Op verzoek van Sozio - Vakblad voor sociaal professionals en het sociaal domein maakte ik een bewerking van een aantal berichten op dit blog die samen ook als LinkedIn-Nieuwsbrief verschenen.
Die bewerking is ondertussen verschenen in Sozio 3, 2024, dat gewijd was aan het thema 'Afgeschakeld'.
Voor de volgers van dit blog hieronder te lezen.
Juist doordat mensen zo fundamenteel
sociaal zijn, zijn er omstandigheden waaronder ze afhaken
Henk de Vos
Bijna de helft van de Nederlandse bevolking van 18
jaar en ouder voelt zich eenzaam, waarvan bijna 15% sterk eenzaam. Eenzaamheid ontstaat
door het wegvallen van belangrijke contacten of door het zich terugtrekken uit
een sterk competitieve omgeving. Via een verhoogde ontstekingsactiviteit leidt dit
tot gezondheidsproblemen. Bovendien raken eenzamen meer op zichzelf gericht,
waardoor ze nog eenzamer worden.
Bijna de helft heeft ooit in het leven een psychische
aandoening gehad, waarvan 29% een angststoornis, 26% een stemmingsstoornis,
zoals depressie, en 17% een alcohol- of
drugsstoornis. Ook is het bekend dat het ervaren van sociale onveiligheid (verlies,
intimidatie, vernedering, verraad), gemeenschappelijk is aan de kans op vrijwel
alle psychische aandoeningen.
Een onbekend, maar aanzienlijk deel van die eenzamen en psychisch kwetsbaren
leeft in een sociaal isolement, zelfgekozen of door omstandigheden. Het gaat om
jongeren die thuiszitten in plaats van naar school gaan. Schattingen variëren
van ruim 3000 tot 20.000. Maar ook personen met verward gedrag, die alleen in
beeld komen als er overlast wordt gemeld bij de politie. In 2023 werd er een recordaantal
meldingen van 141.724 geregistreerd.
Daarnaast bestaan er nog een onbekend aantal anderen die zich uit de
samenleving hebben teruggetrokken of hebben moeten terugtrekken. Dat kan er aan
liggen dat ze door armoede de middelen ontberen om deel te nemen aan de
samenleving. In 2022 leefden 335.000 van de bijna 7,7 miljoen huishoudens in
armoede. Leden van die huishoudens zijn minder vaak actief in een vereniging,
doen minder vaak vrijwilligerswerk en voelen zich vaker eenzaam.
En aan de
andere kant van de inkomens- en vermogensverdeling is er natuurlijk ook de groep
extreem rijken, de miljardairs, waarvan velen zich in hun eigen cocon hebben
teruggetrokken en hun middelen in de politiek en media aanwenden om hun
bevoorrechte positie te beschermen. In plaats van aan de maatschappij deel te
nemen, proberen ze die naar hun hand te zetten. Dat is ook een vorm van
afhaken.
We leven kortom in een maatschappij met een grote, divers samengestelde
groep van afgehaakten of ´afgeschakelden´, waarvan je niet meer kunt zeggen dat
ze deelnemen aan de samenleving.
Dat is natuurlijk in brede kring bekend. Maar de vraag is of die brede kring
wel genoeg doorheeft wat hier eigenlijk aan de hand is. Want is het niet zo dat
de mens een bij uitstek sociale diersoort is? Met een fundamenteel sociale
natuur, die een sociale inbedding nodig heeft om zich goed te voelen en goed te
functioneren? Zou het dan niet tot veel meer verontrusting moeten leiden dat
zoveel mensen zijn afgeschakeld?
Uit sociaalwetenschappelijk onderzoek komen veel aanwijzingen naar voren
voor die fundamentele sociale natuur. Als je inzicht wilt in wat het precies
betekent om wel deel te nemen, om niet afgeschakeld of uitgesloten te zijn, dan
is het zaak om daarvan kennis te nemen. Zodat
je uiteindelijk inzicht krijgt in wat er allemaal bij komt kijken als je afgeschakelden
helpt om weer deel te nemen. En als je een samenleving zou willen waarin
iedereen meedoet.
Gelukkiger zijn door anderen te helpen, om te
delen en te schenken.
De fundamenteel sociale menselijke natuur blijkt er bijvoorbeeld uit dat mensen
met hoge bloeddruk door geld aan iemand te schenken in plaats van het zelf te
besteden hun bloeddruk verlaagden. In het algemeen weten we uit onderzoek dat
prosociaal gedrag (delen, schenken, anderen bijstaan, met anderen rekening
houden) positieve effecten heeft voor de donateur.
Zo was er een onderzoek waarin meer dan 200.000 mensen verdeeld
over 136 landen ondervraagd werden. Hieruit bleek dat mensen die in de vorige
maand geld hadden gegeven aan een goed doel gelukkiger of tevredener waren met
hun leven dan mensen die dat niet hadden gedaan. Dit verband bestond in elk van
de zeven onderscheiden cultureel/geografische gebieden: Afrika, Azië, Europa,
de voormalige Sovjet-Unie en Oost-Europa, Latijns Amerika, Iran en het Midden-Oosten
en de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.
Ook vroegen de onderzoekers aan mensen (in een beperkter
aantal landen) om terug te denken aan een besteding die ze hadden gedaan ten
behoeve van iemand anders (prosociaal) of aan een besteding voor zichzelf.
Degenen die gevraagd waren terug te denken aan een prosociale besteding
scoorden daarna hoger op een vragenlijstje voor subjectief welbevinden dan
degenen die hadden teruggedacht aan een besteding voor zichzelf. En hoger dan
degenen die aan geen van tweeën hadden teruggedacht. Ook lieten ze mensen iets
voor zichzelf aanschaffen of iets voor een goed doel. Ook dan voelden de mensen
die iets hadden aangeschaft voor een goed doel zich beter dan degenen die iets
hadden aangeschaft voor zichzelf. Dit wijst er op dat de oorzakelijke richting
van het verband inderdaad die is van het iets geven naar het zich beter voelen.
In een ander onderzoek verdeelden de onderzoekers proefpersonen
over een groep, die in het vooruitzicht werd gesteld dat ze geld zouden krijgen
om aan anderen weg te geven, en een groep met het vooruitzicht dat ze geld
zouden kregen om voor zichzelf te besteden.
Daarna waren beide groepen gelukkiger dan ze daarvoor waren, maar
dat gold meer voor de groep die geld
weggaf dan voor de groep die het voor zichzelf besteedde.
Vervolgens kregen de proefpersonen in het laboratorium de
gelegenheid om verschillende opties te accepteren of af te wijzen, waarin een
zelfgekozen andere persoon een bepaald bedrag aan geld zou ontvangen tegen een
verlies aan geld voor de proefpersoon zelf. Het ging er dus om hoe prosociaal
je bent ook als het jezelf iets kost. Die taak voerden ze uit terwijl hun
hersenactiviteit werd gemeten met een fMRI-scan.
Het bleek toen dat de groep die geld had weggegeven prosocialere
keuzes maakte en zich na afloop gelukkiger voelde. Dat was ook af te lezen aan
de verschillen in activiteit van de hersengebieden die onder meer samenhangen
met prosociaal gedrag (de temporaal-pariëtale junctie), met beloond
worden en het hebben van een goed gevoel (het ventrale striatum en de
orbitofrontale cortex) en de activiteit van de verbindingen tussen die
gebieden.
Ook is er een overzichtsstudie waarin onderzoekers 27
experimentele studies bij elkaar haalden. Hierbij, ging het om prosociaal
gedrag dat ook echt werd uitgevoerd, in plaats van dat proefpersonen zich dat
voorstelden. In totaal waren er ruim 4000 proefpersonen, meestal studenten.
Een voorbeeld van de opzet van zo'n onderzoek is dat de mensen
de instructie kregen om gedurende een week elke dag vijf keer iets aardigs te
doen voor iemand anders (voor iemand de deur openhouden, een vreemde groeten,
iemand helpen met studeren) en daar elke avond verslag van te doen. Een ander
voorbeeld is dat de mensen een geldbedrag kregen dat ze weg konden geven of
voor zichzelf konden houden. In vrijwel alle studies werd de proefpersonen
gevraagd hoe gelukkig, tevreden of hoe goed ze zich voelden.
Alles bij elkaar genomen, kwam daar uit dat prosociaal
gedrag een positief welzijnseffect heeft, dat qua grootte vergelijkbaar is met
de effecten van interventies als
mindfulness, positive
thinking en count
your blessings.
Een zinvol leven leiden
In het onderzoeksterrein van de positieve psychologie maken
onderzoekers onderscheid tussen twee opvattingen over wat geluk is:
- de hedonische opvatting: geluk is gelijk aan de
subjectieve ervaring van plezier en tevredenheid;
- de eudaimonische opvatting: geluk is er bij het streven naar
een zinvol leven en een nobel doel dat de bevrediging van egoïstische
behoeften overstijgt.
Dat onderscheid wordt nog duidelijker als je kijkt naar hoe
die twee versies worden gemeten. Hedonisch geluk is meestal het antwoord op een
vraag als: "Hoe gelukkig zou u zeggen dat u bent de laatste tijd?" in
de vorm van bijvoorbeeld een rapportcijfer tussen 0 en 10. Daartegenover meten
onderzoekers de eudaimonische versie bijvoorbeeld met de volgende acht uitspraken,
waarbij je kunt aangeven in welke mate je het er mee eens of oneens bent.
1.
Ik leid een doelgericht en zinvol leven.
- Mijn sociale
relaties zijn ondersteunend en waardevol.
- Ik ben
betrokken bij en geïnteresseerd in mijn dagelijkse bezigheden.
- Ik draag
actief bij aan het geluk en welbevinden van anderen.
- Ik ben kundig
en capabel in de bezigheden die voor mij belangrijk zijn.
- Ik ben een
goed mens en leid een goed leven.
- Ik ben
optimistisch over mijn toekomst.
- Mensen
respecteren mij.
Oké, maar dan zullen mensen die het zeer met deze
uitspraken eens zijn, toch ook wel gelukkig zijn? Ja, dat is zo. De correlaties
tussen de scores op deze twee maten is over het algemeen hoog. Maar dat is ook
weer niet een perfecte samenhang. Maakt het dan wat uit of je meer gelukkig
bent in de hedonische of meer in de eudaimonische versie?
Ja, want onderzoekers vonden een intrigerend verschil
in de samenhang van de beide versies van geluk met de werking van het
immuunsysteem op het niveau van genenexpressie. Bij mensen met een hogere score
op eudaimonisch geluk vonden ze onder andere een lagere expressie van
pro-inflammatoire genen. Tegenover juist een hogere expressie bij mensen met
een hoog hedonisch geluk.
Anders gezegd, de kans op ontstekingen is lager als je
eudaimonisch gelukkig bent dan wanneer je hedonisch gelukkig bent. Biologisch
en voor je gezondheidstoestand maakt het dus verschil.
En dat is opmerkelijk, want het lijkt er op dat mensen
subjectief gezien weinig tot geen verschil ervaren tussen hedonisch en
eudaimonisch geluk. Je voelt je in beide gevallen oké, zoals blijkt uit het
feit dat je in beide gevallen even weinig last hebt van depressieve symptomen.
Maar op het biologische niveau is er wel degelijk een verschil en dat heeft (op
den duur) gezondheidseffecten.
Het is natuurlijk ook weer niet zo dat het hedonische geluk
slecht voor je is. Want de positieve gezondheidseffecten ervan zijn bekend.
Maar beter is dus het eudaimonische geluk.
Kortom: voel je je gelukkig? Oké. Prima. Maar is je leven
ook wel doelgericht en zinvol? Heb je ook wel waardevolle
sociale relaties? Ben je dagelijks betrokken en geïnteresseerd? Draag je
actief bij aan het welzijn van anderen? Doe je dingen waarin je kundig en
capabel bent? Ben je een goed mens? Ben je optimistisch? Respecteren andere je?
Als dat alles zo is, dan zou het kunnen dat je een ietsje
minder (hedonisch) gelukkig bent, terwijl dat dan toch beter voor je is. De
evolutie heeft ons kennelijk gestuurd in een richting waarin betrokkenheid bij
anderen, ontplooiing van onze talenten en het leiden van een zinvol en goed
leven bijdragen aan onze gezondheid en overleving.
Hebben mensen dat zelf door?
Als dit alles zo is, dan zullen mensen toch zelf ook door
hebben dat het goed is om niet alleen maar aan zichzelf te denken, maar ook aan
anderen?
Daar zijn inderdaad aanwijzingen voor. Denk maar aan de alom
bekende aansporing uit de Bijbel ’Het is zaliger te geven dan te ontvangen’.
Maar zo eenvoudig ligt het ook weer niet. Want er is
onderzoek dat laat zien dat volwassenen juist verwachten dat een egoïstische
keuze hen gelukkiger zal maken dan een altruïstische, terwijl het omgekeerde, naderhand,
het geval bleek te zijn. Misschien zijn volwassenen al te veel geïndoctrineerd
door het opgegroeid zijn in een maatschappij waar veel, zo niet alles, om geld
lijkt te draaien. En zijn ze er ten onrechte in gaan geloven dat geld gelukkig
maakt doordat het je in staat stelt om je materialistische behoeftes te
bevredigen.
Dan zou het bij kinderen dus anders moeten liggen. En dat
blijkt inderdaad het geval. Onderzoekers lieten voorschoolse kinderen keuzes
maken over het wel of niet weggeven van attractieve stickers. Waarbij de
kinderen met behulp van plaatjes van gezichten (de
Facial Affective Scale) konden aangeven hoe ze
zich verwachtten te voelen en hoe ze zich voelden nadat ze de keuze gemaakt
hadden.
Het bleek toen dat kinderen wel degelijk doorhadden dat ze
zich door stickers te delen beter zouden voelen. En vooral ook dat ze zich
slechter zouden voelen als ze alles voor zichzelf zouden houden. Bovendien
gaven de kinderen die meer dit inzicht hadden ook meer stickers weg.
Dat je je door prosociaal gedrag gelukkiger voelt, is dus
een besef dat voorschoolse kinderen al (of nog!) hebben. Het zou goed kunnen
zijn dat dat inzicht ondersneeuwt bij het opgroeien in een statuscompetitieve
en materialistische maatschappij.
Het belang van de sociale
omgeving
Alles goed en wel, maar wat zegt al dat onderzoek nu over
ons gedrag in het dagelijks leven? