Mensen zijn morele wezens.Tegenover het statuscompetitiepatroon, waarin het ieder-voor-zich geldt, kent de menselijke sociale natuur ook het gemeenschapspatroon, dat ons voorhoudt dat iedereen meetelt. Dat gemeenschapspatroon is in de loop van de mensheidsgeschiedenis ontstaan om samenwerking en delen te bevorderen en daarmee de grote nadelige effecten van het statuscompetitiepatroon tegen te gaan. Het is cruciaal geweest voor de overleving van de menselijke soort en is dat nog steeds.
Maar dat inzicht is niet altijd geprononceerd in het menselijk denken aanwezig. Zo is de transformatie naar de marktmaatschappij, toen de markt zich als nieuw sociaal domein ontwikkelde, steeds begeleid geweest met de gedachte dat in dat nieuwe domein het gemeenschapspatroon niet hoefde, ja zelfs niet behoorde, te gelden. Karl Polanyi (1886 - 1964) omschreef het ontstaan van die gedachte als de grote waterscheiding aan het eind van de achttiende eeuw. Zie Na de morele luchtledigheid waarin we de economie zich hebben laten ontwikkelen, moeten we terug naar de maatschappij als moreel project - En over Polanyi's waterscheiding rond 1780.
Sinds die waterscheiding kennen we het moreel luchtledige vak economie, dat de zoveel mogelijk ongereguleerd markt aanprijst als primaire bron van welvaart, waartegenover de overheid zich zoveel mogelijk zou moeten terugtrekken. De overheid als drager van het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon wordt in het theoretische apparaat van dat vak genegeerd. De markt moest zijn weldadige werk kunnen uitvoeren en dat moest in het invloedrijke betoog van Milton Friedman in 1970 betekenen dat ondernemingen zich uitsluitend dienden te laten leiden door het doel van winstmaximalisatie ten behoeve van hun aandeelhouders. Het zou juist verkeerd zijn om morele overwegingen daarbij te laten meewegen. Zie Wat mogen we van ondernemingen verwachten? En over Milton Friedman en Kenneth Boulding.
Hoewel die invloed dus groot was, zien we nu al jaren een terugtrekkende beweging, ja, zelfs een beweging in omgekeerde richting. Na decennia van neoliberale politiek komen we nu zo langzamerhand tot de conclusie dat de maatschappij, inclusief de markt, een moreel project is.
Die ontwikkeling speelt zich enerzijds af in de vorm van pleidooien voor een wettelijke plicht tot maatschappelijk verantwoord ondernemen, dus een plicht tot het meenemen van morele overwegingen in het ondernemersgedrag.
En anderzijds in het opduiken van de gedachte van een wettelijk verankerde zorgplicht voor marktdeelnemers, dus niet alleen ondernemingen, maar ook burgers en zelfs overheidsinstellingen. Zo'n wettelijk geregelde algemene zorgplicht is er al sinds 2014 voor banken, als afronding van een ontwikkeling naar een civiele bijzondere zorgplicht die al eind jaren negentig was begonnen. Zie het boeiende betoog De bijzondere zorgplicht van financiële dienstverleners onder toezicht
van Ilan de Vré uit 2014.
Actueel in dat verband van de zorgplicht is de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024. In die wet wordt een algemene zorgplicht ingevoerd voor alle activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor een veilige en gezonde leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Die Omgevingswet komt in de plaats van wetgeving omtrent natuurbescherming, milieubeheer en bodembescherming, waarin ook al sprake was van zorgplichten. Naast die zorgplicht kent de Omgevingswet ook een algemeen verbod op activiteiten of het nalaten van een activiteit als daardoor aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving (dreigen te) ontstaan. Zie Zorgplicht in de Omgevingswet en Nieuwe omgevingswet regelt alles voor de omgeving.
Het boeiende van deze ontwikkeling is dat die zorgplicht weliswaar wettelijk verankerd wordt en bestuursrechtelijk en strafrechtelijk handhaafbaar is, maar niet volledig wordt omschreven. Hij gaat verder dan de plicht tot het opvolgen van specifieke, uitgeschreven regels.
Dat betekent niets anders dan dat bedrijven (en burgers) de verantwoordelijkheid krijgen toebedeeld om zelf ervoor te blijven zorgen dat hun handelen geen schadelijke gevolgen heeft voor de omgeving (en dus voor anderen). En dat kun je weer niet anders interpreteren dan dat moreel verantwoord gedrag verwacht wordt. Waarin iedereen meetelt en waarin dus anderen niet mogen worden geschaad. Gedrag dat nimmer vooraf precies valt te specificeren. Maar dus wel wettelijk verplicht wordt. Met uiteindelijk de mogelijkheid dat de rechter van geval tot geval zal kunnen beoordelen of aan die zorgplicht voldaan is.
Het zijn heel belangrijke ontwikkelingen. Waarbij niet altijd beseft lijkt te worden dat ze dat betoog van Milton Friedman uit 1970 dat bedrijven niets anders behoren te doen dan hun winst te maximaliseren ten behoeve van hun aandeelhouders wel heel ver achter zich laten.
En waarbij dat moreel luchtledige vak economie aan de zijlijn staat en geen enkele positieve rol speelt.