dinsdag 2 februari 2021

Het volstrekte onvermogen van de narcistische leider om de nederlaag onder ogen te zien - En over Hitler en Trump

Ondanks grote verschillen vallen er ook tenminste twee opvallende overeenkomsten waar te nemen tussen twee gevallen waarin een narcistische leider in een nationale staat aan de macht komt, het geval-Hitler en het geval-Trump. In het vorige bericht ging het over de combinatie van incompetentie en overtuigingskracht. Nu over de tweede overeenkomst, het volstrekte onvermogen om de nederlaag onder ogen te zien. Hier over dat onvermogen van Hitler. In het volgende bericht over dat van Donald Trump om zijn verkiezingsnederlaag te erkennen.

Dat onvermogen in het geval-Hitler is al in veel historische studies gedocumenteerd. Tijdgenoten waren er natuurlijk getuige van, als ze de oorlog en de Holocaust overleefden, maar velen waren nog zo in de ban van Hitlers overtuigingskracht dat de waarheid niet tot hen doordrong. Ter illustratie van wat nu een algemeen gedeeld inzicht is, neem ik Tot de laatste man. Duitsland 1944-1945 van Ian Kershaw er bij. Enkele citaten uit hoofdstuk 8 (Implosie), dat handelt over de eindfase, maken duidelijk wat dat onvermogen inhield en hoe het tot uiting kwam.

Hitlers eigen droomwereld tijdens nachtelijke bezoeken aan de kelders van de Nieuwe Rijkskanselarij wanneer hij bij de maquette zat van zijn geboorteplaats Linz, geconstrueerd door zijn architect Hermann Giesler, zoals deze eruit zou zien aan het eind van een gewonnen oorlog, verschafte ook hem een tijdelijke afleiding van de klamme oorlogsdruk. Daarnaast pasten zijn fantasieën bij het masker dat hij zelfs nu nog op had, weigerend om aan zichzelf of iemand anders toe te geven dat zijn wereld in puin was gevallen. Hij had op z'n laatst sinds het mislukken van het Ardennenoffensief geweten dat de nederlaag zeker was. Maar hij kon dat niet openlijk toegeven. Dit vormde onderdeel van het doorgaande toneelspel van de onverzettelijke Führer dat hij steeds tijdens de toenemende tegenslag vol had gehouden - het voortdurend doen alsof, tegenover zichzelf zowel als zijn omgeving, dat alles uiteindelijk goed zou komen. Zijn dromen en illusies trotseerden de realiteit die hem de meeste tijd in de greep had - die van een verloren oorlog en van een naderend einde waar zijn eigen dood op moest volgen. Aangezien hij overgave nimmer kon overwegen, zou het immense lijden en de verwoesting van de oorlog zolang hij leefde, doorgaan. En aangezien hij zichzelf niet gevangen zou laten nemen, was zelfmoord de enige uitweg. Zijn monsterlijk grote ego had hem allang tot de slotsom gebracht dat het Duitse volk zich hem onwaardig had betoond. Hun nederlaag had laten zien dat ze zwak waren. Ze verdienden het niet om te overleven. Hij kon geen traan om hen laten. Maar hij moest nog beslissen wanneer en waar hij een einde aan zijn leven zou maken. (p. 335-6, hier eerder geciteerd)

In die eindfase waren er alleen nog generaals over, de anderen waren eerder ontslagen, die in Hitler bleven geloven. Dit gaat over veldmaarschalk Kesselring, die zich niet door Albert Speer liet overhalen om Hitlers bevel de Duitse economische infrastructuur te verwoesten te negeren:

Speer werd nogmaals in de veldmaarschalk teleurgesteld toen Kesselring begin april in de Führer-bunker arriveerde om Hitler over de hopeloosheid van de situatie op de hoogte te brengen. Slechts na enkele zinnen onderbrak Hitler hem met een uitvoerige uiteenzetting over hoe hij voor de Amerikanen de rollen zou omdraaien. Of hij nu echt overtuigd was of, waarschijnlijk, de gemakkelijke uitweg koos, al gauw was Kesselring het met Hitlers fantasieën eens. (p. 344-5)

 En:

De meeste generaals waren volmaakt in staat tot een rationele taxatie van de situatie. In plaats daarvan kozen ze ervoor hun eigen sinistere taxatie van het gebrek aan wapens, tekort aan manschappen en minieme kansen tegen een overweldigende macht te vergeten en de noodzaak te benadrukken alles te doen 'om de voorwaarts stuwende wil van de Führer niet teleur te stellen'. (p. 347)

En helemaal aan het eind:

Een combinatie van bijna hysterie en volstrekt fatalisme had inmiddels de bunker in haar greep. Hitler had bedrieglijke hoop gevestigd, die niet was weggenomen door Keitel en Jodl, die wel beter wisten maar nog steeds bang waren hem slecht nieuws te brengen, op het nieuwe en gehaast samengestelde 12e Leger onder generaal Walther Wenck, dat vocht aan de Elbe, en, vooral, op een tegenoffensief ten noorden van Berlijn door SS-Obergruppenführer Felix Steiners pantserkorps. Toen hij had vernomen, op 22 april, dat Steiners aanval niet had plaatsgevonden, waren de opgekropte gevoelens in een woeste explosie van elementaire woede naar buiten gekomen. Hitler gaf voor de eerste keer openlijk toe dat de oorlog verloren was. Hij zei tegen zijn geschokte entourage dat hij vastbesloten was in Berlijn te blijven en zich op het allerlaatste moment het leven te benemen. Hij leek afstand te doen van macht en verantwoordelijkheid, zeggend dat hij geen verdere orders voor de Wehrmacht had. (...) Maar, verbazingwekkend genoeg, hij had zichzelf weer vermand, weigerde ook maar een greintje gezag af te staan en straalde als altijd een onvervalst optimisme uit in zijn militaire briefings - slechts enkele ogenblikken nadat hij privé sprak over zijn ophanden zijnde dood en de verbranding van zijn lichaam. Het toneelspel, dat hem voor een kort moment was ontglipt, was weer in stelling. (p. 383-4)

En na zijn zelfgekozen dood:

De oorlog was nog niet voorbij. Buiten Berlijn ging het gevecht door. Maar met Hitlers dood was de onoverkomelijke hindernis voor capitulatie weggenomen. Wat onmogelijk was geweest zolang hij leefde, werd onmiddellijk realiseerbaar  zodra hij dood was. Niets toont duidelijker de mate aan waarin hij persoonlijk het regime bijeenhield. De banden met zijn 'charismatische gemeenschap' en de gefragmenteerde bestuursstructuren die tijdens het hele Derde Rijk hadden bestaan en zijn eigen onaanvechtbare macht garandeerden, hadden in staat gesteld, tegen een vreselijke prijs voor het Duitse volk, te blijven opereren totdat de Russen letterlijk aan de poorten van de Rijkskanselarij stonden. (p. 391-2)

Hitlers persoonlijkheid was duidelijk verre van onbelangrijk voor Duitslands volgehouden strijd. Generaals evenzeer als politieke leiders vonden hem volstrekt onbuigzaam als ze een alternatieve koers voorstelden. Sommigen die gedemoraliseerd en wanhopig hem zelfs tijdens de laatste weken opzochten, vertrokken met nieuw enthousiasme en vastberadenheid. (...) Dit moet echter niet opgevat worden als uitsluitend een kwestie van Hitlers overheersende persoonlijkheid - zijn onbuigzaamheid, zijn losgeraakt zijn van de werkelijkheid, zijn bereidheid om het land en het Duitse volk samen met hem volledig ten onder te laten gaan - hoe belangrijk dit ook was. Daarnaast is er de vraag waarom de machtselite bereid was hem zo rampzalig tot op het einde alles te laten dicteren. (p. 447)

De denkhouding van de regerende elite had zich gevoegd naar het karakter van charismatische heerschappij en de structurele determinanten die elke uitdaging van Hitler verhinderden. Onder nazileiders bleken de persoonlijke banden die op een eerder tijdstip met Hitler waren gesmeed, bijna onmogelijk te verbreken, zelfs toen het in de persoonlijkheidscultus ingebouwde aureool van onfeilbaarheid verbleekte. (p.448)

Wat we hier goed zien is hoe die combinatie van het onvermogen om de nederlaag te erkennen en zijn overtuigingskracht een kring van trouwe volgelingen in stand hield. In het volgende bericht over hoe  datzelfde patroon, dwars door alle grote verschillen in persoon en omstandigheden heen, aan het geval-Trump zijn waar te nemen.

Geen opmerkingen: