Voor die ontdekking namen hersenonderzoekers aan dat de visuele cortex, die actief is als we waarnemen, en de premotorcortex, die actief wordt voordat we een handeling uitvoeren, strikt gescheiden gebieden zijn. Iets waarnemen is heel verschillend van iets doen en dus leek het vanzelfsprekend dat het ene hersengebied in het ene gespecialiseerd is en het andere gebied in het andere.
Maar nu weten we dat neuronen in de premotorcortex ook actief worden als we iemand anders zien handelen. De eerste ontdekking daarvan gebeurde bij een aap en Christian Keysers roept bij het verslag van die ontdekking dan ook uit (p. 15 van Het empathische brein):
Het leek wel of de hersenen van de aap 'speelden' dat ze de handeling uitvoerden die ze voor zich zagen.Wat houdt dat 'spelen' precies in? Het onderzoek dat tot nu toe gedaan is, wijst er op dat we een spiegelcircuit in onze hersenen hebben. Het visuele signaal als we naar andermans handelingen kijken maakt een reis (p. 56):
door een reeks visuele verwerkingsstappen die leiden tot de activatie van visuele neuronen in de temporaalkwab, waar neuronen reageren op de aanblik van lichaamsbewegingen en gelaatsuitdrukkingen. Daarvandaan gaat het signaal naar de pariëtaalkwab en vandaar naar de premotorcortex. Onderweg wordt de visuele informatie vertaald in informatie met een steeds hoger gehalte aan motoraspecten, want in zowel de pariëtaalkwab als de premotorgebieden zijn spiegelneuronen te vinden die ook actief zijn bij het uitvoeren van eigen bewegingen.Dat betekent dat wij in staat zijn iemands handelingen te begrijpen doordat wij die handelingen in onze eigen hersenen spiegelen. We doen ze een klein beetje na. En dat kleine beetje nadoen ervaren we "in ons eigen lichaam". Keysers (p. 37) zegt daarover
Daarbij wordt de klassieke scheidslijn tussen het zelf en de ander, en tussen lichaam en geest, vaag en vallen er gaten in. De geestelijke functie van het voorspellen van andermans gedrag is nu gebaseerd op de neurale representatie van het eigen lichaam en de handelingen van de waarnemer; de functie wordt 'embodied', ofwel belichaamd, dat wil zeggen: geworteld en geaard in het lichaam.Toen de spiegelneuronen nog niet ontdekt waren, dachten we dat we handelingen van anderen begrijpen door ons in hen in te leven of in hen te verplaatsen. Hoe dat precies ging, wisten we natuurlijk ook niet, maar de gedachte was dat het een denkproces was, een mentalisatie. Keysers daarover (p. 19):
In de jaren negentig heerste de mening dat een deel van de hersenen was gespecialiseerd in het 'mentaliseren' of nadenken over het innerlijk leven van anderen op basis van gegevens die vanuit het visuele systeem binnenkwamen. (...) Vele wetenschappers waren op zoek naar die 'mentalisatiemodule'.Maar nu weten we dus dat dat denkproces, dat zich inleven of zich verplaatsen, niet nodig is om andere mensen te begrijpen. We hebben ze al begrepen nog voor we er een gedachte aan hebben gewijd. We hebben, zonder de omweg van het bewuste denken, een intuïtief en belichaamd begrip van handelingen van anderen. Uiteraard is die intuïtie feilbaar en kan hij soms door bewust nadenken worden gecorrigeerd. Maar zonder die intuïtieve weg zou ons sociale leven onmogelijk zijn. Je kunt niet met elkaar omgaan zoals wij dat gewend zijn te doen als je aanhoudend zou moeten nadenken over wat de ander aan het doen is.
Maar het besef dat we dat tot voor kort, althans in de wetenschap, niet doorhadden, is wat mij betreft om stil van te worden. Het lijkt een voorbeeld van onze sterke geneigdheid om de waarde van het bewuste nadenken te overschatten. En omdat onderzoekers zich specialiseren in het nadenken, lijkt het wel alsof zij extra aan die geneigdheid lijden. Dat desondanks de spiegelneuronen zijn ontdekt, geeft vertrouwen.
Ik heb me natuurlijk ook zelf afgevraagd hoe ik hier over nadacht in de jaren negentig en daarvoor. En toen herinnerde ik me dat ik me in mijn proefschrift met de vraag heb beziggehouden hoe mensen elkaar kunnen begrijpen. (Dat proefschrift, Verklaring in interpretatie in de sociologie, Van Loghum Slaterus, 1981, is geloof ik zelfs niet meer antiquarisch verkrijgbaar.) Het ging mij toen om de vraag of en hoe de sociale wetenschappen verschillen van de natuurwetenschappen. En ik wilde toen uitzoeken wat er uit psychologisch onderzoek bekend was over hoe mensen gedrag van anderen waarnemen en hoe dat verschilt van het waarnemen van fysieke objecten. Ik kwam toen terecht bij het werk van Karl Bühler (leermeester van Karl Popper) en viste daaruit het volgende plaatje op (het staat op p. 149).
Dit is wel heel duidelijk een wetenschappelijke kijk op menselijke communicatie van voor de ontdekking van spiegelneuronen. Wetenschappelijk in heel letterlijke zin: mensen zijn in hun sociale omgang kleine wetenschappers. Ze hebben verwachtingen (hypothesen), handelen daarnaar en stellen ze bij. Nu ben ik het er mee eens dat iedereen op een eenvoudige manier een kleine wetenschapper kan zijn. Maar dat ons hele sociale leven op die manier functioneert, dat blijkt dus niet te kloppen. En achteraf gezien verbaast dat niet.
Update. Je kunt de ontdekking van spiegelneuronen in het plaatje verwerken door een rechtstreekse pijl van de Zender van B naar de Zender van A toe te voegen. Bedenk dat met Z het handelen wordt bedoeld, dat voor anderen als een signaal functioneert. Dus als B handelt (een signaal uitZendt), dan "speelt A die handeling een beetje na". Dus een pijl van Z naar Z. Vervolgens Ontvangt A datgene wat er in zijn premotorcortex gebeurt. Anders gezegd, hij belichaamt de handeling van B. Een tweede pijl zou dus, in A, van Z naar O gaan.
Update. Update. Karl Bühler zou dat, in 1929, bizar hebben gevonden. En ik, in 1981, ook.
1 opmerking:
Natuurlijk zit het zo ongeveer in elkaar.
Rudolf Steiner wees al op het vermogen van de hersenen om als zintuig te functioneren. Dat wil zeggen kwaliteiten te kunnen doorlaten , dit bewust te worden en er een kwantiteit (gedachte) van te kunnen maken. Ofwel kennis. .
Een reactie posten