Een van de nadelen van statushiërarchieën is dat degenen met hoge status meestal personen zijn die weinig geneigd zijn tot samenwerken.
Het intrigerende is dat je dat aan de gezichten van deze personen kunt aflezen. Onderzoekers (artikel te downloaden van deze website) lieten portretfoto's van de directeuren van Amerikaanse management-opleidingen beoordelen op de mate waarin de afgebeelde persoon een coöperatief iemand leek te zijn. Die management-opleidingen waren door de U.S. News & World Report gerangschikt naar kwaliteit. De directeuren van hoger gerangschikte opleidingen werden op grond van hun gezicht als minder coöperatief beoordeeld dan die van de lager gerangschikte opleidingen.
Je zou kunnen denken dat dat komt doordat het de minder coöperatieve personen zijn, of in ieder geval degenen met een geringere uitstraling van geneigdheid tot samenwerking, die tot de hoogste en meest prestigieuze posities doordringen.
Dat kan zo zijn, maar daarnaast is het zo dat iemand minder coöperatief wordt als hij in een hoge status-positie terecht komt. De onderzoekers maakten portretfoto's van studenten van de Michigan Universiteit die te horen hadden gekregen dat ze direct daarna zouden moeten concurreren met oftewel een student van een universiteit met een hoger prestige dan Michigan oftewel een student met een lager prestige. Die foto's werden weer beoordeeld op de geneigdheid tot samenwerken van de afgebeelde persoon. (Uiteraard waren die beoordelaars niet van die voorafgegane manipulatie op de hoogte.) De gezichten van studenten die te horen hadden gekregen dat ze zouden concurreren met een student van een universiteit met een lager prestige en die dus zelf een hogere status-positie verwachtten te zullen gaan innemen, werden als minder coöperatief beoordeeld. Door in een hoge status-positie terecht te komen, ga je er anders, minder "aardig", uitzien.
Tenslotte blijkt het met je gelaatsuitdrukking "adverteren" van je geringe geneigdheid tot samenwerken ook effect te hebben op het gedrag van anderen. In een onderhandelingssituatie hebben anderen de neiging om zich bij voorbaat te schikken, door in hun eerste bod lager in te zetten. Zo een minder "aardig" gezicht heeft een, ja, zeg maar, intimiderend effect op anderen.
Als je dan die Europese regeringsleiders op televisie ziet als ze tot een akkoord moeten komen om de eurocrisis op te lossen, dan kom je op twee gedachten.
De eerste is dat ze allemaal een hoge status-positie hebben, dat ze dus niet erg tot samenwerken bereid zullen zijn en dat ze dat van elkaars gezichten kunnen aflezen. (En wij kunnen het van hun gezichten aflezen.) En dus gaat het allemaal zeer moeizaam.
Maar binnen deze groep is er natuurlijk ook een rangorde naar status! En het is duidelijk dat Duitsland en dus Merkel op het ogenblik de hoogste status heeft. Dus krijgt uiteindelijk Duitsland zijn zin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten