Zo maar een berichtje uit De Gelderlander: Negen gemeenten rond Nijmegen (inclusief Nijmegen zelf) gaan samenwerken op het terrein van de arbeidsbemiddeling. En er zijn initiatieven genomen voor samenwerking op de gebieden van jeugdzorg, AWBZ, ICT en milieuvergunningen. Volgens het berichtje is dit een landelijke trend. Zie de link onderaan.
Eerder vroeg ik me af of het nu wel zo'n goed idee is van het huidige kabinet om alleen nog maar gemeenten te willen met meer dan 100.000 inwoners. Dat zou inhouden dat veel gemeenten moeten fuseren, want het gemiddeld aantal inwoners per gemeenten is nu 40.000. Kun je wel van boven af en vanaf de tekentafel bepalen wat de optimale schaalgrootte is van het lokale bestuur? Daar kun je aan twijfelen. Je kunt in plaats daarvan gemeenten ook zelf de optimale schaalgrootte laten uitzoeken, maar dan die van de uitvoering van de verschillende diensten. Door hen hun gang te laten gaan in het bepalen welke samenwerkingsverbanden ze willen aangaan. Omdat ze over alle lokale informatie beschikken, zou je kunnen verwachten dat ze dat, met enige trial and error, behoorlijk goed zullen doen. Zoals ik in dat vorige bericht meldde, is Frankrijk misschien een goed voorbeeld.
Het voordeel daarvan is ook dat de beslissingen op een laag niveau worden genomen. Waardoor er meer burgers bij betrokken zijn, als wethouders en gemeenteraadsleden, en de afstand tussen bestuur en burgers beperkt blijft. Moeten ze daar in Den Haag niet ook rekening mee houden? In plaats van zich blind te staren op de zogenaamde efficiëntie van de tekentafel?
Negen gemeenten helpen samen werklozen aan de bak:
'via Blog this'
Een blog over toepassingen van sociale wetenschap op persoonlijke en maatschappelijke vraagstukken op het gebied van de bevordering van welzijn/gezondheid en pro-sociaal gedrag/coöperatie.
donderdag 28 februari 2013
woensdag 27 februari 2013
Door meer geld hebben we meer te kiezen. Daardoor maakt geld niet gelukkig - Chris Dillow
Meer geld maakt niet gelukkig. Dat wil zeggen, een inkomensstijging maakt maar heel weinig gelukkiger. Hoe kan dat? Chris Dillow (van Stumbling and Mumbling) heeft altijd intelligente blogberichten. Vandaag besteedt hij aandacht aan de mogelijkheid dat een stijging van inkomen ook altijd gepaard gaat met een toename van keuzemogelijkheden. Zie de link onderaan.
Dat houdt in dat we bij elke keuze die we maken, nadat ons inkomen is vergroot, meer opties in ogenschouw nemen die we niet hebben gekozen en die we misschien wel ten onrechte niet hebben gekozen. Economisch gezegd, we hebben meer redenen om stil te staan bij de opportuniteitskosten van onze keuze. En dat zou wel eens ons geluksgevoel in de weg kunnen zitten.
Chris noemt vijf bevindingen van het geluksonderzoek die met deze mogelijke verklaring overeen komen. Bijzonder interessant vind ik de laatste (mijn vertaling):
Stumbling and Mumbling: Happiness vs options:
'via Blog this'
Dat houdt in dat we bij elke keuze die we maken, nadat ons inkomen is vergroot, meer opties in ogenschouw nemen die we niet hebben gekozen en die we misschien wel ten onrechte niet hebben gekozen. Economisch gezegd, we hebben meer redenen om stil te staan bij de opportuniteitskosten van onze keuze. En dat zou wel eens ons geluksgevoel in de weg kunnen zitten.
Chris noemt vijf bevindingen van het geluksonderzoek die met deze mogelijke verklaring overeen komen. Bijzonder interessant vind ik de laatste (mijn vertaling):
Geluk komt van "flow" - het jezelf verliezen in een activiteit. Een reden hiervoor is dat als we ons in iets onderdompelen, we het besef kwijtraken van de andere dingen die we zouden kunnen doen, terwijl we als we minder intensief iets doen (bijvoorbeeld televisiekijken) we ons juist heel goed van de opportuniteitskosten bewust zijn.En: de mogelijkheden om flow te ervaren, zijn misschien maar weinig afhankelijk van hoeveel geld je hebt.
Stumbling and Mumbling: Happiness vs options:
'via Blog this'
Waarom gaat het niet over de echte economie? | Bas Jacobs
Lees vandaag Bas Jacobs. Link hier onderaan. Al was het maar om de vraag:
Waarom gaat het niet over de echte economie? | Economisch Statistische Berichten:
'via Blog this'
Wanneer nemen onze journalisten de uiterst serieuze taak weer serieus om zo geïnformeerd mogelijk en zo goed mogelijk te berichten over de Nederlandse economische situatie?En om van hem te horen waar het echt over moet gaan.
Waarom gaat het niet over de echte economie? | Economisch Statistische Berichten:
'via Blog this'
dinsdag 26 februari 2013
Niemand kan later meer zeggen dat "hij het niet wist" - Vijf argumenten voor begrotingsrust - Me Judice
Kijk eens aan! Vandaag een prachtig betoog van drie medewerkers van de Rabobank, die betogen dat het doorgaan met "deze zinloze bezuinigingsdrift alles behalve verstandig is". Zie de link onderaan. Ze weerleggen de vijf argumenten van voorstanders van (verder) bezuinigen. Zeer helder en zeer overzichtelijk. Zo langzamerhand kan echt niemand later meer zeggen "dat hij het niet wist". Zie ook dit bericht van drie dagen geleden.
Vijf argumenten voor begrotingsrust - Me Judice:
'via Blog this'
Vijf argumenten voor begrotingsrust - Me Judice:
'via Blog this'
maandag 25 februari 2013
Te geven is zaliger dan te ontvangen - Maar de gelegenheid maakt de gever
De nieuwe studie Prosocial Spending and Well-Being: Cross-Cultural Evidence for a Psychological Universal (betaalpoort) bevestigt eerder onderzoek: te geven is zaliger dan te ontvangen. En dat lijkt universeel te gelden, in verschillende culturen en in rijke en arme landen. De onderzoekers ondervroegen meer dan 200.000 mensen in 136 landen. Mensen die in de vorige maand geld hadden gegeven aan een goed doel waren gelukkiger of tevredener met hun leven dan mensen die dat niet hadden gedaan. Dit verband bestond in elk van de zeven onderscheiden cultureel/geografische gebieden: Afrika, Azië, Europa, de voormalige Sovjet-Unie en Oost-Europa, Latijns Amerika, Iran en het Midden-oosten en de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.
Ook vroegen de onderzoekers aan mensen (in een beperkter aantal landen) om terug te denken aan een besteding die ze hadden gedaan ten behoeve van iemand anders (pro-sociaal) of aan een besteding voor zichzelf. Degenen die gevraagd waren terug te denken aan een pro-sociale besteding scoorden daarna hoger op een vragenlijstje voor subjectief welbevinden dan degenen die hadden teruggedacht aan een besteding voor zichzelf. En hoger dan degenen die nergens aan hadden teruggedacht. Ook lieten ze mensen iets voor zichzelf aanschaffen of iets voor een goed doel. Ook dan voelden de mensen die iets hadden aangeschaft voor een goed doel zich beter dan degenen die iets hadden aangeschaft voor zichzelf. Dit wijst er op dat de oorzakelijke richting van het verband inderdaad die is van het iets geven naar het zich beter voelen.
Dit is geen nieuwe bevinding, maar het is wel voor het eerst dat dit fenomeen is aangetoond voor mensen in zoveel verschillende landen. Het wijst er op dat wij er in het verleden op geselecteerd zijn om het aangenaam te vinden om iets voor anderen te doen, om anderen te ondersteunen en aardig te zijn voor anderen. Maar natuurlijk zitten wij ingewikkelder in elkaar, want wij kunnen ook behoorlijk egoïstisch zijn en goed voor onszelf zorgen geeft meestal ook een goed gevoel.
Je kunt je natuurlijk afvragen wat dit voor ons dagelijks leven betekent. Want hoe vaak zijn wij eigenlijk goedgeefs? Hoe vaak geven we iets weg? Dat het nog altijd loont om met een collectebus langs de deuren te gaan, wijst er op dat wij een gelegenheid om iets weg te kunnen geven behoorlijk goed benutten. Maar het wijst er ook op dat onze goedgeefsheid dus ook afhangt van hoeveel gelegenheid wij krijgen om iets weg te geven of of om iemand te helpen.
Dat deed mij denken aan dit al wat oudere onderzoek: Personality and Social Network Involvement as Predictors of Helping in Everyday Life (betaalpoort) van Paul Amato, waaruit blijkt dat het aantal contacten en relaties die iemand heeft veel meer zeggen over hoe vaak hij/zij iemand anders helpt, dan de eigenschappen van die persoon. We willen allemaal best iets voor iemand anders doen, maar dan moet die ander er wel zijn of er wel vaak genoeg zijn. Dat we in een individualistische maatschappij, met sociaal geïsoleerde gezinnen, niet zo vaak iets weggeven of iemand helpen, zou er dus niet aan liggen dat wij zo egoïstisch zijn, maar aan de weinige gelegenheden die we krijgen om onze goedgeefsheid in daden om te zetten. (Denk ook aan de moeilijkheid van het om hulp vragen.)
Dus: te geven is zaliger dan te ontvangen. Maar de gelegenheid maakt de gever.
Ook vroegen de onderzoekers aan mensen (in een beperkter aantal landen) om terug te denken aan een besteding die ze hadden gedaan ten behoeve van iemand anders (pro-sociaal) of aan een besteding voor zichzelf. Degenen die gevraagd waren terug te denken aan een pro-sociale besteding scoorden daarna hoger op een vragenlijstje voor subjectief welbevinden dan degenen die hadden teruggedacht aan een besteding voor zichzelf. En hoger dan degenen die nergens aan hadden teruggedacht. Ook lieten ze mensen iets voor zichzelf aanschaffen of iets voor een goed doel. Ook dan voelden de mensen die iets hadden aangeschaft voor een goed doel zich beter dan degenen die iets hadden aangeschaft voor zichzelf. Dit wijst er op dat de oorzakelijke richting van het verband inderdaad die is van het iets geven naar het zich beter voelen.
Dit is geen nieuwe bevinding, maar het is wel voor het eerst dat dit fenomeen is aangetoond voor mensen in zoveel verschillende landen. Het wijst er op dat wij er in het verleden op geselecteerd zijn om het aangenaam te vinden om iets voor anderen te doen, om anderen te ondersteunen en aardig te zijn voor anderen. Maar natuurlijk zitten wij ingewikkelder in elkaar, want wij kunnen ook behoorlijk egoïstisch zijn en goed voor onszelf zorgen geeft meestal ook een goed gevoel.
Je kunt je natuurlijk afvragen wat dit voor ons dagelijks leven betekent. Want hoe vaak zijn wij eigenlijk goedgeefs? Hoe vaak geven we iets weg? Dat het nog altijd loont om met een collectebus langs de deuren te gaan, wijst er op dat wij een gelegenheid om iets weg te kunnen geven behoorlijk goed benutten. Maar het wijst er ook op dat onze goedgeefsheid dus ook afhangt van hoeveel gelegenheid wij krijgen om iets weg te geven of of om iemand te helpen.
Dat deed mij denken aan dit al wat oudere onderzoek: Personality and Social Network Involvement as Predictors of Helping in Everyday Life (betaalpoort) van Paul Amato, waaruit blijkt dat het aantal contacten en relaties die iemand heeft veel meer zeggen over hoe vaak hij/zij iemand anders helpt, dan de eigenschappen van die persoon. We willen allemaal best iets voor iemand anders doen, maar dan moet die ander er wel zijn of er wel vaak genoeg zijn. Dat we in een individualistische maatschappij, met sociaal geïsoleerde gezinnen, niet zo vaak iets weggeven of iemand helpen, zou er dus niet aan liggen dat wij zo egoïstisch zijn, maar aan de weinige gelegenheden die we krijgen om onze goedgeefsheid in daden om te zetten. (Denk ook aan de moeilijkheid van het om hulp vragen.)
Dus: te geven is zaliger dan te ontvangen. Maar de gelegenheid maakt de gever.
zondag 24 februari 2013
Muziek voor de zondagochtend - Joseph Haydn Cello concerto in C major 3-3 Finale: Allegro molto
We hebben een tegenwicht nodig tegen sneeuw en kou en economische crisis. Daarom speelt Pieter Wispelwey de opgewekte en virtuoze finale van Haydn's Celloconcert in C majeur.
zaterdag 23 februari 2013
Rabobank over economisch beleid Rutte II: ideologie en magisch denken
Voor wie het gemist heeft: deze week verscheen het rapport Mind the fiscal speed limit van de Economische Onderzoeksafdeling van de Rabobank (auteurs: Hans Stegeman en Shahin Kamalodin). Hier te downloaden. Het is een keurige en uitvoerige analyse van de manier waarop de Nederlandse overheid de economische crisis probeert op te lossen. De manier dus van het zo snel mogelijk en zoveel mogelijk bezuinigen. Het hele rapport zou door velen grondig bestudeerd moeten worden. En de conclusies zijn, laten we zeggen, nogal hard. Ik citeer (mijn vertaling):
De meest pragmatische benadering voor landen met een sterke fiscale positie en lage rentes is een gematigde aanpassing om zo het herstel de kans te geven om vaart te krijgen. De Nederlandse regering heeft in plaats daarvan gekozen voor een "koude douche" benadering, deels uit ideologische overwegingen en deels als gevolg van het geloof dat de economie langs een of andere magische weg door zal gaan met groeien te midden van private en publieke bezuinigingen en een zwakke externe omgeving.Hm. Ideologie en magisch denken. Lezen Rutte, Dijsselbloem, Asscher, Kamp en Samsom dat? En laten ze dat tot zich doordringen?
vrijdag 22 februari 2013
Paul Krugman neemt zijn hoed af voor die andere Paul - Paul De Grauwe and the Rehn of Terror - NYTimes.com
Eerder deze maand besteedde ik aandacht aan de analyse van Paul de Grauwe en Yuemei Li, waarin ze glashelder laten zien:
Vandaag neemt die andere Paul (Krugman) zijn hoed af voor Paul de Grauwe. Zie de link hieronder. En hij maakt zich kwaad op eurocommissaris Olli Rehn, die een paar dagen geleden nog zei dat het probleem met het bezuinigen niet is dat het niet werkt, maar dat economen steeds maar studies blijven publiceren dat het niet werkt. Je zou er om lachen als het niet zo treurig was.
Update. Zie vandaag ook Jesse Frederik over Olli Rehn.
Paul De Grauwe and the Rehn of Terror - NYTimes.com:
'via Blog this'
- dat de waarschuwing van Paul de Grauwe voor de systeemfout in het eurozonestelsel, die hij al ver voor de eurocrisis naar voren bracht, volledig is bewaarheid,
- dat door die systeemfout de rentes op de staatsobligaties van de perifere landen na de kredietcrisis snel gingen oplopen,
- dat de Europese politici daardoor in paniek raakten, de overheden als schuldigen aanwezen en de bezuinigingsstrategie gingen opleggen,
- daarmee het bestaan van die systeemfout ontkennend,
- dat dat ontkennen totaal ongeloofwaardig is geworden sinds de ECB (min of meer) is gaan handelen als een normale centrale bank, daarmee de systeemfout reparerend en die rentes naar beneden brengend,
- dat dus alle menselijke ellende die dat bezuinigen teweeg heeft gebracht, had kunnen worden voorkomen,
- als die Europese politici zich beter hadden geïnformeerd.
Vandaag neemt die andere Paul (Krugman) zijn hoed af voor Paul de Grauwe. Zie de link hieronder. En hij maakt zich kwaad op eurocommissaris Olli Rehn, die een paar dagen geleden nog zei dat het probleem met het bezuinigen niet is dat het niet werkt, maar dat economen steeds maar studies blijven publiceren dat het niet werkt. Je zou er om lachen als het niet zo treurig was.
Update. Zie vandaag ook Jesse Frederik over Olli Rehn.
Paul De Grauwe and the Rehn of Terror - NYTimes.com:
'via Blog this'
donderdag 21 februari 2013
Over de verklaring van gruwelijk gedrag - Stanley Milgram en Philip Zimbardo
"Charles" reageerde eergisteren op het bericht Moreel besef en de "fallacy of misplaced concreteness": opvoeders en God, dat handelt over het grotendeels onbewuste ontstaansproces van morele intuïties (vergelijkbaar met het aanleren van taal) en onze neiging om een concrete oorzaak voor ons moreel besef aan te wijzen. En daarmee de fout van de misplaatste concreetheid (fallacy of misplaced concreteness) te maken. In dat bericht ging het over opvoeding en God als zulke concretere oorzaken. "Charles" schreef:
Ontdek dit blog zojuist terwijl ik met een half oog naar Schindler's List kijk. Ik ken de film al en die maakt me niet vrolijk.Of er wetenschappelijk onderzoek over dit onderwerp bestaat? Wat kan ik daar op antwoorden?
Vanwaar het ontbreken van moreel besef bij Duitse officieren en soldaten. Van Duitse krijgsgevangenen in Engelse kampem weten we dat Duitse soldaten het doden (moorden) vrij snel 'onder de knie hadden'. Ze leken er verrassend weinig moeite mee te hebben.
Bestaat er wetenschappelijk onderzoek over dit onderwerp.
(Ik had net Het Misverstand Opvoeding van Harris weer eens ter hand genomen).
Eerst maar over die verwijzing naar Het Misverstand Opvoeding van Judith Rich Harris. Dat boek maakt duidelijk dat kinderen vooral worden beïnvloed door wat ze buiten de sfeer van het eigen gezin observeren en meemaken. En veel minder door wat hun ouders hen vertellen en leren. Vergelijk mijn berichten over de mythe van de opvoedbaarheid. Dat betekent dat het dus veel uitmaakt voor hoe een kind zich sociaal en moreel ontwikkelt, hoe die sociale omgeving buiten het gezin er uit ziet. Heerst daar geen morele gemeenschap, maar een toestand van anonimiteit of zelfs een toestand van statuscompetitie, dan is er weinig kans op een gunstige sociale en morele ontwikkeling. En dus is het morele kompas op volwassen leeftijd, dat ons beïnvloedt via de emoties van goed en kwaad, maar zwak aanwezig. En dat betekent weer dat de drempel die ons moet tegenhouden om gruwelijkheden te verrichten, laag is.
Deze verklaring voor gruwelijk gedrag, voor het moorden en afslachten van medemensen, is een toepassing van de evolutionaire theorie van de socialisering oftewel de theorie van de levensloop-strategie. Deze verklaring wijst er op dat de aard van de sociale omgeving waarin mensen opgroeien de kans op het plegen van dit soort misdaden verhoogt.
Uiteraard is er de aanvullende verklaring die oorzaken zoekt in de omstandigheden waaronder mensen handelen. Ook als bij iemand die morele drempel lager is, dan wil dat nog niet zeggen dat hij of zij voortdurend gruwelijkheden begaat. Deze verklaring wordt daarom ook wel situationeel genoemd. Wat zijn de kenmerken van situaties waarin mensen er toe worden gebracht om vreselijke dingen te doen? Onderzoekers die daar een antwoord op hebben proberen te geven, zijn Stanley Milgram en Philip Zimbardo.
Stanley Milgram voerde in de jaren 60 van de vorige eeuw zijn bekend geworden gehoorzaamheidsexperimenten uit. Onder het mom van het gezag van de wetenschap bleek hij in staat om mensen er toe brengen om anderen zelfs in extreme mate te pijnigen. Althans, de proefpersonen werden in de waan gebracht dat ze de pijn, elektrische schokken, ook echt aan iemand toedienden. Kenmerkend voor de situatie was dat het mensen gemakkelijk werd gemaakt om de verantwoordelijkheid voor hun daden bij iemand anders neer te leggen. Over de interpretatie van de uitkomsten van deze experimenten is veel te doen geweest. Lees daarover de behoorlijk goede wikipedia-tekst waar ik hierboven naar link.
Het andere bekende onderzoek is het Stanford Prison Experiment dat Philip Zimbardo in de jaren 70 van de vorig eeuw uitvoerde. Hij simuleerde een gevangenis door studenten de rollen van gevangen en cipiers te laten spelen. Dat experiment liep volledig uit de hand omdat de cipiers overgingen tot martelingen en de gevangenen daarin leken te berusten en zelfs hun medegevangenen die er tegen in opstand kwamen koeioneerden. Na zes dagen moest het experiment worden afgebroken om nog grotere ongelukken te voorkomen. Zimbardo zelf geraakte in gewetensnood omdat hij zichzelf verweet te lang te hebben gewacht met ingrijpen. Pas decennia later was hij in staat om er uitvoerig over te schrijven, in zijn in 2007 verschenen boek The Lucifer Effect. How Good People Turn Evil. Zie ook de website van het boek.
Wat er nu precies valt te leren van dat Stanford Prison Experiment, weet ik eerlijk gezegd nog niet zo goed. Ik heb dat boek in mijn kast staan, maar ben tot nu toe eigenlijk niet verder gekomen dan de eerste alinea, waarin Zimbardo schrijft:
I wish I could say that writing this book was a labor of love; it was not that for a single moment of the two years it took to complete. First of all, it was emotionally painful to review all of the videotapes from the Stanford Prison Experiment (SPE) and to read over and over the typescripts prepared from them. Time had dimmed my memory of the extent of creative evil in which many of the guards engaged, the extent of the suffering of many of the prisoners, and the extent of my passivity in allowing the abuses to continue for as long as I did - an evil of inaction.Ik ben wel hevig geïnteresseerd en vind dat ik me er in behoor te verdiepen. Maar tot nu toe schuif ik het voor me uit. Datzelfde doe ik met dat boek Soldaten. Over vechten, doden en sterven, waar "Charles" naar verwijst en dat ook in mijn kast staat. Je wilt de dagen ook nog wel wat plezierig door komen. Mocht ik nog een keer moed vatten, dan volgen er aanvullende berichten.
woensdag 20 februari 2013
Meer aanwijzingen voor negatieve gevolgen van televisiekijken op jonge leeftijd
Ik ben nog van de generaties die meemaakten dat het eerste televisietoestel het huis werd binnengedragen. Sterker: ik was al het huis uit toen mijn ouders een toestel aanschaften. En op mijn studentenkamer had ik alleen een radio.
Kortom, de televisie is er ongeveer een halve eeuw. Voor opgroeiende kinderen is de aanwezigheid van televisie de gewoonste zaak van de wereld. Wat maakt het voor kinderen uit dat er een toestel in huis is? Eerder maakte ik er melding van dat er serieuze aanwijzingen zijn dat de verspreiding van televisie heeft bijgedragen aan de toename van autisme. Onderzoekers keken naar leeftijdscohorten in provincies van Californië en Pennsylvania die drie jaar of jonger waren toen de kabeltelevisie werd geïntroduceerd. Dat laatste gebeurde in verschillende provincies op verschillende tijdstippen. Na veel statistische bewerkingen en controles komen ze tot de conclusie dat de introductie van kabeltelevisie inderdaad heeft bijgedragen tot de toename van autisme diagnoses. Ze berekenen dat 18 procent van de toename van autisme kan worden toegeschreven aan de toename van kabeltelevisieprogramma's voor kinderen.
Waarschijnlijk heeft de introductie van het televisiekijken op jonge leeftijd de kans op autisme vergroot bij kinderen die al meer dan gemiddeld aanleg voor autisme hadden (gen-omgevingsinteractie). En dat zou er aan kunnen liggen dat het meer televisiekijken in de plaats komt van sociale interactie. Voor de ontwikkeling van hun sociale vaardigheden hebben kinderen een intensief "bad in de sociale wereld" nodig. Dat hebben ze tegenwoordig so wie so al minder dan in tijden dat gezinnen minder sociaal geïsoleerd waren en kinderen meer leeftijdsgemengd opgroeiden. Maar als kinderen dan bovendien nog veel tijd doorbrengen voor het scherm, dan wordt dat bad wel een heel klein teiltje. Nu is er wel veel sociale inhoud op de televisie (je ziet vooral pratende hoofden), maar dat kan natuurlijk geen vervanging zijn voor echte sociale interactie waaraan een kind actief deelneemt en daartoe voortdurend wordt uitgenodigd.
Er is nu nieuw onderzoek (pdf) dat wijst op andere negatieve effecten van op jonge leeftijd veel televisiekijken. Onderzoekers in Nieuw-Zeeland volgden ruim 1000 kinderen die in 1972-1973 waren geboren tot dat ze 26 jaar waren. Het blijkt dan dat kinderen die tussen hun vijfde en hun vijftiende levensjaar meer televisie hadden gekeken een grotere kans hadden om op jongvolwassen leeftijd veroordeeld te zijn voor (gewelds)criminaliteit, om een diagnose te hebben gekregen voor antisociale persoonlijkheidsstoornis en om agressieve persoonlijkheidstrekken te hebben. Daarbij werd gecontroleerd voor o.a. intelligentie, sociaal-economische status, ouderlijk toezicht en antisociaal gedrag op jongere leeftijd. Dat laatste is er een aanwijzing voor dat het televisiekijken ook inderdaad een oorzakelijk verband heeft met die problemen op jongvolwassen leeftijd.
Ook hier kan hebben meegespeeld dat het televisiekijken ten koste ging van de leerschool van de echte sociale interactie. Maar het kan daarnaast ook nog zo zijn dat kinderen op televisie meer antisociaal en agressief gedrag te zien kregen dan dat ze hadden meegemaakt als ze gewoon buiten hadden gespeeld.
Overigens heeft veel televisiekijken ook op volwassen leeftijd negatieve gevolgen. Zie mijn berichten over televisiekijken.
Kortom, de televisie is er ongeveer een halve eeuw. Voor opgroeiende kinderen is de aanwezigheid van televisie de gewoonste zaak van de wereld. Wat maakt het voor kinderen uit dat er een toestel in huis is? Eerder maakte ik er melding van dat er serieuze aanwijzingen zijn dat de verspreiding van televisie heeft bijgedragen aan de toename van autisme. Onderzoekers keken naar leeftijdscohorten in provincies van Californië en Pennsylvania die drie jaar of jonger waren toen de kabeltelevisie werd geïntroduceerd. Dat laatste gebeurde in verschillende provincies op verschillende tijdstippen. Na veel statistische bewerkingen en controles komen ze tot de conclusie dat de introductie van kabeltelevisie inderdaad heeft bijgedragen tot de toename van autisme diagnoses. Ze berekenen dat 18 procent van de toename van autisme kan worden toegeschreven aan de toename van kabeltelevisieprogramma's voor kinderen.
Waarschijnlijk heeft de introductie van het televisiekijken op jonge leeftijd de kans op autisme vergroot bij kinderen die al meer dan gemiddeld aanleg voor autisme hadden (gen-omgevingsinteractie). En dat zou er aan kunnen liggen dat het meer televisiekijken in de plaats komt van sociale interactie. Voor de ontwikkeling van hun sociale vaardigheden hebben kinderen een intensief "bad in de sociale wereld" nodig. Dat hebben ze tegenwoordig so wie so al minder dan in tijden dat gezinnen minder sociaal geïsoleerd waren en kinderen meer leeftijdsgemengd opgroeiden. Maar als kinderen dan bovendien nog veel tijd doorbrengen voor het scherm, dan wordt dat bad wel een heel klein teiltje. Nu is er wel veel sociale inhoud op de televisie (je ziet vooral pratende hoofden), maar dat kan natuurlijk geen vervanging zijn voor echte sociale interactie waaraan een kind actief deelneemt en daartoe voortdurend wordt uitgenodigd.
Er is nu nieuw onderzoek (pdf) dat wijst op andere negatieve effecten van op jonge leeftijd veel televisiekijken. Onderzoekers in Nieuw-Zeeland volgden ruim 1000 kinderen die in 1972-1973 waren geboren tot dat ze 26 jaar waren. Het blijkt dan dat kinderen die tussen hun vijfde en hun vijftiende levensjaar meer televisie hadden gekeken een grotere kans hadden om op jongvolwassen leeftijd veroordeeld te zijn voor (gewelds)criminaliteit, om een diagnose te hebben gekregen voor antisociale persoonlijkheidsstoornis en om agressieve persoonlijkheidstrekken te hebben. Daarbij werd gecontroleerd voor o.a. intelligentie, sociaal-economische status, ouderlijk toezicht en antisociaal gedrag op jongere leeftijd. Dat laatste is er een aanwijzing voor dat het televisiekijken ook inderdaad een oorzakelijk verband heeft met die problemen op jongvolwassen leeftijd.
Ook hier kan hebben meegespeeld dat het televisiekijken ten koste ging van de leerschool van de echte sociale interactie. Maar het kan daarnaast ook nog zo zijn dat kinderen op televisie meer antisociaal en agressief gedrag te zien kregen dan dat ze hadden meegemaakt als ze gewoon buiten hadden gespeeld.
Overigens heeft veel televisiekijken ook op volwassen leeftijd negatieve gevolgen. Zie mijn berichten over televisiekijken.
maandag 18 februari 2013
Hoe goed is het Centraal Planbureau? CPB beoordeeld
Het Centraal Planbureau speelt een groeiende rol in de Nederlandse politiek en beleidsontwikkeling. Dat is mooi, omdat het als onafhankelijk orgaan cijfers aan levert waarmee beleidsplannen en verkiezingsprogamma's worden doorgerekend. Het lijkt er zelfs steeds meer op dat politieke partijen hun programma's schrijven met de modellen van het CPB in hun achterhoofd. Dat geeft wel een heel groot, waarschijnlijk te groot, gewicht aan die modellen en aan de veronderstellingen die daarin besloten liggen.
Hoe groter die rol, hoe belangrijker dus de kwaliteit van die modellen en van de veronderstellingen. Wat weten we daarvan? Het CPB wordt om de vijf jaar beoordeeld en vandaag is het Rapport van de Commissie Beleidsgerichte Toetsing 2013 uitgebracht. Zie de link onderaan dit bericht. Er is ook een vijfjaarlijkse toetsing van de wetenschappelijk kwaliteit, maar die komt kennelijk nog.
In het eerdere bericht Prestatiebeloning in het onderwijs geen goed idee maakte ik me zorgen over die wetenschappelijke kwaliteit. Het bleek me toen dat het CPB extra punten toekent aan verkiezingsprogramma's als daarin sprake is van het voornemen om prestatiebeloning in het onderwijs in te voeren. Daardoor werden ineens allerlei partijen voorstander van prestatiebeloning. Maar waar baseerde het CPB zich op bij de veronderstelling dat prestatiebeloning in het onderwijs positieve effecten heeft? Op een enkel onderzoek, dat bovendien voortijdig werd afgebroken. En studies die negatief oordeelden over de effecten van prestatiebeloning leken te zijn genegeerd.
Als je bedenkt dat een zo zwakke wetenschappelijke onderbouwing van een veronderstelling wel niet op zichzelf zal staan, dan wekt dat geen vertrouwen in die modellen van het CPB. We moeten natuurlijk die toetsing van de wetenschappelijke kwaliteit nog afwachten. Maar enige zorg lijkt gerechtvaardigd als je in die Beleidsgerichte Toetsing van vandaag leest dat het CPB steeds meer moet doen met steeds minder geld. En als je de aanbeveling leest om de buiten het CPB aanwezige kennis beter te benutten (dan nu kennelijk gebeurt).
CPB beoordeeld op beleidsgerichtheid | www.cpb.nl:
'via Blog this'
Hoe groter die rol, hoe belangrijker dus de kwaliteit van die modellen en van de veronderstellingen. Wat weten we daarvan? Het CPB wordt om de vijf jaar beoordeeld en vandaag is het Rapport van de Commissie Beleidsgerichte Toetsing 2013 uitgebracht. Zie de link onderaan dit bericht. Er is ook een vijfjaarlijkse toetsing van de wetenschappelijk kwaliteit, maar die komt kennelijk nog.
In het eerdere bericht Prestatiebeloning in het onderwijs geen goed idee maakte ik me zorgen over die wetenschappelijke kwaliteit. Het bleek me toen dat het CPB extra punten toekent aan verkiezingsprogramma's als daarin sprake is van het voornemen om prestatiebeloning in het onderwijs in te voeren. Daardoor werden ineens allerlei partijen voorstander van prestatiebeloning. Maar waar baseerde het CPB zich op bij de veronderstelling dat prestatiebeloning in het onderwijs positieve effecten heeft? Op een enkel onderzoek, dat bovendien voortijdig werd afgebroken. En studies die negatief oordeelden over de effecten van prestatiebeloning leken te zijn genegeerd.
Als je bedenkt dat een zo zwakke wetenschappelijke onderbouwing van een veronderstelling wel niet op zichzelf zal staan, dan wekt dat geen vertrouwen in die modellen van het CPB. We moeten natuurlijk die toetsing van de wetenschappelijke kwaliteit nog afwachten. Maar enige zorg lijkt gerechtvaardigd als je in die Beleidsgerichte Toetsing van vandaag leest dat het CPB steeds meer moet doen met steeds minder geld. En als je de aanbeveling leest om de buiten het CPB aanwezige kennis beter te benutten (dan nu kennelijk gebeurt).
CPB beoordeeld op beleidsgerichtheid | www.cpb.nl:
'via Blog this'
zondag 17 februari 2013
Muziek voor de zondagochtend - "The Mountain" Maxida Märak & Downhill Bluegrass Band
Now for something completely different: Maxida Märak en de Downhill Bluegrass Band. Mooie bluegrass in de setting van de Sami in Noord-Scandinavië.
zaterdag 16 februari 2013
De radeloosheid van de bezuinigers - Gratifying Signs of Desperation - NYTimes.com
Paul Krugman: Aan beide kanten van de Oceaan zijn er toenemende tekenen van radeloosheid bij de bezuinigers. Zie de link onderaan. Hij besluit met (mijn vertaling):
'via Blog this'
Zoals gezegd, deze tekenen van radeloosheid zijn heuglijk. Ongelukkigerwijs hebben deze mensen al een geweldige schade toegebracht en behouden ze nog de macht om nog veel meer schade toe te brengen.Gratifying Signs of Desperation - NYTimes.com:
'via Blog this'
De vervreemding van de overbelaste mantelzorger
We weten dat mensen graag betaald werk hebben, maar ook dat van alle bezigheden die we op een dag kunnen hebben, betaald werk bijna onderaan staat wat betreft het geluk en de ontspanning die we dan ervaren. We worden gelukkiger van het hebben van betaald werk, in vergelijking met werkloosheid, maar de bezigheid van het werk ervaren we als de op een na (ziek op bed liggen) meest onaangename. Ik ging daar in dit bericht op in, waarin ik dit bij nadere beschouwing merkwaardige fenomeen als vervreemding karakteriseerde.
Maar er viel me nog iets anders op aan dat onderzoek waar ik aan refereerde. Van de 40 bezigheden die mensen konden doen, stond "Zorgen voor of helpen van volwassenen" (zeg, mantelzorg) ook heel laag in de rangorde, precies een plaats boven werken, zowel wat geluk als ontspanning betreft. Om de gedachten te bepalen: heel laag staan ook "Wachten, in de rij staan" (toch nog een plaats hoger) en "Reizen, woon-werk verkeer". Kennelijk worden we heel ongelukkig en gespannen van het zorgen voor volwassenen, van mantelzorg.
Dat is opvallend, want uit ander onderzoek blijkt dat het anderen helpen en het voor anderen zorgen een positief gezondheidseffect kan hebben en de levensduur kan verlengen. In dit bericht ging ik op dat onderzoek in.
Wat is hier aan de hand? Wat ik kan bedenken is dat het hebben van anderen die jou hulp en zorg nodig hebben (partner, familielid, buren, vrienden), je een goed gevoel geeft, omdat het de zin van je leven verhoogt en een doel aan het leven geeft. Het gaat dan om het gevoel nodig te zijn. De afwezigheid van dat gevoel komt misschien al gauw in de buurt van het gevoel van eenzaamheid en daarvan is het negatieve gezondheidseffect bekend.
Tegelijkertijd kan het zijn dat de bezigheid van dat zorgen en helpen vergeleken met andere bezigheden juist heel weinig geluksgevoel en ontspanning verschaft. En dat zou er weer mee te maken kunnen hebben dat deze zorg en hulp, de mantelzorg, vaak op te weinig mensen neerkomt. Door ons sterke sociale isolement van gezinnen raken mantelzorgers snel overbelast.
Dus eigenlijk zouden we een toestand willen waarin we die mantelzorg meer met anderen kunnen delen, zodat het ons wat gemakkelijker gemaakt wordt om aan die natuurlijke behoefte om voor anderen te zorgen, tegemoet te komen. Dat die toestand niet bestaat, is dat eigenlijk ook niet een soort vervreemding?
Update. Net zoals cooperative breeding de natuurlijke toestand is voor het grootbrengen van kinderen, is cooperative care dat voor de zorg voor hulpbehoevende volwassenen en ouderen.
Maar er viel me nog iets anders op aan dat onderzoek waar ik aan refereerde. Van de 40 bezigheden die mensen konden doen, stond "Zorgen voor of helpen van volwassenen" (zeg, mantelzorg) ook heel laag in de rangorde, precies een plaats boven werken, zowel wat geluk als ontspanning betreft. Om de gedachten te bepalen: heel laag staan ook "Wachten, in de rij staan" (toch nog een plaats hoger) en "Reizen, woon-werk verkeer". Kennelijk worden we heel ongelukkig en gespannen van het zorgen voor volwassenen, van mantelzorg.
Dat is opvallend, want uit ander onderzoek blijkt dat het anderen helpen en het voor anderen zorgen een positief gezondheidseffect kan hebben en de levensduur kan verlengen. In dit bericht ging ik op dat onderzoek in.
Wat is hier aan de hand? Wat ik kan bedenken is dat het hebben van anderen die jou hulp en zorg nodig hebben (partner, familielid, buren, vrienden), je een goed gevoel geeft, omdat het de zin van je leven verhoogt en een doel aan het leven geeft. Het gaat dan om het gevoel nodig te zijn. De afwezigheid van dat gevoel komt misschien al gauw in de buurt van het gevoel van eenzaamheid en daarvan is het negatieve gezondheidseffect bekend.
Tegelijkertijd kan het zijn dat de bezigheid van dat zorgen en helpen vergeleken met andere bezigheden juist heel weinig geluksgevoel en ontspanning verschaft. En dat zou er weer mee te maken kunnen hebben dat deze zorg en hulp, de mantelzorg, vaak op te weinig mensen neerkomt. Door ons sterke sociale isolement van gezinnen raken mantelzorgers snel overbelast.
Dus eigenlijk zouden we een toestand willen waarin we die mantelzorg meer met anderen kunnen delen, zodat het ons wat gemakkelijker gemaakt wordt om aan die natuurlijke behoefte om voor anderen te zorgen, tegemoet te komen. Dat die toestand niet bestaat, is dat eigenlijk ook niet een soort vervreemding?
Update. Net zoals cooperative breeding de natuurlijke toestand is voor het grootbrengen van kinderen, is cooperative care dat voor de zorg voor hulpbehoevende volwassenen en ouderen.
vrijdag 15 februari 2013
Kleine scholen juist prima als leeftijdsgemengde ontmoetingsplaats. Onderwijsraad heeft het mis
De Onderwijsraad adviseert om het aantal kleine scholen te beperken (pdf). Daar kunnen goede redenen voor zijn, maar een argument dat de Raad noemt, deugt niet.
Ik bedoel het argument dat kleine scholen moeilijk de rol van ontmoetingsplaats voor leeftijdsgenoten kunnen waarmaken. Het is juist precies andersom: het is een groot voordeel van kleine scholen dat kinderen er meer een leeftijdsgemengde sociale omgeving hebben. In leeftijdsgemengde groepen zijn kinderen pro-socialer, voelen ze zich minder vaak eenzaam en zijn ze minder vaak agressief. En op grond daarvan mag je verwachten dat in zulke groepen minder wordt gepest. Zie mijn eerdere bericht hierover.
Heel typisch dat de Onderwijsraad denkt dat leeftijdssegregatie goed is voor kinderen. De Raad moet wel gedacht hebben dat wat (in onze maatschappij)normaal is het meest voorkomt, ook goed is. En moet hebben verzuimd om zich in de wetenschappelijke literatuur te verdiepen. Jammer.
Ik bedoel het argument dat kleine scholen moeilijk de rol van ontmoetingsplaats voor leeftijdsgenoten kunnen waarmaken. Het is juist precies andersom: het is een groot voordeel van kleine scholen dat kinderen er meer een leeftijdsgemengde sociale omgeving hebben. In leeftijdsgemengde groepen zijn kinderen pro-socialer, voelen ze zich minder vaak eenzaam en zijn ze minder vaak agressief. En op grond daarvan mag je verwachten dat in zulke groepen minder wordt gepest. Zie mijn eerdere bericht hierover.
Heel typisch dat de Onderwijsraad denkt dat leeftijdssegregatie goed is voor kinderen. De Raad moet wel gedacht hebben dat wat (in onze maatschappij)
Sociale zeepbellen lopen altijd langzaam leeg. Neem nu de bezuinigingszeepbel - Trouw vraagt om koerswijziging, maar wel heeeeel voorzichtig
Sociale zeepbellen ontstaan als veel mensen te weinig informatie hebben om elk zelfstandig een oordeel te vellen. Ze gaan dan bij elkaar te rade en als er dan een van de mogelijke oordelen even de overhand lijkt te krijgen, dan kan er zo maar een communis opinio ontstaan, doordat iedereen daar achteraan loopt. Het is meer sociale beïnvloeding die daar dan aan ten grondslag ligt, dan individuele, zelfstandige oordeelsvorming.
Zulke informatietekorten zijn kenmerkend voor het publieke domein, dat van de collectieve besluitvorming over zaken waar we alleen in abstracte of zelfs cijfermatige termen informatie over hebben of moeten verwerven. En de kring waar zo'n sociale zeepbel ontstaat, is er dan ook vaak een van de deskundigen of de zogenaamde deskundigen. Zelfs die zijn soms niet goed geïnformeerd, terwijl ze er toch niet onderuit kunnen om een oordeel te hebben.
Als ze dan vooral op elkaar gaan letten, dan kan daar ineens, plop, een zeepbel ontstaan. Het oordeel dat dan het meest serieus lijkt en dat door de meest serieus lijkende deskundigen lijkt te worden aangehangen, dat wordt dan ineens het oordeel waar je eer mee in kunt leggen. Daarvan afwijken kan zomaar tot sociale uitsluiting leiden. En dat is een zware sanctie, want de meesten willen maar wat graag tot de wat Paul Krugman badinerend Very Serious People gerekend worden. Al die publieke figuren die Wim Kan ooit, mild, bespotte als zeeeeer bekwaaaaam.
Zo is de bezuinigingszeepbel ontstaan, de in kringen van beleidsmakers aangehangen overtuiging dat de bezuinigingsstrategie de beste, nee, de enige, oplossing is voor de economische recessie waarin we zijn komen te verkeren. Weg met die ouderwetse en achterhaalde Keynesiaanse recepten van het stimuleren van de economie. Zie het vorige bericht over Jan Pen in 1965 en de terugval in publieke kennis.
Maar is ook altijd nog een werkelijkheid, die van de feitelijke ontwikkelingen en de data en de statistieken die daaruit naar voren komen. En dan kan er een conflict gaan ontstaan tussen de behoefte aan werkelijkheidszin enerzijds en de behoefte aan sociale erkenning en angst voor uitsluiting anderzijds. De periode dat die laatsten domineren, kan nog lang duren. De eerste uitingen van twijfel zijn dan altijd heel voorzichtig en zo mogelijk dubbelzinnig. Zodat je altijd nog kunt terugkomen op je aarzelende schreden in een andere dan de nog overheersende richting.
Dit alles bedacht ik toen ik zopas het hoofdredactionele commentaar van Trouw las. Zie de link onderaan dit bericht. Want als je op de kop af gaat, dan verwacht je een ondubbelzinnig pleidooi voor een koerswijziging in de Nederlandse en Europese bezuinigingspolitiek. De hoofdredactie heeft de slechte cijfers tot zich laten doordringen en vindt het welletjes geweest. Ik citeer:
Maar dan lees je de laatste twee zinnen van het commentaar:
Update. Dat de sociale zeepbel langzaam leegloopt, geldt alleen voor het begin. Daarna kan het heel snel gaan, want dan moet iedereen er weer op tijd bij zijn.
Derde recessie in korte tijd vraagt om koerswijziging, in Nederland en in de EU - Opinie - TROUW:
'via Blog this'
Zulke informatietekorten zijn kenmerkend voor het publieke domein, dat van de collectieve besluitvorming over zaken waar we alleen in abstracte of zelfs cijfermatige termen informatie over hebben of moeten verwerven. En de kring waar zo'n sociale zeepbel ontstaat, is er dan ook vaak een van de deskundigen of de zogenaamde deskundigen. Zelfs die zijn soms niet goed geïnformeerd, terwijl ze er toch niet onderuit kunnen om een oordeel te hebben.
Als ze dan vooral op elkaar gaan letten, dan kan daar ineens, plop, een zeepbel ontstaan. Het oordeel dat dan het meest serieus lijkt en dat door de meest serieus lijkende deskundigen lijkt te worden aangehangen, dat wordt dan ineens het oordeel waar je eer mee in kunt leggen. Daarvan afwijken kan zomaar tot sociale uitsluiting leiden. En dat is een zware sanctie, want de meesten willen maar wat graag tot de wat Paul Krugman badinerend Very Serious People gerekend worden. Al die publieke figuren die Wim Kan ooit, mild, bespotte als zeeeeer bekwaaaaam.
Zo is de bezuinigingszeepbel ontstaan, de in kringen van beleidsmakers aangehangen overtuiging dat de bezuinigingsstrategie de beste, nee, de enige, oplossing is voor de economische recessie waarin we zijn komen te verkeren. Weg met die ouderwetse en achterhaalde Keynesiaanse recepten van het stimuleren van de economie. Zie het vorige bericht over Jan Pen in 1965 en de terugval in publieke kennis.
Maar is ook altijd nog een werkelijkheid, die van de feitelijke ontwikkelingen en de data en de statistieken die daaruit naar voren komen. En dan kan er een conflict gaan ontstaan tussen de behoefte aan werkelijkheidszin enerzijds en de behoefte aan sociale erkenning en angst voor uitsluiting anderzijds. De periode dat die laatsten domineren, kan nog lang duren. De eerste uitingen van twijfel zijn dan altijd heel voorzichtig en zo mogelijk dubbelzinnig. Zodat je altijd nog kunt terugkomen op je aarzelende schreden in een andere dan de nog overheersende richting.
Dit alles bedacht ik toen ik zopas het hoofdredactionele commentaar van Trouw las. Zie de link onderaan dit bericht. Want als je op de kop af gaat, dan verwacht je een ondubbelzinnig pleidooi voor een koerswijziging in de Nederlandse en Europese bezuinigingspolitiek. De hoofdredactie heeft de slechte cijfers tot zich laten doordringen en vindt het welletjes geweest. Ik citeer:
Het lijkt er immers steeds meer op dat de fixatie van de politiek op financieringstekort en overheidsschuld de economie verder en verder in het slop brengt en daarmee uiteindelijk ook het doel van de gezonde overheidsfinanciën op langere termijn in gevaar brengt.O jee, denk je dan, dat is dapper. Het zou nog dapperder zijn geweest om ook even te vermelden dat degene die genegeerd of zelfs verketterd zijn, misschien toch gelijk hadden. Maar goed.
Maar dan lees je de laatste twee zinnen van het commentaar:
Daarmee is dit commentaar nog geen pleidooi om ons nu maar uit de crisis te spenderen. Het is wel een pleidooi voor een voorzichtige koerswijziging.Precies zo gaan gaan altijd de eerste stapjes. Ik het het gezegd, maar ik heb het toch eigenlijk ook niet gezegd. Want ik moet wel nog tot de zogenaamde serieuze mensen gerekend kunnen blijven worden.
Update. Dat de sociale zeepbel langzaam leegloopt, geldt alleen voor het begin. Daarna kan het heel snel gaan, want dan moet iedereen er weer op tijd bij zijn.
Derde recessie in korte tijd vraagt om koerswijziging, in Nederland en in de EU - Opinie - TROUW:
'via Blog this'
donderdag 14 februari 2013
Jan Pen in 1965 en de onmiskenbare terugval in publieke kennis
Gisteren gaf ik de opgaaf: Wie schreef dit en wanneer? Gevolgd door drie alinea's tekst waarin iemand betoogt dat een depressie zoals in de jaren 30 van de vorige eeuw niet meer zal voorkomen. Want zo'n depressie wordt veroorzaakt door een plotselinge koopkrachtdaling en sinds Keynes weten overheden hoe ze de koopkracht op peil kunnen houden en dat ze dat ook moeten doen. Ze moeten belastingen verlagen of de bestedingen opvoeren. "Dergelijke maatregelen zullen stellig worden genomen."
Arie Glebbeek reageerde als volgt:
Arie Glebbeek reageerde als volgt:
Hoi Henk,En inderdaad was hier Jan Pen (Lemmer 1921- Haren 2010) aan het woord. Hij was hoogleraar in de staathuishoudkunde en openbare financiën aan de Rijksuniversiteit Groningen. (Als sociologie-student volgde ik van 1965 tot 1968 bij Jan Pen het bijvak economie.) Die drie alinea's zijn afkomstig uit het boekje Economische actualiteiten, dat verscheen in 1967 en waarin artikelen zijn gebundeld die eerder waren verschenen in Vrij Nederland, Het Parool, de NRC, het Hollands Maandblad, de Economisch-Statistische Berichten en het Financieel Dagblad.
Volgens mij is hier Jan Pen aan het woord, ik denk begin jaren zestig. Ik meende me de passage zelfs te herinneren, mogelijk van toen ik laatst nog eens in een oude bundel bladerde (Het aardige van de economie, wellicht). Hoe het ook zij: deze inzichten waren ooit gemeengoed onder economen, politici en beleidsmakers. Sindsdien is een onmiskenbare terugval in publieke kennis opgetreden.
Groetjes, Arie Glebbeek.
Jan Pen was in die tijd een veelgelezen en veel geïnterviewd econoom. Vooral een macro-econoom. Hij schreef Moderne Economie (1e druk 1958), waarvan, volgens Bol.com, in twintig jaar tijd meer dan 125.000 exemplaren werden verkocht en dat vertaald werd in het Engels, Zweeds, Portugees, Pools, Grieks, Italiaans en Japans. Het werd in 1977, uitgebreid en vernieuwd, opnieuw uitgegeven onder de titel Macro-Economie (i.s.m. L.J. van Gemerden). Nadat in 2009 abusievelijk in de pers werd gemeld dat hij was overleden (het betrof een andere Jan Pen), overleed hij op 14 februari 2010, nu op de dag af drie jaar geleden. Zie hier het In Memoriam dat Steven Brakman en Harry Garretsen toen schreven.
In datzelfde boekje waar ik die drie alinea's uithaalde, bespreekt Pen ook The Great Crash van John Kenneth Galbraith, het boek over het rampjaar 1929, naar aanleiding van het toen verschijnen van de Nederlandse vertaling daarvan. Pen schrijft daar (mijn cursivering):
De crisis bleef niet beperkt tot een halvering van de beurskoersen, maar er brak een tienjarige depressie uit. Werkloosheid en diepe ellende voor boeren en middenstanders volgden op de ruïnering van de speculanten. De gehele wereld werd meegesleept. Regeringen stonden hulpeloos tegenover de paradox, dat de mensen armoede leden terwijl de fabrieken ongebruikt stonden. Het nationale inkomen was een derde lager dan het had kunnen zijn.
De depressie is al vaak beschreven, en Galbraith zegt er niet veel van; hij beperkt zich tot de crisis. Maar de samenhang tussen (beurs)crisis en algemene depressie doet hem wel de vraag opwerpen: hoe groot is de kans op herhaling? Het is de vraag die zich op iedere bladzijde van dit historische verslag opdringt.
Galbraith antwoordt (en ik heb er niets aan toe te voegen): een scherpe koersdaling is altijd mogelijk. (...) de beurs reageert nu eenmaal psychologisch, en als er een paniek zou uitbreken is het niet duidelijk hoe deze in de kiem kan worden gesmoord.
Maar wat wij wel kunnen proberen is: voorkomen dat de crisis doorziekt in de produktie, de werkgelegenheid, de lonen, de inkomens van allen. In de jaren dertig hebben de regeringen overwegend het verkeerde gedaan (uitgaven ingekrompen, lonen verlaagd) en het goede nagelaten (belastingen verlaagd, grote werken op touw gezet).
Nu weten wij meer van de kringloop-mechanismen af om dergelijke fouten te voorkomen. In de woorden van Galbraith: 'Een depressie zal nu niet worden tegemoetgetreden met het onwrikbare besluit haar te verergeren'. Dit slaat vooral op de bereidheid, begrotingstekorten te laten ontstaan. (...)
... een ding staat vast: als er ooit weer een beginnende depressie zou optreden - dat zal zeker weer gebeuren - kan zij alleen snel en effectief worden bestreden als de regeringen bij hun maatregelen niet worden gehinderd door ouderwetse ideologieën en door conservatieve pressiegroepen.Ja, dat was Jan Pen in 1967. En wat gebeurt vandaag de dag? Wat de regeringen gedaan hebben en doen, is dat ze precies de depressie hebben verergerd, het verkeerde gedaan en het goede nagelaten. Juist vandaag zijn er weer de berichten dat de economische krimp in Europa verdiept. De economie van de 17 eurolanden kromp in het vierde kwartaal van 2012 met 0,6 procent, meer dan voorspeld. Het is de scherpste daling sinds 2009 en het is de eerste keer dat deze landen samen in de vier kwartalen van een kalenderjaar geen groei vertoonden. De economieën van Duitsland, Frankrijk en Italië krompen meer dan voorspeld. Commentaar van Carsten Brzeski van ING: "Dit zijn afschuwelijke cijfers, het is een wijdverbreide inkrimping, die niet overeenkomt met het positieve beeld van stabilisatie en positieve besmetting."
En de oorzaak daarvan is de onmiskenbare terugval in publieke kennis (Arie Glebbeek) die is opgetreden. De regeringen hebben het verkeerde gedaan, omdat ze in de bezuinigingsstrategie gingen geloven. Onwetendheid? Onkunde? Ideologie? Hoe dan ook, om in de woorden van Paul Krugman te spreken (in het hoofdstuk Dark Age Economics van End This Depression Now!):
Rond, zeg, 1970, wist de economische professie werkelijk genoeg om een herhaling te voorkomen van alles wat dan ook maar zou lijken op de Grote Depressie.
En toen ging een groot deel van die professie er toe over om te vergeten wat het had geleerd.Laten we daar even bij stilstaan, op deze sterfdag van Jan Pen.
Update. Zie nu ook dit blogbericht van Paul Krugman van vandaag over het verband tussen bezuinigen en werkloosheid.
woensdag 13 februari 2013
"Dergelijke maatregelen zullen stellig worden genomen als er een depressie opduikt" - Wie schreef dit en wanneer?
Opgaaf. Wie schreef dit en wanneer?
De niet-meer-zo-jongen onder ons herinneren zich de situatie in de jaren dertig. Er heerste werkloosheid, de middenstand ging het buitengewoon slecht, de landbouw zat diep in de put. De oorzaak lag bij een te geringe afzetmogelijkheid van de produkten, die echter niet was toe te schrijven aan te geringe behoeften, maar aan de daling van de koopkracht. Deze was plotseling ontstaan; tot 1929 ging de ontwikkeling voorspoedig. Kan zo'n depressie niet weer komen opzetten?
Ik meen van niet. Er zijn vele redenen waarom een sterke afzetdaling thans minder waarschijnlijk is dan toen. De voornaamste is, dat wij nu beter begrijpen hoe een algemene ineenschrompeling van de koopkracht ontstaat, en dat we er beter tegen kunnen optreden.
In het begin van de depressie begrepen de economen er niet veel van; in 1936 veranderde dat, toen de engelsman J.M. Keynes zijn theorie over de werkloosheid publiceerde. Sindsdien hebben wij begrepen, dat er methoden zijn om de koopkracht op peil te houden. Het is betrekkelijk gemakkelijk om dit te doen (het is in feite veel minder gemakkelijk om een te sterk opgezwollen koopkracht binnen de perken te houden: inflatie laat zich moeilijker bestrijden dan depressie en werkloosheid). Bijvoorbeeld: de overheid kan een daling van de vraag opvangen door de belastingen te verlagen, of door de overheidsuitgaven te verhogen. Dergelijke maatregelen zullen stellig worden genomen als er een depressie opduikt. Weliswaar kan een regering op dit terrein nooit precisiewerk leveren, en zekere beperkte stoornissen in het economisch leven blijven altijd mogelijk; maar een algemene afzetcrisis, die jaren blijft voortslepen en een ongelooflijke ellende teweegbrengt, kan worden verholpen. Dat is al één zorg minder.Gebruik Opmerkingen hieronder, als je denkt de oplossing te weten. Morgen een bericht met oplossing en commentaar. Zie hier.
Obama: Bezuinigen alleen is geen economisch plan
Obama heeft zijn State of the Union toespraak gehouden. De New York Times geeft hier de video en de uitgeschreven tekst. Een ook voor Europese politici zeer leerzaam betoog. In het bijzonder dit ene zinnetje zou speciaal onder de aandacht moeten worden gebracht:
Zou onze VVD-PvdA regering dat zinnetje ook tot zich hebben laten doordringen? Of waren ze al eerder bezig om tot bezinning te komen? Dat zou je kunnen denken nu vannacht dat akkoord over de woningmarkt is gesloten. Zie de link onderaan. Want warempel, in dat akkoord is enige ruimte voor stimulering van de economie! En dat leidt tot een gat in de begroting van jaarlijks 200 miljoen euro. Moest dat dan niet meteen gecompenseerd worden door dat geld ergens anders vandaan te halen. Moest dat niet ook meteen onderdeel zijn van dat akkoord? Want we moesten toch bezuinigen? Nu! Nu! "Dat is de enige weg" (Rutte).
Nee, er lijkt een besef te zijn dat enige bezinning geen kwaad kan. Want bezuinigen alleen is geen economisch plan.
Update. Ja, volgens ingewijden laat het kabinet dit jaar verdere bezuinigingen achterwege. Nu wachten op de volgende stap, die van het echt stimuleren van de economie.
Blok: akkoord slaat gat van 200 miljoen euro per jaar - Kabinet-Rutte II - VK:
'via Blog this'
Bezuinigen alleen is geen economisch plan.Niet zozeer omdat dat zo'n verrassend en scherp inzicht is, maar vooral omdat het in een presidentiële toespraak terecht komt. Dat zegt veel over de kwaliteit en het niveau van de economische inzichten die in de kringen van economische beleidsmakers rondzingen. Die zijn zo abominabel dat een zo eenvoudig zinnetje blijkbaar tot een zo belangrijke toespraak kan doordringen. Obama en zijn staf moeten dat nodig hebben gevonden.
Zou onze VVD-PvdA regering dat zinnetje ook tot zich hebben laten doordringen? Of waren ze al eerder bezig om tot bezinning te komen? Dat zou je kunnen denken nu vannacht dat akkoord over de woningmarkt is gesloten. Zie de link onderaan. Want warempel, in dat akkoord is enige ruimte voor stimulering van de economie! En dat leidt tot een gat in de begroting van jaarlijks 200 miljoen euro. Moest dat dan niet meteen gecompenseerd worden door dat geld ergens anders vandaan te halen. Moest dat niet ook meteen onderdeel zijn van dat akkoord? Want we moesten toch bezuinigen? Nu! Nu! "Dat is de enige weg" (Rutte).
Nee, er lijkt een besef te zijn dat enige bezinning geen kwaad kan. Want bezuinigen alleen is geen economisch plan.
Update. Ja, volgens ingewijden laat het kabinet dit jaar verdere bezuinigingen achterwege. Nu wachten op de volgende stap, die van het echt stimuleren van de economie.
Blok: akkoord slaat gat van 200 miljoen euro per jaar - Kabinet-Rutte II - VK:
'via Blog this'
dinsdag 12 februari 2013
Geld maakt niet gelukkig. Of toch wel? Of toch niet?
Maakt geld toch wel gelukkig? De nieuwe studie Rising Income and the Subjective Well-Being of Nations (pdf) van Ed Diener, Louis Tay en Shigehiro Oishi lijkt daarop te wijzen. Vorig jaar was er ook de studie The New Stylized Facts About Income and Subjective Well-Being (betaalpoort) van Daniel W. Sacks, Betsey Stevenson en Justin Wolfers. Er zijn al reacties uitgelokt, zoals deze van Mathijs Bouman, waarin het "linkse idee" van de economie van het genoeg naar de prullenmand wordt verwezen.
Maar wat zeggen deze nieuwe onderzoeken nu precies? Het lijkt mij om twee vragen te gaan:
Maar wat zeggen deze nieuwe onderzoeken nu precies? Het lijkt mij om twee vragen te gaan:
- Is het zo dat meer geld steeds wat minder geluk/tevredenheid/welbevinden oplevert? Anders gezegd: is geld een "normaal" goed, dus een goed met afnemend marginaal nut?
- Is het welzijnseffect van meer inkomen afhankelijk van wat er met het inkomen van anderen gebeurt? Als iedereen meer gaat verdienen, dan zou het positieve effect van jouw inkomenstoename geringer zijn dan wanneer alleen jouw inkomen zou toenemen. Anders gezegd: het gaat om het relatieve inkomen.
But of course, the logarithmic relationship implies that each percent increase in income raises measured well-being by a similar amount, and hence each extra dollar raises well-being by less than the previous. That is, going from $1000 to $2000 raises satisfaction by twice as much as going from $2000 to $3000 and by the same amount as going from $10,000 to $20,000.En het is nog maar de vraag of deze studies aantonen dat het relatieve inkomen er niet toe doet. Dus dat mensen alleen maar in hun eigen inkomen geïnteresseerd zouden zijn en zich niet zouden vergelijken met anderen. Zo vinden Diener, Tai en Oishi inderdaad dat rijke mensen in een rijk land zich beter af voelen dan iemand die net zo rijk is, maar in een arm land woont. Als het relatieve inkomen er toe zou doen, dan zou die rijke in het arme land zich juist beter moeten voelen, zo redeneren de onderzoekers. Maar ze geven zelf als mogelijke verklaring dat die rijke persoon in dat rijke land profiteert van de welvaart in dat land, waardoor er goede wegen zijn, goede scholen, goede ziekenhuizen etc. Allemaal zaken die in de meeste arme landen ontbreken. Dat betekent dat het mogelijke effect van relatief inkomen in de analyses niet geïsoleerd is. Of in de woorden van Peter van der Meer:
Het effect van relatief inkomen wordt niet getoetst. Er wordt alleen gesuggereerd dat relatief inkomen er niet toe doet. Probleem bij het toetsen van relatief inkomen is het creëren van vergelijkingsgroepen. Daar waar dat gedaan is, is het effect van relatief inkomen altijd veel sterker dan dat van absoluut inkomen.Kortom, dat we de oude wijsheid dat geld niet gelukkig maakt helemaal overboord kunnen gooien, daarvoor lijkt het nog te vroeg.
maandag 11 februari 2013
Betaald werk hebben maakt gelukkig, maar betaald werken maakt ongelukkig. Was dat niet vervreemding?
De nieuwe studie Are You Happy While You Work? bevestigt dat het verrichten van betaald werk een bezigheid is die van alle andere bezigheden die mensen op een dag hebben, het geringste geluksgevoel oplevert (en de meeste stress). Alleen het ziek in bed liggen wordt nog minder gewaardeerd. Betaald werk is een last. Maar tegelijk zijn mensen met een betaalde baan gelukkiger dan werklozen. Het hebben van betaald werk geeft zin en waarde aan het leven. Zie eerder het bericht Verhoogt werk ons welzijn? Ja en nee.
Je zou hier schouderophalend kennis van kunnen nemen. Maar het lijkt mij iets om over na te denken. Want wat verlangen wij van de inrichting van een maatschappij? Dat hij ons de mogelijkheden verschaft om de middelen van bestaan te verwerven. Maar in de biologie is het zo dat organismen er zo op geselecteerd zijn dat de handelingen en bezigheden waarmee ze overleven en zich reproduceren ook precies die handelingen en bezigheden zijn die genoegen verschaffen. Dat is het fundamentele biologische mechanisme, althans vanaf de periode in de evolutie dat organismen emoties hadden en zo beoordeelden wat goed voelt en wat niet.
Met dat fundamentele biologische mechanisme hebben wij tot nu toe niet voldoende rekening gehouden bij de inrichting van onze maatschappij. En bovenal bij de inrichting van ons werk en van de arbeidsorganisatie. Want de bezigheid van het betaalde werk blijkt stress op te leveren. En meer stress, hoe hoger de werkdruk en hoe geringer de mogelijkheid om het werk zelf in te richten. En ook het moeten werken in afwezigheid van gezelschap blijkt het werk onaangenamer te maken.
Volgens de zelfbeschikkingstheorie van Edward L. Deci en Richard M. Ryan hebben mensen drie fundamentele levensbehoeften: verbondenheid met anderen, een gevoel van competentie en een gevoel van autonomie. Zie ook dat artikel van Rudi Wielers, Peter van der Meer en mijzelf, waar dat bericht over gaat waar ik in de eerste alinea naar link. Als we inderdaad die drie dingen willen, waarvoor veel empirische evidentie is, dan is het hebben van betaald werk, in plaats van werkloos zijn, inderdaad een goed middel om je een gevoel van competentie te verschaffen. Je kunt voor jezelf zorgen en hoeft je hand niet op te houden.
Maar de bezigheid van betaald werk bestaat er doorgaans uit dat je deel uit maakt van een statushiërarchie, waarbinnen verbondenheid met anderen altijd precair is als hij er al is. En je hebt maar beperkt zeggenschap over de indeling van je werk. Betaald werk komt dus slecht tegemoet aan de behoeften aan verbondenheid en autonomie.
Kortom, daar mee is verklaard dat we allemaal graag een betaalde baan willen, vanwege dat gevoel van competentie, maar dat tegelijkertijd het werk zelf ons niet gelukkig maakt, vanwege de gebrekkige verbondenheid met anderen en de gebrekkige autonomie.
Kortom, daar mee is verklaard dat we allemaal graag een betaalde baan willen, vanwege dat gevoel van competentie, maar dat tegelijkertijd het werk zelf ons niet gelukkig maakt, vanwege de gebrekkige verbondenheid met anderen en de gebrekkige autonomie.
De voor de hand liggende conclusie hoort nu te worden getrokken: er is natuurlijk sinds de tijd van Karl Marx (1818-1883) veel verbeterd, maar nog altijd is de vervreemding niet opgeheven. Ik citeer voor de aardigheid maar even hoe Wikipedia dat begrip uitlegt:
De vervreemding kan op verschillende gebieden plaatsvinden:
- de arbeider heeft geen controle over het productieproces, maar wordt gecontroleerd door de kapitalist. De arbeider kan alleen maar zijn arbeidskracht aanbieden op de markt;
- doordat de arbeider slechts een middel is en geen controle heeft over het arbeidsproces, gaat een groot deel van de meerwaarde naar de kapitalist en heeft hij ook geen inspraak op de productie. Hierdoor is het arbeidsproces een sleur en verliest hij de arbeidsvreugde;
- ook is hij vervreemd van de maatschappij in het geheel. Vroeger draaide alles meer rond sociale relaties, maar nu is louter het financieel aspect belangrijk;
- de creatieve bezigheid in het arbeiden gaat eveneens verloren. De arbeider moet zich schikken naar de wil van de kapitalist.
zondag 10 februari 2013
Muziek voor de zondagochtend - Haydn Symphony No 103 E flat major 'Drumroll' Koopman
Vandaag tijd voor Haydn. Altijd goed. De immer enthousiaste Ton Koopman dirigeert de Symfonie met de paukenroffel. Sviatoslav Richter zegt in de prachtige documentaire The Enigma of Sviatoslav Richter. The Longing For Harmony dat hij aan Haydn de voorkeur gaf. Boven wie? Mozart, zei hij toen.
Dit is kennelijk een jeugdconcert. Er is ook ergens halverwege een explicatie. De muziek en Ton Koopmans zijn zo aanstekelijk dat sommige kinderen gaan mee dirigeren. Dat komt na 12:30 min. even in beeld. Leuk om te zien.
Dit is kennelijk een jeugdconcert. Er is ook ergens halverwege een explicatie. De muziek en Ton Koopmans zijn zo aanstekelijk dat sommige kinderen gaan mee dirigeren. Dat komt na 12:30 min. even in beeld. Leuk om te zien.
donderdag 7 februari 2013
Het is tijd om de depressie te stoppen. En dat kan ook. A breakthrough speech on monetary policy | Anatole Kaletsky
Anatole Kaletsky schrijft vandaag over de volgens hem historische redevoering die Adair Turner, de voorzitter van de Engelse Financial Services Authority, gisteren heeft gehouden. Zie de link onderaan. Turner, "een van de meest invloedrijke financiële beleidsmakers in de wereld," vindt dat aan de economische depressie een halt moet worden toegeroepen en dat dat ook kan. Het economisch fatalisme van de huidige politieke en economische elite berust op een hersenschim. De keizer blijkt geen kleren aan te hebben. De overheden moeten de economie aanjagen door belastingverlaging of publieke investeringen. Hoe? Door geld te drukken. We moeten ophouden met "helicoptergeld" als een taboe te beschouwen.
A breakthrough speech on monetary policy | Anatole Kaletsky:
'via Blog this'
A breakthrough speech on monetary policy | Anatole Kaletsky:
'via Blog this'
Het beste middel tegen pesten: leeftijdsgemengde groepen
Het is de Week Tegen Het Pesten. Het wemelt van de ideeën en suggesties om pesten tegen te gaan. En het lijkt er op dat ze allemaal in dezelfde richting gaan: we moeten kinderen vertellen en duidelijk maken dat pesten niet goed is en dat ze er mee op moeten houden. Een voorbeeld is weerbaar.info, waar je leest:
Die benadering miskent dat kinderen morele intuïties vooral aanleren door er veel mee in aanraking te komen. Ze leren meer van wat ze mensen zien doen, dan van wat mensen hen vertellen dat ze moeten doen. Vandaar dat morele intuïties als vanzelf worden aangeleerd als kinderen opgroeien in een morele gemeenschap van vertrouwde anderen die zich onderling sociaal en moreel gedragen. Die simpel gezegd wel eens iets voor elkaar doen in plaats van elkaar te negeren of dwars te zitten.
Een kenmerk van zulke morele gemeenschappen is dat ze leeftijdsgemengd zijn. Dat maakt het mogelijk dat kinderen meer gelegenheid hebben om moreel gedrag van volwassenen (anders dan de eigen ouders) en van oudere kinderen te observeren en om er in te participeren. En ook zijn er daardoor meer gelegenheden voor oudere kinderen om jongere kinderen bij te staan en te ondersteunen. Zo worden ze als vanzelf getraind om voor anderen te zorgen.
Als je dat op je laat inwerken, kom je gemakkelijk op het idee dat het wel eens een belangrijke oorzaak van pesten zou kunnen zijn dat wij onze kinderen in extreme mate dwingen in het keurslijf van de naar leeftijd gesegregeerde groepen. Buiten de (steeds maar toenemende) tijd die kinderen met hun eigen ouders doorbrengen, verkeren ze vooral te midden van hun leeftijdsgenoootjes. En die sociale omgeving van kinderen van dezelfde leeftijd lokt gemakkelijk statuscompetitie uit. Het gaat er dan al snel om wie het populairst is, wie wel en wie niet cool is, of stoer is, of wie weet hoe je intimideert en wie kwetsbaar is. Geen aangename omgeving voor kinderen met een vlekje.
Deze nadelen van naar leeftijd gesegregeerde groepen zijn overigens bekend. Zo is er het onderzoek Children's Social Behavior in Relation to Participation in Mixed-Age or Same-Age Classrooms, dat laat zien dat kinderen in leeftijdsgemengde groepen pro-socialer zijn, zich minder eenzaam voelen en minder vaak agressief zijn. Dat wijst er overduidelijk op dat in zulke groepen ook pesten minder vaak voorkomt. En dan nog afgezien van andere positieve effecten van leeftijdsmenging op scholen, zoals op leerprestaties en cognitieve ontwikkeling.
Het verbaast me eigenlijk wel dat we zo vaak in de uitleg en instructie-reflex schieten. Of anders gezegd: de opvoedreflex. Een lespakket is snel gemaakt. In plaats van ons te verdiepen in wat de oorzaken van dat pesten zouden kunnen zijn. Want wat let ons om eens op te houden met die extreme leeftijdssegregatie die we onze kinderen aandoen?
Zie ook twee eerdere berichten over leeftijdssegregatie: hier en hier.
Update 1. En zie nu ook: Scholen wettelijk verplicht om pesten aan te pakken. Beter: kleinere scholen en leeftijdsmenging
Update 2. En nu ook: Er komt onderzoek naar de vraag of leeftijdsgemengde schoolklassen een goed middel zijn tegen pesten
Pesten kunnen we voorkomen door het kinderen op jonge leeftijd te leren herkennen; uitleg en inzicht te geven wat pesten is. Door duidelijke regels te stellen, kinderen uit te leggen dat pesten niet goed is, dat het niet zo hoort en hoe het anders kan.Ik zie hierin enige overeenkomst met de mythe van de opvoedbaarheid, die o.a. inhoudt dat je door uitleg en instructie kinderen sociaal en moreel gedrag kunt bijbrengen. Je moet kinderen vertellen wat goed is en wat verkeerd is, en dan zullen ze zich beter gaan gedragen. Pesten is "niet goed" en het "hoort niet" en als je dat nu maar aan kinderen vertelt.....
Die benadering miskent dat kinderen morele intuïties vooral aanleren door er veel mee in aanraking te komen. Ze leren meer van wat ze mensen zien doen, dan van wat mensen hen vertellen dat ze moeten doen. Vandaar dat morele intuïties als vanzelf worden aangeleerd als kinderen opgroeien in een morele gemeenschap van vertrouwde anderen die zich onderling sociaal en moreel gedragen. Die simpel gezegd wel eens iets voor elkaar doen in plaats van elkaar te negeren of dwars te zitten.
Een kenmerk van zulke morele gemeenschappen is dat ze leeftijdsgemengd zijn. Dat maakt het mogelijk dat kinderen meer gelegenheid hebben om moreel gedrag van volwassenen (anders dan de eigen ouders) en van oudere kinderen te observeren en om er in te participeren. En ook zijn er daardoor meer gelegenheden voor oudere kinderen om jongere kinderen bij te staan en te ondersteunen. Zo worden ze als vanzelf getraind om voor anderen te zorgen.
Als je dat op je laat inwerken, kom je gemakkelijk op het idee dat het wel eens een belangrijke oorzaak van pesten zou kunnen zijn dat wij onze kinderen in extreme mate dwingen in het keurslijf van de naar leeftijd gesegregeerde groepen. Buiten de (steeds maar toenemende) tijd die kinderen met hun eigen ouders doorbrengen, verkeren ze vooral te midden van hun leeftijdsgenoootjes. En die sociale omgeving van kinderen van dezelfde leeftijd lokt gemakkelijk statuscompetitie uit. Het gaat er dan al snel om wie het populairst is, wie wel en wie niet cool is, of stoer is, of wie weet hoe je intimideert en wie kwetsbaar is. Geen aangename omgeving voor kinderen met een vlekje.
Deze nadelen van naar leeftijd gesegregeerde groepen zijn overigens bekend. Zo is er het onderzoek Children's Social Behavior in Relation to Participation in Mixed-Age or Same-Age Classrooms, dat laat zien dat kinderen in leeftijdsgemengde groepen pro-socialer zijn, zich minder eenzaam voelen en minder vaak agressief zijn. Dat wijst er overduidelijk op dat in zulke groepen ook pesten minder vaak voorkomt. En dan nog afgezien van andere positieve effecten van leeftijdsmenging op scholen, zoals op leerprestaties en cognitieve ontwikkeling.
Het verbaast me eigenlijk wel dat we zo vaak in de uitleg en instructie-reflex schieten. Of anders gezegd: de opvoedreflex. Een lespakket is snel gemaakt. In plaats van ons te verdiepen in wat de oorzaken van dat pesten zouden kunnen zijn. Want wat let ons om eens op te houden met die extreme leeftijdssegregatie die we onze kinderen aandoen?
Zie ook twee eerdere berichten over leeftijdssegregatie: hier en hier.
Update 1. En zie nu ook: Scholen wettelijk verplicht om pesten aan te pakken. Beter: kleinere scholen en leeftijdsmenging
Update 2. En nu ook: Er komt onderzoek naar de vraag of leeftijdsgemengde schoolklassen een goed middel zijn tegen pesten
woensdag 6 februari 2013
Grondig gebrek aan solidariteit in Europa - Joseph Stiglitz over World Economic Forum in Davos
Joseph Stiglitz vertelt over zijn indrukken die hij opdeed tijdens het World Economic Forum in Davos. Een passage gaat over het gebrek aan solidariteit in Europa.
Complacency in a Leaderless World by Joseph E. Stiglitz - Project Syndicate:
'via Blog this'
Veel van wat gezegd werd in en rond de bijeenkomsten liet een grondig gebrek aan solidariteit zien. Een zeer senior overheidsbeambte van een noordelijk Europees land legde zelfs niet zijn vork neer toen hij een serieuze tafelgenoot onderbrak die er op wees dat veel Spanjaarden nu uit vuilnisbakken eten. Ze hadden eerder moeten hervormen, antwoordde hij, terwijl hij doorging met zijn biefstuk naar binnen te werken.Het verbaast mij niet meer. Een wrede, hardvochtige en starre elite is aan de macht in Europa.
Complacency in a Leaderless World by Joseph E. Stiglitz - Project Syndicate:
'via Blog this'
Waarom zijn we niet allemaal veilig gehecht?
Net zo als je je kunt afvragen waarom we niet allemaal emotioneel stabiel zijn, kun je ook stilstaan bij de vraag waarom we niet allemaal veilig gehecht zijn.
Ik kwam daarop door het overzichtsartikel Neuroscience of human social interactions and adult attachment styles van Pascal Vrticka en Patrick Vuilleumier van de Universiteit van Genève. De auteurs geven een mooi overzicht van het recente neurobiologisch onderzoek naar hechtingsstijlen en de effecten daarvan op sociaal en emotioneel gedrag. Het feit dat er verschillende hechtingsstijlen bestaan is eigenlijk iets om over na te denken.
Maar eerst even de basics. Mensen zijn sociale dieren en zijn er dus op voorbereid om relaties met anderen te waarderen, te hebben en zo nodig te zoeken. Dat gaat dan om de ouder-kindrelatie en de relatie tussen partners, maar ook om relaties met vertrouwde anderen, vrienden en bekenden. Ons aangeboren hechtingssysteem heeft als biologische functie om nabijheid te zoeken of te handhaven met voor ons belangrijke anderen, niet alleen in tijden van nood of bedreigingen, maar ook met het oog op toekomstige bedreigingen. Onderdeel van dat hechtingssysteem is daarom dat we de nabijheid van die anderen meestal als aangenaam en veilig ervaren. En vandaar onze behoefte aan sociaal contact en gezelligheid. We worden door die behoefte geleid, ook zonder dat we daar bewust over nadenken.
Dat hechtingssysteem is in het bijzonder voor ons, mensen, belangrijk omdat wij zo onrijp geboren worden dat we nog lang na onze geboorte zorg en hulp nodig hebben. Zo lang en zo veel zorg dat het coöperatief grootbrengen van kinderen, in plaats van de exclusief moederlijke zorg, een kenmerk werd van de menselijke soort. Een kenmerk overigens dat we in onze huidige samenleving behoorlijk laten verwateren. Daarover aan het eind van dit bericht meer.
Dat onrijpe geboren worden verruimt tegelijk de mogelijkheden voor onze hersenen om te leren hoe de sociale omgeving waarin we geboren worden in elkaar steekt en om zich daarop aan te passen. De omgang met de mensen om ons heen in onze vroege jaren, en de wijze waarop zij reageren op ons zoeken naar nabijheid en veiligheid, laten verschillende cognitieve schema's ontstaan voor hoe je met anderen kunt omgaan, ook in het volwassen leven. Interne werkmodellen voor hechting worden die schema's wel genoemd. Ze beïnvloeden hoe wij ons in intieme relaties gedragen, maar ook hoe we ons opstellen in vriendschappen of zelfs in interacties met vreemden.
En daar komen die verschillende hechtingsstijlen om de hoek. Als we in onze vroege jaren vertrouwde anderen om ons heen hebben die beschikbaar zijn en op onze behoeften reageren, dan hebben we een sociale omgeving die een veilige basis verschaft. We leren dat we in tijd van nood anderen kunnen vertrouwen en dat die anderen ons "de moeite waard vinden". Anders gezegd: we ontwikkelen een veilige hechtingsstijl.
Maar als die anderen om ons heen minder op onze behoeften reageren of als ze daarin wisselvallig zijn, dan ontwikkelen we een onveilige hechtingsstijl. Ons hechtingssysteem wordt dan gedeactiveerd, zodat we een vermijdende hechtingsstijl ontwikkelen, of gehyperactiveerd, en dan ontwikkelen we een angstige hechtingsstijl.
In het geval van de vermijdende hechtingsstijl zien we het zoeken van nabijheid en intimiteit als vruchteloos of zelfs gevaarlijk, omdat we verwachten teleurgesteld te worden. We gaan er van uit dat anderen ons niets te bieden hebben en we proberen om onafhankelijk te zijn en onze behoeften aan intimiteit en gehechtheid te onderdrukken. Daarbij past dat we proberen om een positief zelfbeeld in stand te houden. We deactiveren ons hechtingssysteem.
In het geval van de angstige hechtingsstijl denken we niet op eigen benen te kunnen staan en dus nabijheid van anderen nodig te hebben. Maar door de ervaringen van afgewezen te zijn, zijn we ons hulpeloos en kwetsbaar gaan voelen. Met twijfel over of we wel genoeg waard zijn. Daardoor zijn we hypergevoelig voor potentiële bedreigingen en afwijzingen. We hebben de neiging om dubbelzinnige sociale signalen vooral als negatief te interpreteren.
In dat artikel vind je een mooi overzicht van de bekende effecten van die verschillende hechtingsstijlen. Het gaat dan om manieren van emotieverwerking en emotieregulatie, om aandachtssturing, om geheugen, om sociale toenadering en sociaal afstand houden en om het meer impliciet of meer expliciet verwerken van sociale ervaringen. Ik sta nu even stil bij die sociale toenadering versus het sociale afstand houden.
Ons hechtingssysteem is, net als dat van zoogdieren in het algemeen, een evolutionaire toevoeging aan een ouder, primitiever overlevingssysteem, namelijk dat van het "vechten of vluchten", dus dat van de statuscompetitie. Volgens dat oudere systeem zijn soortgenoten in principe altijd bedreigend en is het dus altijd zaak om op je hoede te zijn. Dat systeem kan tijdelijk uitgeschakeld worden, waardoor de onderlinge tolerantie toeneemt, maar dan alleen in speciale omstandigheden zoals in geval van paring en zorg voor nageslacht. Maar bij mensen, en bij veel andere in groepen levende zoogdieren, heeft zich daarnaast dat hechtingssysteem als een tegenkracht ontwikkeld. Om samenleven en samenwerking mogelijk te maken, is er dat vermogen ontstaan om er alert op te zijn dat naast sociale bedreiging ook sociale veiligheid tot de mogelijkheden behoort. En het vermogen om de nabijheid van vertrouwde anderen als aangenaam te ervaren. Dus het vermogen tot sociale toenadering. (Zie ook Dual Mode-theorie.)
