dinsdag 30 augustus 2022

Over de immobilisatiereactie op individuele, maar ook op collectieve trauma's - Nu de ramp van de klimaatverandering, toen die van de Tweede Wereldoorlog

We hebben een leefwijze ontwikkeld die een grote mate van op fossiele grondstoffen gebaseerd energiegebruik vereist. Daardoor zijn we in de zich onder onze ogen voltrekkende ecologische ramp van klimaatverandering terechtgekomen. Zulke ecologische rampen hebben zich eerder voltrokken, maar dan op kleinere schaal, en hebben volken en beschavingen weggevaagd. Nu is het de vraag of de mensheid als geheel gevaar loopt te worden uitgewist, vele andere soorten met zich meesleurend. 

Dat vormt een zo grote bedreiging dat we er misschien niet tegen opgewassen zijn. Als de gevaren zo overweldigend zijn en we er niet voor weg kunnen lopen (de vluchtreactie van ons autonome zenuwstelsel), dan zullen we met zijn allen moeten handelen (de vechtreactie van ons autonome zenuwstelsel). Maar de kans is groot, en dat zien we al gebeuren, dat we zo overmand raken dat we in de immobilisatiereactie van ons autonome zenuwstelsel terecht komen. 

Die drie mogelijke reacties op onveiligheid, gevaren en bedreigingen worden onderscheiden door de polyvagaaltheorie van het menselijke autonome zenuwstelsel. Ik stond eerder bij die theorie stil, o.a. in De belichaming van de innerlijk tegenstrijdige menselijke sociale natuur en in Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. De grondlegger van de theorie is de psychiater en neurowetenschapper Stephen W. Porges

Bij afwezigheid van gevaren, dus in een toestand van veiligheid, functioneert het autonome zenuwstelsel zodanig dat sociale betrokkenheid mogelijk wordt. Je staat dan open voor interactie en samenwerking met anderen. In termen van de Dual Mode-theorie: de weg ligt open voor gemeenschapsgedrag. Als die weg wordt afgesloten, triggert dat de statuscompetitie, in een van die drie varianten.

De polyvagaaltheorie is ontwikkeld in de sfeer van onderzoek naar en behandeling van individuele trauma's. Vergelijkbaar met het onderzoek en de behandeling van trauma's door de psychiater Bessel van der Kolk, die eergisteren gast was in Zomergasten. Met zijn werk ben ik niet zo goed bekend, maar ik begreep dat hij een psychoanalytische achtergrond heeft. Daar zal mee te maken hebben dat je bij hem de met immobilisatie vergelijkbare reactie op trauma tegenkomt als "verdringing" en "dissociatie". 

Maar het ligt voor de hand om de theorie ook te gebruiken om te analyseren hoe mensen reageren op rampen die zich op grote schaal voordoen. Er kunnen naast individuele trauma's ook collectieve trauma's ontstaan. De toestand waarin we nu met zijn allen verkeren, die van een ecologische ramp die het voortbestaan van de mensheid in gevaar brengt, mag je wel een allesoverheersende bedreiging noemen, waar ieder van ons, voor zover goed geïnformeerd, mee te maken heeft en op moet reageren. Met als een van de mogelijke reacties de immobilisatie, de verdringing of de dissociatie, dus "het proberen door te leven alsof er niets aan de hand is". Het je afsluiten van al die bedreigende informatie die op je afkomt. Niet als een actieve, weloverwogen, daad, maar als een reactie van het autonome zenuwstelsel.

En misschien, zie het vorige en de daaraan voorafgaande berichten, was die immobilisatiereactie van veel Nederlanders na de inval van de Duitsers in mei 1940 er een belangrijke oorzaak van dat niet meer mensen deelnamen aan het verzet tegen de Bezetting en tegen de Jodenvervolging. Het autonome zenuwstelsel "vertelde" mensen (The body keeps the score) dat ze zich maar beter zoveel mogelijk koest moesten houden, zoveel mogelijk moesten doen alsof het gewone leven door kon gaan. 

Een soort collectief trauma dus, dat ook begrijpelijk maakt dat Nederlanders na de Bevrijding in 1945 zo weinig mogelijk op hun ervaringen, hun traumatische ervaringen, terug wilden kijken. En begrijpelijk maakt dat het ruim 75 jaar moest duren voordat het Holocaust Namenmonument aan de Weesperstraat in Amsterdam werd opgericht. Wat in een persoonlijk leven heel lang kan duren, daar kunnen in de collectieve geschiedenis generaties over heen gaan.

In volgende berichten meer over hoe Nederlanders toen reageerden op de Bezetting. En over hoe wij nu met zijn allen reageren op de ramp van de klimaatverandering.

zondag 28 augustus 2022

Zondagochtendmuziek - Livestreams Festival Oude Muziek

Het Utrechtse Festival Oude Muziek is weer begonnen. Het mooiste is natuurlijk om concerten fysiek bij te wonen. Maar je kunt ook kijken naar de livestreams. Zoals vandaag om 13 uur naar het optreden van de luitist Hopkinson Smith en om 20 uur naar het Huelgas Ensemble onder leiding van Paul van Nevel. Ga naar Livestreams vanaf het Festival Oude Muziek.

vrijdag 26 augustus 2022

Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 4. Had het verzet groter kunnen zijn als meer mensen gevraagd waren om er aan deel te nemen?

Dat er gedurende de Duitse Bezetting van 1940-1945 niet een massaler verzet was, kan eraan gelegen hebben dat er wel een grote bereidheid tot deelname aan het verzet was, maar dat er tegelijk onvoldoende zicht was op de bereidheid van anderen. Als het vertrouwen in de bereidheid tot verzet van anderen groter was geweest, dan had het verzet vermoedelijk, op grond van Stelling 2 van de Dual Mode-theorie, massalere vormen aangenomen. Meedoen met gemeenschapsgedrag valt eerder te verwachten dan vooroplopen. Zie hier het vorige bericht.

Waarbij we moeten bedenken dat verzet allerlei vormen aannam en had kunnen aannemen. Er was de Februaristaking van 1941, de april-mei staking van 1943 en de Spoorwegstaking van 1944. Er was het onderbrengen van en de hulp aan onderduikers, Joodse landgenoten of degenen die zich aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland onttrokken. Dat hield ook in dat voedselbonnen en persoonsbewijzen werden vervalst en dat overvallen op bonnenbureaus en bevolkingsregisters werden gepleegd. En er waren sabotageacties, liquidaties en er was de illegale pers.  

Maar dat alles verhinderde dus niet dat driekwart van de Joodse landgenoten werden weggevoerd en vermoord. Directie en personeel van de Spoorwegen hadden kunnen weigeren om daaraan mee te werken. Directie en personeel van het bedrijf dat de Jodensterren vervaardigde, hadden kunnen weigeren om die opdracht aan te nemen. Politieagenten hadden op grotere schaal kunnen weigeren om mee te werken aan het oppakken en deporteren van Joodse landgenoten. Zie de Historiekpagina De Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog. Dat alles was natuurlijk niet zonder persoonlijke risico's geweest, maar die waren naar alle waarschijnlijkheid geringer geweest, hoe meer er aan hadden meegedaan. 

Hoe was dat laatste te bereiken geweest? En hoe zou het te bereiken zijn in soortgelijke situaties?

Dat voert me terug op de beslissing van mijn vader, toen hem ergens in 1943 gevraagd werd om mee te werken aan de hulp aan onderduikers. Zie Over de voedselvoorziening aan onderduikers tijdens de bezetting (vervolg). Wat hem gevraagd werd, bracht risico's met zich mee en hij had thuis vrouw en twee kinderen, mijn vijf jaar oudere broer en ikzelf, geboren op 3 juni 1943. Hij had tot dan niet aan het verzet deelgenomen. Hij zocht niet het gevaar en het avontuur. Maar hij moet wel al snel tot de conclusie zijn gekomen dat hij niet kon weigeren. Hier was een goede zaak waar hij aan moest bijdragen.

Hoeveel anderen, evenmin op zoek naar gevaar en avontuur, zouden ook zo hebben beslist, als ze maar gevraagd waren? Gevraagd om niet mee te werken aan het oppakken van Joodse landgenoten? Gevraagd om te weigeren de treinen te laten rijden waarmee die werden afgevoerd? Gevraagd om te weigeren de Jodensterren te vervaardigen? Gevraagd om onderduikers op te nemen of  hen te helpen?

Moeilijke vragen. Maar ik probeer om in volgende berichten iets van een antwoord te geven. Hier het volgende bericht.

maandag 22 augustus 2022

Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 3. De bereidheid tot verzet was waarschijnlijk veel groter, maar een belangrijke voorwaarde, genoeg vertrouwen in de bereidheid van anderen, ontbrak

Nog lang na de Tweede Wereldoorlog, en na de Holocaust van het Hitlerbewind, leek het vanzelfsprekend dat bedreigingen van de democratie vanuit rechts-extremistische hoek tot het verleden zouden behoren. De gedachte was dat de mensheid belangrijke lessen had geleerd.

Maar het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw leert ons hoe naïef die hoop was. Het statuscompetitieve, rechts-extremistische wereldbeeld is weer helemaal terug en is in tal van landen een groot gevaar voor de democratie. De actuele vraag is of de verdediging van de democratie op tijd zal komen. Of dat we eerst weer een periode moeten doormaken waarin de kwade kant van de menselijke sociale natuur ruim baan krijgt. Met daarbij meteen de vraag of de door ons veroorzaakte klimaatverandering ons daarvoor wel voldoende tijd zal gunnen.

Wat kunnen we in dat verband van de gebeurtenissen uit het verleden leren? Zoals van de gebeurtenissen in het door het extreemrechtse Hitlerbewind bezette Nederland van 1940 tot 1945. Waardoor was het verzet van Nederlanders tegen die bezetting en onderdrukking niet veel massaler? Was er een massaler verzet mogelijk geweest? Zie hier het vorige bericht, waarin het ging over de mislukte Februaristaking. En over de vergelijking met Denemarken in dezelfde periode, waar een collectieve actie ontstond die zeer succesvol Joodse landgenoten redde. Terwijl de Nederlanders daarbij vergeleken sterk tekortschoten.

In de sociale wetenschap is een bepaalde benadering van zo'n probleem van collectieve actie gangbaar, namelijk die van de door het economisch denken geïnspireerde rationele keuzetheorie. Aanhangers van die theorie, als ze nog bestaan, vatten problemen van collectieve actie op als meerpersoonsgevangenendilemma's, dat wil zeggen als sociale situaties waarin het weliswaar voor iedereen beter zou zijn om met zijn allen bij te dragen aan de collectieve actie, maar waarin het voor iedereen individueel beter is om dat niet te doen. Zie voor uitleg de wikipediapagina. De voorspelling van de rationele keuzetheorie is dan ook dat in zulk soort sociale situaties collectieve actie niet tot stand komt. Nederland in 1940-1945 zou dus dichter in de buurt komen van die voorspelling dan Denemarken in 1940-1945.

Over de waarde van die rationele keuzebenadering ontstonden al snel twijfels. Op dit blog stond ik in 2012 stil bij het in 1970 verschenen artikel Social interaction basis of cooperators' and competitors' beliefs about others van de sociaal-psychologen H.H. Kelley en A.J. Stahelski. Zie het bericht Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (2): samenwerking, competitie en het gedrag van anderen

Uit dat onderzoek bleek dat een grote groep mensen in een situatie van collectieve actie erop uit is om met anderen samen te werken. Maar tegelijk met de mogelijkheid rekening houdt dat er anderen kunnen zijn die daar niet op uit zijn. Afhankelijk van hun inschatting of waarneming hoeveel anderen ook op samenwerking uit zijn, zullen ze er voor kiezen om samen te werken. Hoe meer anderen samenwerken, hoe groter hun bereidheid om dat ook te doen. Hoe minder, hoe kleiner hun bereidheid. 

Daarnaast was er een kleinere groep die ervan uitging dat anderen nooit zullen samenwerken en die dat dus ook zelf niet deden.

Van beide groepen kun je zeggen dat ze zich gedroegen volgens Stelling 2 van de Dual Mode-theorie. Samenwerken is een vorm van gemeenschapsgedrag en volgens die stelling vertonen mensen meer gemeenschapsgedrag hoe meer anderen dat ook doen. Dat is het gedrag van de eerste, grotere, groep. Daarentegen keek de tweede, kleinere, groep met een statuscompetitieve blik naar de sociale wereld, waardoor ze ook zelf kozen voor competitie in plaats van samenwerking. Geheel in overeenstemming met Stelling 2. Zoals ik in dat bericht uit 2012 al opmerkte, luidde dat artikel van Kelley en Stahelski indertijd voor mij het einde van de rationele keuzetheorie in. Waar vele jaren later de Dual Mode-theorie voor in de plaats kwam.

Toegepast op de situatie waarin Nederlanders zich bevonden gedurende de Duitse bezetting van 1940-1945, kun je dus als verklaring voor het beperkte karakter van het verzet aanvoeren dat misschien veel meer Nederlanders tot verzet bereid waren, maar er te weinig op vertrouwden dat anderen dat ook waren. Ze kregen te weinig signalen van die bereidheid. Bedenk wederom dat er geen internet en sociale media waren. Alle informatie moest komen van horen zeggen. En er was niet meer, zoals in Denemarken wel, een nog enigszins onafhankelijke overheid die zich tot woordvoerder van die grote bereidheid kon opwerpen.

Dus mislukte de Februaristaking. Dus was er geen massale opstand tegen de Jodenvervolging. Dus ging voor de niet-Joodse Nederlanders het gewone leven door terwijl hun Joodse landgenoten zich moesten laten registreren en de door henzelf betaalde en door een Nederlandse fabriek vervaardigde Jodenster moesten dragen. En stapsgewijs van het publieke leven werden uitgesloten. En uiteindelijk per trein, met Nederlands personeel, naar Westerbork en verder werden afgevoerd.

Dat kon allemaal gebeuren. Driekwart van de Nederlandse Joden werd door het Hitler-bewind vermoord. Door het ontbreken van massaal verzet, werd de Holocaust helaas maar weinig in de weg gelegd. 

Nogmaals, natuurlijk met erkenning van en waardering voor wat er wel aan verzet was. Maar navrant is het wel dat de bereidheid tot verzet waarschijnlijk veel groter was, maar dat een belangrijke voorwaarde daar voor, genoeg vertrouwen in de bereidheid van anderen, ontbrak. Wordt vervolgd. Hier het vervolg.

zondag 21 augustus 2022

Zondagochtendmuziek - Gare du Nord @ Rabobank Jazz in Duketown 2014 (Long Version)

Opgericht in 2001 begon de Nederlandse jazzband Gare du Nord een succesvol bestaan, dat vier jaar geleden leek te eindigen. Maar nu zijn ze terug. Met een nieuwe clubtour die op 27 oktober Utrecht aandoet. Daar ben ik bij.

Hier traden ze op in 2014 in Den Bosch.

vrijdag 19 augustus 2022

Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 2. Waardoor mislukte de Februaristaking?

Zonder ook maar iets af te doen aan het belang van het Nederlandse verzet tegen de Duitse bezetting van 1940 - 1945, kun je je toch afvragen waardoor dat verzet niet veel massaler was. In het vorige bericht zagen we de schatting voorbijkomen dat zo'n vijf procent van de bevolking actief was in het verzet. Waardoor was dat verzet niet veel omvangrijker? 

Een bezetting door een vreemde mogendheid, dat is toch iets waar je massaal tegen in opstand komt? Denk even aan het verzet van de Oekraïense bevolking tegen de invallende Russen. Er gingen filmpjes rond van Oekraïners die demonstreerden tegen Russische soldaten en hen uitjouwden. Er waren veel vrijwilligers die zich aanmelden om te vechten. Daarbij vergeleken liet de Nederlandse bevolking de Duitse inval gelaten over zich heen komen. Terwijl toch niet meer dan zo'n vijf procent, van de bevolking, zie weer het vorige bericht, sympathiseerde met de Duitsers. 

Ook na de inval van mei 1940 nam het verzet, nogmaals, hoe belangrijk en heldhaftig ook, nooit massale vormen aan. De Februaristaking van 24 februari 1941 had daarvan het begin kunnen zijn. Tienduizenden Amsterdammers legden het werk neer als protest tegen de Jodenvervolging en de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Het verzet breidde zich uit naar Hilversum, Haarlem en Utrecht. Maar de Duitsers grepen hard in, waarbij doden en gewonden vielen. Op de Historiekpagina Februaristaking (1941) – Protest tegen de Jodenvervolging wordt gemeld dat de staking na twee dagen werd beëindigd, "ook onder druk van het Amsterdamse gemeentebestuur".

Het is zaak om bij dat laatste verder stil te staan. Want dat die Februaristaking toch helaas al vrij snel in elkaar zakte, zal ermee te maken hebben gehad dat het een spontane actie was, zonder centrale inspiratie en coördinatie. Waarbij je natuurlijk ook meteen bedenkt dat onderlinge communicatie, zonder internet en sociale media (zoals in Oekraïne nu), uiterst moeilijk was. En juist bij een spontane collectieve actie, met een potentieel grote steun, is het van cruciaal belang dat iedereen geïnformeerd raakt over die grote actiebereidheid van anderen. Als daar onzekerheid over is, dan wordt de kans op succes al gauw veel kleiner.

In termen van de Dual Mode-theorie gesteld, valt het meedoen aan het verzet, hier het meedoen aan die staking, te zien als een vorm van gemeenschapsgedrag. We zijn met zijn allen, in het bijzonder onze Joodse landgenoten, slachtoffer van overheersing en onderdrukking. Onze morele gemeenschapsintuïties vertellen ons dat we daartegen in opstand moeten komen. Dat doen we voor onszelf, maar juist ook voor elkaar.  En in het bijzonder voor degenen die het meest gevaar lopen. 

Maar voor iedereen individueel geldt dat het van groot belang is om te weten hoeveel anderen er net zo over denken en bereid zijn om actie te ondernemen. In plaats van zich bij de onderdrukking neer te leggen en de veiligheid van berusting en terugtrekking te zoeken. Als inderdaad velen actiebereid zijn, en hun gemeenschapsintuïties willen volgen, dan moet de informatie daarover zich over iedereen verspreiden. Waarna, Stelling 2 van de Dual Mode-theorie, de kans op een geslaagde collectieve actie snel toeneemt. 

Het kan dus zo geweest zijn dat het snel verzanden en mislukken van de Februaristaking er een gevolg van is geweest dat de informatie over de grote actiebereidheid zich niet goed kon verspreiden. Waarbij ook de afhoudende rol van het Amsterdamse gemeentebestuur van belang kan zijn geweest. Als dat gemeentebestuur, en andere overheidsdienaren, meer hun nek hadden uitgestoken, en als het nieuws daarover zich had kunnen verspreiden, dan had dat ook iets verteld over de onderliggende actiebereidheid. 

In dat verband is weer de vergelijking met Denemarken interessant. Denk aan het bericht Over hoe het kon dat zoveel joodse Nederlanders in 40 - 45 werden gedeporteerd en vermoord. De Deense regering en het koningshuis bleven na de Duitse inval aan en accepteerden een "vreedzame bezetting". Daar valt van alles over te zeggen, maar het had als voordeel dat regering en koning zich nog enigszins een onafhankelijke rol konden toe-eigenen en dat ook deden. 

Zo moet Koning Christiaan X hebben laten weten dat hij zelf ook de davidsster zou gaan dragen als dat zou worden opgelegd aan zijn joodse onderdanen. Dergelijke berichten moeten invloed op de Denen hebben gehad en hen hebben geholpen bij het bepalen van wat het juiste gedrag was. Ook al omdat mensen van elkaar wisten dat ze van die berichten op de hoogte waren. Het kan een element zijn geweest dat er voor gezorgd heeft dat de Deense bevolking wel, en de Nederlandse bevolking niet, met zoveel succes hun Joodse landgenoten hebben gered.

Meer in het volgende bericht. Hier het vervolg.

woensdag 17 augustus 2022

Door al het menselijk sociale gedrag over die ene kam van statuscompetitie en statushiërarchie te scheren, krijg je onvermijdelijk het cynische mensbeeld van moreel gedrag als een vernislaagje over een in wezen egoïstische kern

Het inzicht van de innerlijke tegenstrijdigheid van de menselijke sociale natuur, zoals je dat op dit blog vaak aantreft in de Dual Mode-theorie, de tegenstrijdigheid dus tussen gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag, is in de sociale wetenschappen geen gemeengoed. Hetzelfde geldt voor de tegenstrijdigheid tussen de sociale vormen van gemeenschap en statushiërarchie. Wel zijn er verschillende theoretische aanzetten die er een beetje op lijken.

Zo bestaat er de dual-strategies theory, die zich concentreert op de sociale vorm van de statushiërarchie en dus die van de gemeenschap negeert. In de studie Dominance and Prestige: Dual Strategies for Navigating Social Hierarchies uit 2010 schrijven J.K. Maner en C.R. Case:

Throughout human history, the presence of hierarchy has been a very common, if not ubiquitous, feature of social groups. The presence of social hierarchy stretches back across tens of thousands of generations to the advent of Homo sapiens and, indeed, much further to include other primate species. 

Waarin dus de notie geheel ontbreekt dat de groepsvorming van jagers-verzamelaars op basis van samenwerken en delen, en dus juist onderdrukking van de statushiërarchie, voor het ontstaan en voortbestaan van de menselijke soort doorslaggevend is geweest. Zie nog eens De mensheidsgeschiedenis in drie stappen - 2. In plaats daarvan zien de auteurs een doorgaande lijn van andere primaten naar mensen, een lijn van alomtegenwoordige statushiërarchieën.

Met zo'n radicale ontkenning van wat nu juist fundamenteel menselijk is, het in staat zijn tot gemeenschapsgedrag en daardoor onderdrukken van statuscompetitiegedrag, moet je wel in de problemen komen. 

Dat lossen Maner en Case halfslachtig op, namelijk door twee strategieën van statuscompetitie te onderscheiden, die van de dominantie en die van het prestige. Dominantie is wat op dit blog statuscompetitie wordt genoemd, dus pogen anderen te overheersen, onderdrukken en intimideren. Als dat nodig is met fysiek geweld. Maner en Case:

People who adopt a dominance strategy to navigate social hierarchies tend to be highly calculating and view others as allies or foes, as those who might either help or hinder their own efforts to augment their social rank. They tend to be narcissistic and to display hubristic pride marked by feelings of arrogance and narcissistic conceit (Cheng, Tracy, & Henrich, 2010).

Maar er is dus ook die andere strategie, die van het streven naar prestige. En prestige verwerf je niet door anderen te overheersen, maar door voor anderen of de groep waardevol gedrag. Dus door anderen bij te staan, die daarop reageren door jou prestige toe te kennen. Dat laatste doen die anderen niet door dat jij dat bij hen afdwingt, zoals door overheersing, maar geheel uit vrije wil. Ze waarderen jouw inbreng ten behoeve van anderen of de groep. Prestige dus. Maner en Case:

A prestige strategy for navigating social hierarchies, then, exists because human cultures awarded deference and respect to individuals who meaningfully contributed to that culture.

In die prestigestrategie herkennen we natuurlijk gemakkelijk het gemeenschapsgedrag. Maar dan valt toch meteen op dat die strategie er natuurlijk niet op gericht is om status te verwerven. Om hoog terecht te komen in een statushiërarchie, dus anderen voorbij te streven en hen te overtroeven. Want je bent er juist op uit om die anderen bij te staan en te ondersteunen. Je hebt met hen het beste voor. 

Je komt dus in de problemen door te stellen dat het gaat om twee strategieën om hetzelfde, status, te bereiken. 

Maner en Case zien ook wel in dat mensen gewoon gemotiveerd kunnen zijn om anderen bij te staan. En dus niet om daar "prestige" door te ontvangen. Dat noemen ze de "passieve prestigestrategie":

By garnering prestige, people sometimes can ascend into positions of high social rank, passively; that is without deliberatively trying to rise above others in social rank. (...) Prestige is also won, as a by-product, by people who act from a heroic or selfless desire to help others (eg, Mahatma Gandhi).

Maar dan denken ze dus meteen aan bijzondere mensen, zoals Mahatma Gandhi. Voor "gewone mensen" geldt dat ze misschien wel van zichzelf denken dat ze anderen onbaatzuchtig en altruïstisch bijstaan, maar daar zit volgens Maner en Case toch vaak het zoeken naar respect, bewondering en status achter:

Even when people are not consciously aware of the ultimate goals underlying behaviors that earn them prestige (see Bargh et al., 2001, Stanton and Schultheiss, 2009), many of those behaviors are nevertheless motivated by a desire for respect, admiration, and high social rank.

Door al het menselijk sociale gedrag over die ene kam van statuscompetitie en statushiërarchie te scheren, krijg je onvermijdelijk het cynische mensbeeld van moreel gedrag als een vernislaagje over een in wezen egoïstische kern. Denk aan het bericht De morele luchtledigheid van het vak economie geïllustreerd aan een economisch leerboek over beleid, waarin ik het beroemde citaat van Michael Ghiselin aanhaal:

Scratch an altruist and watch a hypocrite bleed.

Dat cynische mensbeeld is nog altijd gemeengoed, niet alleen in de economie, maar ook in de sociale wetenschappen. En het staat daarmee in de weg van een dieper inzicht in de menselijke sociale natuur en in waartoe mensen samen in staat zijn. 

Een dieper inzicht dat we nu hard nodig hebben om de democratie in stand te houden. En zelfs om de aarde te respecteren en als mensheid te overleven. 

Anders gezegd, het is tijd voor een sociale wetenschap met een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen.

dinsdag 16 augustus 2022

Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 1

Als je sociale wetenschap beoefent, dan is het onvermijdelijk, ja, zelfs gewenst, dat je sociaalwetenschappelijke inzichten en je eigen persoonlijke ervaringen en geschiedenis met elkaar in verband brengt. In een aantal eerdere berichten op dit blog ging ik in op een heel vroege herinnering aan een gebeurtenis aan het eind van mijn tweede levensjaar, die enkele weken voor de Bevrijding van de Duitse Bezetting plaats vond. Die had er mee te maken dat mijn vader (Hendrik de Vos, 1907 - 1998) bij het Verzet betrokken was geraakt en dat er gedurende de laatste vier maanden van de Bezetting door de Engelsen gedropte wapens bij ons in de bijkeuken verborgen lagen. Zie hier het laatste van deze reeks berichten. En volg de links naar de daaraan voorafgegane berichten als je die nog niet gelezen mocht hebben.

Ik kondigde al aan dat ik ook in zou gaan op wat er sociaalwetenschappelijk over die ervaringen en gebeurtenissen zoal valt te zeggen. Het wordt tijd om dat nu ook te gaan doen. Dat ik daar mee gewacht heb, zal er mee te maken hebben dat ik niet goed wist waar te beginnen. Dat weet ik eigenlijk nog niet, maar zolang je niet begint, gebeurt er niets.

Ik begin dus maar gewoon ergens en dat is bij de vraag wat er sociaalwetenschappelijk te zeggen valt over de verschillende reacties onder de Nederlandse bevolking op de Duitse bezetting. Er ontwikkelde zich een verzetsbeweging, maar hoe groot was die? Bij het NIOD kom je de schatting tegen van 45.000 personen die in georganiseerd verband verzet pleegden. Dat getal tref je ook aan bij Shirley Haasnoot en Bas Kromhout (10 grote Nederlandse verzetshelden), die eraan toevoegen dat die door honderdduizenden anderen gesteund en geholpen werden. Dat verzet riskant was, blijkt er uit dat er aan het eind van de oorlog van die 45.000 nog zo'n 35.000 in leven waren. Tijdens de oorlogsjaren werden zo'n 20.000 mensen wegens verzetsdaden opgepakt. Er bestaat ook een schatting dat zo'n vijf procent van de bevolking (van 9 miljoen) actief was in het verzet, waartegenover er ook zo'n vijf procent actief meewerkten, collaboreerden, met de Duitsers. De rest "was niet ‘fout’ maar steunde ook geen verzet of vervolgden en ging zo goed en zo kwaad als dat ging door met het dagelijkse leven."

De bezetting door de Duitsers was een overname van het gezag van een soevereine staat en dus een geval van onderdrukking en overheersing van de bevolking van die staat. Hij kwam voort uit het extreem statuscompetitieve wereldbeeld van het Hitler-bewind, waarin Duitsland door oorlog andere landen aan zich diende te onderwerpen, omdat vermeende vijanden, het "internationale Jodendom" voorop, dienden te worden geëlimineerd. Eenzelfde wereldbeeld zien we nu, in 2022, weer om zich heen grijpen, met allerlei idiote samenzweringstheorieën, maar dat terzijde.

Even afgezien van die vijf procent die met de Duitsers collaboreerden, en die de bezetting dus niet als overheersing en onderdrukking ervoeren, welke reacties konden er sociaalwetenschappelijk gezien van Nederlanders worden verwacht? Heel algemeen geformuleerd, vallen er twee reactiemogelijkheden op bedreigingen te onderscheiden, die van het vechten of vluchten (mobilisatie met angst) en die van de immobilisatie en terugtrekking (immobilisatie met angst). Denk aan de polyvagaaltheorie van Stephen W. Porges, die op dit blog al een paar keer langskwam en die helder wordt beschreven door Stanley Rosenberg in in De nervus vagus als bron van herstel. (Op dat boek kom ik zeker nog een keer terug.)

Weer heel algemeen geformuleerd, konden Nederlanders er dus na de Duitse inval en gedurende de bezetting voor "kiezen" om te vechten, dus actief verzet te plegen, te vluchten, zoals naar Engeland, zoals velen in mei 1940 deden of dat probeerden, of zich terug te trekken. Er waren er ook honderden die zichzelf om het leven brachten (zie De zelfmoordgolf van mei 1940). Eerlijk gezegd weet ik niet of je dat als ultieme vlucht moet zien of als ultieme terugtrekking. 

Van dat vluchten afgezien, was er dus een kleine minderheid die er vroeger of laten voor koos om te vechten. Dus om actief verzet te plegen. En een grote meerderheid die daar niet voor koos, oftewel om dat ze zich terugtrokken, oftewel om andere redenen. Want er zullen misschien veel meer zijn geweest van degenen die zo goed en zo kwaad mogelijk doorgingen met hun dagelijks leven, die wel mee hadden willen doen met het verzet als ze maar de mogelijkheden daartoe hadden gezien. Daarover meer in het vervolg. Hier het vervolg.

dinsdag 9 augustus 2022

De verdediging van de democratie kan op tijd komen. Maar ook te laat - Over Hitler, Poetin, Trump en Bolsonaro - De strijd om de democratie houdt nooit op (7)

Nationale staten kunnen de vorm aannemen van een statushiërarchie of van een democratie. Zie hier het vorige bericht.

In het geval van een statushiërarchie is de staat gemodelleerd naar de oeroude menselijke neigingen tot statuscompetitie, een competitie die erin heeft geresulteerd dat een of enkelen (de heerser of heersers) de anderen overheersen en onderdrukken. Een statushiërarchie op het niveau van een nationale staat wordt meestal aangeduid als een autocratie.

In het geval van een democratie is de staatsvorm een uitdrukking van de menselijke morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee, intuïties die ook oud zijn, maar minder oud dan de neigingen tot statuscompetitie. Ze ontwikkelden zich in de lange periode dat mensen als jagers-verzamelaars voor hun overleving en reproductie waren aangewezen op samenwerking en delen. En waren daarmee constituerend voor wat typisch menselijk is. De neigingen tot statuscompetitie delen we met de meeste zoogdieren en met de reptielen.

Als we op die manier, dat wil zeggen vanuit het gezichtspunt van de Dual Mode-theorie, kijken naar het naast elkaar bestaan van de autocratie en de democratie, dan volgt daaruit het inzicht dat de strijd om de democratie nooit ophoudt. Die strijd wordt als het ware geproduceerd door die innerlijke tegenstrijdige menselijke sociale natuur en zal er dus zijn zolang er nationale staten zijn.

In de vorige berichten in deze reeks, met name in bericht (5), noemde ik andere inzichten die de Dual Mode-theorie ons verschaft. Een daarvan was dat heersers in een autocratie, of heersers die in een democratie aan de macht zijn gekomen, altijd alleen maar op hun eigen welzijn en eventueel dat van hun allernaasten uit zijn. Morele noties van iedereen-telt-mee en van het algemene belang zijn hen vreemd. Ze zijn in en door de statuscompetitie aan de macht gekomen en in die competitie geldt het ieder-voor-zich. Eenmaal aan de macht is er alleen nog maar de zelfverrijking en wat we vanuit het democratische gezichtspunt als corruptie beschouwen. Dus als immoreel en onwettig gedrag.

Daaruit volgt dat een eenmaal aan de macht gekomen heerser er altijd op uit zal zijn om de democratie af te schaffen. Als hij daarin slaagt, ontstaat er een statushiërarchie, met onderdrukking en overheersing en wetteloosheid. Het meest uitgesproken voorbeeld daarvan is natuurlijk het Hitler-bewind in nazi-Duitsland, dat uitliep op een nederlaag in een oorlog en op de zelfmoord van de Führer. Met daarna een berechting van nog levende kopstukken van het bewind in de Processen van Neurenberg

Maar er is ook het actuele voorbeeld van het Poetin-bewind in Rusland. Ook dat is uitgelopen op afschaffing van de, toen nog heel prille, democratie, op wetteloosheid, zelfverrijking en op een oorlog. Hoe dat afloopt, moeten we nog afwachten. Maar er is al wel de roep om berechting voor begane oorlogsmisdaden door het Internationale Strafhof: Building a War-Crimes Case Against Vladimir Putin.

Maar er is ook de mogelijkheid dat een democratie zich succesvol verdedigt tegen een aan de macht gekomen heerser. Het ziet er naar uit dat dat zich nu afspeelt in de Verenigde Staten, waar de would-be dictator Donald Trump niet alleen verkiezingen verloor, maar zich naar alle waarschijnlijkheid ook voor de rechter zal moeten verantwoorden: Latest subpoenas suggest DOJ probe could be aiming squarely at Trump

En dat laatste lijkt ook het vooruitzicht te zijn voor die Braziliaanse would-be dictator, Jair Bolsonaro: Bolsonaro Is Afraid of Going to Prison, and He’s Right to Be.

De democratie is nooit vanzelfsprekend. En zal zich dus altijd moeten verdedigen. Een verdediging die op tijd kan komen. Maar ook te laat. Hier het vervolg.

zondag 7 augustus 2022

Zondagochtendmuziek - Soul Rebirth: Diminuendo And Crescendo In Blue - Duke Ellington & his Orch., 1956 - Newport, R.I....

De New York Times vroeg jazzkenners, - musici en - critici welke vijf minuten muziek van en door Duke Ellington ze iemand zouden laten luisteren om de liefde voor jazz aan te wakkeren: Five Minutes That Will Make You Love Duke Ellington. BandleiderDarcy James Argue kiest voor de uitvoering van Ellingtons Diminuendo in Blue op het Newport Jazz Festival in 1956. 

An underappreciated part of Ellington’s artistry is his mastery of misdirection. You think you know where the music’s going … then you blink and realize Duke’s taken you on a wild detour. (...) It’s a blues; what could be more straightforward? But Ellington bobs and weaves, stretching out chords and turnarounds, twists the 12-bar form back on itself like an ouroboros, and careens through a dizzying set of modulations: five keys in under three minutes! But the journey isn’t just loud to soft — it’s discombobulation to clarity.

Prachtig! Hier wat meer dan die vijf minuten.

woensdag 3 augustus 2022

Een democratie met een statuscompetitieve leider is altijd in groot gevaar. Neem nu het presidentschap van Donald Trump - De strijd om de democratie houdt nooit op (6)

Wat zich in de Amerikaanse democratie met het presidentschap van Donald Trump heeft afgespeeld, is wel een heel fraaie illustratie van het inzicht dat een statuscompetitief gemotiveerde leider de democratie in gevaar zal brengen. Zie hier het vorige bericht

Dat Trump de democratie in gevaar bracht, begint steeds duidelijker te worden. De de hoorzittingen van het House Select Committee to Investigate the January 6th Attack on the U.S. Capitol, die na de zomer worden vervolgd, zijn in dat opzicht van historisch belang. Trump en zijn trawanten waren na de verkiezingsnederlaag met niets anders bezig dan een georganiseerde poging om de democratie af te schaffen en Trump in het zadel te houden. Bijna van dag tot dag komt er nieuwe informatie naar boven hoe georganiseerd die poging was en hoeveel overheidsdienaren er bij betrokken waren. Zo blijkt nu dat telefonische tekstuitwisselingen rond 6 januari 2021, de dag van de aanval op het Capitool, van medewerkers van zowel de Secret Service, het Department of Homeland Security als het Defence Department naderhand zijn gewist. 

Ondertussen is ook wel duidelijk dat het Ministerie van Justitie de zaak in onderzoek heeft en een Grand Jury heeft samengesteld die al meerdere getuigen heeft verhoord. Alles wijst erop dat ook Trump zal worden aangeklaagd. En veroordeeld.

Als dat laatste inderdaad gebeurt, dan wordt daarmee bevestigd hoe groot het gevaar voor de Amerikaanse democratie is geweest. En dat zo'n gevaar uiteindelijk en met veel inspanningen kan worden afgewend. 

Dat we met Donald Trump te maken hadden met een statuscompetitief gemotiveerde leider, die een statuscompetitief gemotiveerde politiek partij, de Republikeinen, aan zich wist te binden, dat is uit al die informatie die we over zijn gedrag en dat van die partij hebben gekregen, wel duidelijk geworden. Over die statuscompetitieve motivatie van de Republikeinse partij kunnen we nu meer te weten komen doordat twee insiders daar in boekvorm verslag van hebben gedaan. Ik doel op It Was All A Lie van Stuart Stevens en Why We Did It van Tim Miller. 

De Guardian schreef over It Was All A Lie:

Stevens believes Donald Trump “just removes the necessity of pretending” Republicans care about social issues. Instead, it’s all about “attacking and defining Democrats”. The idea that “character counts”, so prominent in earlier decades, is forgotten.

In short, stripped “of any pretense of governing philosophy, a political party will default to being controlled by those who shout the loudest and are unhindered by any semblance of normalcy”. The first casualty is the truth. “Large elements of the Republican party have made a collective decision that there is no objective truth” and that a cause or simple access to power is more important. (...)

For Stevens, the GOP “rallied behind Donald Trump because if that was the deal needed to regain power, what was the problem? Because it had always been about power.”

En Intelligencer over Why We Did It:

Perhaps the most surprising factor Miller identifies in his subjects, very much including himself, is their profound cynicism. One would expect any seasoned political operative to exhibit some level of detachment from their field given that the work inevitably requires sanding down complex truths into slogans and taglines. But Miller reveals that he and his colleagues considered the whole enterprise fundamentally bullshit. Nearly to a person, they thought of politics as a game, and they considered the absence of ethics a mark of sophistication.

Politiek als een cynisch project uitsluitend gericht op het veroveren van de macht. En met het oog op het uitoefenen van de macht ten bate van de iegen belangen, belastingverlaging en deregulering voor de al rijken, en om andersdenkenden te domineren. Totale afwezigheid van enig moreel besef, van het iedereen-telt-mee van de morele gemeenschapsintuïties. (Die twee boeken heb ik besteld, natuurlijk bij de lokale boekhandel.)

Hoewel sommigen lang volhielden, of dat zelfs nu nog doen, dat het met Donald Trump allemaal wel meeviel, dat hij toch ook goede kanten had, kon het vanaf het begin wel duidelijk zijn wat voor vlees we in de kuip hadden. Neem nu de inhoudsanalyse die David G. Winter al in 2018 uitvoerde op de inaugurele toespraak van Trump: What Does Trump really Want?  
 
Winter vergelijkt daar die toespraak met die van andere Amerikaanse presidenten op aanwijzingen voor de aanwezigheid van drie onderliggende motieven: het prestatiemotief, het machtsmotief en het gemeenschapsmotief. Daaruit kwam naar voren dat Trumps toespraak hoger scoorde op het machtsmotief, dus op de hang naar statuscompetitie, dan de toespraken van welke andere Amerikaanse president dan ook.

Maar denk ook aan Dan P. McAdams die zich al in 2016 verdiepte in The Mind of Donald Trump, met als veelzeggende ondertitel:
 
Narcissism, disagreeableness, grandiosity—a psychologist investigates how Trump’s extraordinary personality might shape his possible presidency. 

 
Statuscompetitieve leiders zijn te herkennen. En dus ook hoe gevaarlijk ze zijn voor de democratie. Hier het vervolgbericht.

dinsdag 2 augustus 2022

Over een minister voor Armoedebeleid en over de machtsstrijd tussen kapitaal en arbeid - En over kabinetten-Rutte

We hebben een armoedeminister, voluit een Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. De minister, Carola Schouten, wordt geïnterviewd in het blad Binnenlands Bestuur: 'Overheid moet menselijker gezicht krijgen'. De minister vertelt dat ze niet alleen noodhulp wil bieden aan mensen die de hoge energierekeningen niet kunnen betalen, maar dat ze ook bezig is met "een fundamentele hervorming van de sociale zekerheid". 

Wat is er dan mis met die sociale zekerheid? Welnu, die is in de afgelopen decennia, zeg de jaren van de kabinetten-Rutte, zo verschraald en tegelijkertijd ingewikkelder geworden, dat mensen de overheid zijn gaan wantrouwen. En dat het nu tijd wordt dat de overheid "een menselijker gezicht" krijgt. Dat moet gebeuren door het minimumloon en daarmee de bijstandsuitkeringen te verhogen. En door mensen in de bijstand niet meer te bestraffen als ze mantelzorg verlenen, als ze een bijbaan hebben, als ze hun kinderen na hun 21e in huis houden of als ze af en toe een boodschappentas van de buurvrouw krijgen.

Is dat allemaal eigenlijk niet heel vanzelfsprekend, is de vraag aan de minister. Waarop de minister antwoordt:

Het is inderdaad zo vanzelfsprekend dat het eigenlijk raar is dat we dit eerder niet hebben toegestaan. Die vanzelfsprekendheid wil ik weer terugbrengen in de wet. 

Dat klinkt allemaal goed en het verdient natuurlijk instemming. Maar wat opvallend mist, is reflectie op hoe het allemaal zo gekomen is. Niet alleen bij deze minister, maar bij vrijwel de hele Nederlandse politiek en de media die daarover berichten. Waardoor kreeg de overheid een onmenselijk gezicht, waardoor waren de uitkeringen te laag en waardoor werd uitkeringsgerechtigden het leven zo zuur gemaakt? Waar is de eis van een tegenprestatie vandaan gekomen? Waar kwam het arbeidsmarktbeleid vandaan dat het fenomeen van de werkende armen creëerde? Waardoor nam in die afgelopen decennia alom de bestaansonzekerheid toe?

Het antwoord is eenvoudig en zou bekend behoren te zijn. Dat alles was politiek gemotiveerd. Dat was wat vrijwel alle politieke partijen, de VVD van Mark Rutte voorop, wilden en nastreefden. Het was het neoliberale beleid, gericht op zoveel mogelijk bevordering van marktwerking, niet alleen op de gebieden van goederen- en dienstenmarkten, maar ook op het gebied van de arbeidsmarkt. Die moest zoveel mogelijk worden gedereguleerd, opdat ondernemers efficiënter en met lagere arbeidskosten konden opereren. 

Dat hield meteen ook in dat de sociale zekerheid moest worden versoberd. Want slechtere arbeidsomstandigheden en lagere lonen dienden te worden geaccepteerd. Denk aan VVD-verkiezingsslogans waarin uitkeringen met een lekkere hangmat werden vergeleken en waarin werd gesuggereerd dat mensen liever hun hand ophouden dan uit de mouwen te steken. Het moest ondernemers zoveel mogelijk naar de zin worden gemaakt en dus verschoven risico's van werkgevers naar werknemers. En voor de laatsten moest de uitwijkmogelijkheid van de sociale zekerheid zoveel mogelijk worden geblokkeerd.

Dat leek allemaal verstandig en pragmatisch beleid, een beleid van "economische hervormingen", en zo werd het ook gepresenteerd en verkocht, maar het was in feite een ideologische gemotiveerde verschuiving in de maatschappelijke machtsverhoudingen. Meer macht voor het kapitaal, minder macht voor de arbeid. De politiek wordt nu geconfronteerd met de nadelige gevolgen daarvan en denkt dat op te kunnen lossen door een ministerie voor Armoedebeleid te introduceren. En voor de rest zoveel mogelijk door te gaan op de ingeslagen weg. Voer een beleid dat armoede creëert en zadel een minister op met armoedebeleid. De weg van de kabinetten-Rutte.

Het is precies die machtsverschuiving die we ook hebben gezien in het evenzeer neoliberale macro-economische beleid waarin de naoorlogse overheidsdoelstelling van volledige werkgelegenheid werd verlaten en waarin werkloosheid niet meer als een onaanvaardbaar maatschappelijk kwaad werd gezien, maar slechts als een middel om inflatie te bestrijden. 

Die kwestie is weer opvallend actueel nu we ineens hoge inflatiecijfers meemaken. En centrale banken de rente verhogen, met als oogmerk om via een recessie en oplopende werkloosheid de inflatie terug te brengen. Mensen in de werkloosheid duwen omdat dat nu eenmaal noodzakelijk zou zijn voor de prijsstabiliteit. En om maar te voorkomen dat de machtsstrijd tussen arbeid en kapitaal in het voordeel van de arbeid uitvalt. 

Daarover meer in een volgend bericht.