Nog even over die sociologen die zo langzaam tot het inzicht komen dat pesten op scholen een groepsfenomeen is. In het bericht Sociologen worden zich er langzaamaan van bewust dat pesten op scholen een groepsfenomeen is - Terwijl dat nu juist bij uitstek een sociologisch inzicht is ging het om een recente sociologische studie waaruit aanwijzingen naar voren komen voor dat groepskarakter van pesten.
Uit hun onderzoek blijkt namelijk dat pesten instrumenteel is in de statuscompetitie die zich tussen leerlingen afspeelt. In die statuscompetitie ben je altijd elkaars concurrenten, want hoge statusposities zijn schaars. Dus moet je je concurrenten, en dat kunnen "vrienden" zijn, naar beneden halen door pesten. Als dat pestgedrag slaagt, is je slachtoffer geïntimideerd en laat je aan hem of haar en aan de omstanders zien dat jouw statuspositie hoger is. Die statuscompetitie speelt zich altijd in een groep af en op scholen is die groep meestal de groep leerlingen waarmee je de meeste lessen volgt.
Ik stond er in dat vorige bericht al bij stil dat onderzoekers daaruit de voor de hand liggende conclusie zouden moeten trekken dat pesten het beste kan worden teruggedrongen door de voorwaarden waaronder het in groepen veel voorkomt weg te nemen. Want het blijkt immers dat pesten minder voorkomt als klasgenoten elkaar beter kennen en als je groepen leeftijdsgemengd samenstelt. Zie Minder pesten door kleinere scholen en leeftijdsgemengde groepen. Dat zijn precies de voorwaarden waaronder dat andere gedragspatroon, dat van het gemeenschapsgedrag, gemakkelijker getriggerd wordt. Je hoeft daar dan verder weinig aan te doen, want dat gedrag van rekening-houden-met-elkaar en iedereen-telt-mee ontwikkelt zich dan spontaan.
Maar die conclusie trekken die onderzoekers niet. Integendeel, ze gaan ervan uit dat enige mate van statushiërarchie, en dus statuscompetitie, nu eenmaal onvermijdelijk is. Zoals ik in dat vorige bericht al opmerkte, zonder enige onderbouwing. Hoewel ze socioloog zijn, zijn ze er niet van op de hoogte dat mensen heel goed in staat zijn tot gemeenschapsgedrag en in staat om in een groep de statuscompetitie te onderdrukken.
En ze realiseren zich niet dat statuscompetitie en gemeenschapsgedrag elkaar niet verdragen. Toegespitst gezegd, groepen bevinden zich oftewel in het gemeenschapsevenwicht oftewel in het statuscompetitie-evenwicht. Zie (nog eens) Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. En hoe meer ze zich richting het ene evenwicht bewegen, hoe meer ze het andere evenwicht achter zich laten.
Dat ze zich dat niet realiseren, blijkt uit hun voorstel hoe het pesten zou moeten worden teruggedrongen. Gegeven dat die statuscompetitie er nu eenmaal altijd is, pleiten ze voor een strategie die eruit bestaat de scholieren met de hogere status ertoe te bewegen om zich meer pro-sociaal (dus meer gemeenschapsgericht) te gedragen. Dus precies het omgekeerde te doen dan het gedrag waarmee ze die hoge status bereikt hebben. En omdat ze die hoge status hebben, zullen degenen met lagere status hun voorbeeld volgen. Probleem opgelost. In de woorden van de onderzoekers;
One such strategy entails coopting status contests for prosocial ends by identifying high-status youths and changing their behavior in the hopes that they in turn influence their peers.
Maar dat kan natuurlijk niet werken. Statuscompetitiegedrag is egoïstisch gedrag; iedereen wil voor zichzelf een hogere status en voor anderen een lagere status. Degenen die de hoogste statusposities bereikt hebben, zullen dus het meest egoïstisch zijn. Probeer die maar eens ertoe te bewegen om pro-sociaal te zijn, om anderen bij te staan en genereus te zijn. Weinig kans op succes.
Maar afgezien daarvan, hoe kun je een statuscompetitie in gang zetten om wie het meest pro-sociaal is? Dat wordt een statuscompetitie om wie het meest anderen bij staat. Maar als je anderen wilt bijstaan, dan wil je dus juist geen onderlinge competitie. Dan wil je dat iedereen meetelt en iedereen "er mag wezen". In de strijd om wie dat het meest wil, zul je er niet alleen op uit zijn om zelf het meest pro-sociaal te zijn, maar ook om te bereiken dat anderen dat minder zijn. De essentie van competitie is immers dat jij wilt winnen en dat anderen dus verliezen. Competitie om wie het minst competitief is, hoe moeten we ons dat voorstellen?
Toch verwijzen de auteurs naar twee studies die hun voorstel zouden ondersteunen. Maar in beide gevallen zijn het juist niet de scholieren met de hoogste status die werden geselecteerd om "het goede voorbeeld" te geven. In de ene studie (Changing climates of conflict: A social network experiment in 56 schools) waren het willekeurig gekozen scholieren die de "anti-conflict interventie" ondergingen en die daarna inderdaad succesvol optraden als dat goede voorbeeld.
En in het andere geval (een studie in Israel door Matzmichim – The Israeli Violence Reduction Organization) werden juist die scholieren geselecteerd die er volgens hun medeleerlingen goed in waren om "de vrede te bewaren" en de "onderlinge banden aan te halen". Dit waren vaak juist niet degenen met de hoogste status (de populaire leerlingen), maar de "rather quiet pupils with a positive influence in their school environment".
En het klopt natuurlijk dat goede voorbeelden goed kunnen werken. Dat is precies wat Stelling 2 van de Dual Mode-theorie zegt: het in aanraking komen met gemeenschapsgedrag bevordert dat gedrag,
Maar dat is dus een heel ander proces dan een statuscompetitie in gang zetten om wie het meest gemeenschapsgedrag kan laten zien. Pesten terugdringen door een statuscompetitie in gang te zetten om wie het minst pest? Dat laatste kan helemaal niet.
Je zou willen dat dat een in de sociologie wijd verbreid inzicht zou zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten