maandag 31 oktober 2022

Het Sociaal en Cultureel Planbureau blijft hangen in het expliciet maken van mensbeelden. Terwijl het zich zou moeten baseren op de bestaande sociaalwetenschappelijke inzichten in het menselijk gedrag

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft het essay Mensbeelden bij beleid Bewust worden, bespreken en bijstellen uitgebracht. Dat gaat erover dat beleidsvoorstellen vaak ongereflecteerd uitgaan van een bepaald mensbeeld, "een veronderstelling over wat mensen willen, kunnen en hoe ze zich gedragen". Dat kan tot slecht beleid leiden, omdat het onderliggende mensbeeld niet klopt. Met het essay wil het SCP "handvatten" bieden "om met realistischer mensbeelden te komen".

Maar als je het essay downloadt en leest, tref je uiteindelijk toch niet meer aan dan de aanbeveling (p. 17): "maak mensbeelden bewust en expliciet". Dat wordt verder uitgewerkt in "technieken" om onbewuste mensbeelden boven tafel te krijgen: "bespreek mensbeelden openlijk", "nodig actief burgervisies en/of tegenvisies van buiten uit", "denk een ‘geen interesse’-scenario uit" en "stel je voor dat je ter verantwoording wordt geroepen over het mensbeeld". Lees dat rapport als je in die technieken verder geïnteresseerd bent. 

Het essay stelt een heel belangrijk probleem aan de orde. Maar schiet wel erg tekort in het aanbieden van een oplossing. 

Want natuurlijk zouden beleidsvoorstellen en -adviezen gebaseerd behoren te zijn op de bestaande sociaalwetenschappelijke inzichten in het menselijk gedrag, in wat mensen willen en kunnen. En overheidsadviesinstellingen zoals het SCP zouden zo toegerust behoren te zijn dat ze van die inzichten op de hoogte zijn en de ontwikkelingen daarin volgen.

Maar de bestaande toestand is daar ver van verwijderd. Ik denk natuurlijk meteen aan mijn realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. Waarin ik de sociaalwetenschappelijke inzichten inventariseerde in wat mensen willen en kunnen. Om zo tot een empirisch onderbouwd "mensbeeld" te komen, dat van de Dual Mode-theorie, waarop voorstellen voor sociale hervorming kunnen worden gebaseerd. 

Daarin gaat het niet over het bewust en expliciet maken van mensbeelden, maar over de noodzaak en de mogelijkheid om beleidsadviezen te baseren op de bestaande sociaalwetenschappelijke inzichten in de aard van het menselijk gedrag.

Het is opvallend en eigenaardig dat een overheidsinstelling als het SCP in het eerste blijft hangen. Dat zegt veel over hoe gebrekkig de bestaande sociaalwetenschappelijke inzichten doordringen tot overheidsadviesinstellingen.

zondag 30 oktober 2022

Zondagochtendmuziek - Schubert – String Quintet in C major | Amaryllis Quartett, Jens Peter Maintz...

Donderdagavond schoof Pieter Wispelwey aan bij het Doric String Quartet, toen dat na de pauze, in TivoliVredenburg te Utrecht, het Strijkkwintet van Franz Schubert uitvoerde. Hij deed dat in 2017 ook al eens, maar toen bij het Dudok Kwartet

Dat Strijkkwintet van Schubert is wel een van de allermooiste kamermuziekwerken. Schubert schreef het enkele maanden voor zijn dood en je leest vaak dat dat in de muziek doorklinkt. Maar omdat hij al jong wist dat hij niet lang zou leven, moet dat voor veel meer van zijn composities gelden.

Hoe dan ook, het was een indrukwekkende uitvoering. Guido van Oorschot gaf in de Volkskrant slechts drie sterren aan de uitvoering een dag eerder in Arnhem: Het dwarst van al was cellist Pieter Wispelwey, als gast van het toch al dwarse Doric String Quartet

Dat dwarse zat er volgens hem in dat de eerste violist te weinig leidde, weigerde om de eerste viool te spelen. En het zat er in dat de "brombeer-cello" van Wispelwey "zich lastig liet voegen in het filigraanwerk van het kwartet".

Dat mag zo zijn, maar het zou ook kunnen dat dit zo bedoeld was. En het resultaat viel bij de zaal zeer in de smaak. Het strijkkwintet werd in deze opzet meer een compositie voor strijkkwartet en cello. Waarmee duidelijk werd gemaakt waarom Schubert die tweede cello, in plaats van zoals gebruikelijk een tweede altviool, nodig had gevonden. 

De ruimtelijke opzet in de Hertzzaal benadrukte dat. De andere cellist was bij de twee violen aangeschoven, nadrukkelijk op afstand van "de brombeer Wispelwey". Die opstelling lijkt niet gebruikelijk. 

Je ziet hem ook niet bij deze, overigens prachtige, uitvoering door het Amaryllis Quartett met Jens Peter Maintz.

vrijdag 28 oktober 2022

Door de verleidingen van de statuscompetitie piekt de stress op middelbare leeftijd. Wat te doen?

Update. Hoe maak je zo'n algemeen inzicht op basis van de cijfers concreet? Welnu, lees 'Ik moest die ratrace loslaten. Het is geen race' in het FD over Rutger Jonkman, geboren in 1991, die hard op weg was om carrière te maken op de Zuidas en met een angststoornis thuis kwam te zitten.

Het was al bekend dat als je mensen langere tijd volgt en ze steeds vraagt naar hun welbevinden of tevredenheid met het leven, dus als je longitudinaal onderzoek doet, dat dan blijkt dat die levenstevredenheid gedurende de levensloop een dal laat zien. Tot een jaar of 40 daalt de tevredenheid, om daarna weer langzaam toe te nemen. Dat gegeven wordt soms wel geïnterpreteerd als het bestaan van een midlife crisis. Zie eerder het bericht Tevredenheid met het leven daalt tot je 40ste en neemt daarna weer toe

Nu is er nieuw onderzoek dat hetzelfde fenomeen laat zien voor meer objectieve indicatoren voor hoe goed of slecht mensen zich voelen: The Midlife Crisis

De onderzoekers haalden longitudinale data bij elkaar over ongeveer 500.000 bewoners van rijkere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, Australië, de Verenigde Staten, Nederland, Frankrijk. Statistische analyses wezen toen uit dat de middelbare leeftijd het meest stressvol is, terwijl dat de leeftijd is dat de meeste mensen bijna op de top van hun inkomen zitten en nog niet last hebben van ouderdomsziekten. Dat die periode zo stressvol is, blijkt eruit dat dan de cijfers pieken voor: depressie, angststoornis, zelfmoord, zelfmoordgedachten, slaapproblemen, migraine, stress op het werk en alcoholverslaving. 

Tot die middelbare leeftijd nemen al die stressindicatoren toe en daarna nemen ze weer af. Geheel in lijn met dat dat dal in de tevredenheid met het leven.

De verklaring voor dit fenomeen lijkt er niet in te liggen dat ouders tot die leeftijd nog de zorg hebben voor hun kinderen. Ook lijkt het niet (alleen maar) een selectie-effect te zijn, het effect dus van het vroegtijdig overlijden van degenen met de meeste stress. 

Een mogelijke verklaring die de onderzoekers "intuïtief aantrekkelijk" vinden is die van de teleurgestelde ambities. Dat zou betekenen dat we de eerste veertig jaar van ons leven verleid worden tot het nastreven van te hoge, onrealistische, ambities en dat we op middelbare leeftijd onder ogen moeten zien dat we die niet zullen kunnen realiseren. We moeten dan dus anders over het leven en over onszelf gaan nadenken. Maar dat is een opgave.

De onderzoekers noemen de interessante studie Unmet aspirations as an explanation for the age U-shape in wellbeing van Hannes Schwandt uit 2016, die laat zien dat mensen ten onrechte verwachten dat hun tevredenheid met hun leven gedurende de jongvolwassenheid zal toenemen en pas op veel latere leeftijd zal afnemen. Dat dal in hun tevredenheid op middelbare leeftijd zien ze dus niet aankomen, integendeel, ze verwachten daar een piek. 

Ook noemen de onderzoekers de mogelijkheid dat de wijsheid pas met de jaren komt, dus pas op latere leeftijd, met een verwijzing naar Individual and societal wisdom: explaining the paradox of human aging and high well-being.

Opvallend is dat die twee mogelijke verklaringen sterk overeenkomen met de verklaring die zich aandient als je er naar kijkt met de blik van de Dual Mode-theorie. We worden geboren en groeien op in een maatschappij waarin we niet alleen met het gemeenschapspatroon, zoals meestal in het ouderlijk gezin, maar ook met het statuscompetitiepatroon te maken krijgen. Vooral bij het opgroeien en de jongvolwassenheid staan we sterk bloot aan de verleidingen van het statuscompetitiepatroon. We moeten op school beter presteren dan anderen. We moeten concurreren op de arbeidsmarkt. Vrijwel alles wat we waarnemen, het gedrag van anderen, de sociale media, de televisieprogramma's, de reclame, duwt ons in de richting van de statuscompetitie. Die altijd alleen maar verliezers kent, omdat zelfs de "winnaars" zich nimmer veilig kunnen voelen.

Die statuscompetitie doet ons uit het oog verliezen dat we ons beter zouden voelen als we hadden kunnen kiezen voor het gemeenschapspatroon. Maar die keuze kunnen we maar heel beperkt in ons eentje maken. Veel meer mensen, ja, iedereen, zou dat moeten doen. Maar dat zou niets minder dan een maatschappijverandering vereisen. Een grootscheepse beweging weg van het statuscompetitie-evenwicht en in de richting van het gemeenschapsevenwicht.

Dan zou dat merkwaardige fenomeen, dat we ons tot en met die middelbare leeftijd steeds slechter gaan voelen en pas daarna weer beter, verdwijnen. We zouden vanaf het begin een leven kunnen leiden dat recht doet aan de wenselijkheden van het gemeenschapspatroon en de onwenselijkheden van het statuscompetitiepatroon weet te vermijden. 

In plaats van een leven waarin de wijsheid pas heel laat tot ons komt.

maandag 24 oktober 2022

Steeds meer aanwijzingen dat pesten op scholen een vorm is van statuscompetitie. Maar aandacht voor het wegnemen van achterliggende oorzaken ontbreekt

Sociaalwetenschappelijk onderzoekers naar pesten op scholen beginnen er steeds meer achter te komen dat pesten een uiting is van het menselijk statuscompetitiepatroon. Waar ze duidelijk nog geen oog voor hebben is dat de omstandigheden waaronder kinderen overwegend onderwijs krijgen, grote scholen en leeftijdshomogene groepering, eraan bijdragen dat dat statuscompetitiepatroon onder leerlingen zo vaak de kop opsteekt.

Om met dat eerste te beginnen, ik stond er al in 2013 bij stil, naar aanleiding van toen verschenen onderzoek, dat je pesten onder leerlingen moet zien als een vorm van statuscompetitiegedrag. Zie Pesten hoort bij statuscompetitie. Wil je pesten terugdringen, doe dan iets aan de statuscompetitie. En in 2020 vatte ik het tot dan verschenen onderzoek naar het verband tussen "statusdoelen" van leerlingen en hun pestgedrag samen voor het tijdschrift Pedagogiek in Praktijk (PiP): Minder pesten door kleinere scholen en leeftijdsgemengde groepen

Daarin ging het er ook over hoe het komt dat leerlingen zo gemakkelijk in dat statuscompetitiepatroon terechtkomen, dus statusdoelen nastreven. In plaats van "vriendschapsdoelen", dus de doelen van het gemeenschapspatroon. Dat heeft er namelijk mee te maken dat kinderen op school in een sociaal onveilige omgeving terechtkomen. Onveilig doordat ze elkaar niet goed kennen en daardoor onzeker zijn over wat hen te wachten staat. Het kan de kant op gaan van gemeenschapsgedrag (vriendschapsdoelen in het onderzoekersjargon), maar ook van statuscompetitiegedrag (statusdoelen). 

Die onzekerheid triggert het statuscompetitiegedrag, want het wordt een prioriteit om te voorkomen dat je als loser eindigt. Aardig zijn kan als zwak worden gezien en maakt je kwetsbaar. Dus doen kinderen zich stoerder voor dan ze zijn en proberen ze indruk te maken. Dat leidt gemakkelijk tot pesten: je eigen status verhogen door anderen te kleineren. Terwijl iedereen liever zou hebben dat gemeenschapsgedrag de norm was, bevordert de sociale onzekerheid het statuscompetitiegedrag.

Dat pesten inderdaad een vorm is van statuscompetitiegedrag wordt bevestigd door het pas verschenen Bullying and social goal-setting in youth: A meta-analysis. De auteurs gingen op zoek naar onderzoeksartikelen die rapporteren over het verband tussen sociale doelen van leerlingen (vriendschapsdoelen versus statusdoelen) en pestgedrag en vonden 14 van zulke studies, verschenen tussen 2003 en 2020. Nederland was met vijf studies vertegenwoordigd, Italië met twee en Griekenland, Finland, Oostenrijk, China, Groot-Brittannië, Israël en de Verenigde Staten elk met een. 

Alle data samengenomen, wijst de meta-analyse uit dat pesten negatief samenhangt met vriendschapsdoelen en positief met statusdoelen. Je treft dus onder leerlingen zowel het gemeenschapspatroon aan als het statuscompetitiepatroon en leerlingen bij wie meer dat statuscompetitiepatroon aanwezig is, pesten meer. Terwijl ze dat minder doen als ze meer geleid worden door het gemeenschapspatroon.

Terwijl het sociaalwetenschappelijk onderzoek naar pesten op scholen dus steeds meer wijst op het belang van dat statuscompetitiepatroon en dus van de sociale onveiligheid op scholen, ontbreekt nog de aandacht voor de achterliggende oorzaken. Dus voor het inzicht dat wij met de inrichting van het onderwijs, grote scholen en leeftijdshomogene groepering, zelf die sociale onveiligheid creëren. Met kleinere scholen en leeftijdsmenging zouden we kinderen veel ellende kunnen besparen. 

Maar tot nu toe komen onderzoekers niet op het idee om daar voor te pleiten. Jammer is dat.

zondag 23 oktober 2022

Zondagochtendmuziek - L'Arte della Scordatura, Mayumi Hirasaki

Guido van Oorschot geeft in de Volkskrant vijf sterren aan de nieuwe CD waarop Mayumi Hirasaki, concertmeester van Concerto Köln, de Rozenkrans- of Mysteriesonaten van de Oostenrijker Heinrich Ignaz Franz von Biber (1644-1704) uitvoert. 

Biber gebruikte voor die sonates violen met andere dan de standaard stemming. Die scordatura diende om het spelen van de compositie te vergemakkelijken of om het bereik van de viool uit te breiden en een andere klank te kunnen voortbrengen. Een andere uitvoering van die sonates kwam al eens aan de orde in de zondagochtendmuziek van 24 november 2019. Maar die video is niet meer beschikbaar.

Ik ging even op zoek naar Mayumi Hirasaki en kwam terecht bij de video L'Arte della Scordatura, met een uitvoering van scordatura werken van Giuseppe Tartini, Pietro Castrucci en Carlo Ambrogio Lonati, omlijst met muziek van Händel en Corelli. Met als toegiften een Largo, misschien door Bach gecomponeerd, en nog een Vivace en Variatio van Lonati.

Prachtige muziek. En een geweldige violiste!


donderdag 20 oktober 2022

Zowel de arme sloebers die echt slachtoffer zijn van bestaansonzekerheid als de narcisten die het aan niets ontbreekt, zijn vatbaar voor samenzweringstheorieën.

Samenzweringstheorieën of complottheorieën moeten wel voorzien in een behoefte. Maar welke precies?

Dat vraag je je af, in een tijd waarin dat soort theorieën veelvuldig in het nieuws komen. Zoals naar aanleiding van een interview waarin het Nederlandse Tweede Kamerlid Thierry Baudet zichzelf een complotdenker noemt en de theorie aanhangt dat "een samenzwering van reptielen" de wereld bestuurt. Later lichtte hij dat, volgens de Volkskrant, op Twitter toe":

‘Ik sprak over een samenzwering achter de schermen van globalisten, geheime diensten, psychopaten – waardoor de democratie en de vrijheid verdwijnt’, twitterde hij dinsdag. ‘Degenen die ons dit aandoen zijn een soort onmensen, reptielen, machines, gevoellozen kortom.’ 

Eveneens op Twitter gaf Bart Wallet (@BartWallet), hoogleraar in de vroegmoderne en moderne Joodse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, een toelichting op die complottheorie. Die is ontwikkeld door "supercomplotdenker" David Icke en houdt in dat er 

een eeuwenoude geheime groep (is) die zich holografisch als mensen manifesteert, maar eigenlijk hagedisachtig is. Zij willen greep over geld, economie, wetenschap, media, politiek. Gewone mensen zijn slachtoffer. 

Waaruit bestaat die geheime groep? Welnu, uit 

vooraanstaande figuren, van het Britse koningshuis tot Amerikaanse presidenten. De meest kernachtige ‘reptilians’ zijn echter de Rothschilds die met een ‘joodse kliek’ of cabal de wereld in hun greep proberen te krijgen.

En die groep heeft alle grote oorlogen op zijn geweten. En de Holocaust, want Hitler werd door hen gefinancierd. Ze parasiteren op de samenleving en willen "een nieuwe wereldorde" vestigen. 

Er is veel ophef over dat interview, maar dat Baudet grossiert in complottheorieën, dat was al bekend. De Volkskrant vat samen:

De FvD’er beweerde onder meer dat er een welbewuste ‘homeopathische verdunning’ van de Nederlandse bevolking gaande is, plaatste ‘vraagtekens’ bij het gegeven dat de MH17 is neergehaald door de Russen, herhaalde keer op keer dat de coronapandemie een verzinsel is van het World Economic Forum (WEF) om burgers onder controle te krijgen, trok in twijfel dat Al Qaida verantwoordelijk is voor 9/11 en suggereerde recentelijk nog dat Sigrid Kaag is opgeleid als spion voor de geheime dienst. Bij veel van die theorieën waren subtiele en minder subtiele antisemitische verwijzingen nooit ver weg.

Wat opvalt is dat er dus volgens zo'n complottheorie een geheime en heel machtige en zeer kwaadaardige groep mensen bestaat. En dat bovendien alleen de bedenker en de aanhangers van die theorie dat geheim doorgronden. 

In een vorig bericht noemde ik al dat complottheorieën voortkomen uit het statuscompetitieve wereldbeeld dat door bestaansonzekerheid wordt aangewakkerd. Ons gedrag wordt uiteindelijk aangestuurd door de zoektocht naar veiligheid. Als die wordt bedreigd, dan dienen we zo gauw mogelijk te achterhalen wat daar de oorzaak van is. Dat is de verklaringsbehoefte, die mensen er in de tijd van de eerste landbouwsamenlevingen toe bracht om te gaan geloven in een naar de menselijke psychologie gemodelleerd opperwezen als veroorzaker van de rampen en catastrofes die plaatsvonden. 

Die rampen waren zo overweldigend dat er wel een almachtig opperwezen, en dus de ene God, voor verantwoordelijk moest worden gehouden. Die door menselijke misstappen, zonden, ontstemd was geraakt. Waardoor het dringend werd om die misstappen te identificeren en anders te gaan handelen. Denk terug aan Geloof in de enige God als bescherming tegen bestaansonzekerheid.

De structuur van die "opperwezen-verklaring" komt sterk overeen met die van de complottheorie. In het Review-artikel An Existential Threat Model of Conspiracy Theories over het verband tussen bestaansonzekerheid en samenzweringstheorieën van Jan Willem van Prooijen kom je die verklaringsbehoefte tegen als de menselijke neiging tot sense making (p. 18):

These sense-making processes are part of an inborn threat-management system that enables organisms to cope with existential threats in a functional manner. By quickly identifying the nature of the threat, people are able to take appropriate action in time, thus effectively protecting themselves and kin from harm (Neuberg, Kenrick, & Schaller, 2011).

Sense-making processes can be defined as cognitive attempts to establish straightforward, meaningful, and causal relationships between stimuli.(...)

Conspiracy theories satisfy these sense-making motivations by providing perceivers with the idea that they understand the root causes of feelings of existential threat.

Het verschil is dat er in het ene geval een almachtig opperwezen verantwoordelijk is voor de ellendige toestand (en uiteindelijk de menselijke zonde) en in het andere geval die geheime, machtige en kwaadaardige groep "onmensen, reptielen, machines, gevoellozen" . 

Oké, maar wat te zeggen over wat het er aan het begin staat, die toestand van onveiligheid, van bestaansonzekerheid, van het bedreigd zijn? We zien dus de vele aanwijzingen dat die toestand verklaart waarom veel mensen in een samenzweringstheorie gaan geloven. Ze zoeken een verklaring voor hun ellende en die wordt hen aangeboden. 

Maar hoe zit dat met degenen die die complottheorieën bedenken, de wereld in sturen en propageren? Dat zijn toch vaak personen die helemaal niet slachtoffer zijn van bestaansonzekerheid? 

Neem nu Thierry Baudet, die leeft van het honorarium van zijn Kamerlidmaatschap en van zijn niet opgegeven en dus onbekende neveninkomsten. En de supercomplotdenker David Icke lijkt ook niet onbemiddeld. Wat beweegt hen? 

Het antwoord daarop lijkt te zijn dat de mate waarin iemand de wereld als onveilig en bedreigend waarneemt er ook van afhangt hoe hij vindt dat de wereld zou moeten zijn. Voor de narcist is de wereld pas veilig als hij door iedereen wordt bewonderd. Of als hij door iedereen wordt gevreesd. Als hij aan de top staat van de statushiërarchie. Als de wereld aan zijn voeten ligt.

En zolang dat niet het geval is, dan moeten er wel geheime, machtige en kwaadaardige krachten zijn die hem tegenwerken. Dan bestaat de wereld uit vijanden en hun  macht moet wel heel groot zijn, want ze hebben zich immers nog niet neergelegd bij zijn superioriteit.

Zowel de arme sloebers die echt slachtoffer zijn van bestaansonzekerheid als de narcisten die het aan niets ontbreekt, zijn dus vatbaar voor samenzweringstheorieën.

maandag 17 oktober 2022

Over de laatste stuiptrekkingen van het neoliberalisme in Groot-Brittannië - Sektegedrag en incompetentie

De neoliberale fantasiewereld, die in de jaren 70 en 80 de politici en de kiezers in zijn greep kreeg, botst tegen de harde realiteit. Dat is de korte overgangstijd waarin we leven. Zie hier het vorige bericht.

Die botsing is er in de eerste plaats doordat het beeld van economische deskundigheid dat de neoliberalen zo bekwaam wisten op te houden, slechts schijn blijkt te zijn. Ik zocht even op hoe J. Bradford DeLong dat samenvattend beschrijft in zijn pas verschenen Slouching Towards Utopia. An Economic History of the Twentieth Century (p. 461):

The world began to take the neoliberal turn in the 1970s. The turn was all but complete by 2000. Noeliberalsim in its various forms had ascended, and was providing the world's political-economy governance default presumptions and practices. 

This ascent is a puzzle. The neoliberal turn had failed to deliver higher investment, greater entrepreneurship, faster productivity growth, or the restoration of middle-class wage and income growth. The new policies had delivered massively greater income and wealth inequality. What was the appeal?

Ja, hoe kon dat economische beleid zo populair worden? Wat was de aantrekkingskracht? 

The neoliberal order hung on because it took credit for victory in the Cold War, because it took credit for making sure the undeserved didn't get anything they did not deserve, and because the powerful used their megaphones to loudly and repeatedly tell others that they deserved the credit for whatever they claimed neoliberal policies had achieved. And so the hand that had been dealt was played out.

Het leek dat na de val van het communisme "het kapitalisme" had gezegevierd en dat het enige alternatief nog het neoliberalisme was. Maar ook bleek dat er achter die schijn van economische deskundigheid de banale ideologie schuilging dat de rijken hun rijkdom verdiend hebben en dat de armen maar moeten proberen om zelf ook rijk te worden. Het neoliberale economisch denken bleek weinig meer te zijn dan de uitingsvorm van het statuscompetitieve wereldbeeld van ieder-voor-zich. Het wereldbeeld dat zo verleidelijk wordt als je tot de rijken en machtigen bent gaan behoren. Dat is de tweede botsing met de harde realiteit.

En dan is er nog de derde botsing. Door de in gang gezette toename van ongelijkheid en bestaansonzekerheid voor iedereen die niet rijk en machtig is, kregen rechts-extremistische populisten de wind in de zeilen. Waardoor de democratie, de uitingsvorm van het gemeenschapswereldbeeld van iedereen-telt-mee, werd bedreigd. Dat is de harde politieke realiteit: neoliberalisme voert vroeg of laat, maar vooral opvallend vroeg, naar de afgrond van het fascisme. De afgrond van de onderdrukking van alles wat zwak is en wat anders en dus een vijand is. De afgrond dus van het statuscompetitiepatroon.

De vraag is nu hoe die drie botsingen met de realiteit voor wat volgt zullen uitpakken. In de Verenigde Staten zagen we dat een door de media, het Grote Geld en door Poetin in het zadel geholpen rechts-extremistische populist werd weggestemd. Hoewel een ooit respectabele politieke partij, de Republikeinen, een gevaar voor de democratie is geworden, lijkt enig vertrouwen op een goede afloop gerechtvaardigd.

In Groot-Brittannië kunnen we de afloop nu van dag tot dag, ja, bijna van uur tot uur, volgen. Ten tijde van het vorige bericht was de onhoudbaar geworden Boris Johnson al opgevolgd door Lizz Truss, die samen met haar minister van Financiën Kwasi Kwarteng een extreem neoliberaal beleid in het vooruitzicht stelde. Het werd gekenmerkt als het product van de wensdromen van de rechtse denktanks waar die twee uit zijn voortgekomen. Belastingverlagingen voor de rijken en de grote ondernemingen en verdere verschraling van de sociale en publieke voorzieningen. 

Dat werd gepresenteerd als middel om de economische groei aan te zwengelen. Die inderdaad in Groot-Brittannië al lange tijd opvallend stagneert. Deels door Brexit, maar juist ook door het in het verleden gevoerde neoliberale beleid en de bezuinigingen op de overheidsuitgaven. Nog meer van hetzelfde als voorgestelde oplossing. Diane Coyle, auteur van het vorig jaar verschenen Cogs and Monsters: What Economics Is, and What It Should Be schreef daarover op Project Syndicate:

Few would disagree with Truss and Kwarteng’s diagnosis of the UK’s economic challenges. The current confluence of global crises has exposed the country’s chronically low growth rate and flat-lining productivity. But their proposed remedy – cutting taxes for the rich and undoing economic regulations, thereby unleashing innovation and investment – turned out to be a harder sell. Even financial-market traders (hardly statist left-wingers) do not believe in Truss’s vision of a twenty-first-century Hayekian utopia.(...)

Considering that the UK economy is still less productive than its peers after decades of tax cuts and deregulation, the idea that lowering tax for the wealthy would act as a supply-side stimulus struck most people as wishful thinking at best. 

Gevolg door een betoog dat we nu in een tijd leven waarin we, naast de klassieke overheidstaken, juist een grotere en actieve overheid nodig hebben.

In short, an economy undergoing major structural shifts requires a forward-looking economic strategy. Just as the 1960s-era approach of subsidizing selected “winners” survived well past its expiration date, so has the tax-cutting and deregulatory approach of the past 40 years. Today’s knowledge economy requires an innovative state to provide a long-term framework for investment and set the rules of the game. Unless Truss and Kwarteng stop living in the past, the prospects for the UK economy on their watch look bleak.

Anders gezegd, we hebben te maken met de laatste stuiptrekkingen van het neoliberalisme. Met de ogen dicht doorgaan op de eenmaal ingeslagen weg. Sektegedrag. Incompetentie. Economisch onhoudbaar. Maar ook politiek onhoudbaar. Simon Wren-Lewis liet fraai zien hoe ver die stuiptrekkingen verwijderd zijn van wat Britse kiezers, ook de Conservatieve, wenselijk achten. 

Geen wonder dus dat ook deze regering en dit beleid moeilijk zijn te handhaven. Eerst werd die verlaging van de inkomstenbelasting voor de rijken teruggedraaid. Maar dat was niet voldoende. Truss moest haar minister van Financiën vragen om af te treden, hoewel ze dit programma samen met hem had opgesteld. Ze kon weinig anders dan hem laten opvolgen door Jeremy Hunt, die vandaag vrijwel alle aangekondigde maatregelen terugdraaide. In een wanhopige poging om nog te redden wat er te redden valt.

Je zou denken dat het tijd wordt voor nieuwe verkiezingen. Volgens de opiniepeilingen zouden de Conservatieven electoraal worden weggevaagd, ten gunste van Labour. Maar die verkiezingen kunnen nog een paar jaar gerekt worden. Zeer benieuwd hoe de Conservatieven denken dit te kunnen oplossen. Ze zijn, net zo als de Republikeinen in de Verenigde Staten, volledig de weg kwijtgeraakt.

zondag 16 oktober 2022

Zondagochtendmuziek - Joep Franssens - Grace (2008)

 

De Nederlandse componist Joep Franssens (1955) ging al heel vroeg zijn eigen weg. Hij liet zich leiden door wat uit hemzelf naar boven kwam en niet door wat anderen of de tijdgeest van hem verwachtten. Dat op zich verdient al bewondering. 

Maar die bewondering verdient ook de muziek. Dit is een uitvoering uit 2008 van Grace door het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Vasily Petrenko en sopraan Yvette Bonner. Het zal de première zijn geweest. 

Ontroerend mooie muziek. Vermijd de verleiding om te proberen het ergens onder te brengen en te categoriseren. Gewoon luisteren.

donderdag 13 oktober 2022

Over de korte overgangstijd waarin we leven - de laatste stuiptrekkingen van het neoliberalisme?

Misschien heeft Thomas Piketty gelijk dat we in een lange overgangstijd leven, op weg naar meer politieke en economische gelijkheid. Naar wat Piketty participatief socialisme noemt. Overeenkomend met wat ik (op weg naar) het gemeenschapsevenwicht noem. Zie hier het vorige bericht

Je zou Piketty graag gelijk kunnen geven. Maar zijn argumentatie is toch eigenlijk alleen maar dat die ontwikkeling naar meer gelijkheid zich nu al zo'n twee eeuwen afspeelt. En dat is niet voldoende om te concluderen dat die trend zich altijd maar zal doorzetten. Ik noemde al dat de ambivalentie van de menselijke sociale natuur tussen gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag doet verwachten dat de strijd tussen die twee op maatschappelijk vlak er altijd wel zal blijven. Met blijvende onzekerheid over waar die strijd op zal uitdraaien.

Los daarvan ziet Piketty ook wel in dat die trend naar meer gelijkheid gepaard kan gaan met ups en downs. Bij hem gaat het om een strijd tussen ideologieën en de uitkomst daarvan beweegt zich niet rechtlijnig door de geschiedenis. De korte overgangstijd die we nu meemaken is die van het doodlopen van de neoliberale onderbreking (een down) van de naoorlogse ontwikkeling van de verzorgingsstaat (een up), die begon begon in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. 

Toen begonnen de pleidooien voor meer marktwerking en om de overheid terug te dringen. Pleidooien die zich lang konden voordoen als objectief wetenschappelijk onderbouwde betogen. Het vak economie schreef  "economische hervormingen" voor en het prestige van dat vak was zo groot dat iedereen daarmee instemde. Niet alleen de rechtse politieke partijen, maar ook de sociaaldemocraten gingen voetstoots aannemen dat die weg diende te worden ingeslagen. Lees Neoliberalisme. Een Nederlandse geschiedenis van Bram Mellink en Merijn Oudenampsen voor hoe zich dat in ons land voltrok.

De overheid moest terugtreden en zichzelf ook meer bedrijfseconomisch organiseren. En de markt moest worden uitgebreid, door uitbesteding, privatiseringen, deregulering en verlaging van belastingen. Meer ongelijkheid was goed, want zorgde voor de benodigde "prikkels". En dat alles zou zorgen voor meer economische groei en precies die economische groei moest ook het allesbepalende criterium worden voor wat wenselijk was.

Natuurlijk zagen al die neoliberale economen en politici ook wel in dat wat zij voorstonden zich slecht verdroeg met de morele gemeenschapsintuïties van iedereen-telt-mee en van rechtvaardigheid. Maar die morele tegenwerpingen werden geneutraliseerd door de belofte dat de economische groei uiteindelijk ook terecht zou komen bij degenen die het niet zo goed hadden. Dat was het trickle-down argument. Waarmee de sterk groeiende inkomens-, maar vooral vermogensongelijkheid gerechtvaardigd zouden kunnen worden.

Zoals gezegd, we maken nu mee dat die neoliberale onderbreking op zijn eind loopt. Dat is de korte overgangstijd waarin we nu leven. De objectief wetenschappelijke argumenten bleken toch niet zo goed empirisch onderbouwd te zijn. De economische groei viel tegen en was lager dan in de eerste, zeg maar sociaaldemocratische, decennia na de Tweede Wereldoorlog. De ongelijkheid nam groteske vormen aan. Daklozen verschenen in het straatbeeld en voedselbanken werden opgericht. Niet iedereen telde mee. En de financieel-economische instabiliteit nam toe.

De indruk dringt zich op dat die objectief wetenschappelijke argumenten als dekmantel fungeerden voor een door het statuscompetitiepatroon geïnspireerd beleid. Voor de banaliteit van de rijken verdienen het rijk te zijn en de armen verdienen hun armoede. Verschil moet er zijn. Het einddeel is de statushiërarchie met de machtigen aan de top.

Nu zien we her en der dat dat neoliberale fantasiegebouw instort. Het stelde niet alleen teleur in economisch opzicht. Doordat het de bestaansonzekerheid voor grote groepen burgers vergrootte, dreef het kiezers naar rechts-extremistische en antidemocratische partijen. Mijn laatste bericht daarover: De neoliberaal gemotiveerde toename van bestaansonzekerheid, de niet in goede banen geleide globalisering, groeiende ongelijkheid en de opkomst van het rechts-extremisme.

Die politieke gevaren zijn nog niet geweken, maar de Amerikanen bezorgden Donald Trump een grote nederlaag en brachten de Biden-regering aan de macht, die duidelijk een breuk nastreeft met het neoliberale tijdperk. Zie (uit januari van het vorig jaar): Wat is hier aan de hand? Is dit echt het begin van een historische omslag van statuscompetitief overheidsbeleid naar gemeenschapsbeleid? 

Maar of die positieve ontwikkeling zich zal kunnen doorzetten is niet zeker. De Republikeinse partij is volledig gekaapt door het Grote Geld en door antidemocratische krachten, die erop uit zijn om een statushiërarchie te vestigen met witte mannen aan de top. Het zijn misschien de laatste stuiptrekkingen van wat in de jaren 70 en 80 in het leven werd geroepen. Het wordt nog spannend of ze bij de komende verkiezingen zullen worden verslagen.

Ook in Groot-Brittannië zien we misschien die laatste stuiptrekkingen. Waar neoliberale diehards een regering hebben kunnen vormen die al meteen in grote moeilijkheden is komen te verkeren. We wachten even hoe dat afloopt. Misschien weten we morgen al meer. Wordt vervolgd. Hier het vervolg.

woensdag 12 oktober 2022

De hang naar vertrouwdheid maakt veel menselijk gedrag begrijpelijk - Over territoriumdrift, slechte relaties, vluchtelingen, "gelukszoekers", slechte gewoontes en de klimaatverandering

Wat komt er zoal je gezichtsveld binnen als je afwijkt van wat in de sociale wetenschap gebruikelijk is en biologische inzichten in de menselijke sociale natuur niet negeert, maar juist binnenhaalt? Zie hier het vorige bericht

Neem dat inzicht dat ons gedrag sterk aangestuurd wordt door ons autonome zenuwstelsel en dat we er daardoor op zijn ingesteld om altijd onze omgeving, vaak onbewust, te beoordelen op signalen van veiligheid dan wel onveiligheid. Alle zichzelf voortbewegende organismen, dieren dus, zijn daar in het verleden op geselecteerd. Een omgeving is veilig als hij gunstig is voor je overleving en je reproductie. Als je genoeg energie aan je omgeving kunt onttrekken, als er weinig bedreigingen zijn, zoals van roofdieren, vijandige soortgenoten of ziekteverwekkers, en als er partners voor reproductie beschikbaar zijn.

Een belangrijk signaal voor veiligheid is de vertrouwdheid van de omgeving. Want bij vertrouwdheid heb je langere tijd doorgebracht waar je nu bent, zonder dat er zich fatale gebeurtenissen hebben voorgedaan. Dat geeft vertrouwen in de toekomst. Waar ik hier ben, is het kennelijk goed toeven, want ik leef nog. Het zou kunnen dat het elders (nog) beter is, maar dat weet ik niet. En ik weet niet welke gevaren ik loop als ik er naar op zoek zou gaan. 

Die rol van vertrouwdheid als signaal voor veiligheid verklaart dat de meeste dieren conservatief zijn. Anders gezegd, dat er een territoriumdrift bestaat. De neiging om je mobiliteit te beperken tot het gebied dat je vertrouwd is en om dat gebied zo goed mogelijk in stand te houden en te verdedigen tegen indringers. Dat die indringers er kunnen zijn, komt eruit voort dat ze hun eigen territorium zijn kwijtgeraakt en op zoek zijn naar een nieuw gebied om zich te vestigen en er vertrouwd mee te worden. Dat op zoek zijn, is ook een vorm van territoriumdrift. 

Eigenlijk zou vertrouwdheidsdrift een beter woord zijn. De drijfveer om vertrouwdheid in stand te houden als je erover beschikt en om er naarstig naar te zoeken als dat niet zo is. 

Want die drijfveer verklaart bijvoorbeeld ook dat mensen in relaties blijven hangen waarvan ze eigenlijk al weten dat die niet goed voor hen zijn. Vertrouwdheid kan er niet alleen zijn met een locatie, maar ook met anderen. Of zelfs met je eigen gedrag en dan spreken we over gewoontes, die ook slecht voor ons kunnen zijn, maar die we toch maar moeilijk kunnen afleren. Vanwege die vertrouwdheid. 

De hang naar vertrouwdheid werpt ook licht op het verschijnsel dat mensen pas hun land ontvluchten als het echt niet anders meer kan. Het verschijnsel dus dat er zich onder vluchtelingen nauwelijks "gelukszoekers" bevinden. Als je je land ontvlucht, dan is daar vrijwel altijd een heel goede reden voor.

En tegelijk wordt begrijpelijk dat een kwart van de Nederlanders het daar niet mee eens is. Want die negatieve houding tegenover vluchtelingen valt op zijn beurt weer te verklaren als voortkomend uit de vrees dat teveel vreemden ("indringers") de vertrouwdheid van Nederlanders met elkaar zullen verstoren. Het zijn maar gelukszoekers, dus is het gerechtvaardigd om ze te weren.

Tenslotte: die hang naar vertrouwdheid zou ook wel eens, althans een deel van, de verklaring kunnen zijn voor hoe moeizaam wij met zijn allen reageren op de gevaren van de klimaatverandering. Om die gevaren het hoofd te bieden, zullen we ons gedrag sterk moeten veranderen. Ook ons stemgedrag, want we zullen groener en linkser moeten gaan stemmen.

Maar wat daar voor in de plaats komt, is ons nog maar heel weinig vertrouwd. En dus deinzen we er voor terug. Terwijl we snel zouden moeten handelen. 

De hang naar de vertrouwdheid kan dus ook een negatieve macht zijn. Meer over die rol van vertrouwdheid in het menselijk gedrag in een volgend bericht.

zondag 9 oktober 2022

Zondagochtendmuziek - Leoš Janáček : Sonata for Violin and Piano

Reinbert de Leeuw vertelt verder over de muziek van Leoš Janáček. Hier het bericht van een week geleden. Over Janáčeks Vioolsonate uit 1914 en over waarom hij die pas laat begon te spelen:

... in mijn conservatoriumtijd begreep ik dat stuk niet. Ik kwam niet uit de notatie, dus ik kón het gewoon niet spelen. In die late periode schrijft Janáček dingen waarvan ik denk, dat heeft iets onspeelbaars en dat interesseerde me toen niet. Er zijn dingen die technisch eigenlijk niet mogelijk zijn. Hij noteert af en toe iets waarvan je niet weet wat hij daarmee bedoelt. Dat werd destijds gezien als onkunde, alsof hij niet wist wat hij opschreef. Maar dat is absoluut niet zo. Het heeft een sterke ambiguïteit die te maken heeft met hoe hij met harmonie en tonaliteit omgaat, en dat heeft weer een relatie met zijn fascinatie voor de Tsjechische taal. (...) In dat laatste deel van de Vioolsonate staan de piano en de viool lijnrecht tegenover elkaar. Dat spreken van de taal is de grond waaruit die geheel eigen muziektaal van Janáček is geboren. Dat komt door de spreekmelodiën die hij in noten opschreef, precies zoals hij ze hoorde. (Over de grens, p. 72-3)

Dit is dus geen muziek van het lichaam en de beweging, dus van de dans, en ook niet van het landschap en de natuur, maar van het gesprek. 

Dat is boeiend, want er zijn aanwijzingen dat muziek voorafgaat aan de taal. Zowel evolutionair als bij de taalverwerving. Denk aan Waarom muziek? Omdat er daarzonder geen taal zou zijn en aan Muziek, taal en coöperatief grootbrengen van kinderen. In zekere zin is het dus muziek die teruggaat naar de oorsprong. Verwonderlijk dat van al die componisten alleen Janáček zulke muziek schreef, en dan nog pas op latere leeftijd. 

Reinbert de Leeuw is die Vioolsonate dus op een gegeven moment toch gaan spelen, samen met  Vera Beths:

Wederom, alle conventies die je kent moet je vergeten, die tellen niet. (...) En dan groeit langzaam het besef: natuurlijk, het moet zó, mijn god, ja, en dan gaat het leven. Toen we eindelijk het geheim van dat stuk ontdekt hadden, was die Vioolsonate een openbaring voor me. (p. 83-4)

Dit is een uitvoering uit 2016 door Peter Rainer, viool, en Paul Rivinius, piano.

vrijdag 7 oktober 2022

Als het statuscompetitiepatroon vrij baan krijgt, dan voelt iedereen, ook de onderdrukker, zich onveilig. - Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 7.

De vraag naar hoe Nederlanders reageerden op de bezetting en onderdrukking door de Duitsers in 1940-1945, waar deze reeks berichten over gaat, is een bijzonder geval van het algemenere probleem hoe mensen omgaan met toestanden van onveiligheid als niet alleen zijzelf maar ook veel anderen door die onveiligheid getroffen worden. Zie hier het vorige bericht. Andere gevallen waar ik het over had, waren de toestand waarin de Duitsers zelf verkeerden toen ze eenmaal door kregen dat Hitler en zijn trawanten het helemaal niet goed met hen voorhadden en de toestand die op het ogenblik in Iran bestaat, waar de bevolking, vooral de vrouwen, in opstand komt tegen het onderdrukkende ayatollah-regime. 

En ik noemde ook al de onveiligheid en dreiging die voortkomt uit de door mensen veroorzaakte klimaatverandering en uit het onvermogen en de onwil van de regeringen en machthebbers om daar voldoende maatregelen tegen te nemen. En denk natuurlijk ook aan de toestand in Rusland, waar de Russen beginnen door te krijgen dat Poetin niet hun belangen nastreeft, maar in de ban is van een ideologische fantasiewereld.

In al zulke gevallen kan de onveiligheid en bedreiging zo groot zijn dat de angst mensen in de immobilisatiereactie duwt, dus in het verstijfd zijn, in het zich terugtrekken en het zich koest houden. Waardoor de vraag dringend wordt hoe mensen uit die toestand kunnen "ontwaken". 

En daarop is in ieder geval een deel van het antwoord dat dat ontwaken erdoor wordt bevorderd als mensen over elkaars bereidheid tot actie en verzet geïnformeerd raken. Dan gloort er hoop, want als dat verzet groot genoeg is, dan kan dat een einde maken aan de onderdrukking. De kans op collectieve en succesvolle actie activeert de sociale betrokkenheid van het gemeenschapsgedrag en daarmee het ontwaken uit de immobilisatie. 

Toegespitst op de vraag waardoor het verzet in Nederland gedurende de Duitse bezetting niet omvangrijker was, zou dit betekenen dat Nederlanders maar weinig geïnformeerd waren over elkaars bereidheid tot verzet. In het eerste bericht in deze reeks kwam al de schatting voorbij dat slechts zo'n vijf procent  van de bevolking actief was in het georganiseerde verzet. De rest, afgezien van die andere vijf procent die collaboreerden met de bezetters, zal wel enige kennis hebben gehad van dat verzet, maar hield daaraan niet de indruk over dat massaal verzet op het punt stond door te breken. Afgezien van de korte Februaristaking, was het verzet slechts weinig zichtbaar. Juist omdat het zo gering van omvang was, moest het zich in het verborgene afspelen. Van een doorbraak naar demonstraties in straten en op pleinen, zoals nu in Iran, is het nooit gekomen. 

Dat kwam natuurlijk ook doordat de bezetter erop uit was, zoals onderdrukkers dat altijd zijn, om verzet in de kiem te smoren. Die immobilisatiereactie is precies wat de onderdrukker beoogt te bereiken. Dus intimidatie, door buitensporig geweld, represailles, martelingen. Het Duitse bombardement op Rotterdam in mei 1940 had natuurlijk ook de bedoeling om te intimideren. Het behoort tot het "natuurlijke "gedrag van de onderdrukker om angst en vrees aan te jagen. 

Het sociale patroon van de onderdrukking is dat van de statushiërarchie, waarin de onderdrukker zijn eigen veiligheidsgevoel najaagt door de onveiligheidsgevoelens van de onderdrukten, dus van iedereen, zoveel mogelijk aan te wakkeren. Denk aan de paranoia van Stalin en zijn schrikbewind, waarin iedereen elke nacht van zijn bed kon worden gelicht. 

En denk aan de paranoia van Poetin en de vele moordaanslagen op zijn tegenstanders, de "verraders". Vandaag zestien jaar geleden, op Poetins verjaardag, werd de kritische journaliste Anna Politkovskaja vermoord, nadat eerder een poging was gedaan haar te vergiftigen. Zulke vergiftigingspogingen waren er meer. En er waren opvallend veel tegenstanders die omkwamen doordat ze uit het raam vielen of overboord sloegen. Niet alleen om die personen uit de weg te ruimen, maar vooral ook vanwege de algehele intimidatie die er het effect van is.

