een weergaloze acrobaat ook, die het publiek kon amuseren en ontzag kon inboezemen, maar geen ontroering bracht, geen verhaal, geen beroep deed op ons betere ik.

Die geen beroep deed op ons betere ik. Dat zijn maar acht woorden, maar ze zijn van grote betekenis. 

Want de democratie is de institutionalisering van ons gemeenschapspatroon van het iedereen-telt-mee. Zowel in de zin van het algemeen kiesrecht als in de zin van gelijke rechten en van een beleid gericht op ieders welzijn. Dat betekent dat de democratie altijd verdedigd moet worden tegen de neiging tot statuscompetitiegedrag, tegen een politiek van ieder-voor-zich. Waarin het recht van de sterkste geldt en grote ongelijkheid niet als probleem wordt gezien.

Die verdediging van de democratie houdt in dat wij ons betere ik, dat wil zeggen het ik van het gemeenschapsgedrag, laten gelden en elkaar oproepen tot het handelen volgens dat betere ik. En het zou al helemaal moeten inhouden dat degenen die onze democratie vertegenwoordigen en personifiëren, een beroep doen op ons betere ik.

Dat Mark Rutte dat laatste niet deed, staat natuurlijk voor een heel politiek tijdperk, het tijdperk dat de politici, en vele burgers, in de ban waren van het neoliberalisme, van de marktvuistregel. 

Waarin dat betere ik inderdaad helemaal geen rol zou hoeven te spelen. Waarin het integendeel als "woke" moet worden gekleineerd. Zie De strijd tussen gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag is die tussen de morele oproep aan de ene kant en het kleineren van die oproep als woke aan de andere kant.

Ik zei toch dat er met die sociaalwetenschappelijke inzichten een wereld voor je open gaat?