donderdag 25 november 2021

We zijn uitgerust met "toestanden van voorbereid zijn", maar in onze huidige maatschappij helpen die ons vaak niet.

Dat wij door de evolutie beschikken over toestanden van voorbereid zijn op veranderingen in de omgeving, wil niet zeggen dat die toestanden ons altijd alleen maar ten dienste staan. Ze kunnen ons ook in de weg zitten. 

In dat laatste geval spreken Payne en Crane-Godreau van maladaptive Preparatory Sets. Zie het vorige bericht. Dan zit oftewel de toestand van voorbereid zijn zelf niet goed in elkaar, oftewel hij past niet goed bij de situatie, de uitdaging die de omgeving op dat moment stelt. Dat laatste kan het geval zijn als je in een toestand van voorbereid zijn blijft steken terwijl die niet meer past bij de nieuwe situatie waarin je bent terechtgekomen. Payne en Crane-Godreau bespreken die verschillende mogelijkheden, met verwijzingen naar onderzoek, maar die neem ik niet allemaal door. Voor de geïnteresseerden: het artikel is hier te lezen

Het gaat mij natuurlijk bovenal om de twee toestanden van voorbereid zijn die samenhangen met gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag. Daarom gaat het er verder over wat er met die twee mis kan gaan.

Het voorbereid zijn op gemeenschapsgedrag staat ons ten dienste als we correct waarnemen dat de sociale omgeving waarin we ons bevinden veilig is, dat wil zeggen dat de mensen om ons heen gemeenschapsgericht zijn en het dus goed met ons voor hebben. Bedenk weer dat dit waarnemen niet bewust hoeft te zijn en dat het zelfs meestal onbewust is (neuroception). Het allerbelangrijkste signaal voor veiligheid is vertrouwdheid en de waarneming dat onze omgeving een vertrouwde is, is meestal onbewust. We staan er niet bij stil.

In onze huidige samenleving treffen we die gemeenschapsgerichte omgeving meestal aan in het gezin waarin we geboren worden. Een pasgeborenen is er op ingesteld om contact te maken en zo een band te creëren met degenen die zich om hem/haar bekommeren. Zo ontwikkelen zich veiligheid en vertrouwdheid als één "pakket". De toestand van voorbereid zijn op gemeenschapsgedrag past naadloos bij de sociale omgeving die wordt aangetroffen. Alles gaat goed.

Maar vaak gaat het ook niet goed. Daar zijn twee "oorzaken" voor aan te wijzen. 

De eerste is dat het gezin waarin we geboren worden niet die veilige en vertrouwde omgeving verschaft. In termen van de sociaalwetenschappelijke hechtingstheorie is er dan geen veilige basis en ontwikkelen we een onveilige hechtingsstijl. Ons "hechtingssysteem", dus de toestand van voorbereid zijn op gemeenschapsgedrag, wordt dan oftewel gedeactiveerd, waardoor we een vermijdende hechtingsstijl ontwikkelen, oftewel gehyperactiveerd, met een angstige hechtingsstijl tot gevolg. Zie het bericht Waarom zijn we niet allemaal veilig gehecht?

En de tweede is dat er in onze huidige levensloop altijd een moment komt waarop we dat gezin verlaten en terechtkomen in de wijdere sociale omgeving van een maatschappij die ambivalent is tussen gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag. Een omgeving dus waarin we een weg moeten zien te vinden zonder dat we daar goed op zijn voorbereid. We ontdekken al gauw dat we er niet alleen komen met gemeenschapsgedrag, omdat we met de onveiligheid van statuscompetitiegedrag van anderen in aanraking (of aanvaring) komen. Dan zal onze andere toestand van voorbereid zijn, die van het statuscompetitiegedrag, aangesproken worden. 

Maar vaak ook is er die ambivalentie. We weten niet waar we aan toe zijn. Wat is dan de juiste gedragslijn? Soms vinden we onbewust een aanvaardbare oplossing. Maar vaak ook niet en dan moeten we er met ons bewuste denken mee aan de gang. Waardoor het kan gebeuren dat we hulp en instructie zoeken, zoals geboden door dat boek Friend & Foe. When to cooperate, when to compete, and how to succeed at both van Adam Galinsky en Maurice Schweitzer, waar ik het eerder over had.

Of we komen in de psychosociale problemen en ontwikkelen een psychische aandoening, waarvoor we hulp zoeken. Hulp die eruit kan bestaan dat we een van de therapieën "ondergaan" die Payne en Crane-Godreau bespreken onder de benaming body-mind therapeutic and educational systems (BTES). Waarover later meer.

Waardoor je je afvraagt hoe vaak het eigenlijk goed gaat en hoe vaak niet goed. Payne en Crane-Godreau omschrijven een toestand waarin het goed gaat als

an optimal state which maximizes adaptive ability across a wide range of situations. This is generally defined (Johnson, 1995, 1996) as a state that is flexible, balanced, open, and capable of adjusting quickly to the varying demands of the environment. Such a state allows the rapid adoption of specific adaptive PSs as well as the ability to quickly relinquish them. It is variously described as involving proprioceptive experiences of balance, stability, and lightness (Jones, 1976); an open flexible attention (Brown and Ryan, 2003); interoceptive experiences of calm, warmth, and flow (Csikszentmihalyi, 2008); flexible expectations (Farb, 2012); and affective feelings of openness, confidence and curiosity (Ekman et al., 2005).

Maar voegen daar meteen aan toe dat zo'n optimale toestand vrij zeldzaam is. De meeste mensen komen vast te zitten in toestanden van voorbereid zijn die hen niet ten dienste staan. 

Dat is nogal een belangrijk inzicht. Dat overigens geheel overeenkomt met het gegeven dat psychische aandoeningen, die vrijwel allemaal lijken voort te komen uit gevoelens van onveiligheid, zo wijd verbreid zijn. Zie de reeks berichten over Psychische aandoeningen en de mismatch tussen aanleg en omgeving (volg de link voor het eerste bericht).

Daarover meer in het volgende bericht.

Geen opmerkingen: