Is rechts-extremisme inderdaad een uitingsvorm van het statuscompetitiepatroon? Met die vraag besloot ik het vorige bericht.
Een serieus antwoord begint uiteraard met de bepaling van wat we onder rechts-extremisme verstaan. Ik kan natuurlijk zelf een definitie geven, maar daarin schuilt het gevaar dat ik daarin al meteen elementen van het statuscompetitiepatroon binnensmokkel. Ik moet dus een definitie gebruiken die al bestaat en die niet controversieel lijkt.
Daarvoor ga ik te rade bij de AIVD, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Die heeft tot taak:
het verrichten van onderzoek met betrekking tot organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de nationale veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat.
De AIVD omschrijft eerst wat onder extremisme verstaan wordt en daarna wat de betekenis is van rechts-extremisme.
Onder extremisme wordt verstaan "het uit ideologische motieven bereid zijn om niet-gewelddadige en/of gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen". En als voorbeelden van zulke activiteiten worden genoemd:
- systematisch haatzaaien;
- angst verspreiden;
- doelbewust desinformatie verspreiden;
- demoniseren en intimideren;
- verwerpen van wet en regelgeving;
- pogingen om een parallelle samenleving tot stand te brengen waarbij het gezag van de Nederlandse overheid en het rechtssysteem wordt afgewezen;
- geweldplegingen;
- mishandelingen;
- of ernstiger vormen van geweld.
En als het om rechts-extremisme gaat, komen daarbij:
- vreemdelingenhaat (inclusief antisemitisme en antimoslims);
- haat jegens vreemde (cultuur)elementen;
- ultranationalisme.
Kortom in het rechts-extremistische wereldbeeld is er de eigen groep, het eigen volk, dat verheven is boven andere groepen (vreemdelingen, andere culturen, buitenlanders). Zolang dat wereldbeeld nog niet algemeen aanvaard wordt, zijn anderen die het niet aanhangen vijanden die moeten worden bestreden. Net zo als die andere groepen. Door haat, angst en desinformatie te verspreiden, door demoniseren en intimideren, door de democratie, waarin immers iedereen hoort mee te tellen, te verwerpen en te ondermijnen en door gebruik van geweld. Dat laatste wijst erop dat vijanden niet alleen horen te worden onderdrukt en overheerst of "gedeporteerd", maar zo nodig ook horen te worden "uitgeroeid" of 'geëlimineerd".
Het is niet moeilijk om hier het statuscompetitiepatroon in te herkennen. De wereld is een strijd tussen groepen, waarin de eigen groep hoort te overwinnen. En bedenk dat als mensen door dat statuscompetitiepatroon geleid worden, dat de uitwerking daarvan allesoverheersend is. Al het denken en al het gedrag staat in het teken van de strijd en het behalen van de eindoverwinning. Een of ander verder weg gelegen doel waaraan het eigen handelen nog beoordeeld zou kunnen worden, ontbreekt. Een externe begrenzing door zoiets als objectieve waarheid is niet langer aanwezig. Vandaar dat samenzweringstheorieën zo gemakkelijk ontstaan en worden omarmd.
In het sociaalwetenschappelijk onderzoek komen we het rechts-extremistische en dus statuscompetitieve wereldbeeld tegen in de Sociale Dominantie Oriëntatie (SDO). Als je daar hoog op scoort, dan ben je gefascineerd door de gedachte dat de samenleving een statushiërarchie is van groepen en door de innerlijke behoefte om jezelf en je groepsgenoten (het eigen volk) aan de top daarvan te zien. Je bent het dan opvallend veel eens met uitspraken als:
- Sommige groepen mensen zijn gewoon inferieur aan andere groepen
- Het is oké als sommige groepen betere levenskansen hebben dan andere
- Als bepaalde groepen meer hun plaats kenden, dan hadden we minder problemen
Hier kun je je eigen SDO-score te weten komen.
Hebben stemmers op rechts-extremistische partijen dan ook een hogere SDO-score? Ja, dat weten we al sinds 2014. Toen verscheen namelijk de studie Extreme-Right Voting in Western Europe: The Role of Social-Cultural and Antiegalitarian Attitudes, die dat laat zien.
In zeven Europese landen (Oostenrijk, België, Denemarken, Frankrijk, Nederland, Noorwegen en Zwitserland) bleek het
stemmen op rechts-extremistische partijen samen te hangen met het afwijzen
van gelijkheid (anti-egalitarisme), dus met het omarmen van de statushiërarchie. En uit een vervolgonderzoek in Nederland bleek dat het stemmen op de PVV
gepaard ging met een hogere SDO-score. Dat verband bleef bestaan bij controle voor geslacht, leeftijd en opleiding. In het eerste geval
verloopt het verband via vijandigheid tegenover immigranten en in het
Nederlandse onderzoek via etnisch vooroordeel, zeg maar racisme.
Die uitkomsten zijn vooral ook interessant omdat je vaak hoort dat
vijandigheid tegenover immigranten met een andere cultuur voortkomt uit
gevoelens van culturele bedreiging. Sociaal-culturele onzekerheid zou
dan het probleem zijn. Maar volgens dit onderzoek is dat juist niet het
geval. Het gaat om de neiging tot sociale dominantie.
Wilders-aanhangers zijn dus volgens dit onderzoek niet degenen die zich cultureel bedreigd
voelen, die hun eigenheid willen beschermen tegenover vreemde uitingen
en gewoonten die zich aan hen opdringen. Nee, het zijn degenen van het
"Eigen volk eerst", van het zichzelf superieur voelen boven anderen en
het willen overheersen van die anderen. Het lijkt een soort collectief
narcisme dat hier werkzaam is.
Of die resultaten uit 2014 onverkort gelden voor de huidige stemmers op de PVV weten we natuurlijk niet. Wel weten we dat de PVV nu net zo rechts-extremistisch is als de partij in 2014 was.
Wordt vervolgd. Hier het vervolg.