Onderzoek laat nu zien dat met een vermijdende hechtingsstijl dat vermogen minder aanwezig is of minder is ontwikkeld door vroege ervaringen. Daardoor zijn mensen met die hechtingsstijl minder dan de veilig gehechten onder ons in staat om sociale situaties zonder voorbehoud als aangenaam te ervaren. En dat leidt dus tot dat sociale afstand houden en een geringere gevoeligheid voor sociale afwijzing. De hechtingsbehoefte wordt zo goed als mogelijk gedeactiveerd.
Daartegenover zijn de angstige gehechten onder ons voor afwijzing juist zeer gevoelig. Terwijl ze zich tegelijkertijd sneller sociaal bedreigd voelen en voortdurend alert zijn op zulke bedreigingen. Bij hen is de hechtingsbehoefte gehyperactiveerd, tegelijk met het gevoel geen controle te hebben over de mogelijkheden om aan die behoefte tegemoet te komen.
Het ligt voor de hand om te denken dat die onveilige hechtingsstijlen samenhangen met psychopathologie en daar zijn ook aanwijzingen voor. Maar je kunt ze daarnaast ook zien als aanpassingen aan minder warme en minder veilige sociale omgevingen. Op basis van vroege ervaringen met zulke sociale omgevingen, die als aanwijzingen dienen voor waar je later in je leven mee geconfronteerd zult worden.
En dat betekent weer dat wij met zijn allen en onze voorouders een maatschappij tot stand hebben gebracht waarin zulke minder warme en minder veilige sociale omgevingen bestaan. We hebben allemaal wel dat hechtingssysteem, als het tegenwicht tegenover dat oudere "vechten of vluchten"- systeem, maar onze sociale omgevingen zijn niet consistent op dat hechtingssysteem toegesneden. Zoals dat wel het geval was in de Paleo Sociale Omgeving, waarin onze verre voorouders, de jagers-verzamelaars, op de vermogens tot samenwerking en coöperatief grootbrengen van de kinderen werden geselecteerd. Niet alles is vooruitgang.
Update. De links in dit bericht linken naar berichten met het betreffende label. Dat label kan ook aan dit bericht zijn toegevoegd. Dan zie je eerst dit bericht als je de link aan klikt. Scroll naar beneden voor al die andere berichten.
Ik kwam daarop door het overzichtsartikel Neuroscience of human social interactions and adult attachment styles van Pascal Vrticka en Patrick Vuilleumier van de Universiteit van Genève. De auteurs geven een mooi overzicht van het recente neurobiologisch onderzoek naar hechtingsstijlen en de effecten daarvan op sociaal en emotioneel gedrag. Het feit dat er verschillende hechtingsstijlen bestaan is eigenlijk iets om over na te denken.
Maar eerst even de basics. Mensen zijn sociale dieren en zijn er dus op voorbereid om relaties met anderen te waarderen, te hebben en zo nodig te zoeken. Dat gaat dan om de ouder-kindrelatie en de relatie tussen partners, maar ook om relaties met vertrouwde anderen, vrienden en bekenden. Ons aangeboren hechtingssysteem heeft als biologische functie om nabijheid te zoeken of te handhaven met voor ons belangrijke anderen, niet alleen in tijden van nood of bedreigingen, maar ook met het oog op toekomstige bedreigingen. Onderdeel van dat hechtingssysteem is daarom dat we de nabijheid van die anderen meestal als aangenaam en veilig ervaren. En vandaar onze behoefte aan sociaal contact en gezelligheid. We worden door die behoefte geleid, ook zonder dat we daar bewust over nadenken.
Dat hechtingssysteem is in het bijzonder voor ons, mensen, belangrijk omdat wij zo onrijp geboren worden dat we nog lang na onze geboorte zorg en hulp nodig hebben. Zo lang en zo veel zorg dat het coöperatief grootbrengen van kinderen, in plaats van de exclusief moederlijke zorg, een kenmerk werd van de menselijke soort. Een kenmerk overigens dat we in onze huidige samenleving behoorlijk laten verwateren. Daarover aan het eind van dit bericht meer.
Dat onrijpe geboren worden verruimt tegelijk de mogelijkheden voor onze hersenen om te leren hoe de sociale omgeving waarin we geboren worden in elkaar steekt en om zich daarop aan te passen. De omgang met de mensen om ons heen in onze vroege jaren, en de wijze waarop zij reageren op ons zoeken naar nabijheid en veiligheid, laten verschillende cognitieve schema's ontstaan voor hoe je met anderen kunt omgaan, ook in het volwassen leven. Interne werkmodellen voor hechting worden die schema's wel genoemd. Ze beïnvloeden hoe wij ons in intieme relaties gedragen, maar ook hoe we ons opstellen in vriendschappen of zelfs in interacties met vreemden.
En daar komen die verschillende hechtingsstijlen om de hoek. Als we in onze vroege jaren vertrouwde anderen om ons heen hebben die beschikbaar zijn en op onze behoeften reageren, dan hebben we een sociale omgeving die een veilige basis verschaft. We leren dat we in tijd van nood anderen kunnen vertrouwen en dat die anderen ons "de moeite waard vinden". Anders gezegd: we ontwikkelen een veilige hechtingsstijl.
Maar als die anderen om ons heen minder op onze behoeften reageren of als ze daarin wisselvallig zijn, dan ontwikkelen we een onveilige hechtingsstijl. Ons hechtingssysteem wordt dan gedeactiveerd, zodat we een vermijdende hechtingsstijl ontwikkelen, of gehyperactiveerd, en dan ontwikkelen we een angstige hechtingsstijl.
In het geval van de vermijdende hechtingsstijl zien we het zoeken van nabijheid en intimiteit als vruchteloos of zelfs gevaarlijk, omdat we verwachten teleurgesteld te worden. We gaan er van uit dat anderen ons niets te bieden hebben en we proberen om onafhankelijk te zijn en onze behoeften aan intimiteit en gehechtheid te onderdrukken. Daarbij past dat we proberen om een positief zelfbeeld in stand te houden. We deactiveren ons hechtingssysteem.
In het geval van de angstige hechtingsstijl denken we niet op eigen benen te kunnen staan en dus nabijheid van anderen nodig te hebben. Maar door de ervaringen van afgewezen te zijn, zijn we ons hulpeloos en kwetsbaar gaan voelen. Met twijfel over of we wel genoeg waard zijn. Daardoor zijn we hypergevoelig voor potentiële bedreigingen en afwijzingen. We hebben de neiging om dubbelzinnige sociale signalen vooral als negatief te interpreteren.
In dat artikel vind je een mooi overzicht van de bekende effecten van die verschillende hechtingsstijlen. Het gaat dan om manieren van emotieverwerking en emotieregulatie, om aandachtssturing, om geheugen, om sociale toenadering en sociaal afstand houden en om het meer impliciet of meer expliciet verwerken van sociale ervaringen. Ik sta nu even stil bij die sociale toenadering versus het sociale afstand houden.
Ons hechtingssysteem is, net als dat van zoogdieren in het algemeen, een evolutionaire toevoeging aan een ouder, primitiever overlevingssysteem, namelijk dat van het "vechten of vluchten", dus dat van de statuscompetitie. Volgens dat oudere systeem zijn soortgenoten in principe altijd bedreigend en is het dus altijd zaak om op je hoede te zijn. Dat systeem kan tijdelijk uitgeschakeld worden, waardoor de onderlinge tolerantie toeneemt, maar dan alleen in speciale omstandigheden zoals in geval van paring en zorg voor nageslacht. Maar bij mensen, en bij veel andere in groepen levende zoogdieren, heeft zich daarnaast dat hechtingssysteem als een tegenkracht ontwikkeld. Om samenleven en samenwerking mogelijk te maken, is er dat vermogen ontstaan om er alert op te zijn dat naast sociale bedreiging ook sociale veiligheid tot de mogelijkheden behoort. En het vermogen om de nabijheid van vertrouwde anderen als aangenaam te ervaren. Dus het vermogen tot sociale toenadering. (Zie ook Dual Mode-theorie.)
Onderzoek laat nu zien dat met een vermijdende hechtingsstijl dat vermogen minder aanwezig is of minder is ontwikkeld door vroege ervaringen. Daardoor zijn mensen met die hechtingsstijl minder dan de veilig gehechten onder ons in staat om sociale situaties zonder voorbehoud als aangenaam te ervaren. En dat leidt dus tot dat sociale afstand houden en een geringere gevoeligheid voor sociale afwijzing. De hechtingsbehoefte wordt zo goed als mogelijk gedeactiveerd.
Daartegenover zijn de angstige gehechten onder ons voor afwijzing juist zeer gevoelig. Terwijl ze zich tegelijkertijd sneller sociaal bedreigd voelen en voortdurend alert zijn op zulke bedreigingen. Bij hen is de hechtingsbehoefte gehyperactiveerd, tegelijk met het gevoel geen controle te hebben over de mogelijkheden om aan die behoefte tegemoet te komen.
Het ligt voor de hand om te denken dat die onveilige hechtingsstijlen samenhangen met psychopathologie en daar zijn ook aanwijzingen voor. Maar je kunt ze daarnaast ook zien als aanpassingen aan minder warme en minder veilige sociale omgevingen. Op basis van vroege ervaringen met zulke sociale omgevingen, die als aanwijzingen dienen voor waar je later in je leven mee geconfronteerd zult worden.
En dat betekent weer dat wij met zijn allen en onze voorouders een maatschappij tot stand hebben gebracht waarin zulke minder warme en minder veilige sociale omgevingen bestaan. We hebben allemaal wel dat hechtingssysteem, als het tegenwicht tegenover dat oudere "vechten of vluchten"- systeem, maar onze sociale omgevingen zijn niet consistent op dat hechtingssysteem toegesneden. Zoals dat wel het geval was in de Paleo Sociale Omgeving, waarin onze verre voorouders, de jagers-verzamelaars, op de vermogens tot samenwerking en coöperatief grootbrengen van de kinderen werden geselecteerd. Niet alles is vooruitgang.
Update. De links in dit bericht linken naar berichten met het betreffende label. Dat label kan ook aan dit bericht zijn toegevoegd. Dan zie je eerst dit bericht als je de link aan klikt. Scroll naar beneden voor al die andere berichten.
dinsdag 5 februari 2013
Paul de Grauwe haalt zijn gelijk binnen. Terecht - More evidence that financial markets imposed excessive austerity in the eurozone
Paul de Grauwe betoogde al vroeg dat er een systeemfout zat in de eurozone. Zie al mijn berichten achter het label Paul de Grauwe, waarvan dit bericht het eerste was. Doordat de Europese Centrale Bank niet als een normale centrale bank werd opgezet, dus niet als een centrale bank met een lener-in-laatste-instantie rol, ontstonden er na de kredietcrisis problemen in de perifere landen (Griekenland, Spanje, Italië, Portugal, Ierland) doordat de financiële markten de rentes op de staatsobligaties van die landen gingen opdrijven. Ze waren er niet gerust op dat hun geld daar veilig was, omdat er niet een normale centrale bank achter stond die in geval van nood zou ingrijpen. Wat in andere landen in problemen maar wel met een eigen munt en een eigen centrale bank wel het geval was. Denk aan Engeland.
Zo stegen de rentes die die perifere landen moesten betalen. En daalden de rentes voor Duitsland en Nederland, die daar dus van profiteerden. Tegen het betoog van Paul de Grauwe werd ingebracht dat die stijgende rentes er niet uit voortkwamen dat het eurozonestelsel niet deugde, maar het van die landen "hun eigen schuld" was. Ze waren te verkwistend geweest en daardoor verloren die financiële markten het vertrouwen. Dus moesten die landen meteen en zo veel mogelijk gaan bezuinigen. De bezuinigingszeepbel, die toch al was vol geblazen, werd op brute wijze aan die landen opgelegd. Want dan zou alles wel goed komen.
Maar het werd alleen maar slechter. Tot Mario Draghi, de president van de ECB, de oplossing forceerde. Hij liet aankondigen dat de ECB zou ingrijpen als de rentes nog verder zouden stijgen. En dat kwam er in de praktijk op neer dat de ECB sindsdien functioneert als een (min of meer; het moet misschien nog waar gemaakt worden) normale centrale bank. De financiële markten werden gerustgesteld en de rentes op die obligaties zijn sindsdien veel lager. De rust is (voorlopig) weergekeerd.
Maar ondertussen zijn in die arme, perifere landen wrede bezuinigingen opgelegd aan de bevolking, met excessief hoge werkloosheidscijfers tot gevolg. En dat is gebeurd op grond van een verkeerde diagnose van de problemen. Ik moest de laatste dagen zo nu en dan denken aan Paul de Grauwe en het gelijk dat hij nu heel duidelijk heeft gekregen. En ik dacht dat het wel eens mooi zou zijn als zijn critici hun ongelijk eens zouden toegeven. Maar daar hebben we nog weinig van gehoord.
Nu haalt Paul de Grauwe, samen met Tuemei Ji, zijn gelijk binnen. Zie de link onderaan. Ze analyseren de cijfers en tonen aan dat de problemen niet hadden hoeven ontstaan als de ECB al vanaf het begin die lener-in-laatste-instantie rol op zich had genomen. Doordat dat niet gebeurde, kon die misvatting postvatten dat zo snel en zo veel mogelijk bezuinigen de oplossing was. De Europese elite wilde de systeemfout niet toegeven. Dat die er wel was, is nu overduidelijk.
More evidence that financial markets imposed excessive austerity in the eurozone | The Centre for European Policy Studies:
'via Blog this'
Zo stegen de rentes die die perifere landen moesten betalen. En daalden de rentes voor Duitsland en Nederland, die daar dus van profiteerden. Tegen het betoog van Paul de Grauwe werd ingebracht dat die stijgende rentes er niet uit voortkwamen dat het eurozonestelsel niet deugde, maar het van die landen "hun eigen schuld" was. Ze waren te verkwistend geweest en daardoor verloren die financiële markten het vertrouwen. Dus moesten die landen meteen en zo veel mogelijk gaan bezuinigen. De bezuinigingszeepbel, die toch al was vol geblazen, werd op brute wijze aan die landen opgelegd. Want dan zou alles wel goed komen.
Maar het werd alleen maar slechter. Tot Mario Draghi, de president van de ECB, de oplossing forceerde. Hij liet aankondigen dat de ECB zou ingrijpen als de rentes nog verder zouden stijgen. En dat kwam er in de praktijk op neer dat de ECB sindsdien functioneert als een (min of meer; het moet misschien nog waar gemaakt worden) normale centrale bank. De financiële markten werden gerustgesteld en de rentes op die obligaties zijn sindsdien veel lager. De rust is (voorlopig) weergekeerd.
Maar ondertussen zijn in die arme, perifere landen wrede bezuinigingen opgelegd aan de bevolking, met excessief hoge werkloosheidscijfers tot gevolg. En dat is gebeurd op grond van een verkeerde diagnose van de problemen. Ik moest de laatste dagen zo nu en dan denken aan Paul de Grauwe en het gelijk dat hij nu heel duidelijk heeft gekregen. En ik dacht dat het wel eens mooi zou zijn als zijn critici hun ongelijk eens zouden toegeven. Maar daar hebben we nog weinig van gehoord.
Nu haalt Paul de Grauwe, samen met Tuemei Ji, zijn gelijk binnen. Zie de link onderaan. Ze analyseren de cijfers en tonen aan dat de problemen niet hadden hoeven ontstaan als de ECB al vanaf het begin die lener-in-laatste-instantie rol op zich had genomen. Doordat dat niet gebeurde, kon die misvatting postvatten dat zo snel en zo veel mogelijk bezuinigen de oplossing was. De Europese elite wilde de systeemfout niet toegeven. Dat die er wel was, is nu overduidelijk.
More evidence that financial markets imposed excessive austerity in the eurozone | The Centre for European Policy Studies:
'via Blog this'
zondag 3 februari 2013
Muziek voor de zondagochtend - Carlos Kleiber Beethoven Symphonies 4&7 Concertgebouw Orkest
Dinsdagavond luisterde ik op Radio4 naar de uitvoering van de Vierde Symfonie van Beethoven door het Nederlands Kamerorkest onder leiding van Gordan Nikolic, rechtstreeks vanuit het Concertgebouw. De Vierde wordt niet zo vaak uitgevoerd, maar dat is ten onrechte.
Ik bedacht dat ik op CD ook een live uitvoering heb, maar dan van het Bayerisches Staatsorchester onder leiding van Carlos Kleiber, die wel de grootste dirigent aller tijden wordt genoemd. Een klein jaar geleden stond er in de Guardian dit mooie stuk over de mythe Carlos Kleiber naar aanleiding van het verschijnen van een biografie van hem. Dat hij een mythe werd (hij overleed in 2004) had er misschien ook mee te maken dat hij zelden interviews gaf en ook alleen maar optrad als hij daar zin in had ("als zijn koelkast leeg was") of onder bepaalde voorwaarden (zoals de voorwaarde dat hij er de nieuwe Audi8 voor zou krijgen met alle toeters en bellen). (Volg in dat Guardian-artikel de link naar het ene interview dat hij wel heeft gegeven.)
Nu is het geweldig om een live uitvoering van hem te horen, maar nog beter is het om hem te zien. Toen ik op zoek ging, vond ik deze, prachtige uitvoering van de Vierde (en de Zevende) met het Concertgebouw Orkest. Wanneer die is opgenomen, heb ik niet kunnen achterhalen. (Update. 1983.) Hoe is het om hem te zien dirigeren? Adembenemend? Of een verademing? Of allebei, als dat mogelijk is?
Ik bedacht dat ik op CD ook een live uitvoering heb, maar dan van het Bayerisches Staatsorchester onder leiding van Carlos Kleiber, die wel de grootste dirigent aller tijden wordt genoemd. Een klein jaar geleden stond er in de Guardian dit mooie stuk over de mythe Carlos Kleiber naar aanleiding van het verschijnen van een biografie van hem. Dat hij een mythe werd (hij overleed in 2004) had er misschien ook mee te maken dat hij zelden interviews gaf en ook alleen maar optrad als hij daar zin in had ("als zijn koelkast leeg was") of onder bepaalde voorwaarden (zoals de voorwaarde dat hij er de nieuwe Audi8 voor zou krijgen met alle toeters en bellen). (Volg in dat Guardian-artikel de link naar het ene interview dat hij wel heeft gegeven.)
Nu is het geweldig om een live uitvoering van hem te horen, maar nog beter is het om hem te zien. Toen ik op zoek ging, vond ik deze, prachtige uitvoering van de Vierde (en de Zevende) met het Concertgebouw Orkest. Wanneer die is opgenomen, heb ik niet kunnen achterhalen. (Update. 1983.) Hoe is het om hem te zien dirigeren? Adembenemend? Of een verademing? Of allebei, als dat mogelijk is?
zaterdag 2 februari 2013
Het sociale evenwicht van "het zwijgen" en dat van "het er over praten" - De dag dat het water kwam
In de eerste van twee afleveringen van De dag dat het water kwam komt het verhaal voor van Jos de Boet, die als dienstplichtig soldaat op de avond voor de nacht van de Watersnoodramp van 1 februari 1953 uit Oude-Tonge vertrekt om naar de kazerne in Den Helder te gaan. Zie de link naar Uitzending Gemist onderaan. Zijn ouders en zijn negen broertjes en zusjes komen die nacht om. Hun huis staat pal achter een grote dijkdoorbraak. Pas drie dagen later hoort Jos in Den Helder van de ramp.
We zijn 1953, nauwelijks telefoon, geen televisie. Dat kun je snappen. Jos wil meteen terug om te weten te komen hoe het met zijn familie is. Maar hij krijgt geen verlof. Drie weken na de ramp krijgt hij van de kapitein het slechte nieuws te horen. Waarna hij naar zijn barak terug wordt gestuurd. Verder gebeurt er niets. Hij vertelt dat hij heel veel heeft gehuild, maar zo dat niemand dat zag. Twee maanden na de ramp mag hij de kazerne verlaten. Hij gaat in Oude-Tonge helpen bij het opruimen. Twee jaar later trouwt hij en sticht een gezin. Als hij er nu over vertelt, is hij overmand door de emotie.
Het was een passage waar ik met dichtgeknepen keel naar keek. Ik denk dat veel van ons die daar nu naar kijken, zich niet kunnen voorstellen dat dat toen zo ging. Dat iemand zo iets gruwelijks te horen krijgt en dat het dan daar bij blijft. Maar dat was gebruikelijk in die tijd. Ik was toen negen jaar en zou dus nog uit eigen ervaring voorbeelden kunnen geven van dat gebruik. Als er "erge" dingen gebeurden, dan praatte je daar zo weinig mogelijk over. En je kunt dat als een sociaal evenwicht zien. Een toestand van een onuitgesproken vanzelfsprekendheid dat je de dingen doet zoals ze gedaan worden. Omdat iedereen het zo doet, zal het wel normaal zijn. Het is het evenwicht van het zwijgen.
Maar veel later blijkt dat een ander evenwicht ook mogelijk is en in dat evenwicht lijken we tegenwoordig te zitten. Het is het evenwicht van het er zoveel mogelijk over praten. Als je er niet genoeg over praat, dan is dat niet goed voor de verwerking, vinden we. Zou de verschuiving van dat evenwicht van dat zwijgen naar het evenwicht van het er over praten zijn veroorzaakt door de televisie? De emo-televisie?
Hoe dan ook, eigenlijk weet ik niet zeker, als ik heel eerlijk ben, of het huidige evenwicht echt beter is dan het vorige. Dat moet toch haast wel. Eens nagaan of daar onderzoek naar is gedaan.
De dag dat het water kwam: 60 jaar watersnoodramp: De dag dat het water kwam: deel 1 - Uitzending Gemist:
'via Blog this'
We zijn 1953, nauwelijks telefoon, geen televisie. Dat kun je snappen. Jos wil meteen terug om te weten te komen hoe het met zijn familie is. Maar hij krijgt geen verlof. Drie weken na de ramp krijgt hij van de kapitein het slechte nieuws te horen. Waarna hij naar zijn barak terug wordt gestuurd. Verder gebeurt er niets. Hij vertelt dat hij heel veel heeft gehuild, maar zo dat niemand dat zag. Twee maanden na de ramp mag hij de kazerne verlaten. Hij gaat in Oude-Tonge helpen bij het opruimen. Twee jaar later trouwt hij en sticht een gezin. Als hij er nu over vertelt, is hij overmand door de emotie.
Het was een passage waar ik met dichtgeknepen keel naar keek. Ik denk dat veel van ons die daar nu naar kijken, zich niet kunnen voorstellen dat dat toen zo ging. Dat iemand zo iets gruwelijks te horen krijgt en dat het dan daar bij blijft. Maar dat was gebruikelijk in die tijd. Ik was toen negen jaar en zou dus nog uit eigen ervaring voorbeelden kunnen geven van dat gebruik. Als er "erge" dingen gebeurden, dan praatte je daar zo weinig mogelijk over. En je kunt dat als een sociaal evenwicht zien. Een toestand van een onuitgesproken vanzelfsprekendheid dat je de dingen doet zoals ze gedaan worden. Omdat iedereen het zo doet, zal het wel normaal zijn. Het is het evenwicht van het zwijgen.
Maar veel later blijkt dat een ander evenwicht ook mogelijk is en in dat evenwicht lijken we tegenwoordig te zitten. Het is het evenwicht van het er zoveel mogelijk over praten. Als je er niet genoeg over praat, dan is dat niet goed voor de verwerking, vinden we. Zou de verschuiving van dat evenwicht van dat zwijgen naar het evenwicht van het er over praten zijn veroorzaakt door de televisie? De emo-televisie?
Hoe dan ook, eigenlijk weet ik niet zeker, als ik heel eerlijk ben, of het huidige evenwicht echt beter is dan het vorige. Dat moet toch haast wel. Eens nagaan of daar onderzoek naar is gedaan.
De dag dat het water kwam: 60 jaar watersnoodramp: De dag dat het water kwam: deel 1 - Uitzending Gemist:
'via Blog this'
Cockroach Ideas - Paul Krugman
Paul Krugman is vandaag "grumpy" en fulmineert. Zie de link onderaan. En dat geeft hij zelf toe. Maar hij heeft het grootste gelijk van de wereld. Ik krijg soms te horen, zegt hij, dat ik mij zo vaak herhaal. Maar dat komt doordat de slechte en ongefundeerde en meermalen weerlegde ideeën die ik bestrijd, steeds maar blijven terugkomen. Ze gedragen zich als kakkerlakken!
Ik dacht, ik zet er een foto bij van kakkerlakken. Maar bah! Toch maar niet gedaan.
Cockroach Ideas - NYTimes.com:
'via Blog this'
Ik dacht, ik zet er een foto bij van kakkerlakken. Maar bah! Toch maar niet gedaan.
Cockroach Ideas - NYTimes.com:
'via Blog this'
vrijdag 1 februari 2013
Hoe jonge bonobo's elkaar troosten - BBC Nature - Young bonobos offer comforting hugs and sex
Zanna Clay en Frans de Waal hebben net een artikel gepubliceerd waarin ze verslag doen van hun observaties van het troostgedrag bij jonge bonobo's. Het artikel is grondig en technisch en maakt heel duidelijk dat ook jonge bonobo's (van oudere wisten we het al) een groepsgenoot die in een ruzie het onderspit heeft gedolven, troosten. Dat wil zeggen, contact zoeken met een stressverminderend effect voor het slachtoffer. De kans op dat troostgedrag is groter als de twee meer een band met elkaar hebben, wat niet noodzakelijkerwijs ook verwantschap inhoudt.
BBC Nature besteedde er gisteren aandacht aan. Zie de link onderaan en kijk vooral ook voor de mooie foto's.
BBC Nature - Young bonobos offer comforting hugs and sex:
'via Blog this'
BBC Nature besteedde er gisteren aandacht aan. Zie de link onderaan en kijk vooral ook voor de mooie foto's.
BBC Nature - Young bonobos offer comforting hugs and sex:
'via Blog this'
De vergeefse zoektocht naar bezuinigingssuccessen - Looking for Mr. Goodpain - Paul Krugman
Paul Krugman vandaag in de New York Times (link onderaan): Drie jaar geleden was de financiële crisis over, maar de economieën verkeerden in een diepe depressie met hoge werkloosheid. Maar de politieke elite van de Westerse wereld besloot dat de werkloosheid niet het belangrijkste probleem was. Het terugbrengen van de overheidstekorten moest voorop staan. En die elite beloofde dat zou blijken dat deze bezuinigingsstrategie succesvol zou zijn.
Sinds die tijd zijn ze op zoek naar voorbeelden van dat succes. Eerst zou Ierland dat voorbeeld zijn, maar helaas. De werkloosheid is er nu hoger dan in 2010. Toen werd Groot-Brittannië het goede voorbeeld. Maar die economie ligt plat. Daarna moest naar de kleine landen worden uitgeweken: Letland zou het succesverhaal zijn. Daar gaat het inderdaad ietsje beter, maar om dat nu een succes te noemen...
Looking for Mr. Goodpain - NYTimes.com:
'via Blog this'
Sinds die tijd zijn ze op zoek naar voorbeelden van dat succes. Eerst zou Ierland dat voorbeeld zijn, maar helaas. De werkloosheid is er nu hoger dan in 2010. Toen werd Groot-Brittannië het goede voorbeeld. Maar die economie ligt plat. Daarna moest naar de kleine landen worden uitgeweken: Letland zou het succesverhaal zijn. Daar gaat het inderdaad ietsje beter, maar om dat nu een succes te noemen...
Wat leren we dus van deze nogal pathetische zoektocht naar de succesverhalen over bezuinigingen? We leren dat de doctrine die de afgelopen drie jaar de economische discussie van de elite heeft beheerst, op alle fronten verkeerd was. Niet alleen zijn we bang gemaakt met niet bestaande bedreigingen, er zijn ons beloningen beloofd die niet zijn gekomen en die nooit zullen komen. Het is tijd om de obsessie met overheidstekorten opzij te zetten en terug te gaan naar het werkelijke probleem - namelijk de onaanvaardbaar hoge werkloosheid.(Nee, Nederland is natuurlijk ook bepaald geen voorbeeld van een bezuinigingssucces! Maar dat komt nog, zeggen ze bij de VVD en de PvdA....)
Looking for Mr. Goodpain - NYTimes.com:
'via Blog this'
Abonneren op:
Posts (Atom)