Dat we vandaag, en de dagen hieraan voorafgaand, zoveel overlast door knalvuurwerk moe(s)ten ondergaan, wijst op het verschijnsel van het bestaan van meerdere sociale evenwichten.
In ons land is het afsteken van vuurwerk niet toegestaan, behalve op oudejaarsdag vanaf 10 uur 's ochtends. En er lijkt geen land ter wereld te zijn waar ter gelegenheid van de jaarwisseling meer particulier vuurwerk wordt afgestoken dan Nederland. Zie ook nog eens dit bericht over de wenselijkheid van een vuurwerkverbod.
In veel andere landen is het afsteken van vuurwerk het hele jaar toegestaan. En niemand komt er ook maar op het idee om vuurwerk te kopen en af te steken.
Een boeiend sociaalwetenschappelijk probleem hoe zulke diametraal tegenovergestelde sociale evenwichten tot stand komen. De details van de oplossing zijn moeilijk te achterhalen, maar duidelijk is wel dat sociale beïnvloeding het onderliggende mechanisme is.
Al mijn abonnees en volgers een prettige jaarwisseling toegewenst en een goed en gezond 2013!
Een blog over toepassingen van sociale wetenschap op persoonlijke en maatschappelijke vraagstukken op het gebied van de bevordering van welzijn/gezondheid en pro-sociaal gedrag/coöperatie.
maandag 31 december 2012
zondag 30 december 2012
Muziek voor de zondagochtend - Janine Jansen & friends - Beethoven: Septet in Es-groot, op. 20
Het Septet werd erg populair en er verschenen meteen diverse arrangementen. Het was snel en slim gemaakt, stoelde op een lange divertimento-traditie, maar had toch een eigen en ietwat donkere kleur. Het bevatte talrijke moderne en flitsende effecten, en was tegelijkertijd heel publieksvriendelijk. Later zou Beethoven nogal geringschattend beweren dat hij er toen geen benul van had hoe je moest componeren. En volgens Czerny zou hij zelfs gezegd hebben dat dat hij dit werk niet kon uitstaan en dat hij zich ergerde aan de algemene bijval die het genoot. Beide uitspraken illustreren de gêne die grote kunstenaars nogal eens hebben tegenover het werk uit hun jonge jaren. In het geval van Beethoven kwam daar nog bij dat hij zich moeilijk kon voorstellen dat composities die weinig inspanning vragen bij het maken of beluisteren, grote werken konden zijn.Ik vind het geweldige muziek! Hier is een live-uitvoering van 29 december van het vorig jaar in Vredenburg Leidsche Rijn door Janine Jansen & friends, bestaande uit:
Janine Jansen, viool
Dana Zemtsov, altviool
Jens Peter Maintz, cello
Stacey Watton, contrabas
Martin Fröst, klarinet
Jasper de Waal, hoorn
Fredrik Ekdahl, fagot
zaterdag 29 december 2012
Waarom zijn we eigenlijk niet allemaal emotioneel stabiel?
Hoe komt het dat mensen verschillen in de mate van emotionele stabiliteit? Of omgekeerd gezegd, in de mate van neuroticisme? Emotionele stabiliteit versus neuroticisme is een van de vijf persoonlijkheidsdimensies (de Big Five), waarmee je mensen die in ons soort maatschappij leven, kunt onderscheiden. Zie het vorige bericht over persoonlijkheid en maatschappij.
Als je emotioneel stabiel bent, reageer je minder sterk op stressvolle gebeurtenissen. Je bent gemakkelijker kalm, rustig en gelijkmoedig en minder snel gespannen en van je stuk. Je hebt weinig negatieve emoties, maar ook niet vaak heel positieve. Als je die laatste wel vaak hebt, dan combineer je emotionele stabiliteit met extraversie. Maar ook zonder die combinatie voel je je gelukkiger en tevredener dan wanneer je neurotisch bent. Neuroticisme betekent dat je vaak angstig bent, bezorgd, jaloers op anderen en dat je last hebt van stemmingswisselingen. Je kunt stressvolle gebeurtenissen minder goed verwerken. En tegelijk zie je gewone gebeurtenissen snel als bedreigend.
Hoe komt het dat mensen in dit opzicht zo van elkaar verschillen? Waarom zijn we niet allemaal even stabiel? Je zou kunnen denken, tja, dat is nu eenmaal zo, want mensen verschillen in aanleg voor emotionele stabiliteit. Dat is van alle tijden en van alle omstandigheden. Maar dat blijkt dus niet te kloppen. Die Boliviaanse Tsimane, die leven van jagen, vissen en wat tuinbouw, die blijken deze persoonlijkheidsdimensie helemaal niet te kennen.
Op welk niveau van emotionele stabiliteit die Tsimane zitten, in vergelijking met ons, dat weten we niet, maar het zou me niet verbazen als ze overeenkomen met de meer stabielen onder ons. Er zijn twee uitdagingen die het leven hen stelt: ze moeten voldoende pro-sociaal zijn (genereus, vriendelijk en bescheiden) en ze moeten zich voldoende inspannen voor het welzijn van de groep. (Ze leven in verwantschapsgroepen van tussen de 30 en 500 personen.)
En ze kennen de twee uitdagingen niet waaraan wij wel ons hele leven het hoofd moeten bieden: de uitdaging van het vermijden van eenzaamheid en sociaal isolement en de uitdaging van het moeten meedoen aan de statuscompetitie, wat o.a. inhoudt dat je je voortdurend beter moet voordoen dan je bent. Dat wij met die twee uitdagingen worden geconfronteerd, betekent dat wij, in vergelijking met de Tsimane, aanhoudend stressvolle gebeurtenissen meemaken: bedreigingen die met afwijzing en eenzaamheid en met strijd en nederlaag te maken hebben. Zie ook nog eens dit bericht.
En daardoor blijkt dat wij in aanleg verschillen in de mate waarin we desondanks tot emotionele stabiliteit in staat zijn. Neuroticisme kan gemakkelijk de kop op opsteken. Dat de Tsimane ook in die aanleg verschillen, wat waarschijnlijk lijkt, kan door hun manier van samenleven gewoon niet aan het licht komen. En je zou denken: dat hoort ook niet aan het licht te komen.
Speciaal voor sociologen: eigenlijk wint oudere sociologische literatuur over cultuur, persoonlijkheid en maatschappij hiermee weer verrassend aan actualiteit. Ik denk bijvoorbeeld aan Pitrim A. Sorokin (1889-1968) en David Riesman (1909-2002).
Als je emotioneel stabiel bent, reageer je minder sterk op stressvolle gebeurtenissen. Je bent gemakkelijker kalm, rustig en gelijkmoedig en minder snel gespannen en van je stuk. Je hebt weinig negatieve emoties, maar ook niet vaak heel positieve. Als je die laatste wel vaak hebt, dan combineer je emotionele stabiliteit met extraversie. Maar ook zonder die combinatie voel je je gelukkiger en tevredener dan wanneer je neurotisch bent. Neuroticisme betekent dat je vaak angstig bent, bezorgd, jaloers op anderen en dat je last hebt van stemmingswisselingen. Je kunt stressvolle gebeurtenissen minder goed verwerken. En tegelijk zie je gewone gebeurtenissen snel als bedreigend.
Hoe komt het dat mensen in dit opzicht zo van elkaar verschillen? Waarom zijn we niet allemaal even stabiel? Je zou kunnen denken, tja, dat is nu eenmaal zo, want mensen verschillen in aanleg voor emotionele stabiliteit. Dat is van alle tijden en van alle omstandigheden. Maar dat blijkt dus niet te kloppen. Die Boliviaanse Tsimane, die leven van jagen, vissen en wat tuinbouw, die blijken deze persoonlijkheidsdimensie helemaal niet te kennen.
Op welk niveau van emotionele stabiliteit die Tsimane zitten, in vergelijking met ons, dat weten we niet, maar het zou me niet verbazen als ze overeenkomen met de meer stabielen onder ons. Er zijn twee uitdagingen die het leven hen stelt: ze moeten voldoende pro-sociaal zijn (genereus, vriendelijk en bescheiden) en ze moeten zich voldoende inspannen voor het welzijn van de groep. (Ze leven in verwantschapsgroepen van tussen de 30 en 500 personen.)
En ze kennen de twee uitdagingen niet waaraan wij wel ons hele leven het hoofd moeten bieden: de uitdaging van het vermijden van eenzaamheid en sociaal isolement en de uitdaging van het moeten meedoen aan de statuscompetitie, wat o.a. inhoudt dat je je voortdurend beter moet voordoen dan je bent. Dat wij met die twee uitdagingen worden geconfronteerd, betekent dat wij, in vergelijking met de Tsimane, aanhoudend stressvolle gebeurtenissen meemaken: bedreigingen die met afwijzing en eenzaamheid en met strijd en nederlaag te maken hebben. Zie ook nog eens dit bericht.
En daardoor blijkt dat wij in aanleg verschillen in de mate waarin we desondanks tot emotionele stabiliteit in staat zijn. Neuroticisme kan gemakkelijk de kop op opsteken. Dat de Tsimane ook in die aanleg verschillen, wat waarschijnlijk lijkt, kan door hun manier van samenleven gewoon niet aan het licht komen. En je zou denken: dat hoort ook niet aan het licht te komen.
Speciaal voor sociologen: eigenlijk wint oudere sociologische literatuur over cultuur, persoonlijkheid en maatschappij hiermee weer verrassend aan actualiteit. Ik denk bijvoorbeeld aan Pitrim A. Sorokin (1889-1968) en David Riesman (1909-2002).
donderdag 27 december 2012
Persoonlijkheid en maatschappij: de Big Five en de Big Two
Dat er verschillen in persoonlijkheid bestaan, lijkt universeel, in de zin dat ze in alle maatschappijen voorkomen. En in de zin dat ze ook bij dieren voorkomen. Ik herinner me de uitspraak van Rudi Kousbroek dat hij altijd drie of meer katten heeft gehad en dat daar altijd wel een brompot bij zat. Maar welke die verschillen bij mensen precies zijn, dat lijkt af te hangen van de sociale omgeving en daarmee van het soort maatschappij waarin we opgroeien.
Uit het psychologisch onderzoek naar persoonlijkheid is de Big Five naar voren gekomen. Die houdt in dat de persoonlijkheidsverschillen tussen mensen met de volgende vijf dimensies zijn te vangen:
Wat zegt het dat we in deze speciale groep die Big Five altijd vinden? Bedenk dat persoonlijkheid waarschijnlijk het resultaat is van het soort sociale omgeving waarin je opgroeit, waarin je bepaalde sociale uitdagingen het hoofd moet bieden en waarin je jezelf beoordeelt, en waarin anderen je beoordelen, naar de manier waarop je dat doet. Dat beoordelen gebeurt in taal en het is dan ook geen toeval dat je die vijf dimensies in de woorden terugvindt die wij in onze taal gebruiken om mensen te karakteriseren.
Wat zou er dan uitkomen als je een persoonlijkheidstest afneemt bij mensen die in een heel andere sociale omgeving zijn opgegroeid? Dit is recentelijk gebeurd in de studie How Universal Is the Big Five? Testing the Five-Factor Model of Personality Variation Among Foragers-Farmers in the Bolivian Amazon (fulltext achter de poort), die werd uitgevoerd bij de Tsimane. Die leven van jagen en vissen en van enige tuinbouw. Ze leven in groepen van tussen de 30 en 500 personen. Er is enig onderwijs, maar van de volwassenen is er slechts een op de vier die kan lezen en schrijven. Ze spreken een eigen taal, maar zo'n 40 procent spreekt daarnaast enig Spaans. Hun sociale leven is sterk egalitair, wat wil zeggen dat ze op hun autonomie zijn gesteld en niet gemakkelijk leiderschap accepteren. In de verwantschapsgroepen worden voedsel en arbeid gedeeld. Ze zijn duidelijk niet WEIRD in de zin hierboven.
En wat blijkt? Die vijf persoonlijkheidsdimensies zijn er niet terug te vinden. De onderzoekers doen allerlei statistische analyses met het vergaarde interviewmateriaal, maar die vijf, die komen er niet uit. Wat er wel uitkomt, lijkt op een Big Two. Tsimane blijken zichzelf en elkaar vooral te karakteriseren op enerzijds een dimensie van pro-socialiteit en anderzijds een dimensie van ijverigheid.
Dat is leerzaam, lijkt me.
Uit het psychologisch onderzoek naar persoonlijkheid is de Big Five naar voren gekomen. Die houdt in dat de persoonlijkheidsverschillen tussen mensen met de volgende vijf dimensies zijn te vangen:
- Openheid versus geslotenheid (open staan voor nieuwe ervaringen tegenover conservatief en traditioneel)
- Nauwkeurigheid/zorgvuldigheid versus slordigheid
- Extraversie/sociabiliteit versus introversie/terughoudendheid
- Vriendelijkheid versus egoïstisch/koud/wantrouwend
- Emotionele stabiliteit versus snel ongerust en angstig zijn
Wat zegt het dat we in deze speciale groep die Big Five altijd vinden? Bedenk dat persoonlijkheid waarschijnlijk het resultaat is van het soort sociale omgeving waarin je opgroeit, waarin je bepaalde sociale uitdagingen het hoofd moet bieden en waarin je jezelf beoordeelt, en waarin anderen je beoordelen, naar de manier waarop je dat doet. Dat beoordelen gebeurt in taal en het is dan ook geen toeval dat je die vijf dimensies in de woorden terugvindt die wij in onze taal gebruiken om mensen te karakteriseren.
Wat zou er dan uitkomen als je een persoonlijkheidstest afneemt bij mensen die in een heel andere sociale omgeving zijn opgegroeid? Dit is recentelijk gebeurd in de studie How Universal Is the Big Five? Testing the Five-Factor Model of Personality Variation Among Foragers-Farmers in the Bolivian Amazon (fulltext achter de poort), die werd uitgevoerd bij de Tsimane. Die leven van jagen en vissen en van enige tuinbouw. Ze leven in groepen van tussen de 30 en 500 personen. Er is enig onderwijs, maar van de volwassenen is er slechts een op de vier die kan lezen en schrijven. Ze spreken een eigen taal, maar zo'n 40 procent spreekt daarnaast enig Spaans. Hun sociale leven is sterk egalitair, wat wil zeggen dat ze op hun autonomie zijn gesteld en niet gemakkelijk leiderschap accepteren. In de verwantschapsgroepen worden voedsel en arbeid gedeeld. Ze zijn duidelijk niet WEIRD in de zin hierboven.
En wat blijkt? Die vijf persoonlijkheidsdimensies zijn er niet terug te vinden. De onderzoekers doen allerlei statistische analyses met het vergaarde interviewmateriaal, maar die vijf, die komen er niet uit. Wat er wel uitkomt, lijkt op een Big Two. Tsimane blijken zichzelf en elkaar vooral te karakteriseren op enerzijds een dimensie van pro-socialiteit en anderzijds een dimensie van ijverigheid.
- Pro-socialiteit bestaat uit een mix van vriendelijkheid en extraversie/sociabiliteit. Opvallend is dat "terughoudendheid" hier ook hoog op laadt. En dat is te begrijpen als je beseft dat het in een egalitaire cultuur wordt gewaardeerd als je niet opschept of uitbundig bent over je eigen prestaties. Zelfvertrouwen wordt gewaardeerd, maar tegelijk ook bescheidenheid. Verder gaat hoog scoren op deze dimensie samen met origineel en ingenieus zijn.
- IJverigheid overlapt met nauwkeurigheid en zorgvuldigheid, maar ook "volhouden", "degelijkheid" en "energiek" laden hoog.
Dat is leerzaam, lijkt me.
maandag 24 december 2012
When Prophecy Fails - Paul Krugman over de bezuinigingssekte
De voorstanders van "Bezuinigen, nu! Nu! Nu!" lijken steeds meer op sekteleden die dubbel volharden in hun bizarre ideeën juist als hun voorspellingen steeds weer niet uitkomen. Paul Krugman wijst daar maar weer eens op. Zie de link onderaan. En zie ook nog eens mijn berichten:
De agenda achter de bezuinigingszeepbel
De economie van het konijnenhol en "When Prophecy Fails"
When Prophecy Fails - NYTimes.com:
'via Blog this'
De agenda achter de bezuinigingszeepbel
De economie van het konijnenhol en "When Prophecy Fails"
When Prophecy Fails - NYTimes.com:
'via Blog this'
zondag 23 december 2012
Muziek voor de zondagochtend - G.Handel Concert for Harp and Orchestra
Bij de allereerste langspeelplaten die ik kocht, behoorde ook een doos met, ik meen drie, lp's met de orgelconcerten van Händel. Uitgevoerd door Marie-Claire Alain. Vrolijke muziek. En nog vrolijker bij uitvoering op de harp! Op YouTube vind je allerlei uitvoeringen van het Concert in B-dur door heel jonge kinderen. Hier een filmpje dat een inkijkje geeft in de Moskouse Centrale Muziekschool. De harpiste blijft voor ons anoniem. Maar wat een mooie uitvoering en met wat een toewijding!
vrijdag 21 december 2012
James Galbraith: doen we het samen? Of is het ieder voor zich?
In het tweede deel van zijn lezing (zie hier mijn bericht over het eerste deel) in Duitsland gaat James Galbraith er op in hoe we de crisis te boven moeten komen. (Dit is ook een wat langer bericht, maar lees als het ook maar even kan tot het einde door. De gehele lezing vind je hier.)
Eerst is nodig om in te zien hoe in de Verenigde Staten en de vooral noordelijke Europese landen de eerste stappen zijn gezet. Daar waren de noodzakelijke instituties van de verzorgingsstaat aanwezig (ook in de V.S!) om de eerste klappen op te vangen. Dat waren de automatische stabilisatoren in de vorm van werkloosheidsuitkeringen en, algemener, de sociale zekerheid. Die instituties zijn in het verleden opgebouwd en hebben weer eens hun waarde bewezen. Ze zorgen er voor dat als in een crisis de productie instort, de inkomens, en daardoor de vraag, op peil blijven.
En het is belangrijk om in te zien dat die instituties van de verzorgingsstaat houdbaar en financierbaar zijn. Ze bewijzen keer op keer hun nut als middel om stress het hoofd te bieden. Dat zien ook de beleggers, want de landen met deze regelingen betalen historisch lage rentes op hun staatsleningen.
Maar wat is de situatie in Europa als geheel? De Europese instituties (mijn vertaling):
Maar dat is nog niet genoeg. Er moet een gemeenschappelijk Europese werkloosheidsverzekering komen en een Europese pensioenregeling. En zo nog wat gemeenschappelijke regelingen. Waardoor inkomens, werkgelegenheid en koopkracht gestabiliseerd worden. Galbraith verwijst daarbij naar een document van de IG Metall, de grootste Duitse vakbond, waar hij te gast is, en waarin deze zaken al worden bepleit. (Er wordt daar in de Duitse vakbeweging echt nagedacht! Kom daar in Nederland eens om.) En hij prijst die vakbeweging omdat ze begrijpt hoe solidariteit werkt.
Wat zal er gebeuren als Europa deze weg niet opgaat? Niet de weg van het samen doen, maar de weg van ieder voor zich?
Eerst is nodig om in te zien hoe in de Verenigde Staten en de vooral noordelijke Europese landen de eerste stappen zijn gezet. Daar waren de noodzakelijke instituties van de verzorgingsstaat aanwezig (ook in de V.S!) om de eerste klappen op te vangen. Dat waren de automatische stabilisatoren in de vorm van werkloosheidsuitkeringen en, algemener, de sociale zekerheid. Die instituties zijn in het verleden opgebouwd en hebben weer eens hun waarde bewezen. Ze zorgen er voor dat als in een crisis de productie instort, de inkomens, en daardoor de vraag, op peil blijven.
En het is belangrijk om in te zien dat die instituties van de verzorgingsstaat houdbaar en financierbaar zijn. Ze bewijzen keer op keer hun nut als middel om stress het hoofd te bieden. Dat zien ook de beleggers, want de landen met deze regelingen betalen historisch lage rentes op hun staatsleningen.
Maar wat is de situatie in Europa als geheel? De Europese instituties (mijn vertaling):
zijn later in een andere tijd opgebouwd. Deze instituties zijn neo-liberaal. Het spijt me te zeggen dat ze gebouwd zijn op ideeën die in grote mate geëxporteerd werden uit de Verenigde Staten. Ik bied daarvoor mijn verontschuldigingen aan. Jullie probleem was dat jullie die exporten accepteerden en daar betalen jullie nu voor. Jullie leggen arbitraire begrotings- en schuldenplafonds op. Jullie gaven jullie centrale bank een monetaristisch prijsstabiliteitsmandaat dat rechtstreeks van de Universiteit van Chicago kwam, sterk verschillend van het dubbele mandaat van volledige werkgelegenheid en prijsstabiliteit dat besloten ligt in het wettelijk statuut van de Amerikaanse Federal Reserve. Ik noem dat altijd omdat ik een junior lid was van het House Committee on Banking toen dat statuut werd geschreven en ik in feite de persoon was die het opstelde. (...)
Maar bovenal besloten jullie tot een politiek die een disfunctioneel bezuinigingsbeleid oplegt aan de schuldenaren die niet kunnen betalen en hun schulden niet kunnen ontvluchten. En jullie leiders, de leiders van Europa, rechtvaardigen dit door overschotten te verwarren met deugdzaamheid en tekorten met zonde, een gemakzuchtige overdracht van religie naar de economie, voorwendend dat het ene kan bestaan zonder het andere, wat je als je katholiek was wist dat dat niet het geval is. In feite zijn tekorten en overschotten in de economie eenvoudig de boekhoudkundige tegengestelden van elkaar en je kunt de tekorten niet wegwerken zonder de overschotten ook weg te werken. In Duitsland hebben jullie zelfs een paar jaar geleden de zogenaamde "schuldenrem" in jullie grondwet geschreven - een begrotingsevenwicht behalve in tijden van zeer ernstige economische crisis. Wat is dat? Het is een grondwettelijke voorziening die er voor zorgt dat jullie altijd een zeer ernstige economische crisis zullen hebben. Wat een dwaas iets om te doen, dat moet ik zeggen.Hier kwam applaus. Galbraith zegt dan dat die instituties van de verzorgingsstaat in de Verenigde Staten werden bedreigd, maar dat de overwinning van Obama vooralsnog die bedreiging heeft afgewend.
Maar jullie in Europa, en in het bijzonder jullie, beste vrienden, in Duitsland, hebben een veel moeilijkere opgave. Europa beweegt van lapmiddel naar lapmiddel, van hypocriete halve maatregel naar hypocriete halve maatregel, van valse geruststelling naar valse geruststelling, terwijl de toestand verergert. Uiteindelijk zullen de schuldenaren-die-slachtoffers-worden in opstand komen, maar ze ontberen het morele prestige, de politieke macht en de economische capaciteit om Europa te redden. Die kan alleen van hier komen. Solidariteit is het voorrecht van de sterke.Hier haalt Galbraith een aantal citaten van Keynes aan, die zoals bekend na de Eerste Wereldoorlog opriep om Duitsland niet aan de bedelstaf te brengen, zelfs niet als dat al mogelijk zou zijn zonder de hele Europese beschaving in gevaar te brengen. (Denk hier ook nog even aan dat prachtige stuk Het gelijk van de koopman van Jesse Frederiks in de Volkskrant van 15 december.)
Ik verdedig niet de regering in Griekenland, noch de onroerend goed speculanten in Spanje, Ierland, of de banken in IJsland of wie je ook nog wilt noemen. Maar de tekortkomingen en de dwaasheden van deze instellingen waren zoals ik heb gezegd geen geheim. Ze waren bekend bij degenen die hen geld leenden net zoals de frauduleuze aard van de hypotheken in Amerika bekend was bij degenen die ze verkochten. Het was gemeengoed. De verantwoordelijkheid is gezamenlijk en wederzijds en dat blijft hij.En dan wijst Galbraith er op dat het altijd zo geweest is dat economische integratie gepaard gaat met concentratie van economische activiteit. Dat is het principe van de toenemende opbrengsten. Duitsland heeft daar geweldig van geprofiteerd.
.. we weten dat de relaties tussen een rijke exporteur en een minder rijke importeur niet tot in het oneindige op commerciële bankvoorwaarden gebaseerd kunnen zijn.Wat moet er dus gebeuren? In ieder geval moeten de schulden geherstructureerd worden. Hier beveelt Galbraith het "Modest Proposal" (pdf) aan van Varoufakis en Stuart Holland, bestaande uit kort gezegd: eurobonds, een Europese (Green) New Deal en een Europees bankentoezicht. (Yannis Varoufakis staat al lang bij mijn lijst met blogs in de rechterkolom.)
Maar dat is nog niet genoeg. Er moet een gemeenschappelijk Europese werkloosheidsverzekering komen en een Europese pensioenregeling. En zo nog wat gemeenschappelijke regelingen. Waardoor inkomens, werkgelegenheid en koopkracht gestabiliseerd worden. Galbraith verwijst daarbij naar een document van de IG Metall, de grootste Duitse vakbond, waar hij te gast is, en waarin deze zaken al worden bepleit. (Er wordt daar in de Duitse vakbeweging echt nagedacht! Kom daar in Nederland eens om.) En hij prijst die vakbeweging omdat ze begrijpt hoe solidariteit werkt.
Wat zal er gebeuren als Europa deze weg niet opgaat? Niet de weg van het samen doen, maar de weg van ieder voor zich?
Wat zal er gebeuren als we niet slagen? Ik denk daar van is een voorbeeld. Het is niet zo lang geleden; het is niet zo ver weg. Het is Joegoslavië, dat toentertijd een zeer succesvol, gemiddeld welvarend, land was. Mijn broer diende toevallig als de eerste ambassadeur van de Verenigde Staten in Kroatië van 1993 tot 1998. Hij vertelde me al vroeg dat dit niet een eeuwenoud etnisch conflict was, maar dat het ging om nieuwe misdrijven die werden gepleegd uit politieke en economische overwegingen. Dat is waardoor deze oorlogen begonnen. En als het geweld begint in een ontwikkeld land, dan verspreidt het zich snel en dan zijn de breuklijnen niet fraai. En ik kan u verzekeren dat als je met mensen spreekt in bepaalde delen van Europa, en in Griekenland in het bijzonder, dan kun je al de angsten horen die je in Joegoslavië in de vroege jaren 90 had kunnen horen.
donderdag 20 december 2012
Reclamemakers willen ons geld, niet ons welzijn
Nu er weer zo'n gênante Gouden Loekie Jaarverkiezing is geweest, is het goed om weer even stil te staan bij het wetenschappelijk onderzoek naar de negatieve effecten van reclame op ons welzijn. Zie daarover eerder dit jaar het bericht:
Maakt reclame ons materialistischer, ondankbaarder en daardoor ongelukkiger?
Maakt reclame ons materialistischer, ondankbaarder en daardoor ongelukkiger?
Er is wel wat voor te zeggen om voor te schrijven dat reclame-uitingen een waarschuwing moeten bevatten tegen de gevaren van blootstelling aan reclame. Of eenvoudiger: overheid, sta minder reclame in de media en in de publieke ruimte toe. Dat zou economisch gezien bovendien efficiënt zijn, in de zin van minder verspillend.
James K. Galbraith: 1 crisis met 3 oorzaken: energie, technologie en fraude
James K. Galbraith heeft een belangrijke toespraak gehouden voor de IG Metall, de grootste Duitse vakbond. Mark Thoma geeft hier de volledige tekst. In het eerste deel bespreekt hij de aard van de huidige crisis en de oorzaken er van. In dit bericht ga ik daar op in. Meer in een volgend bericht.
Galbraith (zoon van de grote John Kenneth Galbraith; zie ook dit bericht) denkt dat de crisis die we nu meemaken één enkele, globale crisis is. In mijn vertaling:
Het energieprobleem begin in de jaren 70, leek een poos beheersbaar te zijn, maar het aanpakken er van kan niet langer worden uitgesteld.
Galbraith (zoon van de grote John Kenneth Galbraith; zie ook dit bericht) denkt dat de crisis die we nu meemaken één enkele, globale crisis is. In mijn vertaling:
Het is niet een cluster van verschillende en onderscheiden gebeurtenissen; een rommelhypothekencrisis in de Verenigde Staten; een overheidsschuldencrisis in Griekenland; een bankencrisis in Ierland; een uiteenspattende onroerend goed-zeepbel in Ierland en Spanje; evenmin zijn er aparte crises in de Verenigde Staten en Europa, noch kan de financiële crisis gescheiden worden van de economische crisis, noch is Duitsland een land waar de crisis nog niet gearriveerd is met de suggestie dat er een speciale vluchtweg is. Er is een crisis, slechts een crisis, een fundamenteel onderling samenhangende crisis van het wereldsysteem.Die crisis heeft drie oorzaken, die teruggaan naar de vroege 70-er jaren van de vorige eeuw: de toenemende kosten van energie, de arbeidsbesparende technologie en de opkomst van de neo-liberale ideologie.
Het energieprobleem begin in de jaren 70, leek een poos beheersbaar te zijn, maar het aanpakken er van kan niet langer worden uitgesteld.
De kosten van energie zijn ongeveer twee keer zo hoog als ze tien jaar geleden waren en de toekomst is nog veel onzekerder. Beide factoren, kosten en onzekerheid, drukken het surplus of de winstgevendheid in regio's, continenten en landen die energie importeren. En als we het probleem van klimaatverandering aanpakken, en dat moeten we, en als we beginnen met de prijs van klimaatverandering te betalen, en dat moeten we, dan wordt dit probleem moeilijker en moeilijker. Dat is eenvoudig een economische realiteit die we het hoofd moeten bieden als we deze uitdaging onder ogen zien.De technologische veranderingen maken onze tijd anders.
Als je de digitale revolutie combineert met de globalisering, het gemak van transnationale productie en ook tot op zekere hoogte de outsourcing van dienstverlening, dan constateren we dat we leven in een tijd waarin technologie radicaal arbeidsbesparend is.Hij vervangt werkers. Wat we zonder veel overdrijving kunnen zeggen is dat de computer en de vele daaruit afgeleide technologieën nu met de kantoorwerker doen wat de stoommachine een eeuw geleden met het paard heeft gedaan.En de derde grote oorzaak is ideologisch van aard.
Het is het neo-liberale idee dat ons deregulering en de-supervisering heeft gegeven; dat ons de notie heeft gegeven dat markten op zichzelf kunnen functioneren zonder in elkaar te storten of zichzelf op te blazen. Het gaat om deze notie zoals speciaal toegepast op de financiële wereld. Dit is de grote illusie van de vorige generatie en hij heeft een vorm van economische groei in het leven geroepen die intrinsiek onstabiel en onhoudbaar was. Waarom? Omdat hij gebaseerd was op dalende standaarden voor leningen en op laks toezicht op de opbrengsten van die leningen. Of, om het eenvoudig te zeggen, hij was gebaseerd op financiële fraude, op de meest massieve golf van financiële fraude die de wereld ooit gezien heeft. En de wereld heeft veel financiële fraude gezien. En het was aan de kredietverschaffers bekend dat het fraude was. Dit was zo voor de hypotheken in de Verenigde Staten, die door tientallen miljoenen werden gesloten en die bij de kredietverschaffers bekend stonden als "liar's loans", als "ninja loans", no income, no job, no assets; als "neutron loans" voorbestemd om te exploderen en daarbij de gebouwen intact te laten, maar de mensen te vernietigen. Dit was toentertijd bekend. Dit waren leningen die geherfinancierd moesten worden of niet afgelost zouden worden.
Het was ook zo als het ging om leningen aan de publieke sector, bijvoorbeeld Griekenland. Dat Griekenland een zwakke publieke sector en een zwak belastingstelsel had, was voorafgaand aan de crisis geen staatsgeheim. Het was bekend aan beide zijden van deze transacties. Net zo met het commerciële onroerend goed in Ierland en met de huizen in Spanje. Je hoefde er maar heen te gaan om te kunnen zien wat er aan de hand was. Om de acquisities van de IJslandse Banken nog maar niet te noemen. Het is een fundamenteel feit, denk ik, dat overal zichtbaar is, maar waar in beleefd gezelschap niet over wordt gesproken, in het bijzonder niet als economen bankiers toespreken. (...)
De toenemende ongelijkheid wordt vaak met deze verschijnselen in verband gebracht. Maar ik denk dat we duidelijk moeten zijn over de aard van dat verband. Het is niet zo dat de ongelijkheid toenam en dat mensen daarvoor compenseerden door meer te lenen zodat ze zich een hoger consumptiepeil konden veroorloven. Dit is niet wat er gebeurde. Het gebeurde zeker niet in de Verenigde Staten. Wat er gebeurde was dat de kredietverschaffers probeerden nieuwe markten te vinden op zoek naar frauduleuze leningen aan slecht geïnformeerde leners, arme leners, huiseigenaren in de binnensteden bijvoorbeeld, daarbij die leningen zo herfinancierend dat de klant slechts een fractie van de schuld kreeg te zien waarmee hij uiteindelijk werd opgezadeld. En de ongelijkheid kwam voort uit de honoraria voor het sluiten van deze leningen. Dit is hoe bankiers rijk werden. Op deze manier halen ze hun geld binnen. En je kunt dat zien in hun belastingopgaven en in de geografische verspreiding van inkomensgroei in de Verenigde Staten.
En toen de omvang van de fraude niet langer verborgen kon worden, was er paniek en ineenstorting. Dit gebeurde zowel in de Verenigde Staten als in Europa en het veroorzaakte een schade aan de financiële structuur die, laat ik dat zeggen, in essentie onomkeerbaar is. Het vernietigde de onderliggende grondslag voor economische groei die ons voor enige tijd op de been had gehouden. Dat wil zeggen dat het de hypotheekmarkt in de Verenigde Staten vernietigde en de markt voor overheidskredieten in Europa. En omdat het in Europa de markt voor overheidskredieten vernietigde, kwamen de effecten terecht bij de publieke dienstverlening en bij de daarvan afhankelijke bevolking. In beide continenten gingen bovendien miljoenen banen verloren. Dat was de "nevenschade".In het tweede deel van zijn lezing gaat Galbraith in op de vraag wat er nu moet gebeuren. Daarover een volgende keer. Nu alvast: de fundamentele keuze is die tussen "we zitten allemaal in hetzelfde schuitje" of "ieder voor zich". Update. Lees hier het vervolg.
woensdag 19 december 2012
Op de goede weg: Economie krimpt verder. Tijd voor cynisme en spotternij!
De nieuwste raming en de economische vooruitzichten van het Centraal Planbureau zijn vandaag verschenen. Zie de link onderaan. Een samenvatting van het persbericht:
Ja, het is de hoogste tijd voor cynisme en spotternij!
Economie krimpt, begrotingstekort naar 3,3% in 2013 | www.cpb.nl:
'via Blog this'
De economie krimpt verder, ook in 2013, als gevolg van het geringe consumentenvertrouwen, bezuinigingen en strenge kredietvoorwaarden. In feite krimpt de Nederlandse economie al anderhalf jaar. De werkloosheid loopt verder op naar 6 procent in 2013. Dit werkt door op de overheidsfinanciën. Het eurogebied is in recessie, met naar verwachting een economische krimp van een half procent in 2012 en een kwart procent in 2013. Ondanks diverse maatregelen die de structurele kracht vergroten, presteert de Nederlandse economie in vergelijking met andere eurolanden teleurstellend.We mogen onze handen dichtknijpen met zulke knappe economische koppen aan het roer in Europa en vooral in Nederland. Als we Rutte-I en Rutte-II niet hadden gehad, nou dan waren we er vast veel slechter aan toe geweest. Nee, dat bezuinigen in een tijd van balansrecessie, dat is precies de goede weg om uit de crisis te komen. Maar goed dat we niet naar die economen als Bas Jacobs, Johan Witteveen, Harry Verbon en Rolf Schöndorff hebben geluisterd. En maar goed dat we ook niet van plan zijn dat te gaan doen.
Ja, het is de hoogste tijd voor cynisme en spotternij!
Economie krimpt, begrotingstekort naar 3,3% in 2013 | www.cpb.nl:
'via Blog this'
dinsdag 18 december 2012
Opgroeien in groter gezin is beter voor sociale ontwikkeling
Een fundament voor onze sociale en morele ontwikkeling is het vermogen om ons in anderen te kunnen verplaatsen. Om te begrijpen dat anderen vanuit hun positie naar de wereld kijken en dat hun kijk daardoor anders kan zijn dan die van onszelf. Dit vermogen wordt wel Theory of Mind, of kortweg ToM, genoemd.
Het is niet aangeboren, maar ontwikkelt zich over het algemeen tussen het tweede en het zesde levensjaar. Maar daarvoor is wel nodig dat kinderen veel sociale interactie hebben met vertrouwde anderen. Het probleem met onze kinderen is dat ze in sterk sociaal geïsoleerde gezinnen opgroeien, waardoor ze veel interactiemogelijkheden missen met vertrouwde anderen rondom het gezin. Historisch gezien zijn die mogelijkheden eigenlijk altijd veel meer aanwezig geweest dan nu het geval is.
Nu zijn er allerlei aanwijzingen dat huidige kinderen sociaal en moreel beter opgroeien als het gezin waarin ze opgroeien minder sociaal geïsoleerd is. Ik heb daar in veel van de berichten over pro-sociaal gedrag en sociale omgeving aandacht aan besteed. (Dit was het laatste van die serie berichten.) Maar aanwijzingen voor het belang van voldoende sociale interacties op jonge leeftijd kunnen natuurlijk ook komen uit onderzoek naar effecten van de grootte van het gezin.
De pas verschenen studie Siblings, Theory of Mind, and Executive Functioning in Children Aged 3-6 Years: New Longitudinal Evidence (fulltext achter de poort) verschaft zulke aanwijzingen. Kinderen die opgroeien met (meer) broertjes en zussen, ontwikkelen het vermogen om zich in anderen te verplaatsen sneller dan kinderen die daarzonder of met minder broertjes en zusjes opgroeien.
Nu zou je kunnen denken dat het niet uitmaakt hoe snel kinderen dat leren, als ze het maar leren. Maar dat zou wel eens te gemakkelijk kunnen zijn. Uit allerlei onderzoek kun je opmaken dat een minder gunstige sociale omgeving op jonge leeftijd ook op latere leeftijd negatieve effecten heeft.
Er zijn dus eigenlijk twee historische ontwikkelingen die werken ten nadele van de goede sociale en morele ontwikkeling van onze kinderen: het toegenomen sociale isolement van gezinnen en het kleiner worden van gezinnen. Het is niet verwonderlijk dat we met zijn allen, als ouders, maar ook als jeugdzorg en overheid, met veel inspanningen bezig zijn om onze kinderen toch nog zo goed als het gaat groot te brengen.
Het is niet aangeboren, maar ontwikkelt zich over het algemeen tussen het tweede en het zesde levensjaar. Maar daarvoor is wel nodig dat kinderen veel sociale interactie hebben met vertrouwde anderen. Het probleem met onze kinderen is dat ze in sterk sociaal geïsoleerde gezinnen opgroeien, waardoor ze veel interactiemogelijkheden missen met vertrouwde anderen rondom het gezin. Historisch gezien zijn die mogelijkheden eigenlijk altijd veel meer aanwezig geweest dan nu het geval is.
Nu zijn er allerlei aanwijzingen dat huidige kinderen sociaal en moreel beter opgroeien als het gezin waarin ze opgroeien minder sociaal geïsoleerd is. Ik heb daar in veel van de berichten over pro-sociaal gedrag en sociale omgeving aandacht aan besteed. (Dit was het laatste van die serie berichten.) Maar aanwijzingen voor het belang van voldoende sociale interacties op jonge leeftijd kunnen natuurlijk ook komen uit onderzoek naar effecten van de grootte van het gezin.
De pas verschenen studie Siblings, Theory of Mind, and Executive Functioning in Children Aged 3-6 Years: New Longitudinal Evidence (fulltext achter de poort) verschaft zulke aanwijzingen. Kinderen die opgroeien met (meer) broertjes en zussen, ontwikkelen het vermogen om zich in anderen te verplaatsen sneller dan kinderen die daarzonder of met minder broertjes en zusjes opgroeien.
Nu zou je kunnen denken dat het niet uitmaakt hoe snel kinderen dat leren, als ze het maar leren. Maar dat zou wel eens te gemakkelijk kunnen zijn. Uit allerlei onderzoek kun je opmaken dat een minder gunstige sociale omgeving op jonge leeftijd ook op latere leeftijd negatieve effecten heeft.
Er zijn dus eigenlijk twee historische ontwikkelingen die werken ten nadele van de goede sociale en morele ontwikkeling van onze kinderen: het toegenomen sociale isolement van gezinnen en het kleiner worden van gezinnen. Het is niet verwonderlijk dat we met zijn allen, als ouders, maar ook als jeugdzorg en overheid, met veel inspanningen bezig zijn om onze kinderen toch nog zo goed als het gaat groot te brengen.
maandag 17 december 2012
De Studiegroep Begrotingsruimte bepaalt onze economische politiek. Dat is niet vertrouwenwekkend
Lex Hoogduin twitterde dat hij liever had gehad dat dit kabinet 5 miljard euro meer had bezuinigd en bovendien meer aan het begin van de kabinetsperiode. Ik reageerde daarop met de uitroep dat dat haast niet serieus bedoeld kon zijn. Waarop zijn reactie, ook aan Rens van Tilburg en Ewald Engelen, was dat we dan nog maar eens het laatste rapport (Stabiliteit en vertrouwen) van de Studiegroep Begrotingsruimte moesten nalezen.
En dat heb ik dus vanochtend gedaan. Nu moet ik daar meteen bij zeggen dat ik niet genoeg ingevoerd ben om alle ins en outs van dat rapport goed te doorgronden. Maar mij valt wel op dat er in het rapport niet naar de overheidsbegroting wordt gekeken vanuit het perspectief van de gehele economie. Of beter gezegd, wel vanuit dat perspectief, maar dan met een heel beperkt zicht op het verband tussen de overheidsfinanciën en de gehele economie. En in het bijzonder de kans op economische groei.
Want wat zegt de Studiegroep over dat verband? Wat je er over kunt vinden, komt goed beschouwd neer op deze ene zin, die al in de eerste alinea van de samenvatting is te vinden:
Natuurlijk, ik ben geen vak-econoom. Maar ik weet genoeg van economie om hier ongerust van te worden. Want zo eenvoudig ligt het natuurlijk niet in de macro-economie. Waarom besteedt de Studiegroep geen aandacht aan de mogelijke negatieve effecten van overheidsbezuinigingen in een tijd van recessie? Een tijd waarin bijna de gehele private economie bezig is om zijn schulden terug te brengen. Waarom komt het woord recessie niet voor in het advies, behoudens als een terzijde in een tabel?
En waarom staat de Studiegroep er niet bij stil dat de voorspellingen over economische groei, die gebaseerd zijn op die "vertrouwenstheorie", steeds te optimistisch blijken te zijn? Moeten zulke aanwijzingen dat de theorie te eenvoudig is, niet serieuzer worden genomen?
En hoe komt het toch dat economische politiek van deze en de vorige regering vrijwel geheel gedicteerd lijkt te worden door de Studiegroepen Begrotingsruimte? Zijn politici tegenwoordig macro-economisch zo weinig ingevoerd dat ze niet in staat zijn tot het nodige tegenspel?
O ja, een van de economen waarvan de Studiegroep advies heeft ingewonnen, was Bas Jacobs. Maar naar hem is duidelijk slecht geluisterd. Daarom nog maar eens een link naar zijn inbreng in het rondetafelgesprek van Tweede Kamer-leden op 2 december. Om de gedachten te bepalen hier alvast deze zin uit de Samenvatting:
En dat heb ik dus vanochtend gedaan. Nu moet ik daar meteen bij zeggen dat ik niet genoeg ingevoerd ben om alle ins en outs van dat rapport goed te doorgronden. Maar mij valt wel op dat er in het rapport niet naar de overheidsbegroting wordt gekeken vanuit het perspectief van de gehele economie. Of beter gezegd, wel vanuit dat perspectief, maar dan met een heel beperkt zicht op het verband tussen de overheidsfinanciën en de gehele economie. En in het bijzonder de kans op economische groei.
Want wat zegt de Studiegroep over dat verband? Wat je er over kunt vinden, komt goed beschouwd neer op deze ene zin, die al in de eerste alinea van de samenvatting is te vinden:
Het advies is er (wel) op gericht om de schokbestendigheid van de Nederlandse overheidsfinanciën te versterken, opdat vertrouwen en daarmee economische groei wordt ondersteund.Daarmee is de toon gezet. De "theorie" over economische groei van de Studiegroep is dat die groei afhankelijk is van "vertrouwen" en dat dat vertrouwen weer afhankelijk is van hoe goed of slecht het er voor staat met de overheidsfinanciën. Die theorie is wel heel eenvoudig. Evenals de er uit volgende redenering, namelijk dat we "vertrouwen" nodig hebben en dat daar voor de overheidsbegroting "op orde" moet komen en dat er dus veel bezuinigd moet worden. Hoe veel? Nou, laten we maar als richtlijn nemen dat het tekort niet hoger mag zijn dan 3 procent, zoals de EU voorschrijft.
Natuurlijk, ik ben geen vak-econoom. Maar ik weet genoeg van economie om hier ongerust van te worden. Want zo eenvoudig ligt het natuurlijk niet in de macro-economie. Waarom besteedt de Studiegroep geen aandacht aan de mogelijke negatieve effecten van overheidsbezuinigingen in een tijd van recessie? Een tijd waarin bijna de gehele private economie bezig is om zijn schulden terug te brengen. Waarom komt het woord recessie niet voor in het advies, behoudens als een terzijde in een tabel?
En waarom staat de Studiegroep er niet bij stil dat de voorspellingen over economische groei, die gebaseerd zijn op die "vertrouwenstheorie", steeds te optimistisch blijken te zijn? Moeten zulke aanwijzingen dat de theorie te eenvoudig is, niet serieuzer worden genomen?
En hoe komt het toch dat economische politiek van deze en de vorige regering vrijwel geheel gedicteerd lijkt te worden door de Studiegroepen Begrotingsruimte? Zijn politici tegenwoordig macro-economisch zo weinig ingevoerd dat ze niet in staat zijn tot het nodige tegenspel?
O ja, een van de economen waarvan de Studiegroep advies heeft ingewonnen, was Bas Jacobs. Maar naar hem is duidelijk slecht geluisterd. Daarom nog maar eens een link naar zijn inbreng in het rondetafelgesprek van Tweede Kamer-leden op 2 december. Om de gedachten te bepalen hier alvast deze zin uit de Samenvatting:
De aangescherpte begrotingsregels (die 3 procent) miskennen de werkelijke oorzaken van de eurocrisis (bankenproblemen en systeemdefecten in de muntunie) en frustreren het verkleinen van de macro-economische onevenwichtigheden.Het is niet vertrouwenwekkend dat die Studiegroep en daarmee onze regering zo eenzijdig opereren.
zondag 16 december 2012
Kanaries in een kolenmijn. Waar staat de toename van massale schietpartijen voor? - Peter Turchin
Massale schietpartijen (mass shootings) staan misschien ergens voor. Of beter gezegd: de toename er van staat ergens voor. Peter Turchin vergelijkt ze met kanaries die mijnwerkers de mijn mee innamen om zo gewaarschuwd te worden voor giftige gassen in nog lage concentraties. Zie zijn blog van vandaag (link onderaan dit bericht), dat een voortzetting is van zijn bericht van gisteren. En hij kondigt voor morgen een vervolg aan.
Is er zo'n toename? Ja, die is er in de Verenigde Staten. Kijk maar naar deze ontwikkeling in de grafiek die ik van hem overneem. Iemand zou de moeite moeten nemen om ook voor Europa zo'n dataset te maken, met de schietpartij van Anders Breivik in Oslo als meest recente geval.
Dat deze incidenten wel eens kanaries zouden kunnen zijn, hangt er volgens Turchin mee samen dat het niet gaat om aanvallen op individuen of verzamelingen individuen, maar via hen om aanvallen op instituties: scholen, bedrijven, supermarkten, politieke partijen (dat laatste in het geval van Anders Breivik). Het lijkt te gaan om ongearticuleerde agressie tegen onpersoonlijke, maatschappelijke "krachten" die frustratie opwekken. Waarschijnlijk bij heel veel mensen. En bij enkelingen zoveel dat ze in dit soort vreselijke daden zoiets als een "oplossing" zien.
Peter Turchin heeft denk ik gelijk: het is heel belangrijk, en urgent, om hier (ook) met een sociaalwetenschappelijke blik naar te kijken. Meer dan tot nu toe gebruikelijk is. Belangrijk om te blijven volgen.
Canaries in a Coal Mine II. “We too are asking why” « Social Evolution Forum:
'via Blog this'
Is er zo'n toename? Ja, die is er in de Verenigde Staten. Kijk maar naar deze ontwikkeling in de grafiek die ik van hem overneem. Iemand zou de moeite moeten nemen om ook voor Europa zo'n dataset te maken, met de schietpartij van Anders Breivik in Oslo als meest recente geval.
Dat deze incidenten wel eens kanaries zouden kunnen zijn, hangt er volgens Turchin mee samen dat het niet gaat om aanvallen op individuen of verzamelingen individuen, maar via hen om aanvallen op instituties: scholen, bedrijven, supermarkten, politieke partijen (dat laatste in het geval van Anders Breivik). Het lijkt te gaan om ongearticuleerde agressie tegen onpersoonlijke, maatschappelijke "krachten" die frustratie opwekken. Waarschijnlijk bij heel veel mensen. En bij enkelingen zoveel dat ze in dit soort vreselijke daden zoiets als een "oplossing" zien.
Peter Turchin heeft denk ik gelijk: het is heel belangrijk, en urgent, om hier (ook) met een sociaalwetenschappelijke blik naar te kijken. Meer dan tot nu toe gebruikelijk is. Belangrijk om te blijven volgen.
Canaries in a Coal Mine II. “We too are asking why” « Social Evolution Forum:
'via Blog this'
Muziek voor de zondagochtend - Händel, the Entertainer
Vandaag het begin van de mooie documentaire Händel, the Entertainer. Met prachtige fragmenten uit Händel-opera's en een interessante beschouwing over de vergelijking Bach-Händel. Zo'n halve eeuw geleden werden die Händel-opera's beschouwd als niet de moeite waard om op te voeren.
zaterdag 15 december 2012
Beter af geweest zonder die hervormingen! | The Economist
De Economist heeft een interessant en belangrijk artikel over de macro-econoom Claudio Borio. Zie de link onderaan. Ik licht er even deze twee drie zinnen uit (mijn vertaling):
Reforming macroeconomics: Claudio Borio on the financial cycle | The Economist:
'via Blog this'
Liberalisering, globalisering en stabiele inflatie beschouwen we als goede zaken. Maar, als meneer Borio gelijk heeft - en we zouden dwaas zijn om zijn stellingen van de hand te wijzen - dan hebben deze schijnbaar positieve ontwikkelingen enige zeer vervelende bijwerkingen. De controversiële implicatie daarvan is dat de bevolkingen van de rijke wereld beter af zouden zijn geweest zonder de hervormingen van de laatste tientallen jaren.Het interessante is vooral ook dat dit in de Economist staat, het neo-liberale blad dat altijd pleitbezorger was van die hervormingen. Zegt het voort.
Reforming macroeconomics: Claudio Borio on the financial cycle | The Economist:
'via Blog this'
donderdag 13 december 2012
De vergeten les van Weimar - Jesse Frederiks
Jesse Frederik heeft de moeite genomen om te doen wat hoognodig is: de geschiedenis bestuderen en laten zien hoe de huidige economische en sociale toestand in Europa lijkt op die in de jaren '30 van de vorige eeuw. Lezen van de eerste tot de laatste zin. Maar er is een zin die ik hier al moet citeren:
'via Blog this'
De aanhoudende economische malaise (in Duitsland) was een godsgeschenk voor de Nazi's.De vergeten les van Weimar - Follow the Money:
'via Blog this'
Hoe beter je leert om zowel positieve als negatieve emoties te ervaren, hoe gezonder je blijft.
Is het beter voor je om je altijd goed te voelen, dat wil zeggen om zoveel mogelijk positieve emoties te ervaren en zo weinig mogelijk negatieve emoties? Nee, dat is niet goed voor je. Althans als "goed" betekent: goed voor je gezondheid. Het ervaren van zowel positieve als negatieve emoties blijkt voor je gezondheid beter te zijn.
In de recente studie When Feeling Bad Can Be Good: Mixed Emotions Benefit Physicial Health Across Adulthood (pdf) deden onderzoekers een zogenaamd experience sampling onderzoek. Ze gaven een kleine 200 volwassenen (18-94 jaar) drie keer een week lang een blieper mee, die op willekeurige momenten vijf keer per dag afging. Elke keer als dat zo was, moesten de deelnemers een vragenlijstje invullen over hoe ze zich voelden. Van 19 emoties moesten ze aangeven hoe sterk of zwak ze elke emotie op dat moment voelden. Er waren 8 positieve emoties (gelukkig, vrolijk, tevreden, opgetogen, trots, voldaan, geïnteresseerd en geamuseerd) en 11 negatieve (boos, bedroefd, bang, walgend, schuldig, gegeneerd, schaamte, angstig, geïrriteerd, gefrustreerd en verveeld). Tussen de eerste en de tweede week werd 5 jaar gewacht, evenals tussen de tweede en de derde week. Voorafgaand aan elke week vulden de deelnemers een vragenlijst in over hun gezondheid.
Het blijkt dan dat gezondheid meer samenhangt met een maat voor het ervaren van zowel positieve als negatieve emoties dan met het meer uitsluitend ervaren van positieve emoties. Die eerste maat was gebaseerd op de correlatie tussen positieve en negatieve emoties. Je kunt je voorstellen dat het vaak zo is dat als je meer positieve emoties ervaart, je dan minder negatieve emoties ervaart. Dan is die correlatie negatief. Maar hij was niet altijd negatief. Bij sommige deelnemers was hij positief. En hoe positiever die correlatie, hoe meer je positieve en negatieve emoties allebei en dus gemengd ervaart. En die gemengde ervaring blijkt samen te gaan met een betere gezondheid dan de zuivere ervaring van positieve emoties. (Voor de statistici: ook als je statistisch al rekening had gehouden met de gezondheidseffecten van die positieve en negatieve emoties afzonderlijk.)
En wat gebeurde er in de tijd? Mensen waren eerst vijf en toen tien jaar ouder geworden. Zeker bij de wat ouderen kon je enige verslechtering van gezondheid verwachten. Dat was ook zo, maar die bleek weer minder te zijn voor diegenen die in de tijd meer gemengde emoties waren gaan ervaren. Hoe beter je in de loop van je leven leert om zowel positieve als negatieve emoties te ervaren, hoe langer je gezond blijft.
Hoe is dit te verklaren? Een verklaring zou kunnen zijn dat het in staat zijn om negatieve emoties te combineren met positieve, dus om ook in het slechte toch nog het goede te zien of om het slechte te relativeren, het gemakkelijker maakt om negatieve ervaringen goed te verwerken. In plaats van ze met inspanning te onderdrukken of geforceerd te proberen ze uit de weg te gaan. Dat laatste is misschien wat degenen die vooral veel positieve emoties rapporteerden, wel deden.
Maar denk ook aan dit eerdere bericht over culturele verschillen in geluk. Het kan zijn dat de deelnemers aan dit onderzoek die meer gemengde emoties ervoeren, het geluksbegrip van de Oost-Aziatische, collectivistische culturen meer benaderden. Dat begrip houdt namelijk in dat je gelukkig bent als je een goed evenwicht weet te handhaven tussen positieve en negatieve emoties, waardoor je kalm, onverstoorbaar en niet opgewonden bent. De extremen van zowel positieve en negatieve emoties moet je allebei zien te vermijden. En het opvallende is dat mensen uit die culturen het ook gezond vinden om dat evenwicht na te streven. Daar konden ze dus wel eens gelijk in hebben.
In de recente studie When Feeling Bad Can Be Good: Mixed Emotions Benefit Physicial Health Across Adulthood (pdf) deden onderzoekers een zogenaamd experience sampling onderzoek. Ze gaven een kleine 200 volwassenen (18-94 jaar) drie keer een week lang een blieper mee, die op willekeurige momenten vijf keer per dag afging. Elke keer als dat zo was, moesten de deelnemers een vragenlijstje invullen over hoe ze zich voelden. Van 19 emoties moesten ze aangeven hoe sterk of zwak ze elke emotie op dat moment voelden. Er waren 8 positieve emoties (gelukkig, vrolijk, tevreden, opgetogen, trots, voldaan, geïnteresseerd en geamuseerd) en 11 negatieve (boos, bedroefd, bang, walgend, schuldig, gegeneerd, schaamte, angstig, geïrriteerd, gefrustreerd en verveeld). Tussen de eerste en de tweede week werd 5 jaar gewacht, evenals tussen de tweede en de derde week. Voorafgaand aan elke week vulden de deelnemers een vragenlijst in over hun gezondheid.
Het blijkt dan dat gezondheid meer samenhangt met een maat voor het ervaren van zowel positieve als negatieve emoties dan met het meer uitsluitend ervaren van positieve emoties. Die eerste maat was gebaseerd op de correlatie tussen positieve en negatieve emoties. Je kunt je voorstellen dat het vaak zo is dat als je meer positieve emoties ervaart, je dan minder negatieve emoties ervaart. Dan is die correlatie negatief. Maar hij was niet altijd negatief. Bij sommige deelnemers was hij positief. En hoe positiever die correlatie, hoe meer je positieve en negatieve emoties allebei en dus gemengd ervaart. En die gemengde ervaring blijkt samen te gaan met een betere gezondheid dan de zuivere ervaring van positieve emoties. (Voor de statistici: ook als je statistisch al rekening had gehouden met de gezondheidseffecten van die positieve en negatieve emoties afzonderlijk.)
En wat gebeurde er in de tijd? Mensen waren eerst vijf en toen tien jaar ouder geworden. Zeker bij de wat ouderen kon je enige verslechtering van gezondheid verwachten. Dat was ook zo, maar die bleek weer minder te zijn voor diegenen die in de tijd meer gemengde emoties waren gaan ervaren. Hoe beter je in de loop van je leven leert om zowel positieve als negatieve emoties te ervaren, hoe langer je gezond blijft.
Hoe is dit te verklaren? Een verklaring zou kunnen zijn dat het in staat zijn om negatieve emoties te combineren met positieve, dus om ook in het slechte toch nog het goede te zien of om het slechte te relativeren, het gemakkelijker maakt om negatieve ervaringen goed te verwerken. In plaats van ze met inspanning te onderdrukken of geforceerd te proberen ze uit de weg te gaan. Dat laatste is misschien wat degenen die vooral veel positieve emoties rapporteerden, wel deden.
Maar denk ook aan dit eerdere bericht over culturele verschillen in geluk. Het kan zijn dat de deelnemers aan dit onderzoek die meer gemengde emoties ervoeren, het geluksbegrip van de Oost-Aziatische, collectivistische culturen meer benaderden. Dat begrip houdt namelijk in dat je gelukkig bent als je een goed evenwicht weet te handhaven tussen positieve en negatieve emoties, waardoor je kalm, onverstoorbaar en niet opgewonden bent. De extremen van zowel positieve en negatieve emoties moet je allebei zien te vermijden. En het opvallende is dat mensen uit die culturen het ook gezond vinden om dat evenwicht na te streven. Daar konden ze dus wel eens gelijk in hebben.
woensdag 12 december 2012
Presentatie Arie Glebbeek over "End This Depression Now!"
Arie Glebbeek gaf vandaag in Groningen een college aan sociologie studenten over het boek End This Depression Now! van Paul Krugman. Zeer de moeite waard. Hieronder is de link naar zijn presentatie.
Arie Glebbeek over End This Depression Now!
Arie Glebbeek over End This Depression Now!
Cooperatief ondernemen als alternatief voor het kapitalisme
Een klein, maar interessant, berichtje van Niels Bosma over Coopaname, een coöperatie van zelfstandigen in Parijs. Acht jaar geleden gestart en nu 500 personen tellend. Zie de link onderaan. Iedereen brengt eigen geld binnen, uiteraard, en draagt 10 procent af aan de coöperatie. Het mooie is o.a. dat er door onderlinge ruil van arbeid een mate van werkzekerheid gecreëerd wordt. Net als in de Mondragón-coöperaties, waar ik eerder over schreef.
Is er een opmars van de coöperatieve economie? Waardoor de doelstelling van "volledige" werkgelegenheid op een nieuwe manier weer serieus wordt genomen? Als de overheid het niet (meer) doet, dan doen wij het maar. Zelf-organisatie! Zie eerder dit bericht, met daarin de links naar de berichten over de Mondragón-coöperaties.
Cooperatief ondernemen
Is er een opmars van de coöperatieve economie? Waardoor de doelstelling van "volledige" werkgelegenheid op een nieuwe manier weer serieus wordt genomen? Als de overheid het niet (meer) doet, dan doen wij het maar. Zelf-organisatie! Zie eerder dit bericht, met daarin de links naar de berichten over de Mondragón-coöperaties.
Cooperatief ondernemen
Albert Hirschman overleden
Gisteren is Albert O. Hirschman op 97-jarige leeftijd overleden. Vandaag besteden verschillende bewonderaars daar aandacht aan, zoals Rajiv Sethi, James Fallows, Alex Tabarrok en Daniel W. Drezner.
Ik ben al lang een bewonderaar van zijn werk. Hij is het meest bekend geworden door Exit, Voice, and Loyalty, maar ik was het meest onder de indruk van The Passions and the Interests. Political Arguments for Capitalism before Its Triumph. Dat heb ik nog in de kast staan (ik blijk het in 1977 te hebben gekocht) en het leek me gepast om het nog weer in de hand te nemen en er door heen te bladeren. (Op dat ook fraaie boek Shifting Involvements. Private Interest and Public Action kom ik een andere keer terug.)
The Passions and the Interests is een beredeneerde ideeëngeschiedenis over de vraag hoe het kapitalisme als economisch stelsel zich verhoudt tot de kans op, zeg maar, vreedzaam samenleven. Voor dat vreedzaam samenleven is nodig dat mensen niet uitsluitend geleid worden door de hartstochten van zelfzuchtigheid, hebzucht, machtswellust, jaloezie en vijandigheid. Denkers in de zestiende en zeventiende eeuw waren er al wel van doordrongen dat zulke hartstochten niet als vanzelf onderdrukt worden of in goed banen geleid. En ze hadden ook al door dat de oplossing niet of niet voldoende in de religie zou liggen.
De gedachte ontstond bovendien dat ook de rede, het verstand, als tegenwicht niet afdoende is. Enige populariteit begon het idee te krijgen dat hartstochten (passies) alleen met andere hartstochten kunnen worden bestreden. Moderner gezegd: de kracht van een emotie is alleen te weerstaan door de kracht van een andere emotie. En die andere hartstocht of emotie moet een tegengestelde richting hebben.
Zo ontstond, samen met het opkomende kapitalisme, de gedachte dat de zich aan dienende mogelijkheid om er door eigen inspanningen materieel beter op te worden, door arbeid te verrichten en/of kapitaal verstandig te gebruiken, een nieuwe hartstocht in het leven roept: "het er beter op worden". En het nastreven van die hartstocht, als "belang" of "interesse", dat kon via dat kapitalistische stelsel zo gekanaliseerd worden dat op die wijze niet alleen maar materiële welvaart, maar ook vrede en ordelijkheid, werden gediend. Het kapitalisme was de oplossing: het zorgde voor beide wenselijkheden! We kennen deze redenering als die van de "onzichtbare hand" van Adam Smith, maar die is een wat vulgaire versie van een genuanceerdere redenering die al eerder bestond en waarin in dat "belang" ook zoiets als "eer" besloten lag.
Toen Hirschman dit boek schreef, in 1976, toen kon je inderdaad misschien wel spreken van de "triomf van het kapitalisme". Het communisme moest nog even bezwijken, maar dat zat er al aan te komen. En de neo-liberalistische golf van afnemend vertrouwen in overheidsingrijpen en toenemend geloof in de gedereguleerde werking van de markt en de financiële sector was al aan de horizon te zien. Waar dat toe heeft geleid, dat weten we.
In dat licht zou je willen dat er zich een opvolger van Albert Hirschman aandient, die de meer recente ideeëngeschiedenis analyseert. En nagaat hoe het zo ver heeft kunnen komen als we vandaag zijn. Want ja, die redenering van dat na te streven "belang" als voldoende tegenwicht tegen de zelfzucht en de hebzucht en de machtswellust, die is toch wel aardig in elkaar geklapt.
Ik ben al lang een bewonderaar van zijn werk. Hij is het meest bekend geworden door Exit, Voice, and Loyalty, maar ik was het meest onder de indruk van The Passions and the Interests. Political Arguments for Capitalism before Its Triumph. Dat heb ik nog in de kast staan (ik blijk het in 1977 te hebben gekocht) en het leek me gepast om het nog weer in de hand te nemen en er door heen te bladeren. (Op dat ook fraaie boek Shifting Involvements. Private Interest and Public Action kom ik een andere keer terug.)
The Passions and the Interests is een beredeneerde ideeëngeschiedenis over de vraag hoe het kapitalisme als economisch stelsel zich verhoudt tot de kans op, zeg maar, vreedzaam samenleven. Voor dat vreedzaam samenleven is nodig dat mensen niet uitsluitend geleid worden door de hartstochten van zelfzuchtigheid, hebzucht, machtswellust, jaloezie en vijandigheid. Denkers in de zestiende en zeventiende eeuw waren er al wel van doordrongen dat zulke hartstochten niet als vanzelf onderdrukt worden of in goed banen geleid. En ze hadden ook al door dat de oplossing niet of niet voldoende in de religie zou liggen.
De gedachte ontstond bovendien dat ook de rede, het verstand, als tegenwicht niet afdoende is. Enige populariteit begon het idee te krijgen dat hartstochten (passies) alleen met andere hartstochten kunnen worden bestreden. Moderner gezegd: de kracht van een emotie is alleen te weerstaan door de kracht van een andere emotie. En die andere hartstocht of emotie moet een tegengestelde richting hebben.
Zo ontstond, samen met het opkomende kapitalisme, de gedachte dat de zich aan dienende mogelijkheid om er door eigen inspanningen materieel beter op te worden, door arbeid te verrichten en/of kapitaal verstandig te gebruiken, een nieuwe hartstocht in het leven roept: "het er beter op worden". En het nastreven van die hartstocht, als "belang" of "interesse", dat kon via dat kapitalistische stelsel zo gekanaliseerd worden dat op die wijze niet alleen maar materiële welvaart, maar ook vrede en ordelijkheid, werden gediend. Het kapitalisme was de oplossing: het zorgde voor beide wenselijkheden! We kennen deze redenering als die van de "onzichtbare hand" van Adam Smith, maar die is een wat vulgaire versie van een genuanceerdere redenering die al eerder bestond en waarin in dat "belang" ook zoiets als "eer" besloten lag.
Toen Hirschman dit boek schreef, in 1976, toen kon je inderdaad misschien wel spreken van de "triomf van het kapitalisme". Het communisme moest nog even bezwijken, maar dat zat er al aan te komen. En de neo-liberalistische golf van afnemend vertrouwen in overheidsingrijpen en toenemend geloof in de gedereguleerde werking van de markt en de financiële sector was al aan de horizon te zien. Waar dat toe heeft geleid, dat weten we.
In dat licht zou je willen dat er zich een opvolger van Albert Hirschman aandient, die de meer recente ideeëngeschiedenis analyseert. En nagaat hoe het zo ver heeft kunnen komen als we vandaag zijn. Want ja, die redenering van dat na te streven "belang" als voldoende tegenwicht tegen de zelfzucht en de hebzucht en de machtswellust, die is toch wel aardig in elkaar geklapt.
dinsdag 11 december 2012
De overheid is er voor de burgers - Ewald Engelen (10-12-2012) - Uitzending Gemist: VARA
Prima betoog van Ewald Engelen gisteravond in P&W. Vandaag niet meer dan deze link. Nog niet gekeken? Kijken!
Ewald Engelen (10-12-2012) - Uitzending Gemist: VARA:
'via Blog this'
Ewald Engelen (10-12-2012) - Uitzending Gemist: VARA:
'via Blog this'
maandag 10 december 2012
Dat dorp dat kinderen nodig hebben, kan dat ook naschoolse opvang zijn?
Kinderen hebben, naast dat vele contact met hun eigen ouders en naast de uren die ze op school doorbrengen, zoiets als een dorp nodig om goed op te kunnen groeien. Anders komen ze te veel alleen maar in aanraking met hun leeftijdsgenoten en dat is ongunstig voor hun sociale en morele ontwikkeling. Ik hamer er voortdurend op dat we, nu dat dorp er niet meer vanzelf is, we met zijn allen, ook de Centra voor Jeugd en Gezin, zoiets als een dorp bewust moeten creëren. Vandaar: Buurten voor Kinderen.
Maar nu lees ik studie Social and Identity Development in an After-School Program.
Changing Experiences and Shifting Adolescent Needs (betaalpoort), waarin een fraaie beschrijving wordt gegeven van een naschoolse opvang, de Midtown Boys & Girls Club, in een arme buurt van een stadje aan de oostkust van de V.S. De onderzoekers hebben de medewerkers van die opvang en een aantal van de adolescenten die er kwamen (tussen 11 en 18 jaar oud), een jaar lang gevolgd.
Maar nu lees ik studie Social and Identity Development in an After-School Program.
Changing Experiences and Shifting Adolescent Needs (betaalpoort), waarin een fraaie beschrijving wordt gegeven van een naschoolse opvang, de Midtown Boys & Girls Club, in een arme buurt van een stadje aan de oostkust van de V.S. De onderzoekers hebben de medewerkers van die opvang en een aantal van de adolescenten die er kwamen (tussen 11 en 18 jaar oud), een jaar lang gevolgd.
Afgezien van de leiding, zijn die medewerkers voornamelijk studenten van nabije onderwijsinstellingen, sommigen afkomstig uit dezelfde buurt. En er zijn vrijwilligers. De adolescenten krijgen er veel mogelijkheden om met zowel jongere als oudere kinderen om te gaan, zowel in huiswerkgroepjes als in spelactiviteiten. De oudere kinderen krijgen de kans om zelf verantwoordelijkheden te dragen. De tijd die kinderen er door brengen is deels gestructureerd, maar ook ongestructureerd.
In de beschrijving benadrukken de onderzoekers de positieve ervaringen die kinderen er op doen. Maar ze vermelden ook dat er ruzies zijn en dat er wel eens chaos heerst. Maar ruzie en chaos op zijn tijd horen natuurlijk ook bij een sociale omgeving om goed in op te groeien. Van mij hadden ze daar wel wat meer aandacht aan mogen besteden, ook aan het "oplossen" van zulke "problemen".
Die mix van gestructureerde en ongestructureerde tijdsbesteding, samen met leeftijdsmenging, maken dat dit type "opvang" ontwikkelingsmogelijkheden verschaft die noch op school, noch in het eigen gezin noch op straat verkregen kunnen worden. Het benadert een beetje dat dorp dat kinderen nodig hebben. Ik vroeg me dus af of we dat dorp ook kunnen maken in de vorm van goede naschoolse programma's.
Nu is dat maar een beschrijving van een case. Wat kun je daaruit opmaken? Ik ging dus wat verder op zoek naar meer kwantitatief onderzoek naar de effecten van naschoolse opvang. En kwam terecht bij deze studie, die een overzicht geeft van onderzoek. Daaruit blijkt dat er aanwijzingen zijn voor positieve effecten van het deelnemen aan die programma's op zelfvertrouwen, op pro-sociaal gedrag, op betrokkenheid bij school en op schoolprestaties. Bovendien zijn er aanwijzingen voor vermindering van probleemgedrag (waaronder agressie en drugsgebruik). Dat klinkt heel goed.
Maar ook blijkt dat die positieve effecten alleen optreden in die gevallen dat die naschoolse programma's ook expliciet bedoeld zijn om bij te dragen tot de ontwikkeling van persoonlijke en sociale vaardigheden. Die vaardigheden moeten benoemd zijn (zelfbeheersing, probleemoplossing, zelfstandigheid) en er moet tijd en aandacht voor zijn geprogrammeerd. Anders gezegd: het moet niet alleen om "opvang" gaan! En dat is misschien tekenend, dat wij in Nederland dat woord "opvang" gebruiken.
Nederlands onderzoek naar de effecten van naschoolse opvang op de sociale ontwikkeling van kinderen ken ik eigenlijk niet. Ik ga op zoek, maar als iemand daar meer van weet, hoor ik dat graag.
In de beschrijving benadrukken de onderzoekers de positieve ervaringen die kinderen er op doen. Maar ze vermelden ook dat er ruzies zijn en dat er wel eens chaos heerst. Maar ruzie en chaos op zijn tijd horen natuurlijk ook bij een sociale omgeving om goed in op te groeien. Van mij hadden ze daar wel wat meer aandacht aan mogen besteden, ook aan het "oplossen" van zulke "problemen".
Die mix van gestructureerde en ongestructureerde tijdsbesteding, samen met leeftijdsmenging, maken dat dit type "opvang" ontwikkelingsmogelijkheden verschaft die noch op school, noch in het eigen gezin noch op straat verkregen kunnen worden. Het benadert een beetje dat dorp dat kinderen nodig hebben. Ik vroeg me dus af of we dat dorp ook kunnen maken in de vorm van goede naschoolse programma's.
Nu is dat maar een beschrijving van een case. Wat kun je daaruit opmaken? Ik ging dus wat verder op zoek naar meer kwantitatief onderzoek naar de effecten van naschoolse opvang. En kwam terecht bij deze studie, die een overzicht geeft van onderzoek. Daaruit blijkt dat er aanwijzingen zijn voor positieve effecten van het deelnemen aan die programma's op zelfvertrouwen, op pro-sociaal gedrag, op betrokkenheid bij school en op schoolprestaties. Bovendien zijn er aanwijzingen voor vermindering van probleemgedrag (waaronder agressie en drugsgebruik). Dat klinkt heel goed.
Maar ook blijkt dat die positieve effecten alleen optreden in die gevallen dat die naschoolse programma's ook expliciet bedoeld zijn om bij te dragen tot de ontwikkeling van persoonlijke en sociale vaardigheden. Die vaardigheden moeten benoemd zijn (zelfbeheersing, probleemoplossing, zelfstandigheid) en er moet tijd en aandacht voor zijn geprogrammeerd. Anders gezegd: het moet niet alleen om "opvang" gaan! En dat is misschien tekenend, dat wij in Nederland dat woord "opvang" gebruiken.
Nederlands onderzoek naar de effecten van naschoolse opvang op de sociale ontwikkeling van kinderen ken ik eigenlijk niet. Ik ga op zoek, maar als iemand daar meer van weet, hoor ik dat graag.
Nieuwe economische vooruitzichten DNB: bezuinigen verergert de recessie
De nieuwe Economische ontwikkelingen en vooruitzichten (pdf) van De Nederlandse Bank (DNB) zijn net verschenen en ik heb er snel even in gekeken. En ja hoor, alles wat de economen die waarschuwen voor bezuinigingen in een tijd van recessie met lage rente en weinig kans op inflatie, hebben voorspeld, dat komt gewoon uit. De economische groei komt zowel dit jaar als volgend jaar lager uit dan eerder verwacht. De krimp zet door. Door de tegenvallende ontwikkeling van de internationale economie, maar ook door de "terughoudende bestedingen" van huishoudens en bedrijven. Volgend jaar en in 2014 zal de werkloosheid sterk stijgen.
Oké, denk je dan, maar dan zal het overheidstekort toch wel afnemen? Want daar is het toch om begonnen, bij die bezuinigingsstrategie? We moeten "het vertrouwen" terugwinnen door het overheidsbudget "op orde te brengen". Maar nee hoor, zoals voorspeld door de critici van de bezuinigingsstrategie (zie hier Paul de Grauwe precies een maand gelden), valt het tekort hoger uit dan eerder verwacht. En zowel dit jaar als volgend jaar produceert de economie bijna 4 procent onder het potentiële niveau.
Is er nu bij DNB enige reflectie waar te nemen op deze resultaten? En op de "wijsheid" van de bezuinigingsstrategie? Ja, enige reflectie is er te bespeuren. Mijn oog viel op deze passage, die onderdeel is van een alinea die ingaat op de discussies over de zogenaamde multipliers:
Macro-economische modellen van DNB en CPB wijzen voor Nederland op een multiplier van 0,3 à 1 op korte termijn. Met andere woorden, bezuinigingen op overheidsbestedingen of lastenverzwaringen ter grootte van 1% van het bbp verlagen de economische groei met 0,3 tot 1,0%-punt. Bij dergelijke berekeningen wordt in de regel geen rekening gehouden met positieve vertrouwenseffecten bij gezinnen, bedrijven en financiële markten als gevolg van gezonde(re) overheidsfinanciën. In geval van onhoudbare overheidsfinanciën zal een deel van de gezinnen en bedrijven immers rekening houden met toekomstige belastingverhogingen en in anticipatie daarop hun bestedingen neerwaarts aanpassen.Er zijn recent verschillende studies verschenen die er op wijzen dat de negatieve effecten van overheidsbezuinigingen (die multipliers) in de huidige en overeenkomstige situatie groot zijn. En vandaag was er weer deze studie van Auerbach en Gorodnichenko, die aantoont dat landen met die bezuinigingen ook elkaar negatief beïnvloeden. De aanwijzingen zijn zo sterk, dat je daar eigenlijk met goed fatsoen niet meer om heen kunt. Ook De Nederlandse Bank niet.
Maar wat probeert die daar dan nog tegen in te brengen? Dat de zogenaamde positieve vertrouwenseffecten niet in die studies worden meegenomen. Dat slaat op die bekende vertrouwensfee (Krugman), die als we maar genoeg bezuinigen, met haar toverstokje komt. En daar op slaat die laatste zin van het citaat hierboven. DNB gelooft serieus dat als we nu minder zouden bezuinigen, dat wij dan met zijn allen (gezinnen en bedrijven) zouden roepen: O jee, de overheid gooit geld over de
En dat geloof in dat wel hoogst onwaarschijnlijke effect (waarvan ik geen empirische onderbouwing ken), dat telt voor DNB veel zwaarder dan alles wat we nu, op dit moment, in de rauwe werkelijkheid, meemaken: terug vallende bestedingen en investeringen, krimp van de economie, oplopende werkloosheid. Het is niet te begrijpen.
Update. Zie nu ook Paul de Grauwe over het verschil tussen de België en Nederland. De regering-Di Rupo heeft minder bezuinigd. Of omdat ze dat dat verstandig vonden, of door interne tegenstellingen, dat is niet geheel duidelijk. Maar het resultaat is dat de recessie in Nederland dieper is dan in België, terwijl het begrotingstekort in Nederland niet sneller daalt.
zondag 9 december 2012
Muziek voor de zondagochtend - Jason D. Williams
Je denkt eerst dat dit precies past bij een rustige, en grijze, zondagochtend. Maar na een paar minuten ben je ineens klaar wakker. Leuk!
zaterdag 8 december 2012
Bas Jacobs heeft Tweede Kamer voorgelicht. Zal dat wat uithalen?
Bas Jacobs heeft de Tweede Kamerleden voorgelicht over de eurocrisis. Zijn inbreng in het ronde-tafelgesprek van de Tweede Kamer over de eurocrisis is op internet te lezen (pdf). Hier is de samenvatting:
Er zijn drie noodzakelijke minimumvoorwaarden voor het voortbestaan van de eurozone: i) een bankenunie, ii) het herstructureren van schulden van insolvabele overheden, iii) een lener-in-laatste-instantie voor solvabele, maar illiquide overheden (al dan niet na hervormingen en budgettaire ingrepen). De onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank (ECB) moet worden geborgd door verliezen op de openmarktoperaties budgettair te financieren. Het is onvermijdelijk dat Europa transfers en garanties organiseert om de muntunie budgettair te borgen en een onafhankelijke monetaire politiek te kunnen blijven voeren. Dat kan de via noodfondsen, de ECB, eurobonds of andere vormen van budgettaire of quasi-budgettaire solidariteit geschieden. De aangescherpte begrotingsregels miskennen de werkelijke oorzaken van de eurocrisis (bankenproblemen en systeemdefecten in de muntunie) en frustreren het verkleinen van de macro-economische onevenwichtigheden. De no-bailout clausule van het verdrag van Maastricht is niet geloofwaardig te maken zonder invoering van een bankenunie. Begrotingsbeleid zou meer moeten worden gecoördineerd en de ECB zou een hogere inflatiedoelstelling kunnen hanteren. Stappen richting een meer federaal Europa zijn geen noodzakelijke voorwaarde voor het voortbestaan van de muntunie. Gebrekkige naleving van de Europese afspraken is de prijs die moet worden betaald voor de onbereidwilligheid van nationale staten om soevereiniteit en bevoegdheden af te dragen aan Europa.
Het is zeer de moeite waard om het gehele betoog te lezen. En het is zeer te hopen dat de Tweede Kamer-leden dat ook doen. En er hun conclusies uit trekken.
vrijdag 7 december 2012
Als je emotioneel minder stabiel bent, is geld belangrijker voor je
Het is bekend dat mensen met een hoger inkomen iets gelukkiger of tevredener met hun leven zijn dan mensen met een lager inkomen. Ook weten we dat een inkomenstoename (tijdelijk) iets gelukkiger en tevredener maakt. Maar dan vergelijken we gemiddeldes en daar kan veel achter schuil gaan. De aandacht voor wat daar achter schuil gaat neemt in het sociaalwetenschappelijk onderzoek toe. Ik werd daarop geattendeerd door het lezen van het boek Mijn brein is niet jouw brein van Richard J. Davidson en Sharon Begley, dat handelt over de grote verschillen tussen mensen in emotionele stijl. Verschillen die je niet opmerkt als je alleen maar gemiddeldes vergelijkt.
Evenzo blijken verschillen in persoonlijkheid schuil te gaan achter de gevonden samenhangen tussen inkomen en geluk of levenstevredenheid. Uit dit pas verschenen onderzoek blijkt dat van de bekende vijf persoonlijkheidsdimensies het vooral de mate van neuroticisme is die er voor zorgt dat, gemiddeld genomen, mensen met een hoger inkomen tevredener zijn met hun leven en dat een toename van inkomen tevredener maakt. Als je neurotisch bent, ben je minder emotioneel stabiel, laat je je meer beïnvloeden door negatieve gebeurtenissen en ben je meer bezig je met anderen te vergelijken. Door deze beide eigenschappen of een van de twee, dat weten we nog niet, is kennelijk de tevredenheid van neurotici meer afhankelijk van hoeveel geld ze verdienen.
Als we dus zeggen dat geld gelukkiger maakt, dan blijkt dat in het bijzonder te gelden voor degenen onder ons die meer emotioneel onstabiel zijn. Die meer last ondervinden van negatieve gebeurtenissen en die meer de neiging hebben om zich met anderen te vergelijken.
Daar zou je uit kunnen afleiden dat het bevorderen van emotionele stabiliteit (ja, zo onveranderbaar is persoonlijkheid niet) een bijdrage zou kunnen zijn tot een minder eenzijdig-materialistische maatschappij. Anders gezegd, als we (gemiddeld genomen) emotioneel stabieler waren, dan waren we (gemiddeld genomen) minder materialistisch. Dat vond ik wel iets om over na te denken.
Evenzo blijken verschillen in persoonlijkheid schuil te gaan achter de gevonden samenhangen tussen inkomen en geluk of levenstevredenheid. Uit dit pas verschenen onderzoek blijkt dat van de bekende vijf persoonlijkheidsdimensies het vooral de mate van neuroticisme is die er voor zorgt dat, gemiddeld genomen, mensen met een hoger inkomen tevredener zijn met hun leven en dat een toename van inkomen tevredener maakt. Als je neurotisch bent, ben je minder emotioneel stabiel, laat je je meer beïnvloeden door negatieve gebeurtenissen en ben je meer bezig je met anderen te vergelijken. Door deze beide eigenschappen of een van de twee, dat weten we nog niet, is kennelijk de tevredenheid van neurotici meer afhankelijk van hoeveel geld ze verdienen.
Als we dus zeggen dat geld gelukkiger maakt, dan blijkt dat in het bijzonder te gelden voor degenen onder ons die meer emotioneel onstabiel zijn. Die meer last ondervinden van negatieve gebeurtenissen en die meer de neiging hebben om zich met anderen te vergelijken.
Daar zou je uit kunnen afleiden dat het bevorderen van emotionele stabiliteit (ja, zo onveranderbaar is persoonlijkheid niet) een bijdrage zou kunnen zijn tot een minder eenzijdig-materialistische maatschappij. Anders gezegd, als we (gemiddeld genomen) emotioneel stabieler waren, dan waren we (gemiddeld genomen) minder materialistisch. Dat vond ik wel iets om over na te denken.
Europese sociaal-democraten gezwicht voor verleidingen van het gefinancialiseerde kapitalisme « Yanis Varoufakis
Yanis Varoufakis geeft een antwoord op de vraag (zie de link onderaan dit bericht) die ik op dit blog al verschillende keren, speciaal met betrekking tot de Partij van de Arbeid, heb gesteld: Hoe komt het dat de sociaal-democratie zich zo totaal uitlevert aan de heersende politiek die de financiële sector, ook na het debacle van 2008, zoveel mogelijk wil ontzien en tegelijk de crisis wil oplossen door de werknemers, de onderkant van de arbeidsmarkt en de middenklasse, en de hulpbehoevenden er voor te laten boeten. De sociaal-democratie gaat mee in de bezuinigingsgekte, kennelijk zonder door te hebben dat de partijen rechts van het midden daar de bedoeling mee hebben om de verzorgingsstaat (de "te grote overheid") af te breken. Zie eerder dit bericht.
Hoe is dit te verklaren? Eerder opperde ik dat de PvdA helemaal is vergeten dat de sociaal-democratie altijd pal heeft gestaan voor de overheidsdoelstelling van de volledige werkgelegenheid en dat het daarmee niet spoort om als overheid altijd een begrotingsevenwicht te willen hebben. Yanis Varoufakis geeft een uitvoeriger antwoord (citaten door mij vertaald):
Dit alles terwijl de PvdA nog in februari van dit jaar, bij monde van Job Cohen en Hans Spekman, aankondigde dat de ideologische veren terug moesten. Zie nog eens dit artikel in Trouw van 16/02/2012.
At the Kreisky Forum: Why have Europe’s social democrats surrendered to the toxic logic of current policies? « Yanis Varoufakis:
'via Blog this'
Hoe is dit te verklaren? Eerder opperde ik dat de PvdA helemaal is vergeten dat de sociaal-democratie altijd pal heeft gestaan voor de overheidsdoelstelling van de volledige werkgelegenheid en dat het daarmee niet spoort om als overheid altijd een begrotingsevenwicht te willen hebben. Yanis Varoufakis geeft een uitvoeriger antwoord (citaten door mij vertaald):
Mijn tentatieve antwoord is dat Links Europa (...) de geldstromen zag die door de financiële sector vanuit het niets in het leven werden geroepen (terwijl de arbeid werd uitgeknepen en de onroerend goed prijzen de hoogte in schoten) en dacht dat ze iets van dat geld konden aanwenden om sociaal-democratisch beleid na te streven! In plaats van (zoals sociaal-democraten daar voor moesten doen) te mikken op de winsten van het bedrijfsleven, als bron voor het financieren van sociale programma's, dachten de sociaal-democraten dat ze de geldstromen konden aftappen die door de financialisering van het kapitalisme ontstonden. Laat de financiële sector vrij om te doen wat ze graag doet en tap wat van de opbrengsten af om de verzorgingsstaat te financieren. Dat was hun spel en het leek hen een beter idee, hanteerbaarder, dan voortdurend strijd te moeten voeren met het bedrijfsleven om te proberen om hen aan te slaan ten behoeve van herverdeling. Nee, de bankiers waren zeer bereidwillig. Zo lang de 'linkse' politici hen lieten doen wat ze graag deden, hadden ze er geen problemen mee om hen wat kruimels toe te schuiven van hun gigantische maaltijden.
Sommige van die sociaal-democraten werden inderdaad voor enige tijd heel genereus gefinancierd door de financiële sector, zodat ze hun sociale programma's konden uitvoeren (bijv. de stevige groei in de overheidsuitgaven ten tijde van de regering-Blair, gelijksoortige programma's in Spanje door de PSOE regering, etc.) Maar helaas, om die kleine portie van de financialiseringsstortvloed voor sociale programma's te mogen gebruiken, moesten de sociaal-democraten de logica van de financialisering volledig slikken. Ze moesten hun wantrouwen tegenover de ongebreidelde financiële, arbeids- en onroerend goed-markten ter zijde schuiven. Ze moesten hun kritische vermogens inleveren. En zo kwam het dat toen in 2008 de tsunami van kapitaal van Wall Street, de City of London en Frankfurt in elkaar stortte en er niets van overbleef, dat de Europese sociaal-democraten niet de mentale gereedschappen, of de morele waarden, hadden waarmee ze het ineen stortende systeem aan een kritisch onderzoek konden onderwerpen. Ze waren dus rijp voor overgave, voor totale capitulatie, aan de giftige remedies (bijv. de bailouts) die tot doel hadden om de werkende mensen, de werkelozen en de zwakkeren op te offeren ten behoeve van de financierders. De rest is een heel treurige, nooit eindigende, geschiedenis.Ik denk dat daar iets in zit. En ik denk aan de ideologische veren die volgens Wim Kok in 1995 moesten worden afgeschud. Ja, dat was toen de "geest van de tijd". Alleen: ik hoop dat het wel een keer eindigt.
Dit alles terwijl de PvdA nog in februari van dit jaar, bij monde van Job Cohen en Hans Spekman, aankondigde dat de ideologische veren terug moesten. Zie nog eens dit artikel in Trouw van 16/02/2012.
At the Kreisky Forum: Why have Europe’s social democrats surrendered to the toxic logic of current policies? « Yanis Varoufakis:
'via Blog this'
donderdag 6 december 2012
Begrotingsdiscipline en kapotbezuinigen - Valse en kromme redenering van Marcel Canoy
Marcel Canoy (zie link onderaan dit bericht) geeft een wel heel valse en kromme redenering voor zijn opvatting dat nu bezuinigen ("begrotingsdiscipline") niet, zoals Paul Krugman beweert, slecht is voor de economie. Want wat is volgens hem zo mooi aan die bezuinigingsdruk? Dat de politiek nu wel ineens de dossiers van de zorg en de woningmarkt aanpakt. Dat moest hoognodig gebeuren en dat het nu gebeurt, dat komt doordat iedereen inziet dat we moeten bezuinigen.
Dat is toch wat, dat een hoogleraar economie op deze manier redeneert. Er is een serieus macro-economisch inzicht dat je met bezuinigen in een tijd van recessie met lage rentes en geen gevaar voor inflatie (en met hoge werkloosheid) de economische problemen verergert. Er is veel empirische evidentie dat dit inzicht ondersteunt. Maar daar gaat Marcel Canoy niet op in. Sterker, hij geeft een karikatuur van de gedachtegang van Paul Krugman. En vervolgens wijst hij op een wel zeer bijkomend voordeel van bezuingingsdruk, namelijk dat die het gemakkelijker maakt om bepaalde hervormingen er door te drukken. Hoe onzuiver en opportunistisch wil je het hebben?
"Ze zouden wel gelijk kunnen hebben hoor, die Keynesianen, maar laten we toch maar gewoon blijven hameren op bezuinigen, want anders lukt het niet om die hervormingen er door te krijgen." Het pijnlijke is dat deze redenering in de politiek wel eens gemeengoed zou kunnen zijn.
Waarom begrotingsdiscipline niet gelijk is aan kapot bezuinigen | Economisch Statistische Berichten:
'via Blog this'
Dat is toch wat, dat een hoogleraar economie op deze manier redeneert. Er is een serieus macro-economisch inzicht dat je met bezuinigen in een tijd van recessie met lage rentes en geen gevaar voor inflatie (en met hoge werkloosheid) de economische problemen verergert. Er is veel empirische evidentie dat dit inzicht ondersteunt. Maar daar gaat Marcel Canoy niet op in. Sterker, hij geeft een karikatuur van de gedachtegang van Paul Krugman. En vervolgens wijst hij op een wel zeer bijkomend voordeel van bezuingingsdruk, namelijk dat die het gemakkelijker maakt om bepaalde hervormingen er door te drukken. Hoe onzuiver en opportunistisch wil je het hebben?
"Ze zouden wel gelijk kunnen hebben hoor, die Keynesianen, maar laten we toch maar gewoon blijven hameren op bezuinigen, want anders lukt het niet om die hervormingen er door te krijgen." Het pijnlijke is dat deze redenering in de politiek wel eens gemeengoed zou kunnen zijn.
Waarom begrotingsdiscipline niet gelijk is aan kapot bezuinigen | Economisch Statistische Berichten:
'via Blog this'
De echte oorzaken van voetbalgeweld en andere geweldsincidenten
Onder de kop 'Als je wordt benadeeld, hijgen vrienden in je nek: Doe er eens wat aan?' staat er vanochtend een aardig stukje van Peter Giesen in de Volkskrant. Zie de link onderaan dit bericht. Hij wijst er terecht op dat de opmars van de straatcultuur in allerlei buurten de beste verklaring lijkt voor de reeks van geweldsincidenten, waarvan het doodslaan van een grensrechter door voetballende adolescenten het laatste is. Ik heb die straatcultuur, die een cultuur is van statuscompetitie, al vele malen op dit blog beschreven. Maar ik citeer nu even Peter Giesen:
bij speelt niet bij speelt:
Maar die statuscompetitie, die bovenal vraagt om 'stoer' gedrag, leidt ook vaak tot gewelddadigheid. En de toevallige omstandigheden kunnen dan van dien aard zijn dat er weer eens een incident is met treurige gevolgen en veel media-aandacht. Dan hebben we de neiging om naar oorzaken, en schuldigen (de KNVB, de omstanders, de ouders), te zoeken die in die directe, en toevallige, omstandigheden zijn gelegen. En daar gaat dan helaas alle aandacht naar uit.
Dat is jammer. Want de echte oorzaken liggen in die maatschappelijke onderstroom van toegenomen sociaal isolement van onze gezinnen en de daarmee gepaard gaande sterke leeftijdssegregatie van kinderen en adolescenten. Anders gezegd, die echte oorzaken liggen in de anonieme buurten waarin wij ons dagelijks leven doorbrengen. Waardoor kinderen die er aan toe zijn om hun ouderlijk gezin achter zich te laten, het maar zelf moeten uitzoeken. Het ontwikkelingstraject waarop ze dan terecht komen, is gelukkig nog vaak positief, maar het kan ook negatief uitpakken. Dus: alstublieft, meer aandacht voor Buurten Voor Kinderen.
'Als je wordt benadeeld, hijgen vrienden in je nek: Doe er eens wat aan!' - Binnenland - VK:
'via Blog this'
Op straat verwerven jongens status door geweld, intimidatie en machogedrag. Wie over zich heen laat lopen, verliest daarentegen zijn positie in de groep.
In Nederland wordt de straatcultuur sterk met Marokkanen geassocieerd maar zij komt in alle landen en alle tijdperken voor, vaak onder minderheden. Het mechanisme is simpel: een achterstandsgroep heeft relatief weinig kansen in de gewone samenleving en vindt op straat alternatieve bronnen van status. (...)
Zo ontwikkelt zich een destructieve cultuur, die de kans op een goede toekomst verder verkleint, maar op korte termijn status en vermaak geeft. In de gewone samenleving doe je het misschien slecht op school en kun je hooguit op een ondergeschikt baantje rekenen, maar op straat ben je de koning door overal schijt aan te hebben, risico's te nemen, iedereen een grote bek te geven en erop los te timmeren als iemand je in de weg staat.
Karakteristiek voor de straatcultuur is de sterke groepsbinding. In groepsverband voelen straatjongens zich sterk. 'Kut-Marokkanen' wordt een geuzennaam: zij zijn de 'leipe Mocro's' voor wie iedereen bang is. De waarden van de groep zijn omgekeerd aan die van de samenleving. Slecht gedrag wordt beloond, goed gedrag gestraft.En hij haalt het proefschrift van Jan Dirk de Jong aan over de rol die de opvoeding door de ouders hier
De rol van opvoeding is betrekkelijk, bleek uit de studie van De Jong. Sommige ouders zijn streng, andere onverschillig, maar vaak hebben ze helemaal geen greep meer op hun kinderen. Ze zijn niet opgewassen tegen de invloed van de straat. 'Op een bepaalde leeftijd zijn je vrienden nu eenmaal belangrijker dan je ouders. Zij bepalen of je meetelt', aldus De Jong. 'Bovendien kunnen ook kinderen uit goede gezinnen ontsporen. In een recent onderzoek van criminoloog Eric Bervoets kwam een Turkse jongen voor die uit een heel goed en warm gezin kwam, maar de schrik van de buurt was.'Ja, precies, als gezinnen sociaal geïsoleerd zijn, dan komen onze kinderen en adolescenten, zodra ze doorkrijgen dat hun toekomst buiten het eigen gezin ligt, terecht in de sociale omgeving van de leeftijdsgenoten. En die omgeving is er nu eenmaal een van een hoge mate van statuscompetitie. Die blijft gelukkig vaak redelijk onschuldig, maar laat ook dan zijn negatieve sporen na op hoe kinderen als volwassenen in het (sociale) leven komen te staan.
Maar die statuscompetitie, die bovenal vraagt om 'stoer' gedrag, leidt ook vaak tot gewelddadigheid. En de toevallige omstandigheden kunnen dan van dien aard zijn dat er weer eens een incident is met treurige gevolgen en veel media-aandacht. Dan hebben we de neiging om naar oorzaken, en schuldigen (de KNVB, de omstanders, de ouders), te zoeken die in die directe, en toevallige, omstandigheden zijn gelegen. En daar gaat dan helaas alle aandacht naar uit.
Dat is jammer. Want de echte oorzaken liggen in die maatschappelijke onderstroom van toegenomen sociaal isolement van onze gezinnen en de daarmee gepaard gaande sterke leeftijdssegregatie van kinderen en adolescenten. Anders gezegd, die echte oorzaken liggen in de anonieme buurten waarin wij ons dagelijks leven doorbrengen. Waardoor kinderen die er aan toe zijn om hun ouderlijk gezin achter zich te laten, het maar zelf moeten uitzoeken. Het ontwikkelingstraject waarop ze dan terecht komen, is gelukkig nog vaak positief, maar het kan ook negatief uitpakken. Dus: alstublieft, meer aandacht voor Buurten Voor Kinderen.
'Als je wordt benadeeld, hijgen vrienden in je nek: Doe er eens wat aan!' - Binnenland - VK:
'via Blog this'
dinsdag 4 december 2012
De economie die we wel willen - Hans de Geus
We willen een andere economie. Maar hoe zou die er uit zien? En hoe kunnen we hem maken?
Hans de Geus twitterde me vorige week dat er van hem in Trouw een stuk zou verschijnen over deze vragen. En dat hij benieuwd was wat ik er van zou vinden.
Zijn stuk is het waard om aandachtig te lezen (zie hier) en het inspireerde mij tot dit bericht.
Hans de Geus begint met het huidige personeelsbeleid van Douwe Egberts te schilderen, wat er toe leidt dat niemand van de werknemers zeker van zijn baan is. We hebben een economie laten ontstaan waarin bedrijven zich voortdurend moeten aanpassen. Dat is tot daaraan toe. Maar de manier waarop ze dat doen houdt in dat gewone mensen, die voor hun levensonderhoud en hun gevoel van eigenwaarde afhankelijk zijn van een baan en een arbeidsinkomen, zo weinig mogelijk zekerheid gegund wordt. Anders gezegd, als die zekerheid er even is, dan is dat toeval en niet iets wat het economische systeem als een wenselijke toestand probeert te bereiken. De "Methode Bennink" bij Douwe Egberts, die eruit bestaat dat "niemand ontziend, het uiterste uit de organisatie wordt geperst", die is alom aanwezig.
Wat is dan de wenselijkheid waarop ons huidige economische systeem wel is ingericht? Eenvoudig gezegd komt dat er op neer dat het systeem volledig ten dienste staat van slechts een aspect van de menselijke behoeftenbundel: onze behoeften aan zo goedkoop mogelijke goederen en onpersoonlijke diensten. Dus ten dienste van ons als consument. Ten dienste daarvan moeten kosten aanhoudend geminimaliseerd worden of als dat mogelijk is op anderen worden afgewenteld. Concurrentie maakt aanhoudende aanpassing nodig, waardoor niet alleen het kapitaal vrij moet kunnen stromen, maar waardoor ook de inzet van arbeid maximaal flexibel moet zijn. Als consument komen we zo behoorlijk aan onze trekken, maar hoe we als volledig mens, met onze sociale behoeften, onze sociale vaardigheden en onze morele gevoelens, aan onze trekken komen, ja, dat moeten we vooral zelf uitzoeken. Dat economische systeem is zo alom aanwezig, dat een tegenkracht ontbreekt waarmee we ons gezamenlijk sterk maken voor andere behoeften dan die van ons als consument. De democratische overheid zou die tegenkracht moeten zijn, maar die heeft zich aan dat economische systeem uitgeleverd. Zie verder allerlei berichten op dit blog, te beginnen met Pro-Sociaal Gedrag en Sociale Welvaart.
Hans de Geus verwoordt deze gedachten als volgt:
Trouwens, als je bij Station Roos koffie gaat drinken, loop dan in diezelfde Wibautstraat ook even langs bij MHOOM (Met Het Oog Op Morgen) van Colette de Groot en Sanne Spaargaren, waar alles dat verkocht wordt, gemaakt is met respect voor mens en natuur. Ik laat er mijn haar knippen, want dat kan er ook.
En laat ik nog zo'n mooi initiatief noemen: ik ben geabonneerd op het streekkrat, een krat vol met streekproducten dat een maal in de twee weken aan huis wordt bezorgd. Van de Streekmolen. Lokaal en kleinschalig. Goed voor ons.
En, voor ik het vergeet, zie ook dat mooie stuk van Wilco Dekker in de Volkskrant van gisteren over Peerby, wat staat voor a peer nearby, iemand in de buurt. Het is een tool voor buurtcommunicatie, door middel waarvan je dingen aan elkaar kunt lenen. Die je anders misschien elk individueel zou aanschaffen, waardoor iedereen een boormachine in huis heeft, terwijl dat apparaat gemiddeld in zijn leven maar 12 tot 13 minuten gebruikt wordt.
Al die kleine verhalen, dat wordt vast ooit een keer een groot verhaal.
Hans de Geus twitterde me vorige week dat er van hem in Trouw een stuk zou verschijnen over deze vragen. En dat hij benieuwd was wat ik er van zou vinden.
Zijn stuk is het waard om aandachtig te lezen (zie hier) en het inspireerde mij tot dit bericht.
Hans de Geus begint met het huidige personeelsbeleid van Douwe Egberts te schilderen, wat er toe leidt dat niemand van de werknemers zeker van zijn baan is. We hebben een economie laten ontstaan waarin bedrijven zich voortdurend moeten aanpassen. Dat is tot daaraan toe. Maar de manier waarop ze dat doen houdt in dat gewone mensen, die voor hun levensonderhoud en hun gevoel van eigenwaarde afhankelijk zijn van een baan en een arbeidsinkomen, zo weinig mogelijk zekerheid gegund wordt. Anders gezegd, als die zekerheid er even is, dan is dat toeval en niet iets wat het economische systeem als een wenselijke toestand probeert te bereiken. De "Methode Bennink" bij Douwe Egberts, die eruit bestaat dat "niemand ontziend, het uiterste uit de organisatie wordt geperst", die is alom aanwezig.
Wat is dan de wenselijkheid waarop ons huidige economische systeem wel is ingericht? Eenvoudig gezegd komt dat er op neer dat het systeem volledig ten dienste staat van slechts een aspect van de menselijke behoeftenbundel: onze behoeften aan zo goedkoop mogelijke goederen en onpersoonlijke diensten. Dus ten dienste van ons als consument. Ten dienste daarvan moeten kosten aanhoudend geminimaliseerd worden of als dat mogelijk is op anderen worden afgewenteld. Concurrentie maakt aanhoudende aanpassing nodig, waardoor niet alleen het kapitaal vrij moet kunnen stromen, maar waardoor ook de inzet van arbeid maximaal flexibel moet zijn. Als consument komen we zo behoorlijk aan onze trekken, maar hoe we als volledig mens, met onze sociale behoeften, onze sociale vaardigheden en onze morele gevoelens, aan onze trekken komen, ja, dat moeten we vooral zelf uitzoeken. Dat economische systeem is zo alom aanwezig, dat een tegenkracht ontbreekt waarmee we ons gezamenlijk sterk maken voor andere behoeften dan die van ons als consument. De democratische overheid zou die tegenkracht moeten zijn, maar die heeft zich aan dat economische systeem uitgeleverd. Zie verder allerlei berichten op dit blog, te beginnen met Pro-Sociaal Gedrag en Sociale Welvaart.
Hans de Geus verwoordt deze gedachten als volgt:
De vraag is wat deze manier van ondernemen, werken en met mensen omgaan op lange termijn met de maatschappij doet, met hoe we ons tot elkaar verhouden, met vertrouwen in elkaar en uiteindelijk ook met vertrouwen in onszelf. (...) Want wanneer ben jij aan de beurt om de loser te zijn?En hij benadrukt dat die tegenkracht er ook uit kan bestaan dat er tegenover het vigerende economische systeemverhaal een ander verhaal komt:
Een verhaal over de economie die we wel willen, zou draaien om begrippen als: eerlijker, kleinschaliger waar het kan, lokaal, schoner, overzichtelijker. Door en voor elkaar, participerend, insluitend in plaats van uitsluitend, in en met de buurt en de gemeenschap, coöperatief.Ja, daar heeft hij gelijk in. Een goed onderbouwd en daardoor geloofwaardig verhaal, dat op den duur genoeg mensen inspireert om samen die tegenkracht te vormen. En dat verhaal is natuurlijk al bezig te ontstaan. Het wemelt van de initiatieven om lokaler, kleinschaliger, socialer en schoner te werken. Hans de Geus noemt het voorbeeld van 'Station Roos', een koffie- en ijszaakje aan de Amsterdamse Wibautstraat, waar Roos zelf haar ijs maakt en waar je voor een euro een espresso koopt uit een tweedehands espressoapparaat. Niet uit op winstmaximalisering, maar om er persoonlijke voldoening uit te halen.
Trouwens, als je bij Station Roos koffie gaat drinken, loop dan in diezelfde Wibautstraat ook even langs bij MHOOM (Met Het Oog Op Morgen) van Colette de Groot en Sanne Spaargaren, waar alles dat verkocht wordt, gemaakt is met respect voor mens en natuur. Ik laat er mijn haar knippen, want dat kan er ook.
En laat ik nog zo'n mooi initiatief noemen: ik ben geabonneerd op het streekkrat, een krat vol met streekproducten dat een maal in de twee weken aan huis wordt bezorgd. Van de Streekmolen. Lokaal en kleinschalig. Goed voor ons.
En, voor ik het vergeet, zie ook dat mooie stuk van Wilco Dekker in de Volkskrant van gisteren over Peerby, wat staat voor a peer nearby, iemand in de buurt. Het is een tool voor buurtcommunicatie, door middel waarvan je dingen aan elkaar kunt lenen. Die je anders misschien elk individueel zou aanschaffen, waardoor iedereen een boormachine in huis heeft, terwijl dat apparaat gemiddeld in zijn leven maar 12 tot 13 minuten gebruikt wordt.
Al die kleine verhalen, dat wordt vast ooit een keer een groot verhaal.
maandag 3 december 2012
Over de niet werkende opvoedinterventies en de mythe van de opvoedbaarheid
Bijna een maand geleden besteedde ik aandacht aan dit overzichtsartikel, waaruit naar voren komt dat er geen overtuigende aanwijzingen zijn dat een bekende opvoedinterventie als Triple P positieve effecten sorteert. Deze methode wordt wereldwijd en ook in ons land veel toegepast. Ik zie dat als een uitwas van de mythe van de opvoedbaarheid. Zie hier, hier en hier. We zijn gaan denken dat de problemen met onze jeugd er aan liggen dat ouders hen niet goed opvoeden. Dus zijn we allerlei "interventies" en "methodieken" gaan bedenken om ouders te leren hoe ze beter moeten opvoeden. Maar de problemen liggen niet bij de ouders. Die liggen er in dat onze gezinnen te sociaal geïsoleerd zijn om kinderen goed te laten opgroeien. En in de grote mate van leeftijdssegregatie die daar het gevolg van is.
Een maand geleden vroeg ik me af of die negatieve berichten over de werking van Triple P wel aandacht zouden krijgen. Er is zoals ik toen zei al een hele "bedrijfstak" van opvoedinterventies ontstaan en die wil zoiets natuurlijk niet graag horen. Maar vandaag blijkt dat dat nieuws wel degelijk is opgepikt.
Eerst kreeg ik dit stuk onder ogen op de website van het Humanistisch Verbond, waarin gereageerd wordt op een opiniestuk van Gabriëlle Jurriaans in NRCnext, dat ik gemist had. De kritiek is dat Triple P teveel gericht is op het belonen van goed gedrag, wat overigens geheel in lijn is met wat we meestal onder "opvoeding" verstaan en wat klopt met de gedachte dat opvoeden niet voldoende is om een kind goed groot te brengen.
Daarna kwam dit kritische stuk uit de British Medical Journal voorbij. Waaruit blijkt dat er ook in Engeland een bedrijfstak van opvoedinterventies bloeit.
En tenslotte deze uitgebreide bespreking van dat overzichtsartikel op PLOS Blogs. Zeer het lezen waard.
Een maand geleden vroeg ik me af of die negatieve berichten over de werking van Triple P wel aandacht zouden krijgen. Er is zoals ik toen zei al een hele "bedrijfstak" van opvoedinterventies ontstaan en die wil zoiets natuurlijk niet graag horen. Maar vandaag blijkt dat dat nieuws wel degelijk is opgepikt.
Eerst kreeg ik dit stuk onder ogen op de website van het Humanistisch Verbond, waarin gereageerd wordt op een opiniestuk van Gabriëlle Jurriaans in NRCnext, dat ik gemist had. De kritiek is dat Triple P teveel gericht is op het belonen van goed gedrag, wat overigens geheel in lijn is met wat we meestal onder "opvoeding" verstaan en wat klopt met de gedachte dat opvoeden niet voldoende is om een kind goed groot te brengen.
Daarna kwam dit kritische stuk uit de British Medical Journal voorbij. Waaruit blijkt dat er ook in Engeland een bedrijfstak van opvoedinterventies bloeit.
En tenslotte deze uitgebreide bespreking van dat overzichtsartikel op PLOS Blogs. Zeer het lezen waard.
Misplaatste arrogantie van Rutte - Paul de Grauwe
Paul de Grauwe maakt zich nu echt kwaad. Over de arrogantie van onze premier Rutte. Niet alleen de arrogantie, maar ook het onbegrip van de premier over wat er nu eigenlijk in de eurozone aan de hand was en is. En over zijn, ja, wat is het, kwaadaardigheid? Of moraliserende onnozelheid? Om door te gaan met het ophitsen van de Nederlandse bevolking tegen de zuidelijke eurozonelanden? De Duitsers en de Nederlanders, dat wil zeggen, hun banken, waren even roekeloos met het uitlenen van geld naar de zuidelijke landen als die landen waren met het lenen van dat geld. Al dat uitgeleende geld is van die banken overgeheveld naar de overheidssector. En staat nu als vorderingen op de rekeningen van de Bundesbank en de Nederlandse Bank. En, in de woorden van Paul de Grauwe,
De Grauwe: Hollandse zedenpreken - Opinie - De Morgen
Met grote verbetenheid eisen die overheden nu hun geld terug van de zuidelijke landen.(...)
Wie treft er schuld in dit drama? Alleen de zuidelijk schuldenaars? Voor elke roekeloze schuldenaar is er een roekeloze schuldeiser. Zuid-Europese landen dragen schulden omdat ze op roekeloze wijze te veel geld hebben geleend. Het noorden draagt een even grote schuld omdat het zoveel mogelijk wou verkopen aan het zuiden en dat heeft gedaan door buitensporig veel krediet toe te staan zonder zich de vraag te stellen of dat allemaal wel terugbetaald zou kunnen worden. Het noorden nam dus een groot risico, en had moeten weten dat dat gedrag even roekeloos was als dat van het zuiden.
De moraliserende houding van de Nederlandse premier is dus totaal misplaatst. Ze getuigt van een fundamenteel onbegrip over de oorzaken van de eurocrisis. Zijn zedenpreken hebben tot gevolg dat de Nederlandse bevolking nog meer opgehitst wordt tegen de zuiderse landen.Toen de eurocrisis uitbrak, stonden Rutte (en Angela Merkel) vooraan met dat ophitsen. De Grieken werkten zogenaamd niet hard genoeg en gingen veel te vroeg met pensioen. Dat was beledigend en ophitsend. Toegegeven, het had nog grover gekund (denk aan Wilders met zijn "knoflooklanden"), maar het was onverantwoord. En het is door de Grieken ook als beledigend opgevat. Zie nog eens dit bericht. Merkel slaat al een hele poos een andere toon aan. Ze heeft zich blijkbaar beter laten informeren dan onze premier gedaan heeft. Die blijft doorgaan met zich onverantwoordelijk te gedragen. Namens ons.
De Grauwe: Hollandse zedenpreken - Opinie - De Morgen
zondag 2 december 2012
Elvis Costello and Chet Baker - You don't know what love is
Heel geschikt voor een heel stille zondagochtend: Elvis Costello en Chet Baker. Er is discussie mogelijk over of Elvis Costello eigenlijk wel kan zingen. Tja.
zaterdag 1 december 2012
De kleine man heeft het gedaan. Inzicht in het denken van de ECB. Niet alleen van de ECB - Merijn Knibbe
Merijn Knibbe is terug van een bezoek aan Frankfurt, waar hij deelnam aan een bijeenkomst van de shadow council van de Europese Centrale Bank. Hij heeft daar van insiders meer inzicht gekregen in het denken van de ECB en doet daar verslag van. Zie de link onderaan dit bericht. Zeer interessant.
De ECB wil zich alleen bemoeien met de eurozone als geheel en wil zich dus geen zorgen maken over de sterk uiteenlopende werkloosheidscijfers. Zie de grafiek, die ik hieronder overneem.
Werkloosheid in de EU, oktober 2012, en de niet bestaande EU ‘Phillips-curve’ (ECB versie).
Je zou in alle redelijkheid kunnen verwachten dat de ECB er enig oog voor heeft dat die hoge werkloosheid te maken heeft met uiteengespatte onroerend goed zeepbellen, bezuinigende overheden, instortende vraag en daardoor lage investeringen. Maar nee, volgens de ECB ligt de oplopende werkloosheid helemaal uitsluitend en alleen aan die inflexibele arbeidsmarkten.
Alles wat de financiële elites, de banken en de regeringen die door de lobby's van die banken bewerkt werden, allemaal verkeerd hebben gedaan, nee, dat heeft niets met die werkloosheid te maken. Werkloosheid komt alleen doordat werknemers te hoge lonen, te hoge uitkeringen en teveel zekerheid willen. De boosdoeners bevinden zich niet aan de top, nee, het is de kleine man die het gedaan heeft. Net zoals die 47 procent in Amerika, die volgens Romney alleen maar van de staat wil profiteren.
Dat soort denken, hoe kunnen we hebben laten gebeuren dat dat zich zo wijd heeft verbreid? In Amerika is Romney op zijn nummer gezet. Wanneer gebeurt iets vergelijkbaars in Europa?
De ECB wil zich alleen bemoeien met de eurozone als geheel en wil zich dus geen zorgen maken over de sterk uiteenlopende werkloosheidscijfers. Zie de grafiek, die ik hieronder overneem.
Werkloosheid in de EU, oktober 2012, en de niet bestaande EU ‘Phillips-curve’ (ECB versie).
Je zou in alle redelijkheid kunnen verwachten dat de ECB er enig oog voor heeft dat die hoge werkloosheid te maken heeft met uiteengespatte onroerend goed zeepbellen, bezuinigende overheden, instortende vraag en daardoor lage investeringen. Maar nee, volgens de ECB ligt de oplopende werkloosheid helemaal uitsluitend en alleen aan die inflexibele arbeidsmarkten.
Alles wat de financiële elites, de banken en de regeringen die door de lobby's van die banken bewerkt werden, allemaal verkeerd hebben gedaan, nee, dat heeft niets met die werkloosheid te maken. Werkloosheid komt alleen doordat werknemers te hoge lonen, te hoge uitkeringen en teveel zekerheid willen. De boosdoeners bevinden zich niet aan de top, nee, het is de kleine man die het gedaan heeft. Net zoals die 47 procent in Amerika, die volgens Romney alleen maar van de staat wil profiteren.
Dat soort denken, hoe kunnen we hebben laten gebeuren dat dat zich zo wijd heeft verbreid? In Amerika is Romney op zijn nummer gezet. Wanneer gebeurt iets vergelijkbaars in Europa?
vrijdag 30 november 2012
Buiter van Citigroup: Europa haakt economisch af - Follow the Money
Follow The Money besteedt terecht aandacht aan het rapport van Willem Buiter, hoofdeconoom van Citygroup (en zoon van de vroegere burgemeester van Groningen). Zie de link onderaan. De Europese obsessie met bezuinigen in tijden van diepe crisis is desastreus. Ik haal deze twee alinea's naar voren:
De cumulatieve effecten zullen Europa doen verschrompelen tot een economisch stagnerend continent. Is het nominale Bruto Binnenlands Product (BBP) in 2012 nog 78 procent van het het Amerikaanse BBP, in 2025 is dat nog maar 66 procent. In vergelijking tot landen als Australië, Nieuw Zeeland en vooral ten opzichte van landen als China, Taiwan, India haakt de Europese groei helemaal af. Wie de projecties van Citi bekijkt kan concluderen dat het de komende jaren overal op aarde beter gaat. Met dank aan de bezuinigingsdrift die overal in Europa heeft toegeslagen.Buiter van Citigroup: Europa haakt economisch af - Follow the Money
Wat betreft Nederland: Citi verwacht - in lijn met hun visie op Europa - dat onze economie de nodige tegenwind zal krijgen dankzij de maatregelen die nu door het kabinet Rutte II worden genomen. Ook hier zullen bezuinigingen een verdere inkrimping van de Nederlandse economie veroorzaken.
Vuurwerkverbod wenselijk? Daar valt veel voor te zeggen
Het is de tijd van het jaar dat de discussie over het vuurwerkverbod oplaait. Een tijd terug schreef ik onderstaande beschouwing voor Openbaar Bestuur over de algemenere vraag wanneer je als overheid iets moet verbieden en wanneer je dat beter niet kunt doen. Het gaat over het rookverbod in de horeca, over het verbieden van het gooien van zwerfafval op straat en vooral over dat vuurwerkverbod. Het is een genuanceerd, "wetenschappelijk", betoog, met noten en al. En de uitkomst is dat een verbod op knalvuurwerk op oudejaarsdag voor 18:00 uur wenselijk zou zijn. Hier aan de vergetelheid ontrukt, omdat de discussie nog steeds voortduurt.
Update. Zie nu ook dit bericht. Update update. En zie nu ook Gaat het vuurwerkverbod werken?
Henk de Vos
Dr. Henk de Vos, sociologie, Rijksuniversiteit Groningen.
Verschenen in Openbaar Bestuur 19 (12): 35-38 (december 2009)
Het kabinet ziet af van het voornemen om het afsteken van vuurwerk tijdens de jaarwisseling pas vanaf 18 uur toe te staan, in plaats van vanaf 10 uur ’s ochtends. Beperkte mogelijkheden tot inzet van politie zou handhaving bemoeilijken, volgens de Commissie De Graaff. Maar handhavingsproblemen werden ook verwacht bij het rookverbod in de horeca. En handhaving van het verbod om afval op straat te gooien ontbreekt. Waarom in het ene geval wel een verbod (roken in de horeca, afval op straat gooien) en in het andere niet (vuurwerk)?
De drie genoemde handelingen (roken, afval vuurwerk) hebben negatieve externaliteiten, vervelende gevolgen voor anderen, die daarvoor geen compensatie ontvangen. Vuurwerk op oudejaarsdag is meestal knalvuurwerk dat rond lopende groepen jongetjes afsteken. Buurtbewoners en passanten hebben last van de knallen en de rommel op straat en ademen de vervuilde lucht in. In dicht bebouwde buurten verspreidt de hinder zich over veel personen, waarvan sommigen ziek of ernstig ziek zijn. Ook bij het roken in de horeca en het gooien van afval op straat zijn er negatieve externaliteiten.
Economisch gezien gaat het om een vorm van marktfalen, want er is overconsumptie van het desbetreffende goed. Als de consumenten de externaliteiten in hun afweging zouden meenemen, zouden ze minder knalvuurwerk afsteken op oudejaarsdag, minder roken in de horeca en minder afval op straat gooien. Het probleem is dat ze dat niet of onvoldoende doen, waardoor de collectieve welvaart lager is dan zij zou kunnen zijn. De overheid kan proberen door accijnzen de vraag terug te dringen of een hoog BTW-tarief te heffen. Maar als de prijselasticiteit van het goed gering is (roken, vuurwerk) of als het goed geen prijs kent (afval op straat gooien), dan werkt dat niet. Blijft regulering over. Mogelijkheden zijn een vergunningenstelsel, voorlichting of een verbod (noot 1).
Voor roken en vuurwerk is een vergunningenstelsel geschikt. Hierdoor is het aantal verkooppunten beperkt. Gevaarlijk vuurwerk mag niet worden verkocht. Ook rookwaar is gevaarlijk (roken is dodelijk), maar het mag wel worden verkocht. Of de huidige beperking van het aantal verkooppunten de vraag vermindert, is niet bekend. Een nog verdere beperking zou illegale handel kunnen bevorderen.
Voorlichting kan de vraag terugdringen als de informatie overtuigend is. Dat is zo in het geval van meeroken en er is dan ook een voorlichtingsbeleid. Maar omdat roken verslavend is, kunnen we niet aannemen dat rokers rationeel op die informatie (in de media of op de verpakking) reageren. De werking ervan is beperkt. Voorlichting over het veilig afsteken van vuurwerk is er, maar voorlichting over de last van knalvuurwerk voor anderen ontbreekt. Het verbod op het afsteken van (knal)vuurwerk gedurende de rest van het jaar en het aanvankelijke voornemen van de regering om bij de jaarwisseling het afsteken van knalvuurwerk tot 18 uur te verbieden, wijst op inzicht in bestaan en omvang van die last. Over het afval op straat was er de voorlichtingscampagne Nederland Schoon. Op het ogenblik loopt het Impulsprogramma Zwerfafval 2007-2009, waarvan voorlichtingscampagnes deel uitmaken.
Tenslotte de mogelijkheid van een verbod. Er is een rookverbod in publieke gebouwen, in het openbaar vervoer en er is een verbod voor café- en restauranthouders om roken toe te staan, tenzij in aparte rookruimtes. Er is een verbod op het afsteken van knalvuurwerk met uitzondering van oudejaarsdag en jaarwisseling, maar de vraag is of die uitzondering niet moet worden ingeperkt tot na achttien uur. En er is een verbod op het gooien van afval op straat. De maximale boete daarvoor is tot € 75 verhoogd. In de economische beleidsliteratuur wordt het verbod aangeraden als de negatieve gevolgen van het gedrag ernstig zijn en de kosten van handhaving niet te hoog zijn. Dat brengt ons op het handhavingsprobleem.
Handhaving van verboden
Handhavingsproblemen hebben een bestuurlijke en een sociaalwetenschappelijke benadering. De Commissie De Graaf bekeek de handhaving van de overwogen uitbreiding van het vuurwerkverbod louter als een bestuurlijk probleem (noot 2). Er is een overheid en er zijn burgers en alle relevante processen spelen zich tussen deze twee entiteiten af. Voor processen tussen burgers (sociale processen) is geen aandacht. Naleving van een verbod is geheel afhankelijk van de pakkans en de hoogte van de sanctie. Bij een vuurwerkverbod op oudejaarsdag moet de politie-inzet hoger zijn, maar dat is onuitvoerbaar. Derhalve geen verbod. Maar handhaving van het verbod om afval op straat te gooien is eveneens onuitvoerbaar. Hetzelfde geldt voor het rookverbod in kleine cafés. Wat is wijsheid? Geen vuurwerkverbod op oudejaarsdag, maar dan ook geen verbod op het gooien van afval op straat en geen verbod op het roken in kleine cafés? Of in alle drie de gevallen wel een verbod?
Sociaal-wetenschappelijke inzichten kunnen hier uitkomst brengen. Het eerste is dat mensen eerder bereid zijn een wet na te leven als ze die inhoudelijk en procedureel rechtvaardig vinden (noot 3). Als een wet intermenselijke verhoudingen rechtvaardiger maakt en als de betrokkenen de kans hebben gehad gehoord te worden, is naleving ervan waarschijnlijker dan wanneer die louter door pakkans en strafmaat wordt bepaald.
Het tweede inzicht is dat mensen zich in hun gedrag sterk door wat anderen doen laten leiden (noot 4). Informatie over het gedrag van anderen heeft meer invloed op het eigen gedrag dan informatie over de wenselijkheid of de voordelen van dat gedrag. Opvallend is dat mensen zich er niet van bewust zijn, want ze denken dat die wenselijkheid of voordelen de grootste rol in hun beslissingen spelen. We zijn sterk sociaal beïnvloedbaar, maar dat weten we niet van onszelf (noot 5). Onze bereidheid om verboden na te leven op het terrein van negatieve externaliteiten is sterk afhankelijk van de informatie die we over het gedrag van anderen krijgen. Dat wij dat zelf slecht in de gaten hebben, doet vermoeden dat beleidsmakers daar evenzeer weinig zicht op hebben.
Tenslotte weten we dat mensen bereid zijn anderen te sanctioneren die het wederkerigheidsbeginsel overtreden, ook als dat iets kost (noot 6). Dat wijst er op dat de daad zelf een goed gevoel verschaft en dat is ook zo (noot 7). Ook leidt het tot de gewenste gedragsverandering. Mensen zien de voordelen in van de mogelijkheid elkaar te sanctioneren of leren dat snel in te zien (noot 8). In de maatschappelijke werkelijkheid kan sociale sanctionering assertiviteit en moed vereisen als je de overtreder niet kent. Maar veldonderzoek wijst uit dat als mensen onderlinge langdurige relaties hebben, ze normen in stand houden en overtredingen sanctioneren (noot 9). Sociale sanctionering heeft voordelen boven formele sanctionering. Sociale sancties zijn als een vorm van sociale afwijzing, ingrijpend voor de ontvanger. Maar omdat iedereen sancties kan ontvangen, maar ook kan geven, blijven mensen gelijkwaardig en dat maakt dat ze sancties en de dreiging daarmee gemakkelijker accepteren.
Naast pakkans en strafmaat zijn ook percepties van rechtvaardigheid en van het gedrag van anderen en processen van onderlinge sanctionering van invloed op het naleven van wettelijke verboden. Een verbod dat mensen rechtvaardig vinden, waarvan ze de indruk hebben dat anderen het naleven en aan de naleving waarvan zij en anderen bijdragen door sociale sanctionering, vereist geen grote politie-inzet om het te handhaven. Mensen lossen een externaliteitenprobleem onderling op als maar duidelijk is hoe de verdeling van rechten ligt en als ze die verdeling aanvaarden (noot 10). Zo is bijvoorbeeld algemeen aanvaard dat je op bezoek bij anderen niet het recht hebt om te roken en dat je dus om toestemming moet vragen. In zulke gevallen is rechtsduidelijkheid afdoende.
Knalvuurwerk, zwerfafval, roken
De sociaal-wetenschappelijke inzichten zijn op de externaliteitsproblemen van het knalvuurwerk, het afval op straat en het roken in de horeca toe te passen. Wetten die bedoeld zijn om negatieve externaliteiten terug te dringen, zijn gemakkelijk rechtvaardig te vinden, omdat ze stroken met het diepgewortelde wederkerigheidsbeginsel voor sociale interacties (wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet). In een democratisch land vinden we ze ook procedureel rechtvaardig. Er is een hoge mate van naleving te verwachten van een verbod op knalvuurwerk, op het gooien van afval op straat en op het roken in de horeca.
Dat klopt. Bijna niemand steekt knalvuurwerk af op andere dagen dan oudejaarsdag, de meeste straten zijn schoon en rokers zijn gestopt met roken in restaurants en eetcafé's. Dat jongens op oudejaarsdag wel knalvuurwerk afsteken, komt doordat de huidige wet het toestaat. Jongens ontlenen daar voldoende genoegen aan om het te doen en rotjes kosten vrijwel niets. De overlast oefent weinig remmende werking uit, omdat het gedrag officieel is toegestaan. Misschien zouden sommige ouders het willen verbieden en buurtbewoners willen ingrijpen, maar dat zou gemakkelijker en effectiever zijn als er een wettelijk verbod was. Het verbod zou attenderen op de onrechtvaardigheid van de veroorzaakte overlast en zou het sociale proces van controle en sanctionering bevorderen. Een eenmaal in gang gezette afname zou door sociale beïnvloeding tot beëindiging van het gedrag kunnen leiden.
Waarschijnlijk draagt het bestaan van een verbod ertoe bij dat de meeste straten schoon blijven. Omdat het verbod de onderlinge sanctionering vergemakkelijkt, zullen mensen daarop anticiperen. Zeker in buurten met weinig verloop, waar mensen elkaar kennen, is dat sociale mechanisme effectief. Sociale beïnvloeding zorgt er voor dat schone buurten schoon blijven. In anonieme omgevingen (binnensteden, grote winkelcentra, parkeerplaatsen langs de snelweg en rondom grote stations en scholen) is van sociale sanctionering minder te verwachten en dit zijn precies de meeste vervuilde gebieden. Sociale beïnvloeding draagt ertoe bij dat ze vervuild blijven. Een eenmaal vervuild gebied draagt de boodschap uit dat het verbod daar mag worden overtreden. Sociale beïnvloeding kan er ook voor zorgen dat een eenmaal schoongemaakt gebied schoon blijft, als het maar realistisch is te denken dat dat komt door het gedrag van anderen. Het plaatsen van veel afvalbakken kan daarbij helpen. Het maakt het gemakkelijker het afval niet op straat te gooien en versterkt de indruk dat anderen dat ook niet doen. Sommige gemeenten zijn dan ook overgegaan tot het plaatsen van meer afvalbakken. Tenslotte kunnen publiekscampagnes burgers oproepen straten schoon te houden en sluimerende rechtvaardigheidsoverwegingen activeren. Maar ze kunnen ook de boodschap uitdragen dat kennelijk veel mensen hun afval laten slingeren, want anders was die campagne niet nodig. Sociale beïnvloeding kan er dan toe leiden dat het effect averechts is. Evaluaties van de campagne Nederland Schoon wezen op toename van het aantal weggegooide blikjes en flesjes, een aanwijzing voor dit averechtse effect (noot 11). Informatie over hoeveel andere burgers aan een schoon milieu bijdragen, is effectiever. Amerikaanse energiebedrijven passen dit inzicht succesvol toe om hun klanten energie te laten besparen (noot 12).
Voorafgaand aan het rookverbod in de horeca waren rechtvaardigheidsoverwegingen kennelijk onvoldoende om van het roken af te zien. Dat kan met het verslavende karakter van het gedrag te maken hebben. Maar het kan ook zijn dat de afwezigheid van het verbod gezien werd als een aanwijzing dat het met de negatieve gevolgen voor anderen wel meeviel. Omdat er altijd wel iemand (de meest verslaafde) een sigaret opstak, werd het voor andere bezoekers gemakkelijker dit ook te doen. Invoering van het verbod was effectief, omdat het nog eens op de ernst van de negatieve effecten attendeerde en omdat het sociale sanctionering gemakkelijker en effectiever maakte. Eenmaal een toestand van niet-roken bereikt, blijft deze door sociale beïnvloeding ook gemakkelijk bestaan. Maar rokende stamgasten van kleine cafés kiezen er voor elkaars negatieve externaliteiten te ondergaan en zien het verbod als een ongerechtvaardigde inmenging in hun zelfgekozen arrangement. Omdat ze als rokers bij elkaar komen, werken onderlinge sanctionering en sociale beïnvloeding juist in de richting van het negeren van het verbod. Dezelfde personen steken in een restaurant geen sigaret op, omdat ze het verbod daar rechtvaardig vinden en omdat de sociale beïnvloeding er in de goede richting werkt.
Conclusies
Als de overheid overweegt iets te verbieden, is het belangrijk in de beleidsafweging rekening te houden met sociaal-wetenschappelijke inzichten. Deze wijzen op de voorwaarden waaronder burgers gemakkelijker een verbod accepteren en op de sociale processen die de kans op naleving vergroten of verkleinen. Ook zonder hoge handhavingskosten is het rookverbod een succes gebleken waar dat verwacht kon worden, in het openbaar vervoer en restaurants. Dat bewijst de kracht van het wederkerigheidsbeginsel en van het mechanisme van de sociale beïnvloeding. Het laat ook zien dat de werking van dat beginsel een duidelijk signaal van de democratische overheid nodig kan hebben. Het is jammer dat de overheid dat signaal niet wil geven als het gaat om het knalvuurwerk op oudejaarsdag.
Noten
1. D.L. Weimer & A.R. Vining (1999). Policy Analysis. Concepts and Practices. Upper Saddle River, N.J.: Prentice Hall.
2. Ministerie BZK (2008). Rapport Commissie overlast jaarwisseling.
3. T.R. Tyler (2000). Social justice: outcome and procedure, International Journal of Psychology 35 (2):117-125.
4. R.B. Cialdini, R.R. Reno & C.A. Kallgren (1990). A focus theory of normative conduct: Recycling the concept of norms to reduce littering in public places, Journal of Personality and Social Psychology 58: 1015-1026; K. Keizer, S. Lindenberg & L. Steg (2008). The spreading of disorder. Science 332: 1681-1685.
5. J.M. Nolan e.a. (2008). Normative social influence is underdetected, Personality and Social Psychology Bulletin 34 (7): 913-923.
6. E. Fehr en S. Gächter (2002). Altruistic punishment in humans. Science 415:137-140
7. D.J.-F. De Quervain e.a. (2004). The neural basis of altruistic punishment, Science 305: 1254-1258.
8. O. Gürerk e.a. (2006). The competitive advantage of sanctioning institutions, Science 312: 108-111.
9. R.C. Ellickson (1994). Order Without Law. How Neighbors Settle Disputes. Cambridge (Mass.): Harvard University Press.
10. R.H. Coase (1960). The problem of social cost, Journal of Law and Economics 3: 1-44.
11. R. Heijungs en G. Huppes (2005). Waarschijnlijkheidsstudie beleidsresultaten zwerfafval. Leiden: Centrum voor Milieuwetenschappen (CML)
12. L Kaufman (2009). Utilities turn their customers green, with eny. New York Times 30-01-2009
Update. Zie nu ook dit bericht. Update update. En zie nu ook Gaat het vuurwerkverbod werken?
Wanneer verbieden?
Henk de Vos
Dr. Henk de Vos, sociologie, Rijksuniversiteit Groningen.
Verschenen in Openbaar Bestuur 19 (12): 35-38 (december 2009)
Het kabinet ziet af van het voornemen om het afsteken van vuurwerk tijdens de jaarwisseling pas vanaf 18 uur toe te staan, in plaats van vanaf 10 uur ’s ochtends. Beperkte mogelijkheden tot inzet van politie zou handhaving bemoeilijken, volgens de Commissie De Graaff. Maar handhavingsproblemen werden ook verwacht bij het rookverbod in de horeca. En handhaving van het verbod om afval op straat te gooien ontbreekt. Waarom in het ene geval wel een verbod (roken in de horeca, afval op straat gooien) en in het andere niet (vuurwerk)?
De drie genoemde handelingen (roken, afval vuurwerk) hebben negatieve externaliteiten, vervelende gevolgen voor anderen, die daarvoor geen compensatie ontvangen. Vuurwerk op oudejaarsdag is meestal knalvuurwerk dat rond lopende groepen jongetjes afsteken. Buurtbewoners en passanten hebben last van de knallen en de rommel op straat en ademen de vervuilde lucht in. In dicht bebouwde buurten verspreidt de hinder zich over veel personen, waarvan sommigen ziek of ernstig ziek zijn. Ook bij het roken in de horeca en het gooien van afval op straat zijn er negatieve externaliteiten.
Economisch gezien gaat het om een vorm van marktfalen, want er is overconsumptie van het desbetreffende goed. Als de consumenten de externaliteiten in hun afweging zouden meenemen, zouden ze minder knalvuurwerk afsteken op oudejaarsdag, minder roken in de horeca en minder afval op straat gooien. Het probleem is dat ze dat niet of onvoldoende doen, waardoor de collectieve welvaart lager is dan zij zou kunnen zijn. De overheid kan proberen door accijnzen de vraag terug te dringen of een hoog BTW-tarief te heffen. Maar als de prijselasticiteit van het goed gering is (roken, vuurwerk) of als het goed geen prijs kent (afval op straat gooien), dan werkt dat niet. Blijft regulering over. Mogelijkheden zijn een vergunningenstelsel, voorlichting of een verbod (noot 1).
Voor roken en vuurwerk is een vergunningenstelsel geschikt. Hierdoor is het aantal verkooppunten beperkt. Gevaarlijk vuurwerk mag niet worden verkocht. Ook rookwaar is gevaarlijk (roken is dodelijk), maar het mag wel worden verkocht. Of de huidige beperking van het aantal verkooppunten de vraag vermindert, is niet bekend. Een nog verdere beperking zou illegale handel kunnen bevorderen.
Voorlichting kan de vraag terugdringen als de informatie overtuigend is. Dat is zo in het geval van meeroken en er is dan ook een voorlichtingsbeleid. Maar omdat roken verslavend is, kunnen we niet aannemen dat rokers rationeel op die informatie (in de media of op de verpakking) reageren. De werking ervan is beperkt. Voorlichting over het veilig afsteken van vuurwerk is er, maar voorlichting over de last van knalvuurwerk voor anderen ontbreekt. Het verbod op het afsteken van (knal)vuurwerk gedurende de rest van het jaar en het aanvankelijke voornemen van de regering om bij de jaarwisseling het afsteken van knalvuurwerk tot 18 uur te verbieden, wijst op inzicht in bestaan en omvang van die last. Over het afval op straat was er de voorlichtingscampagne Nederland Schoon. Op het ogenblik loopt het Impulsprogramma Zwerfafval 2007-2009, waarvan voorlichtingscampagnes deel uitmaken.
Tenslotte de mogelijkheid van een verbod. Er is een rookverbod in publieke gebouwen, in het openbaar vervoer en er is een verbod voor café- en restauranthouders om roken toe te staan, tenzij in aparte rookruimtes. Er is een verbod op het afsteken van knalvuurwerk met uitzondering van oudejaarsdag en jaarwisseling, maar de vraag is of die uitzondering niet moet worden ingeperkt tot na achttien uur. En er is een verbod op het gooien van afval op straat. De maximale boete daarvoor is tot € 75 verhoogd. In de economische beleidsliteratuur wordt het verbod aangeraden als de negatieve gevolgen van het gedrag ernstig zijn en de kosten van handhaving niet te hoog zijn. Dat brengt ons op het handhavingsprobleem.
Handhaving van verboden
Handhavingsproblemen hebben een bestuurlijke en een sociaalwetenschappelijke benadering. De Commissie De Graaf bekeek de handhaving van de overwogen uitbreiding van het vuurwerkverbod louter als een bestuurlijk probleem (noot 2). Er is een overheid en er zijn burgers en alle relevante processen spelen zich tussen deze twee entiteiten af. Voor processen tussen burgers (sociale processen) is geen aandacht. Naleving van een verbod is geheel afhankelijk van de pakkans en de hoogte van de sanctie. Bij een vuurwerkverbod op oudejaarsdag moet de politie-inzet hoger zijn, maar dat is onuitvoerbaar. Derhalve geen verbod. Maar handhaving van het verbod om afval op straat te gooien is eveneens onuitvoerbaar. Hetzelfde geldt voor het rookverbod in kleine cafés. Wat is wijsheid? Geen vuurwerkverbod op oudejaarsdag, maar dan ook geen verbod op het gooien van afval op straat en geen verbod op het roken in kleine cafés? Of in alle drie de gevallen wel een verbod?
Sociaal-wetenschappelijke inzichten kunnen hier uitkomst brengen. Het eerste is dat mensen eerder bereid zijn een wet na te leven als ze die inhoudelijk en procedureel rechtvaardig vinden (noot 3). Als een wet intermenselijke verhoudingen rechtvaardiger maakt en als de betrokkenen de kans hebben gehad gehoord te worden, is naleving ervan waarschijnlijker dan wanneer die louter door pakkans en strafmaat wordt bepaald.
Het tweede inzicht is dat mensen zich in hun gedrag sterk door wat anderen doen laten leiden (noot 4). Informatie over het gedrag van anderen heeft meer invloed op het eigen gedrag dan informatie over de wenselijkheid of de voordelen van dat gedrag. Opvallend is dat mensen zich er niet van bewust zijn, want ze denken dat die wenselijkheid of voordelen de grootste rol in hun beslissingen spelen. We zijn sterk sociaal beïnvloedbaar, maar dat weten we niet van onszelf (noot 5). Onze bereidheid om verboden na te leven op het terrein van negatieve externaliteiten is sterk afhankelijk van de informatie die we over het gedrag van anderen krijgen. Dat wij dat zelf slecht in de gaten hebben, doet vermoeden dat beleidsmakers daar evenzeer weinig zicht op hebben.
Tenslotte weten we dat mensen bereid zijn anderen te sanctioneren die het wederkerigheidsbeginsel overtreden, ook als dat iets kost (noot 6). Dat wijst er op dat de daad zelf een goed gevoel verschaft en dat is ook zo (noot 7). Ook leidt het tot de gewenste gedragsverandering. Mensen zien de voordelen in van de mogelijkheid elkaar te sanctioneren of leren dat snel in te zien (noot 8). In de maatschappelijke werkelijkheid kan sociale sanctionering assertiviteit en moed vereisen als je de overtreder niet kent. Maar veldonderzoek wijst uit dat als mensen onderlinge langdurige relaties hebben, ze normen in stand houden en overtredingen sanctioneren (noot 9). Sociale sanctionering heeft voordelen boven formele sanctionering. Sociale sancties zijn als een vorm van sociale afwijzing, ingrijpend voor de ontvanger. Maar omdat iedereen sancties kan ontvangen, maar ook kan geven, blijven mensen gelijkwaardig en dat maakt dat ze sancties en de dreiging daarmee gemakkelijker accepteren.
Naast pakkans en strafmaat zijn ook percepties van rechtvaardigheid en van het gedrag van anderen en processen van onderlinge sanctionering van invloed op het naleven van wettelijke verboden. Een verbod dat mensen rechtvaardig vinden, waarvan ze de indruk hebben dat anderen het naleven en aan de naleving waarvan zij en anderen bijdragen door sociale sanctionering, vereist geen grote politie-inzet om het te handhaven. Mensen lossen een externaliteitenprobleem onderling op als maar duidelijk is hoe de verdeling van rechten ligt en als ze die verdeling aanvaarden (noot 10). Zo is bijvoorbeeld algemeen aanvaard dat je op bezoek bij anderen niet het recht hebt om te roken en dat je dus om toestemming moet vragen. In zulke gevallen is rechtsduidelijkheid afdoende.
Knalvuurwerk, zwerfafval, roken
De sociaal-wetenschappelijke inzichten zijn op de externaliteitsproblemen van het knalvuurwerk, het afval op straat en het roken in de horeca toe te passen. Wetten die bedoeld zijn om negatieve externaliteiten terug te dringen, zijn gemakkelijk rechtvaardig te vinden, omdat ze stroken met het diepgewortelde wederkerigheidsbeginsel voor sociale interacties (wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet). In een democratisch land vinden we ze ook procedureel rechtvaardig. Er is een hoge mate van naleving te verwachten van een verbod op knalvuurwerk, op het gooien van afval op straat en op het roken in de horeca.
Dat klopt. Bijna niemand steekt knalvuurwerk af op andere dagen dan oudejaarsdag, de meeste straten zijn schoon en rokers zijn gestopt met roken in restaurants en eetcafé's. Dat jongens op oudejaarsdag wel knalvuurwerk afsteken, komt doordat de huidige wet het toestaat. Jongens ontlenen daar voldoende genoegen aan om het te doen en rotjes kosten vrijwel niets. De overlast oefent weinig remmende werking uit, omdat het gedrag officieel is toegestaan. Misschien zouden sommige ouders het willen verbieden en buurtbewoners willen ingrijpen, maar dat zou gemakkelijker en effectiever zijn als er een wettelijk verbod was. Het verbod zou attenderen op de onrechtvaardigheid van de veroorzaakte overlast en zou het sociale proces van controle en sanctionering bevorderen. Een eenmaal in gang gezette afname zou door sociale beïnvloeding tot beëindiging van het gedrag kunnen leiden.
Waarschijnlijk draagt het bestaan van een verbod ertoe bij dat de meeste straten schoon blijven. Omdat het verbod de onderlinge sanctionering vergemakkelijkt, zullen mensen daarop anticiperen. Zeker in buurten met weinig verloop, waar mensen elkaar kennen, is dat sociale mechanisme effectief. Sociale beïnvloeding zorgt er voor dat schone buurten schoon blijven. In anonieme omgevingen (binnensteden, grote winkelcentra, parkeerplaatsen langs de snelweg en rondom grote stations en scholen) is van sociale sanctionering minder te verwachten en dit zijn precies de meeste vervuilde gebieden. Sociale beïnvloeding draagt ertoe bij dat ze vervuild blijven. Een eenmaal vervuild gebied draagt de boodschap uit dat het verbod daar mag worden overtreden. Sociale beïnvloeding kan er ook voor zorgen dat een eenmaal schoongemaakt gebied schoon blijft, als het maar realistisch is te denken dat dat komt door het gedrag van anderen. Het plaatsen van veel afvalbakken kan daarbij helpen. Het maakt het gemakkelijker het afval niet op straat te gooien en versterkt de indruk dat anderen dat ook niet doen. Sommige gemeenten zijn dan ook overgegaan tot het plaatsen van meer afvalbakken. Tenslotte kunnen publiekscampagnes burgers oproepen straten schoon te houden en sluimerende rechtvaardigheidsoverwegingen activeren. Maar ze kunnen ook de boodschap uitdragen dat kennelijk veel mensen hun afval laten slingeren, want anders was die campagne niet nodig. Sociale beïnvloeding kan er dan toe leiden dat het effect averechts is. Evaluaties van de campagne Nederland Schoon wezen op toename van het aantal weggegooide blikjes en flesjes, een aanwijzing voor dit averechtse effect (noot 11). Informatie over hoeveel andere burgers aan een schoon milieu bijdragen, is effectiever. Amerikaanse energiebedrijven passen dit inzicht succesvol toe om hun klanten energie te laten besparen (noot 12).
Voorafgaand aan het rookverbod in de horeca waren rechtvaardigheidsoverwegingen kennelijk onvoldoende om van het roken af te zien. Dat kan met het verslavende karakter van het gedrag te maken hebben. Maar het kan ook zijn dat de afwezigheid van het verbod gezien werd als een aanwijzing dat het met de negatieve gevolgen voor anderen wel meeviel. Omdat er altijd wel iemand (de meest verslaafde) een sigaret opstak, werd het voor andere bezoekers gemakkelijker dit ook te doen. Invoering van het verbod was effectief, omdat het nog eens op de ernst van de negatieve effecten attendeerde en omdat het sociale sanctionering gemakkelijker en effectiever maakte. Eenmaal een toestand van niet-roken bereikt, blijft deze door sociale beïnvloeding ook gemakkelijk bestaan. Maar rokende stamgasten van kleine cafés kiezen er voor elkaars negatieve externaliteiten te ondergaan en zien het verbod als een ongerechtvaardigde inmenging in hun zelfgekozen arrangement. Omdat ze als rokers bij elkaar komen, werken onderlinge sanctionering en sociale beïnvloeding juist in de richting van het negeren van het verbod. Dezelfde personen steken in een restaurant geen sigaret op, omdat ze het verbod daar rechtvaardig vinden en omdat de sociale beïnvloeding er in de goede richting werkt.
Conclusies
Als de overheid overweegt iets te verbieden, is het belangrijk in de beleidsafweging rekening te houden met sociaal-wetenschappelijke inzichten. Deze wijzen op de voorwaarden waaronder burgers gemakkelijker een verbod accepteren en op de sociale processen die de kans op naleving vergroten of verkleinen. Ook zonder hoge handhavingskosten is het rookverbod een succes gebleken waar dat verwacht kon worden, in het openbaar vervoer en restaurants. Dat bewijst de kracht van het wederkerigheidsbeginsel en van het mechanisme van de sociale beïnvloeding. Het laat ook zien dat de werking van dat beginsel een duidelijk signaal van de democratische overheid nodig kan hebben. Het is jammer dat de overheid dat signaal niet wil geven als het gaat om het knalvuurwerk op oudejaarsdag.
Noten
1. D.L. Weimer & A.R. Vining (1999). Policy Analysis. Concepts and Practices. Upper Saddle River, N.J.: Prentice Hall.
2. Ministerie BZK (2008). Rapport Commissie overlast jaarwisseling.
3. T.R. Tyler (2000). Social justice: outcome and procedure, International Journal of Psychology 35 (2):117-125.
4. R.B. Cialdini, R.R. Reno & C.A. Kallgren (1990). A focus theory of normative conduct: Recycling the concept of norms to reduce littering in public places, Journal of Personality and Social Psychology 58: 1015-1026; K. Keizer, S. Lindenberg & L. Steg (2008). The spreading of disorder. Science 332: 1681-1685.
5. J.M. Nolan e.a. (2008). Normative social influence is underdetected, Personality and Social Psychology Bulletin 34 (7): 913-923.
6. E. Fehr en S. Gächter (2002). Altruistic punishment in humans. Science 415:137-140
7. D.J.-F. De Quervain e.a. (2004). The neural basis of altruistic punishment, Science 305: 1254-1258.
8. O. Gürerk e.a. (2006). The competitive advantage of sanctioning institutions, Science 312: 108-111.
9. R.C. Ellickson (1994). Order Without Law. How Neighbors Settle Disputes. Cambridge (Mass.): Harvard University Press.
10. R.H. Coase (1960). The problem of social cost, Journal of Law and Economics 3: 1-44.
11. R. Heijungs en G. Huppes (2005). Waarschijnlijkheidsstudie beleidsresultaten zwerfafval. Leiden: Centrum voor Milieuwetenschappen (CML)
12. L Kaufman (2009). Utilities turn their customers green, with eny. New York Times 30-01-2009
Abonneren op:
Posts (Atom)