Alle inspanningen van ouders, professionele opvoeders en de overheid zijn erop gericht dat onze kinderen:
a. gezond en veilig opgroeien;
o Elk kind heeft het recht om in een veilige omgeving (van een gezin) op te groeien.
b. hun talenten ontwikkelen en;
c. naar vermogen meedoen.
o Dat wil zeggen dat kinderen al spelend, lerend en werkend een sociaal netwerk opbouwen en daarmee een goede basis leggen voor een zelfstandig leven.
Bovenstaande kan een kind het beste leren in de wederkerigheid van een gezin. Een kleine gemeenschap waarin het leert relaties aan te gaan, te vertrouwen en hoe een bijdrage te leveren aan de samenleving. Een gezin in Nederland kent vele vormen naast vader, moeder en twee kinderen. Wij doelen op het gezin in de ruime betekenis. Die van de kleinste kern van onze samenleving. Dat gunnen wij elk kind.Hier is de mythe van de opvoedbaarheid in optima forma: het gezin is de beste omgeving om kinderen groot te brengen. De gemeenschap van het gezin is groot genoeg om een kind te leren relaties aan te gaan. Het minste wat je hiervan kunt zeggen is dat de staatssecretarissen de ogen sluiten voor het steeds kleiner en steeds sociaal geïsoleerder worden van onze gezinnen. En ze zijn er niet over geïnformeerd dat kinderen in de geschiedenis nog nooit in een zo sociaal arme omgeving zijn opgegroeid als in onze maatschappij. Het getuigt van naïef optimisme om te verwachten dat zo'n sociaal arme omgeving, met zo'n extreme leeftijdssegregatie, niet uitmaakt voor hoe kinderen opgroeien.
Wat willen ouders eigenlijk met hun kinderen? Uit het Gezinsrapport 2011 van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat als je ze tien "opvoedingsdoelen" voorlegt, ze de volgende drie naar belangrijkheid bovenaan zetten:
verantwoordelijkheidsgevoel hebben
opkomen voor jezelf
rekening houden met anderen
Die drie samen komen neer op het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsgevoelens voor jezelf en anderen. Sociaalwetenschappelijk gezegd hebben we het dan over sociale en morele ontwikkeling. En voor die ontwikkeling is nodig dat kinderen voldoende in aanraking komen met verantwoordelijk gedrag in hun sociale omgeving. Morele intuïties leer je aan door op te groeien in een morele gemeenschap en onze gezinnen zijn te klein en te sociaal geïsoleerd om goed als een morele gemeenschap te kunnen functioneren. Kinderen hebben al heel gauw door dat het ouderlijk gezin "slechts" een tijdelijke verblijfplaats is. Daardoor oriënteren ze zich al heel gauw op die buitenwereld. Maar die overgang naar de buitenwereld is slecht voorbereid en abrupt als het gezin zo weinig is ingebed in een groter netwerk van familie, buren, vrienden en vertrouwde anderen. Veel van de problemen met opgroeiende jeugd zijn er op terug te voeren dat de microkosmos van het gezin onvoldoende toerust om als verantwoord lid van de maatschappij te kunnen functioneren.
Eerder noemde ik de mythe van de opvoedbaarheid een voorbeeld van de "fallacy of misplaced concretenes". Die mythe (zie ook hier) houdt in dat we hebben bedacht dat morele ontwikkeling bestaat uit het aanleren van regels (dit mag wel en dat mag niet) en dat kinderen die regels in het gezin van hun ouders leren. En dat noemen we "opvoeding". We zijn waarschijnlijk op dat idee gekomen omdat kinderen steeds meer alleen maar tijd doorbrengen met de eigen ouders. Die morele gemeenschap om het gezin heen is veel minder aanwezig dan vroeger gebruikelijk was. Wat zich nog aan ons aandient is die gezinssituatie. Dus moet daar wel de bron liggen van dat morele besef en dus ook van die gevallen waarin dat morele besef niet of gebrekkig is aangeleerd. We spreken dan, concreet, van een probleemgezin, in plaats van, abstracter maar realistischer, van de afwezigheid van een morele gemeenschap om het gezin heen.
Helaas maken de staatssecretarissen in hun beleidsbrief ook die fout van de misplaatste concreetheid. Daarmee doen ze niets aan de werkelijke oorzaken van de problemen die we met onze jeugd hebben. De mythe van de opvoedbaarheid is taai.
2 opmerkingen:
Dank voor dit blog en deze constatering. Men lijkt te denken dat het kind een computer is. Als de ouders het maar goed programmeren, is het kind opgevoed voor maatschappelijk succes. Dit beeld gaat volledig voorbij aan de complexiteit van sociale relaties, en eveneens aan de complexiteit van de menselijke geest. Die verre van vergelijkbaar is met een computer (het is niet voor niets dat de Turingtest nog steeds niet gehaald wordt). Een kind leert door ondergedompeld te zijn in een sociale werkelijkheid, een kind leert sociaal functioneren door te proberen en nadoen. Als ouder en als maatschappij is het dus vooral zaak om voor te leven en oefenmateriaal te bieden.
Wat je krijgt voorgeleefd beleef je later in relatie tot anderen. Helder.
Een reactie posten