maandag 11 juni 2012

Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (7): spiegelneuronen, een voetbalsupporter en echopraxie

In het vorige bericht in deze reeks ging het er over dat de anderen er altijd zijn. In de zin dat ze ons denken, onze gevoelens en ons gedrag beïnvloeden ook als ze fysiek niet aanwezig zijn. En in dit bericht ging het over spiegelneuronen, mede naar aanleiding van het boek Het empathische brein. Waarom we socialer zijn dan we denken van Christian Keysers.

Deze reeks berichten gaat over de samenhang tussen pro-sociaal gedrag en de sociale omgeving van een persoon. Ik heb over de aard van die samenhang al eerder gezegd dat pro-sociaal gedrag in strikte zin wel het gedrag is van een individu, maar eigenlijk een collectieve prestatie is. De kans op het aangeleerd hebben van pro-sociaal gedrag en de kans op het uitvoeren van pro-sociaal gedrag in de huidige situatie is sterk afhankelijk  van het pro-sociale gedrag van anderen, toen en nu. Kinderen die tijdens het opgroeien meer met mensen in aanraking komen die zich pro-sociaal gedragen, zullen zelf als kind en als volwassenen ook gemakkelijker pro-sociaal gedrag vertonen. Het pro-sociale gedrag is als het ware tot hun repertoire gaan behoren. Maar ze zijn flexibel. Als ze op latere leeftijd in een situatie belanden waar alles er op wijst dat anderen alleen maar op hun eigen belang uit zijn, dan zullen ze hun gedrag daar op aanpassen. Dus door elkaar te beïnvloeden, brengen we ons pro-sociale gedrag gezamenlijk tot stand. Een collectieve prestatie dus. Maar een collectief falen is ook mogelijk.

De ontdekking van spiegelneuronen maakt duidelijk dat dat collectieve karakter van de totstandkoming (of het falen daarvan) van pro-sociaal gedrag zo fundamenteel is dat het de grens tussen individuen doet vervagen. Ik citeer nogmaals Keysers:
Als we iemand een handeling zien uitvoeren, lijkt de spiegelactiviteit  in onze pre-motor- en pariëtaalcortex niet alleen op de activiteit wanneer we zelf soortgelijke handelingen uitvoeren, maar ook op de activiteit in de pre-motorcortex van degene naar wie we kijken. In dat geval worden de pre-motor- en pariëtaalactiviteit van degene die wordt waargenomen daadwerkelijk gespiegeld door de waarnemer.
Als we iemand iets zien doen, dan zijn er in onze hersenen neuronen actief die dat ook zijn, maar minder, als we die handeling zelf uitvoeren.

Meestal minder, maar soms gaat die activiteit heel ver. Bij de thuiswedstrijden van de club waar ik lang geleden voetbalde stond er altijd een supporter langs de lijn die zo met het spel meeleefde dat hij de bewegingen van de spelers die aan de bal waren of aan de bal probeerden te komen, tot op grote hoogte ook zelf uitvoerde. Als de spits omhoog sprong voor een kopbal, dan kon hij niet blijven staan. Maar dit gold wel alleen voor de bewegingen van de spelers van de eigen club. Dat laatste komt geheel overeen met het huidige onderzoek. Onze spiegelactiviteit is groter wanneer we handelingen van een vertrouwde persoon waarnemen. En wordt gedempt als de andere persoon iemand is waarmee we concurreren.

Dat gedrag van die supporter was zo opvallend en hij was zo slecht in staat om dat gedrag te onderdrukken, dat hij waarschijnlijk, zo leer ik nu uit dat boek van Keysers, aan echopraxie leed, een beschadiging van de frontaalkwab. Het doet denken aan de patiënt die als de neuroloog twee brillen op tafel legt en er zelf een opzet, het niet kan laten die tweede bril op te zetten, over zijn eigen bril heen.

In volgende berichten meer over wat we leren van het onderzoek naar spiegelneuronen over pro-sociaal gedrag.

Geen opmerkingen: