Hans de Geus twitterde me vorige week dat er van hem in Trouw een stuk zou verschijnen over deze vragen. En dat hij benieuwd was wat ik er van zou vinden.
Zijn stuk is het waard om aandachtig te lezen (zie hier) en het inspireerde mij tot dit bericht.
Hans de Geus begint met het huidige personeelsbeleid van Douwe Egberts te schilderen, wat er toe leidt dat niemand van de werknemers zeker van zijn baan is. We hebben een economie laten ontstaan waarin bedrijven zich voortdurend moeten aanpassen. Dat is tot daaraan toe. Maar de manier waarop ze dat doen houdt in dat gewone mensen, die voor hun levensonderhoud en hun gevoel van eigenwaarde afhankelijk zijn van een baan en een arbeidsinkomen, zo weinig mogelijk zekerheid gegund wordt. Anders gezegd, als die zekerheid er even is, dan is dat toeval en niet iets wat het economische systeem als een wenselijke toestand probeert te bereiken. De "Methode Bennink" bij Douwe Egberts, die eruit bestaat dat "niemand ontziend, het uiterste uit de organisatie wordt geperst", die is alom aanwezig.
Wat is dan de wenselijkheid waarop ons huidige economische systeem wel is ingericht? Eenvoudig gezegd komt dat er op neer dat het systeem volledig ten dienste staat van slechts een aspect van de menselijke behoeftenbundel: onze behoeften aan zo goedkoop mogelijke goederen en onpersoonlijke diensten. Dus ten dienste van ons als consument. Ten dienste daarvan moeten kosten aanhoudend geminimaliseerd worden of als dat mogelijk is op anderen worden afgewenteld. Concurrentie maakt aanhoudende aanpassing nodig, waardoor niet alleen het kapitaal vrij moet kunnen stromen, maar waardoor ook de inzet van arbeid maximaal flexibel moet zijn. Als consument komen we zo behoorlijk aan onze trekken, maar hoe we als volledig mens, met onze sociale behoeften, onze sociale vaardigheden en onze morele gevoelens, aan onze trekken komen, ja, dat moeten we vooral zelf uitzoeken. Dat economische systeem is zo alom aanwezig, dat een tegenkracht ontbreekt waarmee we ons gezamenlijk sterk maken voor andere behoeften dan die van ons als consument. De democratische overheid zou die tegenkracht moeten zijn, maar die heeft zich aan dat economische systeem uitgeleverd. Zie verder allerlei berichten op dit blog, te beginnen met Pro-Sociaal Gedrag en Sociale Welvaart.
Hans de Geus verwoordt deze gedachten als volgt:
De vraag is wat deze manier van ondernemen, werken en met mensen omgaan op lange termijn met de maatschappij doet, met hoe we ons tot elkaar verhouden, met vertrouwen in elkaar en uiteindelijk ook met vertrouwen in onszelf. (...) Want wanneer ben jij aan de beurt om de loser te zijn?En hij benadrukt dat die tegenkracht er ook uit kan bestaan dat er tegenover het vigerende economische systeemverhaal een ander verhaal komt:
Een verhaal over de economie die we wel willen, zou draaien om begrippen als: eerlijker, kleinschaliger waar het kan, lokaal, schoner, overzichtelijker. Door en voor elkaar, participerend, insluitend in plaats van uitsluitend, in en met de buurt en de gemeenschap, coöperatief.Ja, daar heeft hij gelijk in. Een goed onderbouwd en daardoor geloofwaardig verhaal, dat op den duur genoeg mensen inspireert om samen die tegenkracht te vormen. En dat verhaal is natuurlijk al bezig te ontstaan. Het wemelt van de initiatieven om lokaler, kleinschaliger, socialer en schoner te werken. Hans de Geus noemt het voorbeeld van 'Station Roos', een koffie- en ijszaakje aan de Amsterdamse Wibautstraat, waar Roos zelf haar ijs maakt en waar je voor een euro een espresso koopt uit een tweedehands espressoapparaat. Niet uit op winstmaximalisering, maar om er persoonlijke voldoening uit te halen.
Trouwens, als je bij Station Roos koffie gaat drinken, loop dan in diezelfde Wibautstraat ook even langs bij MHOOM (Met Het Oog Op Morgen) van Colette de Groot en Sanne Spaargaren, waar alles dat verkocht wordt, gemaakt is met respect voor mens en natuur. Ik laat er mijn haar knippen, want dat kan er ook.
En laat ik nog zo'n mooi initiatief noemen: ik ben geabonneerd op het streekkrat, een krat vol met streekproducten dat een maal in de twee weken aan huis wordt bezorgd. Van de Streekmolen. Lokaal en kleinschalig. Goed voor ons.
En, voor ik het vergeet, zie ook dat mooie stuk van Wilco Dekker in de Volkskrant van gisteren over Peerby, wat staat voor a peer nearby, iemand in de buurt. Het is een tool voor buurtcommunicatie, door middel waarvan je dingen aan elkaar kunt lenen. Die je anders misschien elk individueel zou aanschaffen, waardoor iedereen een boormachine in huis heeft, terwijl dat apparaat gemiddeld in zijn leven maar 12 tot 13 minuten gebruikt wordt.
Al die kleine verhalen, dat wordt vast ooit een keer een groot verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten