dinsdag 14 januari 2025

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 22 - Over het contrast tussen Jimmy Carter, een goede, en Donald Trump, een foute leider

De politieke actualiteit maakt voor iedereen wel heel levendig duidelijk wat het onderscheid is tussen het geactiveerd zijn van het gemeenschapspatroon en het geactiveerd zijn van het statuscompetitiepatroon. Anders gezegd, geeft ons een heldere inkijk in de innerlijk tegenstrijdige menselijke sociale natuur.

Het extreme geactiveerd zijn van het statuscompetitiepatroon zien we zich voor ons oog afspelen in het gedrag van de foute leiders die nu in de politieke berichtgeving zo royaal aandacht krijgen.

Daarover straks meer. Eerst maar even, als hoognodig tegenwicht, over een geval van extreme activering van het gemeenschapspatroon. 

Dan gaat het over de lofprijzingen die zijn uitgesproken naar aanleiding van het op 100-jarige leeftijd overlijden van Jimmy Carter, tussen 1977 en 1981 president van de Verenigde Staten, aan wie in 2002 de Nobelprijs voor de Vrede werd uitgereikt "for work to find peaceful solutions to international conflicts, to advance democracy and human rights, and to promote economic and social development."

Heather Cox Richardson stond de dag daarna stil bij wat er over Carter werd gezegd bij zijn staatsbegrafenis. Omdat dat een boeiende inkijk geeft in wat in de menselijke sociale natuur ook tot de mogelijkheden behoort, het geactiveerd zijn van het gemeenschapspatroon, haal ik een en ander daarvan naar voren.

Doordat Carter zo oud is geworden, overleefde hij veel van zijn tijdgenoten die hem goed gekend hadden. Maar enkelen daarvan tekenden herinneringen aan hem op, die bij de plechtigheid door nakomelingen werden voorgelezen. 

Zo waren er de nagelaten herinneringen van Walter Mondale (1928 - 2021), Carters vicepresident. Daaruit blijkt dat Carter zich liet leiden door het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon. Want hij probeerde toen al, met het oog op de volgende generaties, alternatieven voor fossiele brandstoffen te promoten en liet hij zonnepanelen op het Witte Huis aanbrengen. Hij spande zich in om gelijke rechten voor vrouwen in de Grondwet vastgelegd te krijgen en benoemde een record aantal vrouwen in zijn regering en in de rechterlijke macht. Carters regeerperiode waren "extraordinary years of principled and decent leadership, [and] his courageous commitment to civil rights and human rights.”

De Republikeinse president en Carters voorganger Gerald Ford (1913 - 2006), die in zijn poging tot herverkiezing van Carter verloor, had als karakterisering nagelaten dat Carter “pursued brotherhood across boundaries of nationhood, across boundaries of tradition, across boundaries of caste. In America’s urban neighborhoods and in rural villages around the world, he reminded us that Christ had been a carpenter.” Het iedereen-telt-mee was voor Carter sterk verbonden met zijn Godsgeloof.

Een kleinzoon vertelde dat hij op zijn grootvaders leven terugkeek als een “love story, about love for his fellow humans and about living out the commandment to love your neighbor as yourself."  Hij herinnerde er aan dat zijn grootvader na zijn presidentschap het Carter Centre oprichtte, dat erin slaagde om in de allerarmste dorpen van de wereld de guineawormziekte, veroorzaakt door vervuild drinkwater, vrijwel uit te bannen. 

President Biden vertelde dat Carter hem had geleerd dat “strength of character is more than title or the power we hold. It’s the strength to understand that everyone should be treated with dignity, respect. That everyone, and I mean everyone, deserves an even shot. Not a guarantee, but just a shot…. [W]e have an obligation to give hate no safe harbor, and to stand up to what my dad used to say is the greatest sin of all: the abuse of power.” Carter geloofde in het gebod je buren lief te hebben. Hoewel dat gebod nooit perfect is na te leven, ligt het wel ten grondslag aan het idee van de Verenigde Staten, "a nation where all are created equal in the image of God and deserve to be treated equally throughout our lives.” 

“At our best,” Biden said, “we share the better parts of ourselves: joy, solidarity, love, commitment. Not for reward, but in reverence for the incredible gift of life we’ve all been granted. To make every minute of our time here on Earth count.”

“That’s the definition of a good life,” Biden said. It was the life Jimmy Carter lived for 100 years: a “good life of purpose and meaning, of character driven by destiny and filled with the power of faith, hope, and love.”

Natuurlijk is het bij herdenkingen gebruikelijk om over de doden niets dan goeds te zeggen. Maar dat gebruik is in veel gevallen moeilijk na te leven. Alles wijst erop dat het bij het overlijden van Jimmy Carter gemakkelijk was. Hij leidde een goed leven, in de betekenis die we allemaal kennen en die overeenkomt met wat we sociaalwetenschappelijk een leven noemen waarin het gemeenschapspatroon sterk geactiveerd is.

Dat is natuurlijk goed om tot ons door te laten dringen nu we binnenkort met een Amerikaanse president te maken krijgen waarvoor het tegengestelde geldt: een leven dat gekenmerkt wordt door het sterk geactiveerd zijn van het statuscompetitiepatroon. In de personen van twee Amerikaanse presidenten kunnen we het contrast tussen een goede leider en een foute leider heel inzichtelijk maken.

Nu weten we natuurlijk nog niet wat er in de toekomst bij een herdenkingsdienst over Donald Trump zal worden gezegd. Maar we hebben wel de karakteriseringen van 24 van zijn naaste, door hemzelf benoemde, medewerkers in zijn vorige presidentschap: 24 former Trump allies and aides who turned against him. Dat zijn mensen die al wel het een en ander over Trump geweten moeten hebben toen ze toch bereid waren om voor hem te werken. Dat zegt iets over hen. In ieder geval zegt het dat ze niet vooringenomen waren. Maar die zich dus van hem afkeerden nadat ze hem van nabij hadden meegemaakt.

Zijn vicepresident Mike Pence: “The American people deserve to know that President Trump asked me to put him over my oath to the Constitution. … Anyone who puts himself over the Constitution should never be president of the United States.” 

Zijn minister van Justitie, Bill Barr: “Someone who engaged in that kind of bullying about a process that is fundamental to our system and to our self-government shouldn’t be anywhere near the Oval Office.” 

Zijn eerste minister van Defensie, James Matthis: “Donald Trump is the first president in my lifetime who does not try to unite the American people – does not even pretend to try. Instead he tries to divide us.” 

Zijn tweede minister van Defensie, Mark Esper: “I think he’s unfit for office. … He puts himself before country. His actions are all about him and not about the country. And then, of course, I believe he has integrity and character issues as well.” 

Zijn voorzitter van de Joint Chiefs of Staff, het militaire adviesorgaan, Mark Milley: “We don’t take an oath to a wannabe dictator. We take an oath to the Constitution and we take an oath to the idea that is America – and we’re willing to die to protect it.”

Zijn eerste minister van Buitenlandse Zaken, Rex Tillerson:  “(Trump’s) understanding of global events, his understanding of global history, his understanding of US history was really limited. It’s really hard to have a conversation with someone who doesn’t even understand the concept for why we’re talking about this.” 

Zijn eerste ambassadeur bij de Verenigde Naties, Nikki Haley: "A terrible thing happened on January 6 and he called it a beautiful day.” 

Zijn vicevoorzitter van het presidentiële transitieteam, Chris Christy: “Someone who I would argue now is just out for himself.” 

Zijn tweede nationale veiligheidsadviseur, H.R. McMaster: “We saw the absence of leadership, really anti-leadership, and what that can do to our country.” 

Zijn derde nationale veiligheidsadviseur, John Bolton: “I believe (foreign leaders) think he is a laughing fool.” 

Zijn tweede voorzitter van de Chiefs of Staff, John Kelly: “A person that has nothing but contempt for our democratic institutions, our Constitution, and the rule of law. There is nothing more that can be said. God help us.”

Zijn vroegere plaatsvervangende voorzitter van de Chiefs of Staff, Mick Mulvaney, die ontslag nam na 6 januari, 2021: “I quit because I think he failed at being the president when we needed him to be that.” 

Een van zijn vele woordvoerders, Anthony Scaramucci: “He is the domestic terrorist of the 21st century.” 

Een andere woordvoerder, Stephany Grisham: “I am terrified of him running in 2024.”

Zijn minister van Onderwijs, die na 6 januari 2021 haar ontslag indiende, Betsy DeVos: “When I saw what was happening on January 6 and didn’t see the president step in and do what he could have done to turn it back or slow it down or really address the situation, it was just obvious to me that I couldn’t continue.”

Zijn minister voor Transport, Elaine Chao, die na 6 januari 2021 haar ontslag indiende: "At a particular point the events were such that it was impossible for me to continue, given my personal values and my philosophy."

Zijn eerste minister voor de Marine, Richard Spencer: “…the president has very little understanding of what it means to be in the military, to fight ethically or to be governed by a uniform set of rules and practices.” 

Zijn eerste adviseur voor binnenlandse veiligheid, Tom Bossert: “The President undermined American democracy baselessly for months. As a result, he’s culpable for this siege, and an utter disgrace.” 

Zijn vroegere persoonlijke advocaat en fixer, Michael Cohen: “Donald’s an idiot.”

Zijn Witte Huis advocaat, Ty Cobb: “Trump relentlessly puts forth claims that are not true.” 

Zijn vroegere directeur strategische communicatie, Alyssa Farah Griffin:  “We can stand by the policies, but at this point we cannot stand by the man.” 

Een top aide op het gebied van de relaties met Afroamerikanen, Omarosa Manigault Newman: “Donald Trump, who would attack civil rights icons and professional athletes, who would go after grieving black widows, who would say there were good people on both sides, who endorsed an accused child molester; Donald Trump, and his decisions and his behavior, was harming the country. I could no longer be a part of this madness.” 

Een vroegere plaatsvervangend perssecretaris, Sarah Matthews, die ontslag nam na 6 janurai, 2021: “I thought that he did do a lot of good during his four years. I think that his actions on January 6 and the lead-up to it, the way that he’s acted in the aftermath, and his continuation of pushing this lie that the election is stolen has made him wholly unfit to hold office every again.” 

Zijn laatste assistent van de voorzitter van de Chiefs of Staff, Cassidy Hutchinson: “I think that Donald Trump is the most grave threat we will face to our democracy in our lifetime, and potentially in American history.” 

En ondanks al deze sterke aanwijzingen dat we met Donald Trump te maken hebben met een foute leider, is deze man dus binnenkort wederom de Amerikaanse president. Van zijn vorige medewerkers is er neem ik aan niemand gepolst en bereid gevonden om hem wederom bij te staan. Degenen die Trump tot nu toe heeft voorgedragen, zijn uitgekozen meer vanwege hun loyaliteit dan enige deskundigheid of bekwaamheid. En de meeste van hen zijn miljardair.

woensdag 8 januari 2025

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 21 - Het tegenwoordige medialandschap tendeert naar rechts en normalisering van extreemrechts

Oké, in de Verenigde Staten, het machtigste land ter wereld, is de foute leider en veroordeelde crimineel Donald Trump opnieuw democratisch tot president gekozen. De inauguratie vindt plaats op 20 januari.

Wat valt daar sociaalwetenschappelijk gezien over te zeggen? En wat valt er sociaalwetenschappelijk gezien van zijn gedrag als president te verwachten?

Eerst maar over hoe het kon gebeuren dat Trump als kandidaat van de Republikeinse partij  de verkiezingen won, weliswaar nipt, maar toch. Dat blijft verbazen, al was het maar vanwege het succesvolle beleid van de vorige Democratische regering van president Joe Biden en vicepresident en Trumps tegenstander Kamala Harris. Die regering had de wereldwijd opgelopen inflatie teruggedrongen zonder een recessie te veroorzaken, had de werkloosheid teruggebracht tot een historisch laag niveau, had de lonen, in het bijzonder de laagste lonen, sterk doen toenemen, was begonnen met het aanpakken van de al heel lang verwaarloosde infrastructuur, had de transitie naar een klimaatneutrale economie in gang gezet en had werknemers- en consumentenrechten versterkt. 

Die Bidenomics werd gezien als het begin van een nieuw tijdperk, waarin afscheid werd genomen van dat van het neoliberale marktdenken en werd teruggekeerd naar het beleid van na de Tweede Wereldoorlog, met een herwaardering van de rol van de overheid in het economische beleid. Sociaalwetenschappelijk gezien het afscheid van het ieder-voor-zich van het statuscompetitiepatroon en een herintroductie van het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon. De verkiezingsoverwinning van Trump, de verpersoonlijking van het statuscompetitiepatroon en van belastingverlaging voor de rijken, is natuurlijk een streep door de rekening. 

Het zou kunnen dat het komende presidentschap van Trump niet meer is dan een hobbel op de weg naar dat nieuwe tijdperk. Daarvoor pleiten al die aanwijzingen dat de kiezers en degenen die niet aan de verkiezingen deelnamen, slecht geïnformeerd waren. Zo waren veel Amerikanen tevreden over hun eigen economische situatie, maar waren ze er tegelijkertijd van overtuigd dat het met de economie van het land slecht gesteld was. Het succes van het Biden-beleid was niet niet tot hen doorgedrongen, misschien doordat de Democraten dat te weinig hadden uitgedragen, of werd het weggedrukt door Trumps bizarre onwaarheden daarover. En door Trumps onduidelijkheden of ronduit onwaarheden over zijn eigen beleidsvoornemens of vooral die van zijn radicale christelijk-conservatieve aanhangers.

Daar komt mee overeen dat in staten waar Trump won, ook typisch Democratische referendumvoorstellen voor het recht op abortus, verhoging van het minimumloon, doorbetaling bij ziekte en zorgverlof werden aangenomen. Een deel van de kiezers moet niet hebben doorgehad dat zulke voorstellen in een regering-Trump weinig kans maken (America's political discordance: The Trump voters who want progressivism; How Could Trump and Abortion Rights Both Win?).

Er is, kortom, in de meeste democratieën sinds de vercommercialisering van de informatievoorziening en de opkomst van nieuwe media een groot informatieprobleem. Denk aan het eerdere bericht in deze reeks: Desinformatie en het Grote Geld. Kenmerkend voor dat tijdperk van het neoliberale marktdenken is dat de sterk gegroeide exorbitante rijkdom ook wordt aangewend om het democratische proces te beïnvloeden. Goede informatievoorziening is een essentieel publiek goed, dat echter niet goed tot stand komt als dat vergaand aan de markt wordt overgelaten. De miljardairs willen onbelemmerd hun rijkdom kunnen vergroten en sturen dus het democratische proces gaarne bij in de hun welgevallige richting van rechts en extreemrechts beleid. Als hen dat maar minder regels en lagere belastingen oplevert.

Vandaar dat het tegenwoordige medialandschap naar rechts tendeert en naar normalisering van extreemrechts. 

Dat betekent dat progressieve verkiezingsoverwinningen pas weer normaal worden als het medialandschap eerst op rechts wordt terugveroverd. Politiek handelen is veel meer geworden dan het ontwikkelen en bekendmaken van verstandige en breed gedragen beleidsvoorstellen. Die moeten tegen de overvloed aan desinformatie in nog bij de kiezers terechtkomen. En het is maar de vraag of dat lukt zolang het Grote Geld het medialandschap in bezit heeft (Until there’s a liberal media apparatus, the Democrats will live in Trump’s America).

dinsdag 7 januari 2025

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 20 - Wat te verwachten van de veroordeelde foute leider die tot president wordt verkozen?

Nu gisteren de verkiezingsoverwinning van de foute leider Donald Trump in Washington formeel werd vastgesteld, moeten we wel stilstaan bij de vraag hoe die overwinning tot stand kon komen en bij de vraag welke gevaren dat presidentschap met zich mee zal brengen. Hier het vorige bericht.

De uiteindelijke bron van die gevaren is bekend: de kwaadaardig-narcistische persoonlijkheid van de foute leider. Bekend en het minst interessant, want die persoonlijkheid is een open boek. Als je eenmaal inzicht hebt in de drie-eenheid van zelfbewondering, vijandigheid en onveranderlijkheid van gedrag, dan is er vrijwel niets meer aan het gedrag van de foute leider verrassend. Het is het gedrag dat gelokaliseerd is aan het ene uiterste van het menselijke sociale gedrag dat mogelijk is: het uiterste waar uitsluitend de overheersingskant van het statuscompetitiepatroon geactiveerd is. (De andere kant is die van de volledige onderwerping.)

Zo hoeft er aan het gedrag van Donald Trump niets verrassends te zijn, noch aan het vroegere, noch aan het toekomstige. Gisteren vier jaar geleden liet hij zijn aanhangers het Capitool bestormen om zo de formele bevestiging van zijn verkiezingsnederlaag te voorkomen. Pas toen hemzelf duidelijk werd dat die opzet mislukte, gaf hij het signaal om de couppoging te beëindigen. Toen waren er al doden en gewonden gevallen. Dat hadden er meer kunnen zijn, want in het geheim geplaatste explosieven functioneerden niet zoals bedoeld. De bestorming was onderdeel van een uitgewerkt zeven stappen-plan waarmee de verkiezingsuitslag buiten werking moest worden gesteld. Anders gezegd, de foute leider legt zich alleen dan neer bij de werking van de democratie als er echt niets anders op zit. (Public hearings of the United States House Select Committee on the January 6 Attack). 

Dat hij zich erbij neerlegde, betekende overigens niet dat hij zijn nederlaag erkende. Hij bleef volhouden dat er in zijn nadeel verkiezingsfraude was gepleegd, ook nadat hij in een reeks rechtszaken in het ongelijk was gesteld. Hij verliet weliswaar het Witte Huis, maar deed dat met illegale medeneming van vele dozen vol presidentiële, waaronder als geheim geclassificeerde, documenten. Een op het eerste gezicht merkwaardige actie, maar wederom volkomen begrijpelijk in het licht van het onvermogen een nederlaag te accepteren. Het Witte Huis weigeren te verlaten zou tot een vernederende afgang hebben geleid. Dan maar datgene meenemen wat het presidentschap zo definieert: geheime documenten. Waar hij meende recht op te hebben, omdat hij immers van zichzelf vond nog steeds de echte president te zijn. 

Trump probeert nu met alle macht te voorkomen dat Jack Smith, de speciale aanklager die de documentenzaak onderzocht, zijn eindverslag openbaar maakt. Die zaak is, evenals de twee zaken naar Trumps pogingen om het vaststellen van de verkiezingsuitslag te beïnvloeden, geseponeerd nu Trump opnieuw tot president is gekozen. Maar van beide zaken mogen we nog voor Trumps inauguratie op 20 januari openbaarmaking van de stukken verwachten.

Nu we het er toch over hebben, Trump is zoals bekend al veroordeeld voor vervalsing van documenten in verband met het betalen van zwijggeld aan een pornoster en de rechter in die zaak heeft aangekondigd a.s. vrijdag de straf bekend te maken. Bij het bepalen daarvan zal hij rekening houden met Trumps presidentschap. En hij is in een civiele zaak veroordeeld tot het betalen van een boete voor het verstrekken van onjuiste informatie over zijn vermogen waardoor hij lagere verzekeringspremies en rentes over leningen betaalde (Trump investigations, Tracking the cases.) En om het plaatje volledig te maken: hij is veroordeeld wegens seksuele geweldpleging en laster (Donald Trump loses appeal against E Jean Carroll sexual abuse verdict).

Kortom, dit is het gedrag dat een foute leider in aanraking brengt met, zolang die er nog zijn, openbare aanklagers en onafhankelijke rechters. Nu maken we mee dat die foute leider tot president is gekozen. Wat kunnen we dan van zijn gedrag in die positie verwachten? Wordt vervolgd.

dinsdag 31 december 2024

Hoe staat het er aan het eind van 2024 sociaalwetenschappelijk gezien voor in Nederland?

Hoe staat het er aan het eind van 2024 sociaalwetenschappelijk gezien voor in Nederland? 

Sociaalwetenschappelijk gezien zou je samenlevingen willen kunnen beoordelen op de plek waar ze zich bevinden op het continuüm van een statuscompetitietoestand (slecht) naar een gemeenschapstoestand (goed). Denk aan Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. Maar als gevolg van het ontbreken van een normatief kader, hebben sociale wetenschappers nooit een standaardinstrument ontwikkeld om dat te kunnen doen. 

Dit is een opvallend verschil met het vak economie. Economen worden opgeleid en gesocialiseerd in een theoretisch kader waarmee de economie van een land kan worden beoordeeld op zijn "economische prestaties". En ten behoeve daarvan zijn er standaardinstrumenten, zoals het netto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking, het percentage economische groei per jaar en de ontwikkeling van de productiviteit per jaar. Dat alles gemeten in geld. Datzelfde theoretische kader wijst de weg aan waarlangs die prestaties kunnen worden verbeterd, de weg van meer marktwerking en dus van zogenaamde economische hervormingen, zoals privatisering, deregulering, kleinere overheid. 

Met dat uitgewerkte theoretische en normatieve kader hebben economen in het verleden, zeker de afgelopen halve eeuw, een grote invloed gehad op de politiek. Waar sociale wetenschappers weinig tegenin hebben gebracht. Tegenover de bekendheid en vanzelfsprekendheid van "economische hervormingen" hebben pleidooien voor "sociale hervormingen", voor zover ze er al waren, weinig kansen gehad. 

Natuurlijk is die eenzijdigheid van dat economische zicht op wat wenselijk is, opgemerkt. En zijn er, wel meer buiten dan binnen de academische sociale wetenschap, pogingen gedaan om aandacht te vragen voor wat in sociaal opzicht wenselijk is en zou moeten worden bevorderd.

Zo  is er door de onderzoekers van het Centraal Bureau voor de Statistiek het instrument van de "brede welvaart" ontwikkeld. Breed in de zin dat welvaart niet slechts economisch moet worden opgevat, maar ook sociaal. Gebruik makend van bestaande statistieken is een groot scala aan indicatoren bij elkaar gehaald, verdeeld over de acht thema's: subjectief welzijn, materiële welvaart, gezondheid, arbeid en vrije tijd, wonen, samenleving, veiligheid en milieu. Hoewel dat een schat aan informatie oplevert, of juist daardoor, schiet het echter tekort als een specifiek sociaalwetenschappelijk en theoretisch onderbouwd standaardinstrument. Je kunt er niet zomaar de vraag mee beantwoorden waarmee ik begon: Hoe staat het er aan het eind van 2024 sociaalwetenschappelijk gezien voor in Nederland?

Toch zit er in al die onafzienbare hoeveelheid informatie een indicator verborgen die zou kunnen dienen als de kern van zo'n theoretisch onderbouwd standaardinstrument. Ik denk aan "vertrouwen in andere mensen", ook wel interpersoneel vertrouwen genoemd, een van de zes indicatoren onder het thema samenleving. Dat wordt doorgaans gemeten met de vraag: 

Zou je in het algemeen gesproken zeggen dat je de meeste mensen kunt vertrouwen of dat je niet voorzichtig genoeg kan zijn? 

Om de gedachten te bepalen, in de pas verschenen aflevering van Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel Planbureau zie je dat het aantal Nederlanders van 15 jaar en ouder dat het er mee eens is dat je de meeste mensen kunt vertrouwen zich tussen 1 juli 2021 en 1 juli 2024 rond de 60 procent bewoog. Tot 1 juli 2022 lag het duidelijk daarboven, zelfs tot bijna 70 procent, en na 1 juli 2023 steeds iets daarbeneden. 

Wat zegt dat vertrouwen in andere mensen over de sociaalwetenschappelijke toestand van de Nederlandse samenleving? 

Je mag verwachten dat mensen die vraag beantwoorden met allereerst in hun gedachten de ervaringen die ze in hun persoonlijk leven in de omgang met andere mensen opdoen. Iedereen die antwoordt dat je de meeste mensen kunt vertrouwen, heeft dan kennelijk een sociale omgeving om zich heen die een gevoel van sociale veiligheid verschaft. Je hoeft niet altijd op je hoede te zijn, je hoeft je niet voortdurend krachtiger en stoerder voor te doen dan je in feite bent, je kunt je ook van je kwetsbare kant laten zien, je hoeft niet bang te zijn dat anderen je willen intimideren en op je neerkijken of je willen aftroeven. 

Kortom, je hebt een gemeenschapsomgeving om je heen, waarin je je veilig voelt en waarin je jezelf kunt zijn. Een sociale omgeving dus waarin je weinig wordt geconfronteerd met statuscompetitiegedrag. Daarmee komt overeen dat mensen die meer andere mensen vertrouwen ook meer omgang hebben met familie, vrienden en buren.

En we weten dat dat precies de omgeving is waarin mensen gemakkelijk ook zelf overgaan tot gemeenschapsgedrag. Omdat de menselijke sociale natuur nu eenmaal zo in elkaar zit dat ze dat in een veilige omgeving graag en spontaan doen. Denk aan het onderzoek dat uitwijst dat vertrouwen in anderen en prosociaal gedrag samen op gaan. (Vandaar ook mijn pleidooi om de veelgebruikte term prosociaal gedrag te vervangen door gemeenschapsgedrag, gedrag zoals je dat in een gemeenschap tegenkomt. Anders gezegd: gemeenschapsgedrag doe je samen.) 

Met "vertrouwen in andere mensen" meet je dus niet alleen dat vertrouwen, maar indirect ook het eigen gedrag. Je meet hoever een samenleving zich heeft ontwikkeld in de richting van een gemeenschapstoestand, de toestand dus die het meest tegemoetkomt aan wat mensen in sociaal opzicht kunnen en willen. En andersom, hoever die samenleving zich heeft verwijderd van die tegenovergestelde toestand, die van de statuscompetitie.

De Nederlandse samenleving bevindt zich dus met zo'n 60 procent van de Nederlanders die de meeste mensen vertrouwt, net aan de gunstige kant van het midden tussen gemeenschap en statuscompetitie. Dat is op zich mooi, maar er zou sociaalwetenschappelijk gezien dus nog veel, ja, heel veel, winst zijn te behalen.

Zijn we daarmee op de goede weg? Te oordelen naar de ontwikkeling sinds 2002 lijkt dat het geval. Uitgedrukt in rapportcijfers meldt het CBS dat we zijn gestegen van 5,7 in 2002 naar 6,4 in 2020. Of dat een echte toename is, of een effect van demografische verandering, vergrijzing, zou uitgezocht moeten worden. Er zijn aanwijzingen dat vertrouwen met de leeftijd toeneemt, maar ook aanwijzingen voor het tegendeel.

En we zien daar dat Nederland het beter doet dan de meeste andere landen. Maar Denemarken doet het duidelijk beter.

donderdag 19 december 2024

Over George Orwell's "common decency" en 1984. En over wat ik eind jaren zeventig best ook al door had willen hebben

Al in 2023 verscheen de biografie Orwell. The New Life van D.J. Taylor, maar dat was tot voor kort aan mij voorbijgegaan. Toen ik het toevallig in de boekhandel zag staan, zette ik het op mijn verlanglijstje voor Sinterklaas en ik heb het nu in huis. In feite is het een compleet herschreven versie, met gebruikmaking van veel nieuwe bronnen, van de biografie die Taylor al in 2003 schreef.

Ik dacht terug aan eind jaren zeventig, toen ik een jaar doorbracht op het NIAS, dat toen nog in Wassenaar zetelde, om daar mijn proefschrift te schrijven. Om in de avonduren wat anders te doen te hebben, las ik alles, bijna alles, van George Orwell. Ik kende al wel, van de middelbare school, Animal Farm en 1984. Maar ik las ook de andere romans, de reportages en de verzamelde essays en brieven. 

Ik weet niet of dat waar is, het zal wel niet, maar ik geloof graag dat alles wat je een keer geconcentreerd hebt gelezen, de rest van je leven bij je blijft. Doordat het iets, al is het weinig, heeft veranderd in hoe je naar de wereld en naar jezelf kijkt. Het voegt iets toe aan wat je al wist of corrigeert iets wat je meende te weten. Het legt verbanden die je nog niet doorhad. En het beïnvloedt vooral ook naar waar je aandacht naar uit gaat. Dat alles gebeurt maar voor een deel zo bewust dat je het zou kunnen navertellen.     

Wat ik nu wel kan navertellen, is de verwijzing die je bij Orwell vaak tegenkomt naar common decency. Wat verstaat hij daaronder? Het is moeilijk te vertalen. We kennen in het Nederlands fatsoen of welgemanierdheid, maar dan gaat het meer om het zich weten te gedragen. Common decency gaat denk ik dieper, ligt meer op het morele vlak. Het punt is dat Orwell zelf nooit de moeite nam om het te definiëren, waarschijnlijk omdat hij ervan uitging dat iedereen wel zou weten wat hij bedoelde. Dat hij er mee was aangekomen op het laagste niveau van abstractie, waar alleen nog gemeenschappelijke inzichten bestaan en nog meer woorden niets toevoegen. 

Een bekende verwijzing treffen we aan in Orwell's Homage to Catalonia (1938), waarin hij schrijft dat wanneer iemand hem zou hebben gevraagd waarom hij zich had aangemeld om in de Spaanse Burgeroorlog te vechten, hij zou hebben geantwoord: Om het fascisme te bestrijden. En op de vraag waarvóór hij dan vocht, zou hij hebben geantwoord: ‘Common decency’.

Toch is er wel een poging gedaan om het nader te omschrijven, namelijk door Quentin Dittrich-Lagadec in zijn Conceptualizing a non-concept: defining Common decency. Daar lees je:

Though he frequently employed the concept, he did not give clear and precise definition, at least in the academic sense. Briefly, we could draw a first draft of common decency: it appears as a form of spontaneous morality, an intuitive sense of good and evil that anyone can feel, since he is integrated in community.

Een vorm van spontane moraliteit, een intuïtief besef van goed en kwaad dat iedereen kan voelen die in een gemeenschap is opgegroeid. Dittrich-Lagadec verontschuldigt zich er vervolgens geheel ten onrechte voor dat dit niet wetenschappelijk genoeg zou zijn. Maar dat is onzin, dit is een prima definitie, die bovendien geheel aansluit bij huidige sociaalwetenschappelijke inzichten. 

Daarover straks meer. Eerst: hoe komen we het begrip dan tegen in het werk van Orwell? 

Daarvoor gaat Dittrich-Lagadec te rade bij Orwell's beschouwing (uit 1940) over het werk van Charles Dickens (1812 - 1870). Die beschouwing, die je hier in zijn geheel kunt lezen, begint zo fraai met de zin:

Dickens is one of those writers who are well worth stealing.

Geweldige en actuele lectuur! 

Orwell schildert Dickens daar als iemand uit de stedelijke middenklasse, gematigd in zijn denken, afstand houdend tot sociale conflicten, maar intens gevoelig voor het lijden van armen, in het bijzonder als het om kinderen gaat. Verontwaardigd over bestaande onrechtvaardigheden, zonder dat te verbinden met een analyse van maatschappelijke structuren. Meer voortkomend uit een intuïtie, een spontaan besef van wat goed en kwaad is. Common decency klinkt als iets wat voor zich spreekt, voor de hand liggend, waar je niet aan twijfelt.

Dat moet Orwell hebben aangesproken. Morele gevoelens als intuïties die vooraf gaan aan rationele en intellectuele deliberatie. Ja, waarbij pogingen om ze te rationaliseren in de weg kunnen zitten. Intuïties die kinderen aanleren bij het opgroeien in een gemeenschap van familie en buurt, waar ze zich veilig en beschermd voelen. Een gemeenschap die dus moet blijven bestaan. In die zin was Dickens, en was Orwell, conservatief, afwijzend tegenover radicale maatschappijveranderaars, die een intellectuele utopie willen vestigen. Dickens' doelwit was niet zozeer de maatschappij, maar "de menselijke natuur". Je kunt uit zijn werk gemakkelijk de kwaadaardigheid van het laissez-faire kapitalisme afleiden, maar Dickens doet dat zelf nergens. Hij volstaat met "If men would behave decently the world would be decent”.

Nee, als er onrechtvaardigheid is, als mensen zelfzuchtig of hebberig zijn en op anderen neerkijken, dan horen ze herinnerd te worden aan die basic principles of decency:

Dickens does only propose to remind people the basic principles of decency, that they have
forgotten over time, like Mr. Scrooge, the main character in his famous tale A Christmas Carol
(1843), an old selfish man, who eventually turns generous after the visit of three ghosts who made
him remember his duties towards his fellows.

Evenzo horen deze morele gevoelens leidinggevend te zijn in het politieke handelen. In plaats van dat louter intellectueel gefundeerde radicale visies, communisme of fascisme, dat doen. Die ook in het daarbij behorende ideologische taalgebruik de relatie met de werkelijkheid zijn verloren:

This language is the opposite of authenticity and sincerity, and it aims only to manipulate the masses, to make people believe lies, and moreover to make them act cruelly. The impoverishment of language weakens the freedom of thought and finally weakens the common decency. People lose their landmarks and their ability to evaluate what is good or bad. Those who control the language can distort reality, they can shape it at will, and then deceive people.

En daarmee zijn we gearriveerd bij Orwell's 1984, dat verscheen in 1949. Met daar het beeld van een totalitaire maatschappij, met een regime dat poogt om die morele intuïties van common decency compleet te vernietigen en te vervangen door de centraal aangestuurd propaganda. Waarin dus ook geen plaats meer hoort te zijn voor die morele gemeenschappen van familie en buurt waarin kinderen die morele gevoelens al opgroeiend zouden kunnen aanleren. 

Hedendaags sociaalwetenschappelijk gezegd: waarin alle horizontale relaties zijn weggevaagd en er alleen nog verticale relaties resteren, die tussen elk geatomiseerd individu en Big Brother aan de top van de statushiërarchie. De maatschappij of samenleving in de gebruikelijke zin van het woord getransformeerd tot wat niets meer is dan die statushiërarchie.

Met die blik van common decency las Nusret Ersöz 1984 en deed hij daar verslag van in Reading Orwell’s Nineteen Eighty-Four as a Manifesto for Moderation and Decency, dat in 2023 verscheen. Hij beschrijft hoe voor Big Brother (p.244):

... such behaviours as helping, loving, caring, or simply befriending are as threatening as the thoughts of conspiracy, resistance, and revolution. The Outer Party members are not allowed to be selfless; to the contrary, they are compelled to internalize being self-centred and insensitive to each other, as seen at myriad points throughout the novel.

Dat is het beeld dat Orwell met een ijzeren logica naar voren brengt: de "foute leider"(!) die de top van de "statushiërarchie" heeft bereikt, handelt naar het inzicht dat niet niet alleen hijzelf zich uitsluitend door zijn eigenbelang laat leiden, maar dat al zijn onderdanen dat ook behoren te doen. Wil zijn alleenheerschappij blijven bestaan, dan moet het zijn onderdanen zijn verboden om gevoelens van liefde of zorg of vriendschap voor elkaar te hebben. Dat mogen de typisch menselijke gemeenschapsintuïties zijn, voor de alleenheerser, voor Big Brother, zijn ze levensgevaarlijk. Als ze zich teveel zouden verspreiden, dan zou dat tot samenspanning en opstand en omverwerping van het autoritaire bewind kunnen leiden. En de instandhouding daarvan is het enige dat telt.

En aan het eind van het boek is dat laatste volledig gelukt (p.246):

The final parts of the novel disclose the ways in which any notion associated with humanity, civility, and common decency is completely shattered. The horrendous punishment suffered by Winston (de hoofdpersoon) for disobeying the laws of the Party suggests a nauseous and vicious obliteration of the sense of individual and common decency; love, the strongest of the links that connect one with another, is exterminated. Winston’s abnegation of his love for Julia due to his fear of being eaten up by rats is presented as a moment of climax; but what is highly symbolic is that Winston is forced to be indifferent to Julia’s probable pain.So, the victory of Big Brother is mainly that an altruistic Winston is transformed into an egocentric one; he is now able to turn his back on the one whom he once embraced with love. In the end, Big Brother destroys everything decent about him and divests him of his sensitivity to another’s pain. 

Anders gezegd, Orwell schreef met zijn 1984 een bij uitstek sociaalwetenschappelijke studie in romanvorm. Met een diep inzicht in de innerlijk tegenstrijdige sociale menselijke natuur, waarin het gemeenschapspatroon (common decency) en het statuscompetitiepatroon (overheersingsdrang) allebei het roer willen overnemen. Met als een van de mogelijke collectieve uitkomsten een volledig ontwikkelde statushiërarchie, waarin voor die common decency in het geheel geen plaats meer is. (Denk weer terug aan Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen.)

Zoals gezegd, ik las destijds aan het eind van de jaren zeventig 's avonds het werk van George Orwell om wat anders te doen te hebben. Overdag werkte ik aan mijn proefschrift Verklaring en Interpretatie in de Sociologie, dat in 1981 verscheen. 's Avonds wilde ik wat anders doen. 

Dat proefschrift is, lijkt mij, voor een groot deel ook nu nog relevant. Maar na al die jaren ben ik er achter gekomen dat wat ik toen 's avonds aan het doen was, niet "iets anders" was, maar juist een heel fundamenteel sociaalwetenschappelijke bezigheid. Fundamenteler dan wat ik overdag deed.

Ik had dat achteraf gezien best toen ook al beter door willen hebben.

vrijdag 13 december 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 19 - De weg van vijandschap en samenzweringstheorieën in het geval Trump

We staan nog even stil bij die drie wegen waarlangs de foute leider Donald Trump opnieuw aan de macht kwam. In het vorige bericht ging het over de eerste, de weg van de desinformatie, en de tweede weg, die van het Grote Geld. Daarover valt veel meer te zeggen, maar nu eerst even over die tweede weg, die van het aanjagen van onveiligheidsgevoelens. 

Bij Donald Trump zien we de voor foute leiders zo kenmerkende onveranderlijkheid van zijn gedrag. Door zijn zelfbewondering kan de foute leider in zijn levensloop geen persoonlijke ontwikkeling doormaken. Hij loopt al vroeg vast in zijn statuscompetitieve wereldbeeld van vijandschap en sociale onveiligheid. In dat wereldbeeld zijn anderen vijanden of, als ze dat niet zijn, aan hem onderdanige en loyale volgelingen. Dat vastlopen moet wel gepaard gaan met cognitieve achteruitgang en veel aan het gedrag van Trump wijst erop dat hij daaraan lijdt. Zie ook Psychiatrische analyses van kwaadaardige narcisten - over Adolf Hitler en Donald Trump.

We weten van Trump dat hij al vroeg een bewonderaar was van het schoolvoorbeeld van de foute leider, Adolf Hitler. Zijn eerste echtgenote moet hebben verteld dat hij de verzamelde redevoeringen van Hitler naast zijn bed had liggen. Ook heeft hij nooit een geheim gemaakt van zijn bewondering voor andere, hedendaagse foute leiders, als Poetin, Orbán, Kim Jong-Un en Xi Jinping. Het lijkt alsof hij afgunstig is op de absolute alleenheerschappij die zij al bereikt hebben, maar hij nog niet. Die afgunst lijkt op de kwetsbare kant van zijn voor het overige grandioze narcisme te wijzen.

Hoe dan ook, wat hij zo fascinerend aan die redevoeringen van Hitler zal hebben gevonden, is hoe je als foute leider zo zonder enige terughoudendheid dat wereldbeeld van vijanden, onveiligheid en samenzweringen kunt uitdragen. Dat je je niets hoeft aan te trekken van wat waar is en niet waar. Dat je ongeremd alles wat in je narcistische brein opkomt, naar buiten kunt brengen. Je hebt vijanden en complotten nodig om jezelf als redder te kunnen presenteren en er is geen waarheid die je tegenhoudt om die aan te wijzen. (Zie ook, uit 2018: Liegen doen we allemaal. Maar Trump!)

Waar dat toe leidde, werd fraai duidelijk gemaakt door redacteuren van de New York Times, die eind oktober zijn activiteit op zijn eigen Truth Social analyseerden: Inside Trump’s Truth Social Conspiracy Theory Machine. Ze keken naar wat Trump een half jaar lang aan posts en reposts aan zijn volgers gestuurd had. 330 van die berichten voldeden aan twee strikt omschreven en opvallende criteria: 

They each described both a false, secretive plot against Mr. Trump or the American people and a specific entity supposedly responsible for it. The unfounded theories ranged from suggestions that the F.B.I. had ordered his assassination to accusations that government officials had orchestrated the Capitol riot on Jan. 6, 2021.

Onophoudelijk, gemiddeld bijna twee maal per dag, stuurde hij samenzweringstheorieën aan zijn 7,9 miljoen volgers. Volgens Joseph Uscinsky, co-auteur van het boek American Conspiracy Theories en hoogleraar politieke wetenschap aan de Universiteit van Miami, was hij daarmee een coalitie aan het bouwen van mensen met een wel heel donkere visie op de wereld. En is Trumps retoriek niet bedoeld om te appelleren aan de traditionele Republikeinse waarden, maar om integendeel diegenen te bereiken die "het systeem willen opblazen". Het ging herhaaldelijk over "vijanden van binnenuit", waarmee Democraten en overheidsbeambten bedoeld werden, die met militaire middelen aangepakt zouden moeten worden.

In meer dan 260 berichten deelde hij samenzweringstheorieën die beweerden dat de verkiezingen in zijn nadeel frauduleus zouden gaan worden en dat de strafrechtszaken die tegen hem liepen bedoeld waren om de verkiezingen te beïnvloeden. Ook promootte hij de "omvolkingstheorie", die beweert dat machtige en duistere krachten de Amerikaanse bevolking willen vervangen door immigranten.

En er kwamen samenzweringstheorieën voorbij dat de regering-Biden verantwoordelijk zou zijn voor het opblazen van de Nord Stream pijplijn, dat miljardair Soros bezig zou zijn om Trump te ondermijnen en dat Kamala Harris met kunstmatige intelligentie de omvang van de opkomst bij haar verkiezingsbijeenkomsten zou manipuleren.

Bovendien verspreidde hij racistische berichten over immigranten en grove, seksueel getinte commentaren over Kamala Harris. En hij kondigde aan dat hij als hij herkozen zou worden, zich zou wreken op iedereen die hem dwars had gezeten:

He said those people, including lawyers, donors, election officials and “illegal voters,” would be “sought out, caught, and prosecuted at levels, unfortunately, never seen before in our Country.”

Inmiddels is er dus die herverkiezing. En vanwege die onveranderlijkheid van gedrag weten we dus waarmee we binnenkort te maken krijgen. Op de eerste plaats natuurlijk waarmee de Amerikanen te maken krijgen. Maar meteen daarna wat dit voor de wereld zal betekenen. We moeten, samen met de redactie van NRC>, onder ogen zien dat zijn presidentschap een gevaar voor de wereld is.

donderdag 12 december 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 18 - Desinformatie en het Grote Geld

Het zijn geen tijden om vrolijk van te worden, maar er is één lichtpuntje: sociaalwetenschappelijk gezien is het niet moeilijk om helder te krijgen wat er aan de hand is. In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw begonnen neoliberaal geïnspireerde, dus bijna alle, politici, hopelijk meer uit onkunde dan willens en wetens, met het scheppen van de economische en maatschappelijke voorwaarden voor de opkomst van rechts-extremistische foute leiders. (Lees Waardoor werd de PVV zo groot?)

Met die foute leiders zitten we nu dus opgescheept. Alles wat daar verder over valt te zeggen, is een invuloefening van een al bekend stramien. Ik ga nog even verder met die invuloefening. (Hier het vorige bericht.)

Doordat de foute leider uitsluitend statuscompetitief gemotiveerd is, en er dus niet op uit is om het welzijn van de bevolking te dienen, kan hij in een democratie niet gemakkelijk langs reguliere weg aan de macht komen. Als hij een "eerlijke" campagne zou voeren, dus met de kiezers zijn ware bedoelingen zou delen, dan zou hij weinig kans maken. Wat hij voor ogen heeft, is ver verwijderd van wat de grote meerderheid van de kiezers, die gemotiveerd wordt door het gemeenschapspatroon van iedereen-telt-mee, wenselijk vindt. 

Dat maakt dat we de drie wegen kunnen aanwijzen waarlangs hij moet proberen om zijn obsessie, het bereiken van de alleenheerschappij, te realiseren: de weg van de desinformatie, de weg van het aanwijzen van vijanden en het zaaien van onrust,en de weg van het zich laten financieren door de miljardairs, met de toezegging dat die daar veel voor zullen terugkrijgen.  

In het geval van de onverwachte herverkiezing van Donald Trump zien we die drie wegen in alle helderheid voor ons liggen. We zagen al dat de traditionele media, de grote dagbladen en de netwerken, die weg van de desinformatie bewandelden, met het grotendeels negeren van de successen van het economische beleid van de Biden-Harris regering en van het de ogen sluiten voor en het normaliseren van het foute leider-gedrag van Donald Trump. 

Dat kan er mee te maken hebben gehad dat de kwaadaardigheid van de foute leider vaak pas onder ogen wordt gezien als het te laat is. Maar sommige van die traditionele media, zoals de Washington Post, die eigendom is van de multimiljardair Jeff Bezos, waren al op een overwinning van Trump aan het participeren. Bezos had eerder een botsing met Trump en was nu zoete broodjes aan het bakken. Trump zou "gematigder" zijn geworden en zou zorgen voor de deregulering die Bezos zo graag wil. En daar lag de derde weg voor iedereen zichtbaar: de op een na rijkste man op aarde heult met de foute leider in ruil voor begunstigingen. (Jeff Bezos is optimistic about working with a ‘calmer’ Trump.)

Maar er is natuurlijk veel meer aan de hand in het media-landschap. Sinds de publieke informatievoorziening, onmisbaar in een democratie, als onderdeel van datzelfde neoliberale beleid grotendeels aan de markt is overgelaten, is er ruimte gekomen voor invloedrijke informatiestromen die geheel in dienst staan van de belangen van foute leiders. Meteen na de herverkiezing van Trump was het voor Heather Cox Richardson al duidelijk wat er zich moest hebben afgespeeld:

But my own conclusion is that both of those things (sexisme en racisme - HdV) were amplified by the flood of disinformation that has plagued the U.S. for years now. Russian political theorists called the construction of a virtual political reality through modern media “political technology.” They developed several techniques in this approach to politics, but the key was creating a false narrative in order to control public debate. These techniques perverted democracy, turning it from the concept of voters choosing their leaders into the concept of voters rubber-stamping the leaders they had been manipulated into backing. 

In the U.S., pervasive right-wing media, from the Fox News Channel through right-wing podcasts and YouTube channels run by influencers, have permitted Trump and right-wing influencers to portray the booming economy as “failing” and to run away from the hugely unpopular Project 2025. They allowed MAGA Republicans to portray a dramatically falling crime rate as a crime wave and immigration as an invasion. They also shielded its audience from the many statements of Trump’s former staff that he is unfit for office, and even that his chief of staff General John Kelly considers him a fascist and noted that he admires German Nazi dictator Adolf Hitler.

As actor Walter Masterson posted: “I tried to educate people about tariffs, I tried to explain that undocumented immigrants pay billions in taxes and are the foundation of this country. I explained Project 2025, I interviewed to show that they supported it. I can not compete against the propaganda machines of Twitter, Fox News, [Joe Rogan Experience], and NY Post. These spaces will continue to create reality unless we create a more effective way of reaching people.” 

X users noted a dramatic drop in their followers today, likely as bots, no longer necessary, disengaged.

Het fenomeen van de foute leider omvat natuurlijk niet alleen de persoon, maar ook allen die van hem hopen te profiteren. Die doorhebben dat ze hem in ruil daarvoor iets te bieden moeten hebben. En dat laatste komt in een democratie neer op het het in werking stellen en houden van informatiestromen die de foute leider aan de macht helpen. De combinatie dus van de weg van de desinformatie en van de weg van de financiering door het Grote Geld.

dinsdag 10 december 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 17 - Vijanden aanwijzen die er niet zijn. De weg van de desinformatie

Oké, we weten al dat rechts-extremistische politici, foute leiders, een economie en een maatschappelijk klimaat nodig hebben waarin mensen zich in hun bestaan bedreigd voelen. Hier het vorige bericht. Waarin overheden, zoals in de afgelopen 40 tot 50 jaar een neoliberaal beleid hebben gevoerd waarin meer aan de markt moest worden overgelaten, waarin de kans op financieel-economische crises toenam en waarin de sociale zekerheid moest worden teruggedrongen, omdat zulks goed zou zijn voor "de economie". Een klimaat waarin mensen meer voor zichzelf moeten opkomen en minder moeten leunen op collectieve regelingen. Een statuscompetitief klimaat dus, waarin het ieder-voor-zich in de plaats komt van het iedereen-telt-mee van een overheid die ons gemeenschapspatroon vorm geeft.

Dat voor foute leiders gunstige werkterrein bestaat dus. Daarin zien ze mogelijkheden om zichzelf te presenteren als de enige redder en verlosser die het tij kan doen keren. Niet gemotiveerd door enige zorg om het welzijn van de bevolking, maar uitsluitend door hun statuscompetitieve obsessie met macht en alleenheerschappij. Daardoor zijn ze er dus niet op uit om de werkelijke problemen op te lossen die de bevolking ervaart. Sterker, de voorstanders van die linkse, iedereen-telt-mee oplossing, het vergroten van de bestaanszekerheid, zien ze als hun voornaamste concurrenten.

Nee, in plaats daarvan moeten de onveiligheidsgevoelens van de kiezers zo worden bijgestuurd dat er "vijanden" in beeld komen voor de bestrijding waarvan de democratie opzij moeten worden gezet om plaats te maken voor de alleenheerschappij van de foute leider. Die "vijanden" maken al deel uit van de bevolking of ze staan aan de grenzen om het land binnen te komen. Die migranten pikken banen in, ze leggen beslag op schaarse woonruimte, ze misbruiken de sociale voorzieningen of ze zijn zelfs criminelen en verkrachters. Daardoor tonen ze de naïviteit aan van dat linkse iedereen-telt-mee en daarmee van de democratie. Stem op de foute leider, die als hij maar aan de macht wordt geholpen, schoon schip zal maken.

We kennen natuurlijk die verklaring voor de opkomst van het rechts-extremisme. Denk aan Waardoor werd de PVV zo groot? 

Maar wat bepaalt de kans dat de foute leider in zijn opzet slaagt? Maakt het iets uit of hij dat aanwijzen van "vijanden" ook met feiten kan onderbouwen? Moeten er ook echt negatieve gevolgen aanwijsbaar zijn van het "openen van de grenzen voor immigranten"?

Of kan de foute leider ook succes hebben langs de weg van de desinformatie, die eerste van de drie wegen die ik eerder noemde?

Jazeker, dat kan. Daarop wijst het nieuwe onderzoek The Free Movement of People and the Success of Far-Right Parties: Evidence from Switzerland’s Border Liberalization. Het gaat om een onderzoek dat al aandacht heeft getrokken. Zo stond Caroline de Gruyter er al bij stil in haar column op NRC>: Hoe de extreemrechtse elite aan stemmen komt.

De onderzoekers keken naar de gevolgen van de toename van arbeidsimmigranten in Zwitserland voor de steun voor rechts-extremistische anti-immigratiepartijen nadat dat land in 1999 met de Europese Unie een verdrag had gesloten over het vrije verkeer van personen. Die toename van arbeidsimmigratie bleek er inderdaad te zijn, meer in gemeenten grenzend aan Italië, Frankrijk en Duitsland dan in gemeenten met grotere afstand tot de grens.

Had die toename van arbeidsimmigranten negatieve gevolgen voor de inwoners van die aangrenzende gemeenten? Nee, geenszins. Hun werkgelegenheid nam niet af en hun lonen namen eerder iets toe dan af. Evenmin was er een afname van het door hen ingeschatte risico op werkloosheid en van de door hen waargenomen woonlasten. En hun financiële tevredenheid was zelfs iets toegenomen. Ook waren er geen aanwijzingen dat de bewoners in de grensgemeenten zich meer cultureel bedreigd of onveiliger waren gaan voelen. Merk op dat het taalprobleem niet een rol gespeeld kan hebben, omdat in alle drie gebieden aan weerszijden van de grens dezelfde taal wordt gesproken.

Kortom, de toegenomen arbeidsimmigratie had geen negatieve economische of culturele gevolgen. Wat de verwachting wekt dat er geen toename zou optreden van de steun voor rechts-extremistische anti-immigrantenpartijen. 

Maar wat bleek? In de vier verkiezingen na de openstelling van de grens nam het stemmenpercentage van die rechts-extremistische partijen met bijna een derde toe.

Hoe kan dat? Vroegen de onderzoekers zich af. Hun antwoord komt er op neer dat de rechts-extremistische politici so wie so een vijandbeeld proberen te propageren. Bedenk weer dat ze die statuscompetitieve drijfveer hebben waarin zij zichzelf willen presenteren als de redder in nood in een vijandige wereld.

En dus zijn ze vindingrijk. Als die economische of culturele bedreigingen niet genoeg aanslaan, dan komen ze met het "Dit land is vol"-argument. In Zwitserland namen ze hun toevlucht tot het aan de biologie ontleende thema van de Dichtestress, van de overbevolking, waardoor mensen meer overlast van elkaar ervaren. Overvolle treinen, files, verstedelijking van het platteland, te drukke winkelcentra, te weinig parkeerplekken, etc. We zijn al met zoveel dat we die immigranten er niet bij kunnen hebben. We moeten ze tegenhouden en als ze er al zijn, dan moeten ze terug. Maar ook daar valt weer tegenin te brengen dat er geen aanwijzingen waren dat in de grensgemeenten de verkeersdrukte was toegenomen. 

Hoe dan toch te verklaren dat de inwoners meer rechts-extremistisch gingen stemmen? De onderzoekers vermoeden uiteindelijk dat het iets te maken moet hebben met de mate waarin kiezers geïnformeerd en beïnvloedbaar zijn. Dus inderdaad met die weg van de desinformatie. 

Dit onderzochten ze in het aan Italië grenzende kanton Ticino (of Tessin). Daar was de arbeidsimmigratie sterk toegenomen en was er in de media veel aandacht aan besteed. Volgens een bekende theorie over politiek bewustzijn, zijn kiezers die heel weinig of juist heel veel politiek geïnteresseerd zijn, weinig beïnvloedbaar. Als je weinig geïnteresseerd bent, dan ben je met andere dingen bezig. En als je heel veel geïnteresseerd bent, dan ben je in staat je eigen oordelen te volgen. Degenen die daar tussen in zitten, die zijn het meest beïnvloedbaar. Ze weten genoeg om open te staan voor beïnvloedingspogingen, maar te weinig om die op waarde te kunnen schatten.

In overeenstemming daarmee bleek inderdaad dat die middengroep een negatievere houding had tegenover de immigranten dan de twee andere groepen. Dat is dus het deel van de kiezers dat bij uitstek ontvankelijk is voor de desinformatie van rechts-extremistische anti-immigranten boodschappen. Ze zijn genoeg geïnteresseerd om die boodschappen te ontvangen en te weinig geïnteresseerd om ze goed te kunnen beoordelen.

Dat alles komt er dus op neer dat rechts-extremistische politici succes kunnen hebben met het aanwakkeren van hun beeld van een vijandige wereld ook als dat beeld feitelijk niet kan worden onderbouwd. Ze blijken in staat een bepaald deel van de bevolking, het deel dat matig politiek geïnteresseerd is, op te zetten tegen immigranten, ook als hun argumenten tegen immigratie elke onderbouwing ontberen. 

Foute leiders hebben het nu eenmaal nodig om vijanden te kunnen aanwijzen. Ook als die er in feite niet zijn. Hier het vervolg.

woensdag 4 december 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 16 - De normalisering van Donald Trump begon al vroeg

Er valt natuurlijk nog wel wat meer te melden over die weg van de desinformatie waarlangs Donald Trump in de Verenigde Staten wederom de verkiezingen won. 

In het vorige bericht ging het erover dat de mainstream media, zoals de New York Times en CNN zeer terughoudend berichtten over de economische voorspoed die De Biden-Harris regering tot stand wist te brengen. Mochten de Amerikanen er iets van hebben meegekregen dat Biden bezig was met de overgang naar een nieuw economisch tijdperk waarin de overheid weer de verantwoordelijkheid neemt voor bestaanszekerheid en voorspoed voor iedereen, dan hebben de media daarin niet of nauwelijks een rol gespeeld. 

Daar kwam bij dat diezelfde media evenzeer terughoudend waren in het aan de kaak stellen van alles wat Donald Trump tot een foute leider maakt. Dat is een algemener probleem. In een tijd dat de democratie overal wordt bedreigd, zou je verwachten dat de media, die bestaan dankzij de democratie en daarin een essentiële rol vervullen, voor die bedreigingen waarschuwen. Maar in plaats daarvan streven ze ernaar om "geen partij te kiezen", waardoor ze het gedrag en de opvattingen van foute leiders behandelen alsof die gewoon deel uitmaken van het democratische proces. Die "normalisering" is uiteraard een gevaar voor de democratie. Het draagt bij aan de eerste van de drie wegen waarlangs een foute leider aan de macht komt, de weg van de desinformatie.

Die normalisering van Donald Trump begon eigenlijk al heel vroeg, in 2004, toen hij in de reality show The Apprentice tot een televisiepersoonlijkheid werd gemaakt. Veertien jaar lang werd hij daar als succesvol zakenman neergezet. Dat was volledig ten onrechte, want zijn leven bestond uit een aaneenrijging van faillissementen. Maar bovendien werd zijn gedrag toen al genormaliseerd, ook in de zin dat de makers van het programma al snel doorkregen met welk "monster" ze te maken hadden, maar alles in het werk stelden om dat aan de kijkers te onthouden. 

John D. Miller, die destijds verantwoordelijk was voor de marketing van het programma, bood daarvoor twee maanden geleden zijn verontschuldigingen aan: We Created a Monster: Trump Was a TV Fantasy Invented for 'The Apprentice'

In een jarenlange intensieve reclamecampagne werd het beeld verspreid van Trump als een succesvolle zakenman, geheel in strijd met de werkelijkheid. Dat hij zich op de set lichtgeraakt, agressief en wraakzuchtig gedroeg, dat hij gewend was om weg te komen met leugens en overdrijvingen, dat hij met dubieuze voorstellen kwam, daar kregen de kijkers niets van mee. Miller besluit met:

While we were successful in marketing “The Apprentice,” we also did irreparable harm by creating the false image of Trump as a successful leader. I deeply regret that. And I regret that it has taken me so long to go public.

Now America is facing a critical choice. Should this elderly, would-be emperor with no clothes, who is well known for stretching and abandoning the truth, be president again?

I spent 50 years successfully promoting television magic, making mountains out of molehills every day. But I say now to my fellow Americans, without any promotional exaggeration: If you believe that Trump will be better for you or better for the country, that is an illusion, much like “The Apprentice” was. Even if you are a born-and-bred Republican, as I was, I strongly urge you to vote for Kamala Harris. The country will be better off and so will you.

Dat was dus weliswaar twintig jaar te laat, maar nog wel voorafgaand aan de verkiezingen. Het had voorpaginanieuws behoren te zijn, maar de mainstream media besteedden er weinig aandacht aan. Hier het vervolg.

dinsdag 3 december 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 15 - De weg van desinformatie in het geval van Donald Trump

Heather Cox Richardson, hoogleraar Amerikaanse geschiedenis, begon op 6 november, de dag na de presidentsverkiezingen, haar dagelijkse nieuwsbrief met de constatering dat de overwinning van Donald Trump voor iedereen een grote verrassing was. Hier het vorige bericht.

Waarom een grote verrassing? Omdat we met Trump te maken hebben met een 78-jarige voor aanranding veroordeelde crimineel, waartegen nog een aantal strafzaken liepen. Die na zijn vorige verkiezingsnederlaag weigerde mee te werken aan een vreedzame overdracht en in plaats daarvan zijn supporters opriep om het Capitool te bestormen om zo de formele bevestiging van de uitslag te voorkomen. Die een reeks plannen had aangekondigd die er geen twijfels over konden laten bestaan dat hij een foute leider was en zou blijven. Zoals ook bevestigd door de negatieve oordelen van zijn vorige naaste medewerkers en anderen die hem goed kenden. Zie nog eens het vorige bericht. Die kennelijk ook zelf verwachtte te zullen verliezen omdat hij al was begonnen met beschuldigingen dat de verkiezingen zouden zijn gemanipuleerd.

En een grote verrassing omdat het economische beleid van de Democratische regering Biden-Harris in de voorgaande vier jaren uiterst succesvol was. Biden wist de door globale oorzaken oplopende inflatie terug te dringen zonder een recessie te veroorzaken. Hij wist er baanbrekende wetgeving door te krijgen om de lang verwaarloosde Amerikaanse infrastructuur aan te pakken en om de binnenlandse productie van chips en halfgeleiders aan te jagen, waarmee de afhankelijkheid van China werd verminderd. Hij reageerde snel op de coronapandemie, met werkloosheidsuitkeringen, steun voor gezinnen en de productie van vaccins. Hij ondersteunde de vakbeweging, brak monopolies en versterkte de rechten van consumenten. Hij wist voor elkaar te krijgen dat er een nog nooit vertoond aantal nieuwe bedrijven werd gevestigd.

Daarmee en met andere maatregelen (Bidenomics) wist hij binnen korte tijd een toestand van volledige werkgelegenheid tot stand te brengen, met een historisch lage werkloosheid en stijging van de reële lonen in het bijzonder van de laagste lonen. Het werd gezien als het einde van het tijdperk van het ieder-voor-zich van het neoliberalisme, van de terugtredende overheid en de trickle-down politiek van de belastingverlagingen voor de miljardairs. En als het begin van het nieuwe politieke tijdperk waarin weer iedereen zou meetellen. Zie, uit januari 2021, Wat is hier aan de hand? Is dit echt het begin van een historische omslag van statuscompetitief overheidsbeleid naar gemeenschapsbeleid?, met een verwijzing naar de theorie van de political time van de Amerikaanse politieke historicus Stephen Skowronek. Volgens Skowronek zijn er in het Amerikaanse presidentschap 40- tot 60-jarige cycli of regimes te onderkennen, die elk beginnen met een transformerende president die voor zijn opvolgers het speelveld van wat politiek mogelijk is, aangeeft. 

Alles wees erop dat Biden zo'n transformerende president was. Misschien zal in de toekomst dat beeld alsnog worden bevestigd. 

Maar voorlopig zitten de Amerikanen nu weer opgezadeld met Donald Trump, die staat voor allerlei dubieuze zaken, zie weer dat vorige bericht, maar in ieder geval ook voor de voortzetting van het neoliberale beleid van ieder-voor-zich en ruim baan voor de miljardairs.

Kortom, een grote verrassing. Hoe kon het gebeuren dat Donald Trump dan toch de verkiezingen won?

Was het misschien zo dat de meeste Amerikanen toch maar weinig merkten van dat zo succesvolle economische beleid? Dat zou kunnen, omdat veel Amerikanen weliswaar positief waren over hun eigen economische situatie, maar negatief over de algehele economische toestand. En dat laatste zou er aan hebben kunnen liggen dat de media zeer terughoudend berichtten over de economische voorspoed. En juist berichten verspreidden die leken te wijzen op het tegendeel. 

Klopten die berichten dan? Welnee. Dean Baker, econoom van het Center for Economic and Policy Research, nam de moeite om zes van die verspreide onwaarheden te corrigeren: My Six Favorite Untruths About the Biden-Harris Economy. Omdat het zoveel duidelijk maakt over de rol van berichtgeving in de media, en dus van misinformatie, loop ik ze hieronder langs:

  • In plaats van dat de lage lonen zouden zijn achtergebleven, waren ze juist opvallend meer dan gemiddeld gestegen. 
  • In plaats van dat het voor afgestudeerden moeilijker zou zijn geworden om een baan te vinden, was dit juist gemakkelijker geworden. 
  • Dat veel mensen twee fulltime banen (banen van 34 uur of meer) combineerden, werd bericht als een aanwijzing voor een slecht lopende economie, terwijl het tegendeel het geval is. De (overigens weinige) mensen die daartoe in staat waren, namen er een tweede baan bij, doordat er nu eenmaal in economisch goede tijden veel banen zijn.
  • In plaats van dat er een "pensioencrisis" zou zijn, dat wil zeggen dat meer mensen financieel slecht zouden zijn voorbereid op hun pensionering, waren er juist meer dan ooit heel goed op voorbereid. 
  • In plaats van dat huishoudens minder zouden zijn gaan sparen, wat een aanwijzing zou zijn voor economisch zware tijden, stegen de besparingen juist weer terug naar het niveau van voor de coronapandemie. Een aanwijzing dus voor economische voorspoed.
  • In plaats van berichten dat jongeren nooit meer in staat zouden zijn om een huis te kopen, nam het huizenbezit onder jongeren juist toe. Als gevolg van de toename van baanzekerheid.

Dean Baker besluit met:

There are also the stories that the media chose to ignore, like the record pace of new business starts, the people getting big pay increases in low-paying jobs, the record level of job satisfaction, the enormous savings in commuting costs and travel time for the additional 19 million people working from home (almost one eight of the workforce).

The media decided that they wanted to tell a bad economy story, and they were not going to let reality get in the way. People can speculate about motives, but the evidence speaks for itself.

De media verspreidden dus onware, negatieve berichten over de economie en negeerden positieve berichten. Waardoor Amerikanen, hoewel ze positief waren over hun eigen financiële situatie, de indruk kregen dat het met de economie slecht gesteld was. En als het met de economie slecht gesteld is, dan maakt als regel de zittende president weinig kans om herkozen te worden.

Dit wijst ons dus op de grote betekenis van die eerste weg waarlangs een foute leider aan de macht kan komen, de weg van de desinformatie. De werkelijkheid kan volledig aan het zicht worden onttrokken door de door de media verspreide mist van de voor de foute leider gunstige desinformatie. Meer daarover in het volgende bericht.