Als het statuscompetitiepatroon vrij baan krijgt, dan voelt iedereen zich onveilig. De onderdrukten zijn verstijfd van angst. En de onderdrukker lijdt aan paranoia. Hier het vervolg.

maandag 3 oktober 2022

We leven in een overgangstijd. In een lange en een korte.

We leven in een overgangstijd. Maar welke?

Het lijkt erop dat we een grote en een kleine overgangstijd kunnen onderscheiden. Over die grote overgangstijd heeft Thomas Piketty het in dit interview in het Financieel Dagblad: Thomas Piketty: 'Mijn systeem van socialisme is geen droom. We zijn al onderweg'. Daar gaat het over de overgangstijd die al zo'n twee eeuwen in beslag neemt:

In de laatste twee eeuwen is er een lange ontwikkeling geweest richting gelijkheid: politiek, sociaal, economisch. Dit proces begon ten tijde van de Franse revolutie, en dan gaat het door in de 19de en 20ste eeuw, met het einde van de slavernij, de opkomst van de welvaartsstaat, progressieve belastingen, de burgerrechtenbeweging, de afschaffing van apartheid. En het gaat vandaag door, met de Black Lives Matter-beweging en de roep om meer gendergelijkheid. De beweging richting meer gelijkheid is nog niet afgelopen...

Die ontwikkeling naar grotere gelijkheid zal naar zijn overtuiging doorgaan, in de vorm van hogere marginale tarieven van de inkomstenbelasting (80 tot 90 procent voor de hoogste inkomens) en fors hogere erfenis- en vermogensbelasting. De ontwikkeling naar meer economische democratie, meer rechten voor werknemers, ook in het bestuur van ondernemingen, en uitbreiding van de non-profitsector zal doorzetten. Ook zal zich een internationaal belastingsysteem ontwikkelen, dat beter uitpakt voor de armere landen. 

Kortom, we zullen toegaan naar een systeem van "participatief socialisme", zoals Piketty dat al beschreef in het laatste hoofdstuk van Capital and Ideology. Het zal de uitkomst zijn van de ideologische strijd die de mensheidsgeschiedenis beheerst en die gaat over rechtvaardigheid en "human and social emancipation" (p. 1035) versus de heersende machten:

Unlike the class struggle, the struggle of ideologies involves shared knowledge and experiences, respect for others, deliberation, and democracy. No one will ever possess the absolute truth about just ownership, just borders, just democracy, just taxes and education. The history of human societies can be seen as a quest for justice. Progress is possible only through detailed comparison of personal and historical experiences an dthe widest possible deliberation. (p. 1036)

Er is natuurlijk enige overeenkomst met wat ik op dit blog schreef over de strijd om de democratie in de mensheidsgeschiedenis. Met wel als nogal opvallende verschil dat ik, op grond van de aard van de menselijke sociale natuur, vermoed dat die strijd nooit ophoudt. Dus dat de democratie altijd bedreigd zal worden. Piketty is optimistischer. Zijn grootscheepse en tegelijkertijd minutieuze historische analyses rechtvaardigen volgens hem dat optimisme. Maar bij hem ontbreken dan ook de reflecties op die menselijke sociale natuur.

Maar daarnaast is er dus die kleine overgangstijd. Want die lange historische lijn die Piketty beschrijft, die kent ups en downs:

The conservative revolution of the 1980s and the fall of communism interrupted this movement; the world entered a new era of self-regulated markets and quasi-sacralization of property. The inability of the social-democratic coalition to move beyond the confines of the nation-state and renew its program in an era of globalized trade and expanded higher education contributed to the collapse of the left-right poltical system that made the postwar reduction of inequality possible. (p. 1036-7)

Anders gezegd, de ideologie van het neoliberalisme kreeg velen in zijn greep. En wat we nu, in 2022, meemaken, lijkt het einde te zijn van die merkwaardige onderbreking van de grote lijn. Die korte overgangstijd, terug naar de grote lijn, begon natuurlijk al eerder. Dit is wat ik er in 2017 over schreef: Het neo-liberalisme als eigenaardige en pijnlijke onderbreking van de ontwikkeling van de verzorgingsstaat

In een volgend bericht meer over die korte overgangstijd. Mede naar aanleiding van wat in Engeland de laatste stuiptrekkingen lijken te zijn van dat neoliberalisme: Prem Sikka: We’re in the latest stage of a right-wing coup that began in the 1970s.

zondag 2 oktober 2022

Zondagochtendmuziek - Leoš Janáček — String Quartet No. 1 "Kreutzer Sonata" / Meccore String Quartet...

Reinbert de Leeuw (1938 2020) vertelt in Over de grens. Klassieke muziek na 1900, opgetekend door Dap Hartmann, over de Tsjechische componist Leoš Janáček (1854-1928):

Janáček breekt in zijn late composities met de traditie van de klassieke muziek tot dan toe: je begint met een melodie en die ga je ontwikkelen, transformeren en in verheven vorm laten terugkomen naar de oorspronkelijke gedachte. Je haalt er de motieven uit, zoals Beethoven dat zo meesterlijk kan, en daar maak je dan weer een heel ding omheen - dat soort technieken. Dat gebeurt bij Janáček eigenlijk niet. Een motief - en soms is dat maar één noot - wordt wel herhaald, maar niet ontwikkeld. (...) De invloed van Beethoven is onmetelijk groot geweest. Maar niet bij Janáček. Het blijft voor mij raadselachtig hoe Janáček na zijn zestigste de gebaande paden verlaat en het ene na het andere meesterwerk schrijft: vijf opera's, de Sinfonietta, de Glagolitihische mis, de Capriccio, de twee Strijkkwartetten, de Vioolsonate, Dagboek van een verdwenene. Allemaal totaal origineel, hij viel niet terug op bestaande sjablonen of technieken. (p. 67-8)

Totaal origineel. Maar kwam dat dan vandaan? Wat was zijn drijfveer?

... en dat heeft weer een relatie met zijn fascinatie voor de Tsjechische taal. Janáček heeft ergens beschreven hoe hij met notenpapier in zijn hand op een bankje zat en naast zich mensen hoorde praten. Hij noteerde toen in noten de spreekmelodie van dat gesprek. Zijn late werken gaan in het diepste wezen over praten, over spreken. Dat voel je ook als je het speelt - je bent in gesprek, je zegt iets. (...) Je spreekt, iemand valt je in de rede, en dan gaat het gesprek zó, en soms botsen de sprekers met elkaar. (p. 73)

En als je dat bedenkt, ga je anders luisteren. Je gooit je Beethoveniaanse verwachtingen overboord. En ineens boeit de muziek toch. 

Neem nu dit eerste van die twee strijkkwartetten. Verwacht een gesprek. Waarbij het helpt om niet alleen te luisteren, maar ook te kijken.