donderdag 19 december 2024

Over George Orwell's "common decency" en 1984. En over wat ik eind jaren zeventig best ook al door had willen hebben

Al in 2023 verscheen de biografie Orwell. The New Life van D.J. Taylor, maar dat was tot voor kort aan mij voorbijgegaan. Toen ik het toevallig in de boekhandel zag staan, zette ik het op mijn verlanglijstje voor Sinterklaas en ik heb het nu in huis. In feite is het een compleet herschreven versie, met gebruikmaking van veel nieuwe bronnen, van de biografie die Taylor al in 2003 schreef.

Ik dacht terug aan eind jaren zeventig, toen ik een jaar doorbracht op het NIAS, dat toen nog in Wassenaar zetelde, om daar mijn proefschrift te schrijven. Om in de avonduren wat anders te doen te hebben, las ik alles, bijna alles, van George Orwell. Ik kende al wel, van de middelbare school, Animal Farm en 1984. Maar ik las ook de andere romans, de reportages en de verzamelde essays en brieven. 

Ik weet niet of dat waar is, het zal wel niet, maar ik geloof graag dat alles wat je een keer geconcentreerd hebt gelezen, de rest van je leven bij je blijft. Doordat het iets, al is het weinig, heeft veranderd in hoe je naar de wereld en naar jezelf kijkt. Het voegt iets toe aan wat je al wist of corrigeert iets wat je meende te weten. Het legt verbanden die je nog niet doorhad. En het beïnvloedt vooral ook naar waar je aandacht naar uit gaat. Dat alles gebeurt maar voor een deel zo bewust dat je het zou kunnen navertellen.     

Wat ik nu wel kan navertellen, is de verwijzing die je bij Orwell vaak tegenkomt naar common decency. Wat verstaat hij daaronder? Het is moeilijk te vertalen. We kennen in het Nederlands fatsoen of welgemanierdheid, maar dan gaat het meer om het zich weten te gedragen. Common decency gaat denk ik dieper, ligt meer op het morele vlak. Het punt is dat Orwell zelf nooit de moeite nam om het te definiëren, waarschijnlijk omdat hij ervan uitging dat iedereen wel zou weten wat hij bedoelde. Dat hij er mee was aangekomen op het laagste niveau van abstractie, waar alleen nog gemeenschappelijke inzichten bestaan en nog meer woorden niets toevoegen. 

Een bekende verwijzing treffen we aan in Orwell's Homage to Catalonia (1938), waarin hij schrijft dat wanneer iemand hem zou hebben gevraagd waarom hij zich had aangemeld om in de Spaanse Burgeroorlog te vechten, hij zou hebben geantwoord: Om het fascisme te bestrijden. En op de vraag waarvóór hij dan vocht, zou hij hebben geantwoord: ‘Common decency’.

Toch is er wel een poging gedaan om het nader te omschrijven, namelijk door Quentin Dittrich-Lagadec in zijn Conceptualizing a non-concept: defining Common decency. Daar lees je:

Though he frequently employed the concept, he did not give clear and precise definition, at least in the academic sense. Briefly, we could draw a first draft of common decency: it appears as a form of spontaneous morality, an intuitive sense of good and evil that anyone can feel, since he is integrated in community.

Een vorm van spontane moraliteit, een intuïtief besef van goed en kwaad dat iedereen kan voelen die in een gemeenschap is opgegroeid. Dittrich-Lagadec verontschuldigt zich er vervolgens geheel ten onrechte voor dat dit niet wetenschappelijk genoeg zou zijn. Maar dat is onzin, dit is een prima definitie, die bovendien geheel aansluit bij huidige sociaalwetenschappelijke inzichten. 

Daarover straks meer. Eerst: hoe komen we het begrip dan tegen in het werk van Orwell? 

Daarvoor gaat Dittrich-Lagadec te rade bij Orwell's beschouwing (uit 1940) over het werk van Charles Dickens (1812 - 1870). Die beschouwing, die je hier in zijn geheel kunt lezen, begint zo fraai met de zin:

Dickens is one of those writers who are well worth stealing.

Geweldige en actuele lectuur! 

Orwell schildert Dickens daar als iemand uit de stedelijke middenklasse, gematigd in zijn denken, afstand houdend tot sociale conflicten, maar intens gevoelig voor het lijden van armen, in het bijzonder als het om kinderen gaat. Verontwaardigd over bestaande onrechtvaardigheden, zonder dat te verbinden met een analyse van maatschappelijke structuren. Meer voortkomend uit een intuïtie, een spontaan besef van wat goed en kwaad is. Common decency klinkt als iets wat voor zich spreekt, voor de hand liggend, waar je niet aan twijfelt.

Dat moet Orwell hebben aangesproken. Morele gevoelens als intuïties die vooraf gaan aan rationele en intellectuele deliberatie. Ja, waarbij pogingen om ze te rationaliseren in de weg kunnen zitten. Intuïties die kinderen aanleren bij het opgroeien in een gemeenschap van familie en buurt, waar ze zich veilig en beschermd voelen. Een gemeenschap die dus moet blijven bestaan. In die zin was Dickens, en was Orwell, conservatief, afwijzend tegenover radicale maatschappijveranderaars, die een intellectuele utopie willen vestigen. Dickens' doelwit was niet zozeer de maatschappij, maar "de menselijke natuur". Je kunt uit zijn werk gemakkelijk de kwaadaardigheid van het laissez-faire kapitalisme afleiden, maar Dickens doet dat zelf nergens. Hij volstaat met "If men would behave decently the world would be decent”.

Nee, als er onrechtvaardigheid is, als mensen zelfzuchtig of hebberig zijn en op anderen neerkijken, dan horen ze herinnerd te worden aan die basic principles of decency:

Dickens does only propose to remind people the basic principles of decency, that they have
forgotten over time, like Mr. Scrooge, the main character in his famous tale A Christmas Carol
(1843), an old selfish man, who eventually turns generous after the visit of three ghosts who made
him remember his duties towards his fellows.

Evenzo horen deze morele gevoelens leidinggevend te zijn in het politieke handelen. In plaats van dat louter intellectueel gefundeerde radicale visies, communisme of fascisme, dat doen. Die ook in het daarbij behorende ideologische taalgebruik de relatie met de werkelijkheid zijn verloren:

This language is the opposite of authenticity and sincerity, and it aims only to manipulate the masses, to make people believe lies, and moreover to make them act cruelly. The impoverishment of language weakens the freedom of thought and finally weakens the common decency. People lose their landmarks and their ability to evaluate what is good or bad. Those who control the language can distort reality, they can shape it at will, and then deceive people.

En daarmee zijn we gearriveerd bij Orwell's 1984, dat verscheen in 1949. Met daar het beeld van een totalitaire maatschappij, met een regime dat poogt om die morele intuïties van common decency compleet te vernietigen en te vervangen door de centraal aangestuurd propaganda. Waarin dus ook geen plaats meer hoort te zijn voor die morele gemeenschappen van familie en buurt waarin kinderen die morele gevoelens al opgroeiend zouden kunnen aanleren. 

Hedendaags sociaalwetenschappelijk gezegd: waarin alle horizontale relaties zijn weggevaagd en er alleen nog verticale relaties resteren, die tussen elk geatomiseerd individu en Big Brother aan de top van de statushiërarchie. De maatschappij of samenleving in de gebruikelijke zin van het woord getransformeerd tot wat niets meer is dan die statushiërarchie.

Met die blik van common decency las Nusret Ersöz 1984 en deed hij daar verslag van in Reading Orwell’s Nineteen Eighty-Four as a Manifesto for Moderation and Decency, dat in 2023 verscheen. Hij beschrijft hoe voor Big Brother (p.244):

... such behaviours as helping, loving, caring, or simply befriending are as threatening as the thoughts of conspiracy, resistance, and revolution. The Outer Party members are not allowed to be selfless; to the contrary, they are compelled to internalize being self-centred and insensitive to each other, as seen at myriad points throughout the novel.

Dat is het beeld dat Orwell met een ijzeren logica naar voren brengt: de "foute leider"(!) die de top van de "statushiërarchie" heeft bereikt, handelt naar het inzicht dat niet niet alleen hijzelf zich uitsluitend door zijn eigenbelang laat leiden, maar dat al zijn onderdanen dat ook behoren te doen. Wil zijn alleenheerschappij blijven bestaan, dan moet het zijn onderdanen zijn verboden om gevoelens van liefde of zorg of vriendschap voor elkaar te hebben. Dat mogen de typisch menselijke gemeenschapsintuïties zijn, voor de alleenheerser, voor Big Brother, zijn ze levensgevaarlijk. Als ze zich teveel zouden verspreiden, dan zou dat tot samenspanning en opstand en omverwerping van het autoritaire bewind kunnen leiden. En de instandhouding daarvan is het enige dat telt.

En aan het eind van het boek is dat laatste volledig gelukt (p.246):

The final parts of the novel disclose the ways in which any notion associated with humanity, civility, and common decency is completely shattered. The horrendous punishment suffered by Winston (de hoofdpersoon) for disobeying the laws of the Party suggests a nauseous and vicious obliteration of the sense of individual and common decency; love, the strongest of the links that connect one with another, is exterminated. Winston’s abnegation of his love for Julia due to his fear of being eaten up by rats is presented as a moment of climax; but what is highly symbolic is that Winston is forced to be indifferent to Julia’s probable pain.So, the victory of Big Brother is mainly that an altruistic Winston is transformed into an egocentric one; he is now able to turn his back on the one whom he once embraced with love. In the end, Big Brother destroys everything decent about him and divests him of his sensitivity to another’s pain. 

Anders gezegd, Orwell schreef met zijn 1984 een bij uitstek sociaalwetenschappelijke studie in romanvorm. Met een diep inzicht in de innerlijk tegenstrijdige sociale menselijke natuur, waarin het gemeenschapspatroon (common decency) en het statuscompetitiepatroon (overheersingsdrang) allebei het roer willen overnemen. Met als een van de mogelijke collectieve uitkomsten een volledig ontwikkelde statushiërarchie, waarin voor die common decency in het geheel geen plaats meer is. (Denk weer terug aan Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen.)

Zoals gezegd, ik las destijds aan het eind van de jaren zeventig 's avonds het werk van George Orwell om wat anders te doen te hebben. Overdag werkte ik aan mijn proefschrift Verklaring en Interpretatie in de Sociologie, dat in 1981 verscheen. 's Avonds wilde ik wat anders doen. 

Dat proefschrift is, lijkt mij, voor een groot deel ook nu nog relevant. Maar na al die jaren ben ik er achter gekomen dat wat ik toen 's avonds aan het doen was, niet "iets anders" was, maar juist een heel fundamenteel sociaalwetenschappelijke bezigheid. Fundamenteler dan wat ik overdag deed.

Ik had dat achteraf gezien best toen ook al beter door willen hebben.

vrijdag 13 december 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 19 - De weg van vijandschap en samenzweringstheorieën in het geval Trump

We staan nog even stil bij die drie wegen waarlangs de foute leider Donald Trump opnieuw aan de macht kwam. In het vorige bericht ging het over de eerste, de weg van de desinformatie, en de tweede weg, die van het Grote Geld. Daarover valt veel meer te zeggen, maar nu eerst even over die tweede weg, die van het aanjagen van onveiligheidsgevoelens. 

Bij Donald Trump zien we de voor foute leiders zo kenmerkende onveranderlijkheid van zijn gedrag. Door zijn zelfbewondering kan de foute leider in zijn levensloop geen persoonlijke ontwikkeling doormaken. Hij loopt al vroeg vast in zijn statuscompetitieve wereldbeeld van vijandschap en sociale onveiligheid. In dat wereldbeeld zijn anderen vijanden of, als ze dat niet zijn, aan hem onderdanige en loyale volgelingen. Dat vastlopen moet wel gepaard gaan met cognitieve achteruitgang en veel aan het gedrag van Trump wijst erop dat hij daaraan lijdt. Zie ook Psychiatrische analyses van kwaadaardige narcisten - over Adolf Hitler en Donald Trump.

We weten van Trump dat hij al vroeg een bewonderaar was van het schoolvoorbeeld van de foute leider, Adolf Hitler. Zijn eerste echtgenote moet hebben verteld dat hij de verzamelde redevoeringen van Hitler naast zijn bed had liggen. Ook heeft hij nooit een geheim gemaakt van zijn bewondering voor andere, hedendaagse foute leiders, als Poetin, Orbán, Kim Jong-Un en Xi Jinping. Het lijkt alsof hij afgunstig is op de absolute alleenheerschappij die zij al bereikt hebben, maar hij nog niet. Die afgunst lijkt op de kwetsbare kant van zijn voor het overige grandioze narcisme te wijzen.

Hoe dan ook, wat hij zo fascinerend aan die redevoeringen van Hitler zal hebben gevonden, is hoe je als foute leider zo zonder enige terughoudendheid dat wereldbeeld van vijanden, onveiligheid en samenzweringen kunt uitdragen. Dat je je niets hoeft aan te trekken van wat waar is en niet waar. Dat je ongeremd alles wat in je narcistische brein opkomt, naar buiten kunt brengen. Je hebt vijanden en complotten nodig om jezelf als redder te kunnen presenteren en er is geen waarheid die je tegenhoudt om die aan te wijzen. (Zie ook, uit 2018: Liegen doen we allemaal. Maar Trump!)

Waar dat toe leidde, werd fraai duidelijk gemaakt door redacteuren van de New York Times, die eind oktober zijn activiteit op zijn eigen Truth Social analyseerden: Inside Trump’s Truth Social Conspiracy Theory Machine. Ze keken naar wat Trump een half jaar lang aan posts en reposts aan zijn volgers gestuurd had. 330 van die berichten voldeden aan twee strikt omschreven en opvallende criteria: 

They each described both a false, secretive plot against Mr. Trump or the American people and a specific entity supposedly responsible for it. The unfounded theories ranged from suggestions that the F.B.I. had ordered his assassination to accusations that government officials had orchestrated the Capitol riot on Jan. 6, 2021.

Onophoudelijk, gemiddeld bijna twee maal per dag, stuurde hij samenzweringstheorieën aan zijn 7,9 miljoen volgers. Volgens Joseph Uscinsky, co-auteur van het boek American Conspiracy Theories en hoogleraar politieke wetenschap aan de Universiteit van Miami, was hij daarmee een coalitie aan het bouwen van mensen met een wel heel donkere visie op de wereld. En is Trumps retoriek niet bedoeld om te appelleren aan de traditionele Republikeinse waarden, maar om integendeel diegenen te bereiken die "het systeem willen opblazen". Het ging herhaaldelijk over "vijanden van binnenuit", waarmee Democraten en overheidsbeambten bedoeld werden, die met militaire middelen aangepakt zouden moeten worden.

In meer dan 260 berichten deelde hij samenzweringstheorieën die beweerden dat de verkiezingen in zijn nadeel frauduleus zouden gaan worden en dat de strafrechtszaken die tegen hem liepen bedoeld waren om de verkiezingen te beïnvloeden. Ook promootte hij de "omvolkingstheorie", die beweert dat machtige en duistere krachten de Amerikaanse bevolking willen vervangen door immigranten.

En er kwamen samenzweringstheorieën voorbij dat de regering-Biden verantwoordelijk zou zijn voor het opblazen van de Nord Stream pijplijn, dat miljardair Soros bezig zou zijn om Trump te ondermijnen en dat Kamala Harris met kunstmatige intelligentie de omvang van de opkomst bij haar verkiezingsbijeenkomsten zou manipuleren.

Bovendien verspreidde hij racistische berichten over immigranten en grove, seksueel getinte commentaren over Kamala Harris. En hij kondigde aan dat hij als hij herkozen zou worden, zich zou wreken op iedereen die hem dwars had gezeten:

He said those people, including lawyers, donors, election officials and “illegal voters,” would be “sought out, caught, and prosecuted at levels, unfortunately, never seen before in our Country.”

Inmiddels is er dus die herverkiezing. En vanwege die onveranderlijkheid van gedrag weten we dus waarmee we binnenkort te maken krijgen. Op de eerste plaats natuurlijk waarmee de Amerikanen te maken krijgen. Maar meteen daarna wat dit voor de wereld zal betekenen. We moeten, samen met de redactie van NRC>, onder ogen zien dat zijn presidentschap een gevaar voor de wereld is.

donderdag 12 december 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 18 - Desinformatie en het Grote Geld

Het zijn geen tijden om vrolijk van te worden, maar er is één lichtpuntje: sociaalwetenschappelijk gezien is het niet moeilijk om helder te krijgen wat er aan de hand is. In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw begonnen neoliberaal geïnspireerde, dus bijna alle, politici, hopelijk meer uit onkunde dan willens en wetens, met het scheppen van de economische en maatschappelijke voorwaarden voor de opkomst van rechts-extremistische foute leiders. (Lees Waardoor werd de PVV zo groot?)

Met die foute leiders zitten we nu dus opgescheept. Alles wat daar verder over valt te zeggen, is een invuloefening van een al bekend stramien. Ik ga nog even verder met die invuloefening. (Hier het vorige bericht.)

Doordat de foute leider uitsluitend statuscompetitief gemotiveerd is, en er dus niet op uit is om het welzijn van de bevolking te dienen, kan hij in een democratie niet gemakkelijk langs reguliere weg aan de macht komen. Als hij een "eerlijke" campagne zou voeren, dus met de kiezers zijn ware bedoelingen zou delen, dan zou hij weinig kans maken. Wat hij voor ogen heeft, is ver verwijderd van wat de grote meerderheid van de kiezers, die gemotiveerd wordt door het gemeenschapspatroon van iedereen-telt-mee, wenselijk vindt. 

Dat maakt dat we de drie wegen kunnen aanwijzen waarlangs hij moet proberen om zijn obsessie, het bereiken van de alleenheerschappij, te realiseren: de weg van de desinformatie, de weg van het aanwijzen van vijanden en het zaaien van onrust,en de weg van het zich laten financieren door de miljardairs, met de toezegging dat die daar veel voor zullen terugkrijgen.  

In het geval van de onverwachte herverkiezing van Donald Trump zien we die drie wegen in alle helderheid voor ons liggen. We zagen al dat de traditionele media, de grote dagbladen en de netwerken, die weg van de desinformatie bewandelden, met het grotendeels negeren van de successen van het economische beleid van de Biden-Harris regering en van het de ogen sluiten voor en het normaliseren van het foute leider-gedrag van Donald Trump. 

Dat kan er mee te maken hebben gehad dat de kwaadaardigheid van de foute leider vaak pas onder ogen wordt gezien als het te laat is. Maar sommige van die traditionele media, zoals de Washington Post, die eigendom is van de multimiljardair Jeff Bezos, waren al op een overwinning van Trump aan het participeren. Bezos had eerder een botsing met Trump en was nu zoete broodjes aan het bakken. Trump zou "gematigder" zijn geworden en zou zorgen voor de deregulering die Bezos zo graag wil. En daar lag de derde weg voor iedereen zichtbaar: de op een na rijkste man op aarde heult met de foute leider in ruil voor begunstigingen. (Jeff Bezos is optimistic about working with a ‘calmer’ Trump.)

Maar er is natuurlijk veel meer aan de hand in het media-landschap. Sinds de publieke informatievoorziening, onmisbaar in een democratie, als onderdeel van datzelfde neoliberale beleid grotendeels aan de markt is overgelaten, is er ruimte gekomen voor invloedrijke informatiestromen die geheel in dienst staan van de belangen van foute leiders. Meteen na de herverkiezing van Trump was het voor Heather Cox Richardson al duidelijk wat er zich moest hebben afgespeeld:

But my own conclusion is that both of those things (sexisme en racisme - HdV) were amplified by the flood of disinformation that has plagued the U.S. for years now. Russian political theorists called the construction of a virtual political reality through modern media “political technology.” They developed several techniques in this approach to politics, but the key was creating a false narrative in order to control public debate. These techniques perverted democracy, turning it from the concept of voters choosing their leaders into the concept of voters rubber-stamping the leaders they had been manipulated into backing. 

In the U.S., pervasive right-wing media, from the Fox News Channel through right-wing podcasts and YouTube channels run by influencers, have permitted Trump and right-wing influencers to portray the booming economy as “failing” and to run away from the hugely unpopular Project 2025. They allowed MAGA Republicans to portray a dramatically falling crime rate as a crime wave and immigration as an invasion. They also shielded its audience from the many statements of Trump’s former staff that he is unfit for office, and even that his chief of staff General John Kelly considers him a fascist and noted that he admires German Nazi dictator Adolf Hitler.

As actor Walter Masterson posted: “I tried to educate people about tariffs, I tried to explain that undocumented immigrants pay billions in taxes and are the foundation of this country. I explained Project 2025, I interviewed to show that they supported it. I can not compete against the propaganda machines of Twitter, Fox News, [Joe Rogan Experience], and NY Post. These spaces will continue to create reality unless we create a more effective way of reaching people.” 

X users noted a dramatic drop in their followers today, likely as bots, no longer necessary, disengaged.

Het fenomeen van de foute leider omvat natuurlijk niet alleen de persoon, maar ook allen die van hem hopen te profiteren. Die doorhebben dat ze hem in ruil daarvoor iets te bieden moeten hebben. En dat laatste komt in een democratie neer op het het in werking stellen en houden van informatiestromen die de foute leider aan de macht helpen. De combinatie dus van de weg van de desinformatie en van de weg van de financiering door het Grote Geld.

dinsdag 10 december 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 17 - Vijanden aanwijzen die er niet zijn. De weg van de desinformatie

Oké, we weten al dat rechts-extremistische politici, foute leiders, een economie en een maatschappelijk klimaat nodig hebben waarin mensen zich in hun bestaan bedreigd voelen. Hier het vorige bericht. Waarin overheden, zoals in de afgelopen 40 tot 50 jaar een neoliberaal beleid hebben gevoerd waarin meer aan de markt moest worden overgelaten, waarin de kans op financieel-economische crises toenam en waarin de sociale zekerheid moest worden teruggedrongen, omdat zulks goed zou zijn voor "de economie". Een klimaat waarin mensen meer voor zichzelf moeten opkomen en minder moeten leunen op collectieve regelingen. Een statuscompetitief klimaat dus, waarin het ieder-voor-zich in de plaats komt van het iedereen-telt-mee van een overheid die ons gemeenschapspatroon vorm geeft.

Dat voor foute leiders gunstige werkterrein bestaat dus. Daarin zien ze mogelijkheden om zichzelf te presenteren als de enige redder en verlosser die het tij kan doen keren. Niet gemotiveerd door enige zorg om het welzijn van de bevolking, maar uitsluitend door hun statuscompetitieve obsessie met macht en alleenheerschappij. Daardoor zijn ze er dus niet op uit om de werkelijke problemen op te lossen die de bevolking ervaart. Sterker, de voorstanders van die linkse, iedereen-telt-mee oplossing, het vergroten van de bestaanszekerheid, zien ze als hun voornaamste concurrenten.

Nee, in plaats daarvan moeten de onveiligheidsgevoelens van de kiezers zo worden bijgestuurd dat er "vijanden" in beeld komen voor de bestrijding waarvan de democratie opzij moeten worden gezet om plaats te maken voor de alleenheerschappij van de foute leider. Die "vijanden" maken al deel uit van de bevolking of ze staan aan de grenzen om het land binnen te komen. Die migranten pikken banen in, ze leggen beslag op schaarse woonruimte, ze misbruiken de sociale voorzieningen of ze zijn zelfs criminelen en verkrachters. Daardoor tonen ze de naïviteit aan van dat linkse iedereen-telt-mee en daarmee van de democratie. Stem op de foute leider, die als hij maar aan de macht wordt geholpen, schoon schip zal maken.

We kennen natuurlijk die verklaring voor de opkomst van het rechts-extremisme. Denk aan Waardoor werd de PVV zo groot? 

Maar wat bepaalt de kans dat de foute leider in zijn opzet slaagt? Maakt het iets uit of hij dat aanwijzen van "vijanden" ook met feiten kan onderbouwen? Moeten er ook echt negatieve gevolgen aanwijsbaar zijn van het "openen van de grenzen voor immigranten"?

Of kan de foute leider ook succes hebben langs de weg van de desinformatie, die eerste van de drie wegen die ik eerder noemde?

Jazeker, dat kan. Daarop wijst het nieuwe onderzoek The Free Movement of People and the Success of Far-Right Parties: Evidence from Switzerland’s Border Liberalization. Het gaat om een onderzoek dat al aandacht heeft getrokken. Zo stond Caroline de Gruyter er al bij stil in haar column op NRC>: Hoe de extreemrechtse elite aan stemmen komt.

De onderzoekers keken naar de gevolgen van de toename van arbeidsimmigranten in Zwitserland voor de steun voor rechts-extremistische anti-immigratiepartijen nadat dat land in 1999 met de Europese Unie een verdrag had gesloten over het vrije verkeer van personen. Die toename van arbeidsimmigratie bleek er inderdaad te zijn, meer in gemeenten grenzend aan Italië, Frankrijk en Duitsland dan in gemeenten met grotere afstand tot de grens.

Had die toename van arbeidsimmigranten negatieve gevolgen voor de inwoners van die aangrenzende gemeenten? Nee, geenszins. Hun werkgelegenheid nam niet af en hun lonen namen eerder iets toe dan af. Evenmin was er een afname van het door hen ingeschatte risico op werkloosheid en van de door hen waargenomen woonlasten. En hun financiële tevredenheid was zelfs iets toegenomen. Ook waren er geen aanwijzingen dat de bewoners in de grensgemeenten zich meer cultureel bedreigd of onveiliger waren gaan voelen. Merk op dat het taalprobleem niet een rol gespeeld kan hebben, omdat in alle drie gebieden aan weerszijden van de grens dezelfde taal wordt gesproken.

Kortom, de toegenomen arbeidsimmigratie had geen negatieve economische of culturele gevolgen. Wat de verwachting wekt dat er geen toename zou optreden van de steun voor rechts-extremistische anti-immigrantenpartijen. 

Maar wat bleek? In de vier verkiezingen na de openstelling van de grens nam het stemmenpercentage van die rechts-extremistische partijen met bijna een derde toe.

Hoe kan dat? Vroegen de onderzoekers zich af. Hun antwoord komt er op neer dat de rechts-extremistische politici so wie so een vijandbeeld proberen te propageren. Bedenk weer dat ze die statuscompetitieve drijfveer hebben waarin zij zichzelf willen presenteren als de redder in nood in een vijandige wereld.

En dus zijn ze vindingrijk. Als die economische of culturele bedreigingen niet genoeg aanslaan, dan komen ze met het "Dit land is vol"-argument. In Zwitserland namen ze hun toevlucht tot het aan de biologie ontleende thema van de Dichtestress, van de overbevolking, waardoor mensen meer overlast van elkaar ervaren. Overvolle treinen, files, verstedelijking van het platteland, te drukke winkelcentra, te weinig parkeerplekken, etc. We zijn al met zoveel dat we die immigranten er niet bij kunnen hebben. We moeten ze tegenhouden en als ze er al zijn, dan moeten ze terug. Maar ook daar valt weer tegenin te brengen dat er geen aanwijzingen waren dat in de grensgemeenten de verkeersdrukte was toegenomen. 

Hoe dan toch te verklaren dat de inwoners meer rechts-extremistisch gingen stemmen? De onderzoekers vermoeden uiteindelijk dat het iets te maken moet hebben met de mate waarin kiezers geïnformeerd en beïnvloedbaar zijn. Dus inderdaad met die weg van de desinformatie. 

Dit onderzochten ze in het aan Italië grenzende kanton Ticino (of Tessin). Daar was de arbeidsimmigratie sterk toegenomen en was er in de media veel aandacht aan besteed. Volgens een bekende theorie over politiek bewustzijn, zijn kiezers die heel weinig of juist heel veel politiek geïnteresseerd zijn, weinig beïnvloedbaar. Als je weinig geïnteresseerd bent, dan ben je met andere dingen bezig. En als je heel veel geïnteresseerd bent, dan ben je in staat je eigen oordelen te volgen. Degenen die daar tussen in zitten, die zijn het meest beïnvloedbaar. Ze weten genoeg om open te staan voor beïnvloedingspogingen, maar te weinig om die op waarde te kunnen schatten.

In overeenstemming daarmee bleek inderdaad dat die middengroep een negatievere houding had tegenover de immigranten dan de twee andere groepen. Dat is dus het deel van de kiezers dat bij uitstek ontvankelijk is voor de desinformatie van rechts-extremistische anti-immigranten boodschappen. Ze zijn genoeg geïnteresseerd om die boodschappen te ontvangen en te weinig geïnteresseerd om ze goed te kunnen beoordelen.

Dat alles komt er dus op neer dat rechts-extremistische politici succes kunnen hebben met het aanwakkeren van hun beeld van een vijandige wereld ook als dat beeld feitelijk niet kan worden onderbouwd. Ze blijken in staat een bepaald deel van de bevolking, het deel dat matig politiek geïnteresseerd is, op te zetten tegen immigranten, ook als hun argumenten tegen immigratie elke onderbouwing ontberen. 

Foute leiders hebben het nu eenmaal nodig om vijanden te kunnen aanwijzen. Ook als die er in feite niet zijn. Hier het vervolg.

woensdag 4 december 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 16 - De normalisering van Donald Trump begon al vroeg

Er valt natuurlijk nog wel wat meer te melden over die weg van de desinformatie waarlangs Donald Trump in de Verenigde Staten wederom de verkiezingen won. 

In het vorige bericht ging het erover dat de mainstream media, zoals de New York Times en CNN zeer terughoudend berichtten over de economische voorspoed die De Biden-Harris regering tot stand wist te brengen. Mochten de Amerikanen er iets van hebben meegekregen dat Biden bezig was met de overgang naar een nieuw economisch tijdperk waarin de overheid weer de verantwoordelijkheid neemt voor bestaanszekerheid en voorspoed voor iedereen, dan hebben de media daarin niet of nauwelijks een rol gespeeld. 

Daar kwam bij dat diezelfde media evenzeer terughoudend waren in het aan de kaak stellen van alles wat Donald Trump tot een foute leider maakt. Dat is een algemener probleem. In een tijd dat de democratie overal wordt bedreigd, zou je verwachten dat de media, die bestaan dankzij de democratie en daarin een essentiële rol vervullen, voor die bedreigingen waarschuwen. Maar in plaats daarvan streven ze ernaar om "geen partij te kiezen", waardoor ze het gedrag en de opvattingen van foute leiders behandelen alsof die gewoon deel uitmaken van het democratische proces. Die "normalisering" is uiteraard een gevaar voor de democratie. Het draagt bij aan de eerste van de drie wegen waarlangs een foute leider aan de macht komt, de weg van de desinformatie.

Die normalisering van Donald Trump begon eigenlijk al heel vroeg, in 2004, toen hij in de reality show The Apprentice tot een televisiepersoonlijkheid werd gemaakt. Veertien jaar lang werd hij daar als succesvol zakenman neergezet. Dat was volledig ten onrechte, want zijn leven bestond uit een aaneenrijging van faillissementen. Maar bovendien werd zijn gedrag toen al genormaliseerd, ook in de zin dat de makers van het programma al snel doorkregen met welk "monster" ze te maken hadden, maar alles in het werk stelden om dat aan de kijkers te onthouden. 

John D. Miller, die destijds verantwoordelijk was voor de marketing van het programma, bood daarvoor twee maanden geleden zijn verontschuldigingen aan: We Created a Monster: Trump Was a TV Fantasy Invented for 'The Apprentice'

In een jarenlange intensieve reclamecampagne werd het beeld verspreid van Trump als een succesvolle zakenman, geheel in strijd met de werkelijkheid. Dat hij zich op de set lichtgeraakt, agressief en wraakzuchtig gedroeg, dat hij gewend was om weg te komen met leugens en overdrijvingen, dat hij met dubieuze voorstellen kwam, daar kregen de kijkers niets van mee. Miller besluit met:

While we were successful in marketing “The Apprentice,” we also did irreparable harm by creating the false image of Trump as a successful leader. I deeply regret that. And I regret that it has taken me so long to go public.

Now America is facing a critical choice. Should this elderly, would-be emperor with no clothes, who is well known for stretching and abandoning the truth, be president again?

I spent 50 years successfully promoting television magic, making mountains out of molehills every day. But I say now to my fellow Americans, without any promotional exaggeration: If you believe that Trump will be better for you or better for the country, that is an illusion, much like “The Apprentice” was. Even if you are a born-and-bred Republican, as I was, I strongly urge you to vote for Kamala Harris. The country will be better off and so will you.

Dat was dus weliswaar twintig jaar te laat, maar nog wel voorafgaand aan de verkiezingen. Het had voorpaginanieuws behoren te zijn, maar de mainstream media besteedden er weinig aandacht aan. Hier het vervolg.

dinsdag 3 december 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 15 - De weg van desinformatie in het geval van Donald Trump

Heather Cox Richardson, hoogleraar Amerikaanse geschiedenis, begon op 6 november, de dag na de presidentsverkiezingen, haar dagelijkse nieuwsbrief met de constatering dat de overwinning van Donald Trump voor iedereen een grote verrassing was. Hier het vorige bericht.

Waarom een grote verrassing? Omdat we met Trump te maken hebben met een 78-jarige voor aanranding veroordeelde crimineel, waartegen nog een aantal strafzaken liepen. Die na zijn vorige verkiezingsnederlaag weigerde mee te werken aan een vreedzame overdracht en in plaats daarvan zijn supporters opriep om het Capitool te bestormen om zo de formele bevestiging van de uitslag te voorkomen. Die een reeks plannen had aangekondigd die er geen twijfels over konden laten bestaan dat hij een foute leider was en zou blijven. Zoals ook bevestigd door de negatieve oordelen van zijn vorige naaste medewerkers en anderen die hem goed kenden. Zie nog eens het vorige bericht. Die kennelijk ook zelf verwachtte te zullen verliezen omdat hij al was begonnen met beschuldigingen dat de verkiezingen zouden zijn gemanipuleerd.

En een grote verrassing omdat het economische beleid van de Democratische regering Biden-Harris in de voorgaande vier jaren uiterst succesvol was. Biden wist de door globale oorzaken oplopende inflatie terug te dringen zonder een recessie te veroorzaken. Hij wist er baanbrekende wetgeving door te krijgen om de lang verwaarloosde Amerikaanse infrastructuur aan te pakken en om de binnenlandse productie van chips en halfgeleiders aan te jagen, waarmee de afhankelijkheid van China werd verminderd. Hij reageerde snel op de coronapandemie, met werkloosheidsuitkeringen, steun voor gezinnen en de productie van vaccins. Hij ondersteunde de vakbeweging, brak monopolies en versterkte de rechten van consumenten. Hij wist voor elkaar te krijgen dat er een nog nooit vertoond aantal nieuwe bedrijven werd gevestigd.

Daarmee en met andere maatregelen (Bidenomics) wist hij binnen korte tijd een toestand van volledige werkgelegenheid tot stand te brengen, met een historisch lage werkloosheid en stijging van de reële lonen in het bijzonder van de laagste lonen. Het werd gezien als het einde van het tijdperk van het ieder-voor-zich van het neoliberalisme, van de terugtredende overheid en de trickle-down politiek van de belastingverlagingen voor de miljardairs. En als het begin van het nieuwe politieke tijdperk waarin weer iedereen zou meetellen. Zie, uit januari 2021, Wat is hier aan de hand? Is dit echt het begin van een historische omslag van statuscompetitief overheidsbeleid naar gemeenschapsbeleid?, met een verwijzing naar de theorie van de political time van de Amerikaanse politieke historicus Stephen Skowronek. Volgens Skowronek zijn er in het Amerikaanse presidentschap 40- tot 60-jarige cycli of regimes te onderkennen, die elk beginnen met een transformerende president die voor zijn opvolgers het speelveld van wat politiek mogelijk is, aangeeft. 

Alles wees erop dat Biden zo'n transformerende president was. Misschien zal in de toekomst dat beeld alsnog worden bevestigd. 

Maar voorlopig zitten de Amerikanen nu weer opgezadeld met Donald Trump, die staat voor allerlei dubieuze zaken, zie weer dat vorige bericht, maar in ieder geval ook voor de voortzetting van het neoliberale beleid van ieder-voor-zich en ruim baan voor de miljardairs.

Kortom, een grote verrassing. Hoe kon het gebeuren dat Donald Trump dan toch de verkiezingen won?

Was het misschien zo dat de meeste Amerikanen toch maar weinig merkten van dat zo succesvolle economische beleid? Dat zou kunnen, omdat veel Amerikanen weliswaar positief waren over hun eigen economische situatie, maar negatief over de algehele economische toestand. En dat laatste zou er aan hebben kunnen liggen dat de media zeer terughoudend berichtten over de economische voorspoed. En juist berichten verspreidden die leken te wijzen op het tegendeel. 

Klopten die berichten dan? Welnee. Dean Baker, econoom van het Center for Economic and Policy Research, nam de moeite om zes van die verspreide onwaarheden te corrigeren: My Six Favorite Untruths About the Biden-Harris Economy. Omdat het zoveel duidelijk maakt over de rol van berichtgeving in de media, en dus van misinformatie, loop ik ze hieronder langs:

  • In plaats van dat de lage lonen zouden zijn achtergebleven, waren ze juist opvallend meer dan gemiddeld gestegen. 
  • In plaats van dat het voor afgestudeerden moeilijker zou zijn geworden om een baan te vinden, was dit juist gemakkelijker geworden. 
  • Dat veel mensen twee fulltime banen (banen van 34 uur of meer) combineerden, werd bericht als een aanwijzing voor een slecht lopende economie, terwijl het tegendeel het geval is. De (overigens weinige) mensen die daartoe in staat waren, namen er een tweede baan bij, doordat er nu eenmaal in economisch goede tijden veel banen zijn.
  • In plaats van dat er een "pensioencrisis" zou zijn, dat wil zeggen dat meer mensen financieel slecht zouden zijn voorbereid op hun pensionering, waren er juist meer dan ooit heel goed op voorbereid. 
  • In plaats van dat huishoudens minder zouden zijn gaan sparen, wat een aanwijzing zou zijn voor economisch zware tijden, stegen de besparingen juist weer terug naar het niveau van voor de coronapandemie. Een aanwijzing dus voor economische voorspoed.
  • In plaats van berichten dat jongeren nooit meer in staat zouden zijn om een huis te kopen, nam het huizenbezit onder jongeren juist toe. Als gevolg van de toename van baanzekerheid.

Dean Baker besluit met:

There are also the stories that the media chose to ignore, like the record pace of new business starts, the people getting big pay increases in low-paying jobs, the record level of job satisfaction, the enormous savings in commuting costs and travel time for the additional 19 million people working from home (almost one eight of the workforce).

The media decided that they wanted to tell a bad economy story, and they were not going to let reality get in the way. People can speculate about motives, but the evidence speaks for itself.

De media verspreidden dus onware, negatieve berichten over de economie en negeerden positieve berichten. Waardoor Amerikanen, hoewel ze positief waren over hun eigen financiële situatie, de indruk kregen dat het met de economie slecht gesteld was. En als het met de economie slecht gesteld is, dan maakt als regel de zittende president weinig kans om herkozen te worden.

Dit wijst ons dus op de grote betekenis van die eerste weg waarlangs een foute leider aan de macht kan komen, de weg van de desinformatie. De werkelijkheid kan volledig aan het zicht worden onttrokken door de door de media verspreide mist van de voor de foute leider gunstige desinformatie. Meer daarover in het volgende bericht.

vrijdag 29 november 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 14 - De vraag hoe het kon dat de foute leider Donald Trump de verkiezingen won

We zagen in het vorige bericht dat we drie, elkaar aanvullende, wegen kunnen onderscheiden waarlangs een foute leider in een democratische nationale staat aan de macht kan komen:

  1. De weg van de desinformatie, van het verbergen van zijn ware bedoelingen en van het voorwenden dat hij erop uit is de belangen van het volk te dienen,
  2. De weg van het zaaien van onrust, gevaar en chaos, dat wil zeggen van het vergroten van gevoelens van sociale onveiligheid, waardoor hij zichzelf kan presenteren als de grote redder in nood, als de verlosser waar iedereen op kan vertrouwen. Waarmee hij dus de "onderschikkingshelft" van het statuscompetitiepatroon probeert te verbreiden. In de zin van: "Leg je nu maar neer bij mijn alleenheerschappij. Dan komt alles goed."
  3. De weg van het je laten financieren door het grootkapitaal in ruil voor de toezegging dat je hun belangen zult behartigen als je eenmaal aan de macht bent. 

En we zagen hoe deze wegen zijn te onderkennen aan hoe de foute leider Adolf Hitler aan de macht kwam.

Wat valt er op basis daarvan te zeggen over de hedendaagse foute leiders, over Donald Trump, over Vladimir Poetin, over Victor Orbán, over Benjamin Netanyahu, over Geert Wilders? Helaas te veel om op te noemen. Laten we het hebben over de gevaarlijkste, in zijn positie van leider, vanaf 20 januari volgend jaar, van het machtigste land op aarde, Donald Trump. 

Allereerst: het is overduidelijk dat we hier te maken hebben met een foute leider, dus met iemand bij wie het statuscompetitiepatroon zo extreem is geactiveerd dat het gemeenschapspatroon ontbreekt of ergens diep is weggestopt. Die dus uitsluitend gemotiveerd wordt door de narcistische obsessie om de top van de statushiërarchie te bereiken, waar hij geen anderen naast of boven zich hoeft te dulden. Voor de mogelijke twijfelaars, lees (nog) eens:

Hoe kan het dat deze man, die in zijn vorige presidentschap er eigenlijk alleen in slaagde om voor de miljardairs de belastingen te verlagen, continu leed aan lage populariteitscijfers en de vorige verkiezingen overtuigend verloor van zijn opvolger, Joe Biden, nu toch de verkiezingen won en straks wederom president is? 

De man voor wie velen die hem van nabij gekend hebben, waaronder hen die deel uitmaakten van zijn regering, gewaarschuwd hebben voor zijn slechte karakter en zijn ongeschiktheid voor het presidentschap. De New York Times zette 91 van die waarschuwingen op een rij: The Dangers of Donald Trump, From ThoseWho Know Him. Enkele voorbeelden: 

“He will always put his own interests and gratifying his own ego ahead of everything else, including the country’s interest. There’s no question about it.” (Bill Barr, Trumps openbare aanklager)

“This is beyond wrong and illegal. It’s un-American. The president undermined American democracy baselessly for months. As a result, he’s culpable for this siege, and an utter disgrace.” (Tom Bossert, Trumps "homeland security adviser")

“A person who admires autocrats and murderous dictators. A person that has nothing but contempt for our democratic institutions, our Constitution and the rule of law.” (John Kelley, Trumps "secretary of homeland security in 2017 and then Mr. Trump’s chief of staff")

“And yes, I do regard him as a threat to democracy, democracy as we know it, our institutions, our political culture, all those things that make America great and have defined us as, you know, the oldest democracy on this planet.” (Mark Esper, Trumps "secretary of the Army from 2017 to 2019 and the secretary of defense from 2019 to 2020")

“In no arena of American affairs has the Trump aberration been more destructive than in national security. His short attention span (except on matters of personal advantage) renders coherent foreign policy almost unattainable.” (John Bolton, Trumps "national security adviser from 2018 to 2019")

“I think that he constantly feels under attack, and he feels the need to justify his position, either on an issue or position or how he came to achieve something. He has built up a DNA of defensiveness." (Sean Spicer, Trumps "press secretary in 2017")

“You are using the military to create fear in the minds of the people — and we are trying to protect the American people. I cannot stand idly by and participate in that attack, verbally or otherwise, on the American people. ” (citaat uit de ontslagbrief van Mark Milley, Trumps "chairman of the Joint Chiefs of Staff from 2019 to 2023")

“There were multiple occasions where, in my view, the actions the president wanted to take were not consistent with our national security objectives. … His understanding of global events, his understanding of global history, his understanding of U.S. history was really limited.” (Rex Tillerson, Trumps "secretary of state from 2017 to 2018")

“The root of the problem is the president’s amorality. Anyone who works with him knows he is not moored to any discernible first principles that guide his decision making.” (Miles Taylor, "an official in the Department of Homeland Security from 2017 to 2019")  

“Donald has, in some sense, always been institutionalized, shielded from his limitations or his need to succeed on his own in the world. Honest work was never demanded of him, and no matter how badly he failed, he was rewarded in ways that are almost unfathomable.” (Mary L. Trump, nicht van Donald Trump)

“By carefully misleading viewers about Trump — his wealth, his stature, his character and his intent — the competition reality show set about an American fraud that would balloon beyond its creators’ wildest imaginations.” (Bill Pruitt, producer van de eerste twee seizoenen van "The Apprentice", de show die Trump tot televisiepersoonlijkheid maakte)

“In our nation’s 246-year-history, there has never been an individual who is a greater threat to our republic than Donald Trump. He tried to steal the last election using lies and violence to keep himself in power, after the voters had rejected him. He is a coward. A real man wouldn’t lie to his supporters. He lost his election, and he lost big.” (Dick Cheney, vice president van 2001 to 2009)

“Here’s what I know: Donald Trump is a phony, a fraud. His promises are as worthless as a degree from Trump University. He’s playing the members of the American public for suckers: He gets a free ride to the White House, and all we get is a lousy hat.” (Mitt Romney, "a senator from Utah, was the governor of Massachusetts from 2003 to 2007. He was the Republican Party’s nominee for president in 2012.")

En zo kan ik doorgaan, want er waren dus 91 van dit soort waarschuwingen.

En een paar dagen voor de verkiezingen noemde Dana Milbank van de Washington Post als waarschuwing op wat Donald Trump allemaal had aangekondigd te zullen gaan doen bij zijn terugkeer als president:

Americans have heard what Trump has said in his own words. He believes he has the authority to implement “the termination of all rules, regulations, and articles, even those found in the Constitution.” He’ll implement the “largest domestic deportation operation in American history.” He would give those who attacked the Capitol in the deadly Jan. 6 riot “pardons because they are being treated so unfairly.” He would tell Vladimir Putin’s Russia “to do whatever the hell they want” to NATO allies that, in Trump’s view, don’t pull their weight. He wouldn’t “give one penny to any school that has a vaccine mandate,” which virtually all schools have in place to prevent deadly childhood diseases. He’ll send a message to criminals with “one rough hour, and I mean real rough,” of vigilante attacks. He speaks about his political opponents as “the enemy from within” and believes they “should be very easily handled by, if necessary, by National Guard or, if really necessary, by the military.” He has suggested that the former chairman of the Joint Chiefs of Staff, the nation’s top soldier, deserves to be executed.

He has vowed to appoint a prosecutor to “go after” President Joe Biden, his family, and “all others involved with the destruction of our elections, borders, & country itself!” He has said he will order the Justice Department “to investigate every radical district attorney and attorney general in America” and that the media “will be thoroughly scrutinized for their knowingly dishonest and corrupt coverage,” because we are “the enemy of the people.” He has threatened “retribution” and said it is “very possible” he’ll seek to jail opponents. He has used Nazi rhetoric in saying immigrants are “vermin” who are “poisoning the blood of our country.” He has said some migrants are “not people” and suggested that, because of immigration, “we got a lot of bad genes in our country right now.” He has vowed to restore the names of Confederate generals to military bases. He has vowed to deny federal aid to states controlled by Democrats. He has threatened to blow Iran “to smithereens.” He has said he will unilaterally jettison the Constitution’s guarantee of birthright citizenship. He has expressed his desire to “be a dictator” — but only for one day.

Dat was allemaal bekend. Of had bekend kunnen en moeten zijn.

En toch won de foute leider Donald Trump de verkiezingen, zij het met gering verschil. 

Hoe dat kon gebeuren is een wel heel belangrijke vraag, waarop we dringend een antwoord nodig hebben. Hier het vervolg.

dinsdag 26 november 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 13 - De drie wegen waarlangs de foute leider de alleenheerschappij grijpt

In het geval dat een foute leider opereert in het domein van de democratische nationale staat, loopt hij er tegen aan dat de grote meerderheid van de bevolking zich niet aan hem wenst te onderwerpen. 

En precies die onderwerping is wat hem drijft. En is het enige wat hem drijft. De democratie moet worden afgeschaft en omgevormd tot een statushiërarchie met hemzelf aan de top. De absolute alleenheerschappij. Als resultaat van de strijd van het ieder-voor-zich van het statuscompetitiepatroon, waaruit de foute leider als grote overwinnaar tevoorschijn moet komen.

Dat hij daarbij de grote meerderheid niet achter zich krijgt, ligt eraan dat dat andere sociale gedragspatroon, het gemeenschapspatroon van het iedereen-telt-mee, nu eenmaal bij de meeste mensen sterk geactiveerd is. De mensheid heeft een evolutionair verleden achter zich waarin de overleving van de soort sterk afhankelijk was van het samenwerken en delen dat door dat gemeenschapspatroon mogelijk werd gemaakt. 

Dat verklaart dat onze hang naar het iedereen-telt-mee nog altijd bij de meeste mensen de overhand heeft boven het ieder-voor-zich. Dat is, zoals bekend, een toestand die de neiging heeft zichzelf in stand te houden, want mensen verschaffen door hun gemeenschapsgedrag elkaar het gevoel van sociale veiligheid dat het gemeenschapsgedrag bevordert.

Een en ander betekent dat er voor de foute leider twee elkaar perfect aanvullende wegen openliggen om zijn doel te bereiken:

  • De weg van de desinformatie, van het verbergen van zijn ware bedoelingen en van het voorwenden dat hij erop uit is de belangen van het volk te dienen,
  • De weg van het zaaien van onrust, gevaar en chaos, dat wil zeggen van het vergroten van gevoelens van sociale onveiligheid, waardoor hij zichzelf kan presenteren als de grote redder in nood, als de verlosser waar iedereen op kan vertrouwen. Waarmee hij dus de "onderschikkingshelft" van het statuscompetitiepatroon probeert te verbreiden. In de zin van: "Leg je nu maar neer bij mijn alleenheerschappij. Dan komt alles goed."

We zagen hoe die twee wegen werden bewandeld door de foute leider Adolf Hitler, in de vorm van de propaganda en de persoonsverheerlijking en van het aanwakkeren van de angst voor en de haat tegen de grote vijand, het Jodendom. 

Ook zagen we daar dat de foute leider interessant is voor de vermogenden die in ruil voor hun steun voordelen mogen verwachten als hij eenmaal aan de macht is. Op 20 februari 1933 beloofde Hitler aan zo'n 25 leiders uit het bedrijfsleven (IG Farben, Krupp, Vereinigte Stahlwerke, Telefunken, AEG) dat hij zou "afrekenen met links" als zij met financiële donaties over de brug zouden komen. Ik sloeg er hoofdstuk 4. Partners: The Regime and German Business van The Wages of Destruction van Adam Tooze op na (p. 101):

The meeting of 20 February and its aftermath are the most notorious instances of the willingness of German big business to assist Hitler in establishing his dictatorial regime. (...) ... what Hitler and his government did promise was an end to parliamentary democracy and the destruction of the German left and for this most of German big business was willing to make a substantial down-payment.

Dat wijst op het fenomeen dat de miljardairs een alleenheerschappij wel zien zitten, zolang zij die voldoende onder controle hebben. Dat wijst op de derde weg die voor de foute leider open ligt:

  • Laat je financieren door het grootkapitaal in ruil voor de toezegging dat je hun belangen zult behartigen als je eenmaal aan de macht bent.

Nu naar de actualiteit, in het bijzonder naar de actualiteit in de Verenigde Staten, waar de foute leider Donald Trump de verkiezingen won en zich voorbereidt op zijn tweede presidentschap en het vestigen van de alleenheerschappij. Zijn die drie wegen ook aan zijn gedrag te onderkennen? Wordt vervolgd.

vrijdag 22 november 2024

Idealisme sociaalwetenschappelijk bekeken - Waarom sociale wetenschappers idealisten behoren te zijn

Die foute leiders (hier het vorige bericht), daar zijn we voorlopig niet vanaf. Daarom en om de gedachten even te verzetten, aandacht voor een geheel ander onderwerp: idealisme. 

Het woord idealisme kom je in twee verschillende betekenissen tegen, als een filosofisch begrip en als een levenshouding. In die eerste betekenis slaat het op de opvatting dat alleen de geest bestaat, die zich een materiële wereld verbeeldt, of op de opvatting dat die wereld niet onafhankelijk van ons denken bestaat. 

Dat roept natuurlijk allerlei vragen op, maar die laat ik liggen, want het gaat mij nu om de tweede betekenis. De Wikipedia-pagina zegt daarover:

Een idealist - anders dan in de zin van de filosofische stroming van het idealisme - is iemand die zich met zijn hele persoon richt op een ideaal. In negatieve zin wordt zo iemand aangeduid als een niet-realistisch mens of een dromer; in positieve zin als een bevlogene. Idealisme kan gericht zijn op zaken als

  • Vrede, geweldloosheid en gerechtigheid (een betere wereld, paradijstoestand)
  • Bestrijding van honger en armoede
  • Zorg voor het milieu (water, lucht en aarde)
  • Vegetarisme

Idealisme dus als de opvatting dat een betere wereld mogelijk is en dat mensen er aan kunnen bijdragen om die dichterbij te brengen. Merk op dat de term in die betekenis ook een negatieve connotatie kan hebben, die van niet-realistisch of een dromer zijn. Niet met beide benen op de grond staan.

Wat idealistisch zijn zoal betekent en welke vormen het kan aannemen, daar krijg je een goed idee van als je de serie Het Ideaal volgt, waarin Fokke Obbema mensen interviewt die hun leven aan een ideaal wijden. 

Natuurlijk is idealisme een interessant en fundamenteel sociaalwetenschappelijk fenomeen. Want dat idealisme bestaat, zegt iets over de maatschappij waarin het bestaat. Kennelijk komen daarin bij mensen gedachten op dat die maatschappij verbeterd zou kunnen worden. En dat je daaraan kunt bijdragen.

Hoe valt dat te verklaren?

Als sociale wetenschapper kun je daarop een antwoord geven. Want het sociaalwetenschappelijk onderzoek wijst uit (zie Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen)::

  • dat mensen in hun gedrag ten opzichte van elkaar tot twee aan elkaar tegenovergestelde gedragspatronen in staat zijn: gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag
  • dat mensen zich beter voelen en gezonder zijn in een toestand waarin gemeenschapsgedrag overheerst dan in een toestand waarin statuscompetitiegedrag overheerst
  • dat onze huidige maatschappij er een is waarin veel statuscompetitiegedrag voorkomt
  • dat ligt eraan dat onze maatschappij zo is ingericht dat veel mensen zich sociaal onveilig voelen en dat sociale onveiligheid statuscompetitiegedrag uitlokt.
Er zijn mensen die, zonder al dat onderzoek te kennen, wel er mee overeenkomende inzichten hebben, en die, als idealisten, besluiten om zelf bij te dragen aan een veiliger wereld, waarin dus gemeenschapsgedrag wordt bevorderd. Ze doen dat dus door hun leven te wijden aan zoveel mogelijk gemeenschapsgedrag, dus aan het bijstaan en ondersteunen van anderen.

Een en ander betekent dat de idealist er bewust voor kiest om door middel van het eigen gemeenschapsgedrag anderen er toe aan te zetten om dat ook te doen en om zo bij te dragen aan een betere maatschappij. Hij of zij geeft het goede voorbeeld.

En het betekent ook dat eigenlijk ook elke sociale wetenschapper idealist zou behoren te zijn. Want idealisme als levenshouding zou als vanzelfsprekend moeten voortvloeien uit dat sociaalwetenschappelijke normatieve kader. Sociaalwetenschappelijk gezien valt een maatschappij aan te wijzen die "beter" is, beter in de zin dat hij beter voldoet aan wat mensen willen (hun behoeften) en aan wat ze kunnen (in staat zijn tot gemeenschapsgedrag). 

Ik moest eraan denken dat iemand lang geleden eens reageerde op iets wat ik had geschreven met "Je bent wel heel idealistisch". Ik had het daar toen nog moeilijk mee. Denk aan die negatieve connotatie hierboven. Ik dacht, ik ben wetenschapper en dan moet ik "waardevrij" zijn en realistisch en moet ik met beide benen op de grond staan..

Maar intussen heb ik dus doorgekregen dat er een sociaalwetenschappelijke onderbouwing bestaat voor idealistisch gedrag. En dat sociale wetenschappers zelf idealisten behoren te zijn en idealistisch gedrag horen te promoten.

woensdag 20 november 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 12 - De foute leider die volgelingen om zich heen verzamelt en de foute leider die de nationale staat wil overnemen

Een vast element in het fenomeen van de foute leider in de context van een nationale staat is het gegeven dat hij zich altijd ver verwijdert van de opvattingen en de wensen van de grote meerderheid van de bevolking. Hier het vorige bericht. 

Dat ligt eraan dat het wereldbeeld van de foute leider voortkomt uit de meest extreme activering van het statuscompetitiepatroon die denkbaar is. In dat wereldbeeld is hijzelf superieur aan iedereen, staat hij aan de top van de iedereen omvattende statushiërarchie die hij bij elkaar heeft gefantaseerd. Uit de botsing van die fantasie met de pijnlijke realiteit groeit de vijandigheid van dat wereldbeeld. Zolang zijn fantasie niet in de werkelijkheid is omgezet, zijn er anderen die zijn superioriteit nog niet erkend hebben, die zich nog niet bij hun ondergeschikte positie hebben neergelegd, die hem nog niet als hun redder in nood aanbidden. Die anderen zijn dus zijn vijanden.

In het kleinere verband van de meer persoonlijke relaties kan de foute leider er wel eens in slagen om zich te omringen met volgelingen. Dat lukt in die gevallen waarin hij over charismatische trekken beschikt, die anderen doen geloven dat ze voor hun welzijn, of hun "verlossing", van zijn bijzondere gaven afhankelijk zijn. We hebben dan te maken met een voldragen persoonlijkheidscultus. De foute leider weet dan een kring van volgelingen om zich heen te verzamelen, die zich onder zijn leiding van de vijandige buitenwereld afzondert. Er is dan een extreme statushiërarchie ontstaan, met de foute leider aan de top en een homogene groep van toegewijde volgelingen die hun zelfstandig oordeelsvermogen hebben ingeleverd. De paranoïde persoonlijkheid van de foute leider maakt dat die constellatie geen levensvatbaarheid heeft.

Een wel heel uitgesproken voorbeeld daarvan was de persoonlijkheidscultus rond de foute leider Jim Jones, die op 18 november 1978 uitliep op de door hun leider bevolen collectieve zelfmoord van 909  volgelingen. Een derde daarvan waren kinderen die door hun eigen ouders werden omgebracht. Lees Jonestown voor een verontrustend verslag van de gebeurtenissen en wat daar aan voorafging. Pijnlijk om te lezen, maar nog eens duidelijk makend hoe noodlottig en kwaadaardig die extreme activering van het statuscompetitiepatroon kan uitpakken als er geen grenzen aan zijn gesteld.

Het verschil met het schoolvoorbeeld van de foute leider, Adolf Hitler, is dat het daar ging om een foute leider die niet alleen volgelingen om zich heen verzamelt, maar die erop uit is de macht te grijpen in een nationale staat. Zijn kring van volgelingen is dan altijd niet meer dan een deel van de bevolking, vrijwel altijd slechts een minderheid, terwijl hij wel ambieert die hele bevolking aan zich te onderwerpen. De uitdaging is dan om zijn extreme en kwaadaardige plannen door te zetten tegen een meerderheid in die daar niet van gediend is en zich zou kunnen verzetten.

En precies daarom moet een foute leider in een nationale staat niet alleen een staatsgreep, maar ook een "maatschappijgreep" plegen en moet hij zijn toevlucht nemen tot intimidatie, propaganda en desinformatie. In het geval van die desinformatie gaat het erom zijn ware bedoelingen zoveel mogelijk te verhullen en om voor te wenden dat hij toch vooral de belangen van het volk zal dienen. Hitler liet in de eerste jaren van zijn bewind zijn minister van Economische Zaken en president-directeur van de Reichsbank Hjalmar Schacht een succesvol werkgelegenheidsbeleid voeren. Op de golven daarvan steeg Hitlers populariteit tot grote hoogte.

Maar toen Schacht vanaf 1936-37 die successen wilde consolideren, de Reichsmark wilde devalueren, de export bevorderen om de betalingsbalans te verbeteren en de steeds dreigende inflatie te beteugelen, bleek overduidelijk dat het Hitler andere plannen had: de al sterk verhoogde bewapening nog verder opvoeren, met het oog op een genocidale veroveringsoorlog. Schacht en zijn medewerkers werden ontslagen. De extreem hoge bewapeningsuitgaven gingen ten koste van de levensstandaard van de bevolking. De dreigende inflatie werd door rantsoenering van de eerste levensbehoeften (voedsel, kleding) beteugeld. 

En na de eerste oorlogsuccessen liep het Duitse leger in de winter van 1941 een paar honderd kilometer voor Moskou vast, om vervolgens door het Rode Leger te worden teruggedrongen. Hitler moet daar toen al op gereageerd hebben met het Duitse volk daarvan de schuld te geven. Als dat volk niet bereid bleek om in de strijd om het bestaan tot het uiterste te gaan, dan moest het maar "verdwijnen". Hij was een foute leider, met een particuliere obsessie waarin zijn volk slechts een middel was om die obsessie te verwezenlijken. Waarin de onvermijdelijke nederlaag niet alleen gepaard moest gaan met zijn eigen zelfmoord, maar ook met de ondergang van het Duitse volk. (Ik raadpleegde ten behoeve van de voorgaande alinea's weer eens The Wages of Destruction. The Making and Breaking of the Nazi Economy van Adam Tooze.)

Dat alles speelde zich af toen al die Duitsers die Hitler aanvankelijk zo vurig bewonderden, begonnen door te krijgen dat hen een rad voor ogen was gedraaid. Dat ze in de val van een foute leider waren gelopen. Het bleek weer eens dat een foute leider ver verwijderd is van de opvattingen en de wensen van de grote meerderheid van de bevolking.

Een foute leider kan dus opereren binnen het domein van de persoonlijke relaties of in het domein van een nationale staat. In het eerste geval is er een voldragen persoonlijkheidscultus, in het tweede geval loopt de foute leider er tegen aan dat hij de grote meerderheid van de bevolking niet zomaar meekrijgt en dus zijn toevlucht moet nemen tot intimidatie, propaganda en desinformatie. 

Hoe dan ook, in beide gevallen is de catastrofale afloop gegarandeerd. Hier het vervolg.

dinsdag 12 november 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 11 - Staatsgreep, maatschappijgreep, propaganda en desinformatie

Toen Hitler, het schoolvoorbeeld van de foute leider, op 30 januari 1933 tot kanselier werd benoemd, had hij slechts een derde van de kiezers achter zich. Hier het vorige bericht. Hij moest toen nog de macht delen met andere partijen. Maar hij zag dat als een stap op weg naar de alleenheerschappij. En geholpen door de economische omstandigheden, een fanatieke en gewelddadige achterban die het staatsapparaat binnendrong, en de zwakte van zijn tegenstanders, slaagde hij er binnen een half jaar in om de macht geheel naar zich toe te trekken. En dus de democratie af te schaffen.

Peter Longerich beschrijft dat proces bijna van dag tot dag in het hoofdstuk 'Machtsgreep' van zijn Hitler-biografie (p. 335- 400). De voltooiing ervan wordt op p. 392-3 als volgt samengevat:

In de zomer van 1933 was het proces van machtsconcentratie in handen van de regering, die inmiddels vergaand door de nazi’s werd gecontroleerd, afgesloten. Hitler en zijn kabinet hadden zich ontdaan van alle tegenstrevers en elke ruimte geliquideerd voor andersdenkenden die in een democratische rechtsstaat kunnen verhinderen dat een zittende regering haar macht misbruikt: door de afschaffing van de grondrechten en de opschorting van de grondwettelijke instituties met hun onvervreemdbare rechten, door de eliminatie van de partijen en de gelijkschakeling van organisaties en sociale verenigingen, door de uitschakeling van de onafhankelijke pers, door de verdrijving van kritische stemmen uit het culturele leven en door de vergaande beperking van de morele autoriteit van de kerken.

Achter dit proces stak een vernuftige strategie waarmee de partij en het regime de macht stapsgewijs naar zich toe trokken, zodat men in staat was telkens alle energie te concentreren op één of hooguit een beperkt aantal tegenstanders. In het beroemde citaat van Martin Niemöller, de initiatiefnemer van de ‘Bekennende Kerk’ die in 1937 verdween tijdens zijn gevangenschap in een concentratiekamp, wordt deze methode pijnlijk scherp omschreven: ‘Toen de nazi’s de communisten kwamen halen, heb ik gezwegen; ik was immers geen communist. Toen ze de so­ciaaldemocraten gevangenzetten, heb ik gezwegen; ik was immers geen sociaaldemocraat.

Toen ze de vakbondsleden kwamen halen, heb ik gezwegen; ik was immers geen vakbondsman. En toen ze mij kwamen halen, was er niemand meer om te protesteren.’ In het kader van deze afzonderlijke stappen ontwikkelde de nazitop een strategie waarin de uitoefening van geweld door partijactivisten op uiterst geraffineerde wijze werd gecombineerd met legale en vooral pseudolegale maatregelen. Het geraffineerde daaraan was dat het geweld dusdanig werd gedoseerd dat het telkens de beoogde doelstellingen bereikte, zonder dat het escaleerde en zich – afgezien van de linkse groepen in de samenleving – ook op andere groepen zou richten. Daardoor ook kregen de overheidsmaatregelen die door dit geweld werden uitgelokt een schijn van legaliteit. Zolang de uitoefening van geweld zorgvuldig gestuurd kon worden en zich binnen het formele kader van het ‘wettig gezag’ afspeelde, was het bondgenootschap met de conservatieven gewaarborgd.

In dit gecompliceerde systeem van sturing, dat op een voortdurende coördinatie tussen partijactivisten en het regime was aangewezen, speelde Hitler de centrale rol.

In feite hebben we hier niet alleen met een staatsgreep, maar vooral ook met een poging tot een 'maatschappijgreep' te maken. Want voor zijn uiteindelijke plannen, een oorlogseconomie tot stand brengen, veroveringsoorlogen voeren en Joden en andere "minderwaardigen" uitroeien, was het nodig dat het Duitse volk daarin wilde meegaan of in ieder geval niet dwars zou gaan liggen. En daarvoor moest een propaganda-apparaat opgetuigd worden. Longerich (p. 1162  ):

Wat telde was dat de buitenproportionele bewapening, de basis van zijn riskante buitenlandpolitiek, koste wat het kost doorgezet moest worden, en dat tegelijkertijd het Duitse volk samengesmeed moest worden tot een tot oorlog bereide, gesloten, raciaal homogene en prestatiegerichte ‘volksgemeenschap’. (...)

Overtuigd als hij vanaf het begin van zijn carrière was van de enorme kracht van de propaganda, eiste Hitler bovendien de leidende rol op in zowel de externe als de interne propaganda en oefende hij deze uit tot in de vormgeving van krantenkoppen en onderwerpen voor bioscoopjournaals.

Wat hebben we? Een staatsgreep, een maatschappijgreep en een propaganda-apparaat. Met als resultaat een foute leider die zichzelf in de positie heeft gebracht waarin hij zijn kwaadaardige obsessies kan uitleven. Met een volk dat in grote meerderheid geenszins die obsessies deelt, maar wel voldoende is bewerkt om het te laten gebeuren. Door waar dat maar kon, weg te kijken. Of willens en wetens, uit lijfsbehoud en omdat er nu eenmaal niets anders op zat. 

Hoe dat proces precies verliep, wordt door dezelfde Peter Longerich onderzocht en geanalyseerd in "Davon haben wir nichts gewusst!" Die Deutschen und die Judenverfolgung 1933-1945. Ik kocht het in 2014 in de mooie Buchladen zur schwankende Weltkugel (linke Fachbuchhandlung für Kritik und Alltag) aan de Kastanienallee in Prenzlauer Berg in Berlijn.

Hitler was in zijn toespraken altijd duidelijk geweest: hij was uit op de "Vernichtung" en later op het "ausrotten" van de Joden. Maar dat konden de Duitsers nog als retoriek opvatten, ook al omdat het letterlijk nemen daarvan het gewone mensenverstand te boven gaat. En toen in 1942 de daadwerkelijke deportaties naar de vernietigingskampen begonnen, de retoriek dus wel degelijk in daden werd omgezet, werd daar in de propaganda maar weinig gewag van gemaakt. Over het doel van die deportaties en het lot van de Joden werd zoveel mogelijk gezwegen. In het duidelijke besef dat er, zelfs na de vele jaren van propaganda, nog altijd een flinke afstand bestond tussen de kwaadaardige obsessies van hun Führer en wat de Duitse bevolking in grote meerderheid kon accepteren. 

Dat wijst op een vast element in dat fenomeen van de foute leider: het gegeven dat de foute leider zich altijd ver verwijdert van de opvattingen en de wensen van de grote meerderheid van de bevolking. Sociaalwetenschappelijk gezegd, bij die grote meerderheid is overwegend het gemeenschapspatroon geactiveerd. Daardoor heeft de foute leider altijd de voor hem gunstige economische omstandigheden nodig, dat wil zeggen een economisch beleid dat voor velen bestaansonzekerheid creëert. En daarboven op dus die staatsgreep, de maatschappijgreep en de propaganda.

Hoe zit het dan met de foute leiders van nu? Met Trump, met Wilders? Met Orbán? Met Poetin? 

En wat maakt het hedendaagse "informatielandschap" voor verschil? Waarin desinformatie een grote rol speelt, door de AIVD omschreven als het met kwade bedoelingen verspreiden van misleidende informatie? Met de intentie om geld te verdienen of de samenleving, democratie of volksgezondheid te schaden? Hier het vervolg.

maandag 11 november 2024

De eenzaamheid van een fundamenteel sociale diersoort

Op verzoek van Sozio - Vakblad voor sociaal professionals en het sociaal domein maakte ik een bewerking van een aantal berichten op dit blog die samen ook als LinkedIn-Nieuwsbrief verschenen. 

Die bewerking is ondertussen verschenen in Sozio 3, 2024, dat gewijd was aan het thema 'Afgeschakeld'.

Voor de volgers van dit blog hieronder te lezen.

 

Juist doordat mensen zo fundamenteel sociaal zijn, zijn er omstandigheden waaronder ze afhaken

Henk de Vos

 

Bijna de helft van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder voelt zich eenzaam, waarvan bijna 15% sterk eenzaam. Eenzaamheid ontstaat door het wegvallen van belangrijke contacten of door het zich terugtrekken uit een sterk competitieve omgeving. Via een verhoogde ontstekingsactiviteit leidt dit tot gezondheidsproblemen. Bovendien raken eenzamen meer op zichzelf gericht, waardoor ze nog eenzamer worden.

Bijna de helft heeft ooit in het leven een psychische aandoening gehad, waarvan 29% een angststoornis, 26% een stemmingsstoornis, zoals depressie, en 17%  een alcohol- of drugsstoornis. Ook is het bekend dat het ervaren van sociale onveiligheid (verlies, intimidatie, vernedering, verraad), gemeenschappelijk is aan de kans op vrijwel alle psychische aandoeningen.

Een onbekend, maar aanzienlijk deel van die eenzamen en psychisch kwetsbaren leeft in een sociaal isolement, zelfgekozen of door omstandigheden. Het gaat om jongeren die thuiszitten in plaats van naar school gaan. Schattingen variëren van ruim 3000 tot 20.000. Maar ook  personen met verward gedrag, die alleen in beeld komen als er overlast wordt gemeld bij de politie. In 2023 werd er een recordaantal meldingen van 141.724 geregistreerd.

Daarnaast bestaan er nog een onbekend aantal anderen die zich uit de samenleving hebben teruggetrokken of hebben moeten terugtrekken. Dat kan er aan liggen dat ze door armoede de middelen ontberen om deel te nemen aan de samenleving. In 2022 leefden 335.000 van de bijna 7,7 miljoen huishoudens in armoede. Leden van die huishoudens zijn minder vaak actief in een vereniging, doen minder vaak vrijwilligerswerk en voelen zich vaker eenzaam. 

En aan de andere kant van de inkomens- en vermogensverdeling is er natuurlijk ook de groep extreem rijken, de miljardairs, waarvan velen zich in hun eigen cocon hebben teruggetrokken en hun middelen in de politiek en media aanwenden om hun bevoorrechte positie te beschermen. In plaats van aan de maatschappij deel te nemen, proberen ze die naar hun hand te zetten. Dat is ook een vorm van afhaken.

We leven kortom in een maatschappij met een grote, divers samengestelde groep van afgehaakten of ´afgeschakelden´, waarvan je niet meer kunt zeggen dat ze deelnemen aan de samenleving.

Dat is natuurlijk in brede kring bekend. Maar de vraag is of die brede kring wel genoeg doorheeft wat hier eigenlijk aan de hand is. Want is het niet zo dat de mens een bij uitstek sociale diersoort is? Met een fundamenteel sociale natuur, die een sociale inbedding nodig heeft om zich goed te voelen en goed te functioneren? Zou het dan niet tot veel meer verontrusting moeten leiden dat zoveel mensen zijn afgeschakeld?

Uit sociaalwetenschappelijk onderzoek komen veel aanwijzingen naar voren voor die fundamentele sociale natuur. Als je inzicht wilt in wat het precies betekent om wel deel te nemen, om niet afgeschakeld of uitgesloten te zijn, dan is het zaak om daarvan kennis te nemen.  Zodat je uiteindelijk inzicht krijgt in wat er allemaal bij komt kijken als je afgeschakelden helpt om weer deel te nemen. En als je een samenleving zou willen waarin iedereen meedoet.

Gelukkiger zijn door anderen te helpen, om te delen en te schenken.

De fundamenteel sociale menselijke natuur blijkt er bijvoorbeeld uit dat mensen met hoge bloeddruk door geld aan iemand te schenken in plaats van het zelf te besteden hun bloeddruk verlaagden. In het algemeen weten we uit onderzoek dat prosociaal gedrag (delen, schenken, anderen bijstaan, met anderen rekening houden) positieve effecten heeft voor de donateur.

Zo was er een onderzoek waarin meer dan 200.000 mensen verdeeld over 136 landen ondervraagd werden. Hieruit bleek dat mensen die in de vorige maand geld hadden gegeven aan een goed doel gelukkiger of tevredener waren met hun leven dan mensen die dat niet hadden gedaan. Dit verband bestond in elk van de zeven onderscheiden cultureel/geografische gebieden: Afrika, Azië, Europa, de voormalige Sovjet-Unie en Oost-Europa, Latijns Amerika, Iran en het Midden-Oosten en de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.

Ook vroegen de onderzoekers aan mensen (in een beperkter aantal landen) om terug te denken aan een besteding die ze hadden gedaan ten behoeve van iemand anders (prosociaal) of aan een besteding voor zichzelf. Degenen die gevraagd waren terug te denken aan een prosociale besteding scoorden daarna hoger op een vragenlijstje voor subjectief welbevinden dan degenen die hadden teruggedacht aan een besteding voor zichzelf. En hoger dan degenen die aan geen van tweeën hadden teruggedacht. Ook lieten ze mensen iets voor zichzelf aanschaffen of iets voor een goed doel. Ook dan voelden de mensen die iets hadden aangeschaft voor een goed doel zich beter dan degenen die iets hadden aangeschaft voor zichzelf. Dit wijst er op dat de oorzakelijke richting van het verband inderdaad die is van het iets geven naar het zich beter voelen.

In een ander onderzoek verdeelden de onderzoekers proefpersonen over een groep, die in het vooruitzicht werd gesteld dat ze geld zouden krijgen om aan anderen weg te geven, en een groep met het vooruitzicht dat ze geld zouden kregen om voor zichzelf te besteden. Daarna waren beide groepen gelukkiger dan ze daarvoor waren, maar dat gold meer voor de  groep die geld weggaf dan voor de groep die het voor zichzelf besteedde.

Vervolgens kregen de proefpersonen in het laboratorium de gelegenheid om verschillende opties te accepteren of af te wijzen, waarin een zelfgekozen andere persoon een bepaald bedrag aan geld zou ontvangen tegen een verlies aan geld voor de proefpersoon zelf. Het ging er dus om hoe prosociaal je bent ook als het jezelf iets kost. Die taak voerden ze uit terwijl hun hersenactiviteit werd gemeten met een fMRI-scan.

Het bleek toen dat de groep die geld had weggegeven prosocialere keuzes maakte en zich na afloop gelukkiger voelde. Dat was ook af te lezen aan de verschillen in activiteit van de hersengebieden die onder meer samenhangen met prosociaal gedrag (de temporaal-pariëtale junctie), met beloond worden en het hebben van een goed gevoel (het ventrale striatum en de orbitofrontale cortex) en de activiteit van de verbindingen tussen die gebieden.

Ook is er een overzichtsstudie waarin onderzoekers 27 experimentele studies bij elkaar haalden. Hierbij, ging het om prosociaal gedrag dat ook echt werd uitgevoerd, in plaats van dat proefpersonen zich dat voorstelden. In totaal waren er ruim 4000 proefpersonen, meestal studenten.

Een voorbeeld van de opzet van zo'n onderzoek is dat de mensen de instructie kregen om gedurende een week elke dag vijf keer iets aardigs te doen voor iemand anders (voor iemand de deur openhouden, een vreemde groeten, iemand helpen met studeren) en daar elke avond verslag van te doen. Een ander voorbeeld is dat de mensen een geldbedrag kregen dat ze weg konden geven of voor zichzelf konden houden. In vrijwel alle studies werd de proefpersonen gevraagd hoe gelukkig, tevreden of hoe goed ze zich voelden.

Alles bij elkaar genomen, kwam daar uit dat prosociaal gedrag een positief welzijnseffect heeft, dat qua grootte vergelijkbaar is met de effecten van interventies als mindfulness, positive thinking en count your blessings.

Een zinvol leven leiden

In het onderzoeksterrein van de positieve psychologie maken onderzoekers onderscheid tussen twee opvattingen over wat geluk is:

  1. de hedonische opvatting: geluk is gelijk aan de subjectieve ervaring van plezier en tevredenheid;
  2. de eudaimonische opvatting: geluk is er bij het streven naar een zinvol leven en een nobel doel dat de bevrediging van egoïstische behoeften overstijgt.

Dat onderscheid wordt nog duidelijker als je kijkt naar hoe die twee versies worden gemeten. Hedonisch geluk is meestal het antwoord op een vraag als: "Hoe gelukkig zou u zeggen dat u bent de laatste tijd?" in de vorm van bijvoorbeeld een rapportcijfer tussen 0 en 10. Daartegenover meten onderzoekers de eudaimonische versie bijvoorbeeld met de volgende acht uitspraken, waarbij je kunt aangeven in welke mate je het er mee eens of oneens bent.

1.      Ik leid een doelgericht en zinvol leven.

  1. Mijn sociale relaties zijn ondersteunend en waardevol.
  2. Ik ben betrokken bij en geïnteresseerd in mijn dagelijkse bezigheden.
  3. Ik draag actief bij aan het geluk en welbevinden van anderen.
  4. Ik ben kundig en capabel in de bezigheden die voor mij belangrijk zijn.
  5. Ik ben een goed mens en leid een goed leven.
  6. Ik ben optimistisch over mijn toekomst.
  7. Mensen respecteren mij.

Oké, maar dan zullen mensen die het zeer met deze uitspraken eens zijn, toch ook wel gelukkig zijn? Ja, dat is zo. De correlaties tussen de scores op deze twee maten is over het algemeen hoog. Maar dat is ook weer niet een perfecte samenhang. Maakt het dan wat uit of je meer gelukkig bent in de hedonische of meer in de eudaimonische versie?

Ja, want  onderzoekers vonden een intrigerend verschil in de samenhang van de beide versies van geluk met de werking van het immuunsysteem op het niveau van genenexpressie. Bij mensen met een hogere score op eudaimonisch geluk vonden ze onder andere een lagere expressie van pro-inflammatoire genen. Tegenover juist een hogere expressie bij mensen met een hoog hedonisch geluk.

Anders gezegd, de kans op ontstekingen is lager als je eudaimonisch gelukkig bent dan wanneer je hedonisch gelukkig bent. Biologisch en voor je gezondheidstoestand maakt het dus verschil.

En dat is opmerkelijk, want het lijkt er op dat mensen subjectief gezien weinig tot geen verschil ervaren tussen hedonisch en eudaimonisch geluk. Je voelt je in beide gevallen oké, zoals blijkt uit het feit dat je in beide gevallen even weinig last hebt van depressieve symptomen. Maar op het biologische niveau is er wel degelijk een verschil en dat heeft (op den duur) gezondheidseffecten.

Het is natuurlijk ook weer niet zo dat het hedonische geluk slecht voor je is. Want de positieve gezondheidseffecten ervan zijn bekend. Maar beter is dus het eudaimonische geluk.

Kortom: voel je je gelukkig? Oké. Prima. Maar is je leven ook wel doelgericht en zinvol? Heb je ook wel waardevolle sociale relaties? Ben je dagelijks betrokken en geïnteresseerd? Draag je actief bij aan het welzijn van anderen? Doe je dingen waarin je kundig en capabel bent? Ben je een goed mens? Ben je optimistisch? Respecteren andere je?

Als dat alles zo is, dan zou het kunnen dat je een ietsje minder (hedonisch) gelukkig bent, terwijl dat dan toch beter voor je is. De evolutie heeft ons kennelijk gestuurd in een richting waarin betrokkenheid bij anderen, ontplooiing van onze talenten en het leiden van een zinvol en goed leven bijdragen aan onze gezondheid en overleving.

Hebben mensen dat zelf door?

Als dit alles zo is, dan zullen mensen toch zelf ook door hebben dat het goed is om niet alleen maar aan zichzelf te denken, maar ook aan anderen?

Daar zijn inderdaad aanwijzingen voor. Denk maar aan de alom bekende aansporing uit de Bijbel ’Het is zaliger te geven dan te ontvangen’.

Maar zo eenvoudig ligt het ook weer niet. Want er is onderzoek dat laat zien dat volwassenen juist verwachten dat een egoïstische keuze hen gelukkiger zal maken dan een altruïstische, terwijl het omgekeerde, naderhand, het geval bleek te zijn. Misschien zijn volwassenen al te veel geïndoctrineerd door het opgegroeid zijn in een maatschappij waar veel, zo niet alles, om geld lijkt te draaien. En zijn ze er ten onrechte in gaan geloven dat geld gelukkig maakt doordat het je in staat stelt om je materialistische behoeftes te bevredigen.

Dan zou het bij kinderen dus anders moeten liggen. En dat blijkt inderdaad het geval. Onderzoekers lieten voorschoolse kinderen keuzes maken over het wel of niet weggeven van attractieve stickers. Waarbij de kinderen met behulp van plaatjes van gezichten (de Facial Affective Scale) konden aangeven hoe ze zich verwachtten te voelen en hoe ze zich voelden nadat ze de keuze gemaakt hadden.

Het bleek toen dat kinderen wel degelijk doorhadden dat ze zich door stickers te delen beter zouden voelen. En vooral ook dat ze zich slechter zouden voelen als ze alles voor zichzelf zouden houden. Bovendien gaven de kinderen die meer dit inzicht hadden ook meer stickers weg.

Dat je je door prosociaal gedrag gelukkiger voelt, is dus een besef dat voorschoolse kinderen al (of nog!) hebben. Het zou goed kunnen zijn dat dat inzicht ondersneeuwt bij het opgroeien in een statuscompetitieve en materialistische maatschappij.

Het belang van de sociale omgeving

Alles goed en wel, maar wat zegt al dat onderzoek nu over ons gedrag in het dagelijks leven? Want daar zijn we niet altijd omgeven door anderen die zich ook prosociaal gedragen. We hebben ook contacten met anderen die zich juist competitief opstellen en die het niet per se goed met ons voor hebben. Worden we er dan ook gelukkiger van als we ons hulpvaardig en genereus opstellen? Worden we dan juist niet als zwak gezien en wordt er dan niet van onze goedgevigheid geprofiteerd?

Natuurlijk is dat zo. Onderzoek wijst daar ook op. Onze sociale natuur is flexibel. Of wij vrijgevig en hulpvaardig zijn, hangt er van af of anderen dat ook zijn. Anders gezegd, prosociaal gedrag lokt prosociaal gedrag uit. Cruciaal is of onze sociale omgeving veilig is, dat wil zeggen dat de mensen om ons heen zich prosociaal gedragen. Dan doen wij daar graag en spontaan aan mee. Maar bij onveiligheid, dus als anderen zich competitief opstellen, dan zijn we meteen op onze hoede en laten we niet over ons heen lopen.

En dat betekent natuurlijk dat we alleen dan gelukkiger worden van ons prosociale gedrag als de anderen om ons heen zich ook zo gedragen. En het betekent dat we ons ongelukkig voelen als onze sociale omgeving onveilig is. Als we voortdurend met anderen moeten concurreren en als het voortdurend over winnen of verliezen gaat. We zitten dan in een sociaal inferieure toestand, die gepaard gaat met de stress van de statuscompetitie. We gaan niet meer als gelijken met elkaar om. Want die toestand gaat altijd over in een statushiërarchie, waarin het zaak is om daar zo hoog mogelijk in terecht te komen.

Het is precies als die sociaal inferieure toestand optreedt, dat we het fenomeen van de afhakers en afgeschakelden zien. Degenen onder aan de hiërarchie die de hoop hebben opgegeven en zich uit de strijd hebben teruggetrokken. En degenen aan de top, die alles in het werk stellen om vooral niets van hun exorbitante rijkdommen kwijt te raken.

Voor de welzijnseffecten van prosociaal gedrag moeten we dus vooral kijken naar het collectief, de groep of de maatschappij.

Landen vergeleken

Landen kun je vergelijken op de mate van ongelijkheid en op de mate waarin die menselijke sociale natuur is vormgegeven in wetten en regelingen op het gebied van sociale zekerheid en sociale bescherming.

Een voorbeeld van het eerste is een onderzoek naar de effecten van de mate waarin de burgers van een land ongelijkheid in macht en invloed en daarmee gepaard gaande verschillen in privileges als onvermijdelijk accepteren en zich daarbij neerleggen. Die “machtsafstand” is een van de dimensies waarmee Geert Hofstede landen naar hun cultuur onderscheidde. Machtsafstand staat voor de mate waarin de statuscompetitie in een land is neergeslagen in een stabiele statushiërarchie.

Het blijkt dat de burgers van landen met een geringere machtsafstand gelukkiger zijn. Om de gedachten te bepalen: de machstafstand in landen als Noorwegen en Nederland is lager en de burgers zijn er gelukkiger, terwijl het omgekeerde geldt voor landen als Turkije en Hongarije.

Ook zijn inwoners van landen met meer sociale zekerheid en sociale bescherming (verzorgingsstaten) tevredener met hun leven. Onderzoekers analyseerden gegevens van de landen die bij de OECD (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) zijn aangesloten over de periode van 1981 tot 2007. Ze keken naar de verbanden tussen de omvang van de verzorgingsstaat in een land en de tevredenheid met het leven. Het blijkt dan dat de volgende vier indicatoren voor de mate van overheidsingrijpen in de werking van de markt elk in grote mate de tevredenheid met het leven vergroten:

  • Het totaal van overheidsuitgaven als percentage van het bruto nationaal product (BNP), dus naast de sociale zekerheidsuitgaven ook de uitgaven voor onderwijs, gezondheidszorg, consumentenbescherming, fysieke infrastructuur, en dergelijke.
  • De sociale zekerheidsuitgaven als percentage van het BNP.
  • De toegankelijkheid, het bereik en de hoogte van de uitkeringen.
  • De mate van regulering van de arbeidsmarkt (werknemersbescherming).

Die verbanden zijn inderdaad sterk, sterker dan of vergelijkbaar met effecten van getrouwd zijn (versus alleenstaand), van werkloos zijn (versus betaald werk hebben) en een hoger inkomen hebben. Vooral de effecten van de derde en de vierde indicator zijn sterk, dus van de overheidsinterventies die mensen beschermen tegen de risico's van het marktmechanisme.

Zou het zo kunnen zijn dat die verzorgingsstaten vooral gunstig uitwerken voor de lagere inkomens? Omdat die misschien van al die uitgaven en regelingen en herverdeling het meest profiteren? Terwijl de hogere inkomens juist vooral de hogere belastingen moeten opbrengen? Nee hoor, ook de hogere inkomensgroepen voelen zich tevredener als ze in een meer uitgebouwde verzorgingsstaat wonen.

Slot

Wat valt uit dit alles op te maken over het fenomeen van de afgeschakelden? Dat we in een maatschappij leven die maar beperkt tegemoetkomt aan onze fundamenteel sociale natuur. We zouden met zijn allen gelukkiger zijn als we meer een sociaal veilige kring om ons heen hebben, waarbinnen we er voor elkaar zijn. Een samenleving dus, waarin eenzaamheid een zeldzaam fenomeen is. En als we met zijn allen meer wetten en regelingen tot stand zouden brengen die zorgen voor sociale zekerheid en sociale bescherming.

Dat is natuurlijk niet zomaar geregeld. Tot die tijd verdienen de afgeschakelden onze hulp en ondersteuning. Alleen al door die aan te bieden, helpen we hen om weer hoop te krijgen op het (weer) deel uitmaken van een sociaal veilige kring. De kring die mensen nu eenmaal nodig hebben voor een gelukkig en gezond leven.

 

Literatuur

CBS (2023). Armoede en sociale uitsluiting 2023. 19 december. https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2023/51/armoede-sociale-uitsluiting-2023

Dijn, A. de (2022). De prijs van democratie Eén euro, één stem. De Groene Amsterdammer, 43.

Hofstede, G. The 6-D model of national culture. https://geerthofstede.com/culture-geert-hofstede-gert-jan-hofstede/6d-model-of-national-culture/

Kinderombudsman (2024). Te veel kinderen krijgen geen onderwijs, zorgen om blijvende problematiek van thuiszitters.12 april. https://www.kinderombudsman.nl/nieuws/te-veel-kinderen-krijgen-geen-onderwijs-zorgen-om-blijvende-problematiek-van-thuiszitters

Politie (2024). Geen geweld, maar een gesprek. 8 februari. https://www.politie.nl/nieuws/2024/februari/7/00-geen-geweld-maar-een-gesprek.html

Vos, H. de (2013). Te geven is zaliger dan te ontvangen. Toegepaste sociale wetenschap, 25 februari. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2013/02/geven-is-zaliger-dan-ontvangen-maar-de.html

-         (2013). Je gelukkig voelen is prima, maar een zinvol leven leiden is beter. Toegepaste sociale wetenschap, 9 oktober. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2013/10/gelukkig-zijn-is-prima-maar-een-zinvol.html

-          (2014). De verzorgingsstaat verhoogt de tevredenheid met het leven. Toegepaste sociale wetenschap, 3 juni. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2014/06/de-verzorgingsstaat-verhoogt-de.html

-         (2016). Geld schenken verlaagt hoge bloeddruk. Toegepaste sociale wetenschap, 23 mei. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2016/05/geld-schenken-verlaagt-hoge-bloeddruk.html

-         (2016). De weg van eenzaamheid en sociale stress via verhoogde ontstekingsactiviteit naar gezondheidsproblemen. Toegepaste sociale wetenschap, 10 oktober. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2016/10/de-weg-van-eenzaamheid-en-sociale.html

-         (2016). Hebben kinderen beter door dan volwassenen dat je je door te delen gelukkiger voelt? Toegepaste sociale wetenschap, 14 juni. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2016/06/hebben-kinderen-beter-dan-volwassenen.html

-         (2017). Prestatiedruk, competitie, stress en ziek worden. Toegepaste sociale wetenschap, 17 januari. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2017/01/moeten-presteren-competitie-chronische.html

-         (2017). Door eenzaamheid raak je meer op jezelf gericht, waardoor je nog eenzamer wordt. Toegepaste sociale wetenschap, 11 juli. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2017/07/door-eenzaamheid-ben-je-meer-op-jezelf.html

-         (2018). Door helpen gelukkiger. Toegepaste sociale wetenschap, 10 april. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2018/04/door-helpen-gelukkiger-alle-onderzoek.html

-         (2018). Hoe minder statushiërarchie in een land, hoe minder corruptie en hoe meer welvaart en hoe gelukkiger. Toegepaste sociale wetenschap, 18 april. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2018/04/hoe-minder-statushierarchie-in-een-land.html

-         (2020). Een sociologie die ertoe doet. Een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. Toegepaste sociale wetenschap, 28 oktober. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2020/10/een-sociologie-die-ertoe-doet-een.html

-         (2024). Een sociaalwetenschappelijk zicht op psychische aandoeningen. Toegepaste sociale wetenschap, 29 maart. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2024/03/een-sociaalwetenschappelijk-zicht-op.html

https://www.staatvenz.nl/kerncijfers/eenzaamheid

https://cijfers.trimbos.nl/nemesis/kerncijfers-psychische-aandoeningen/samenvatting-kerncijfers/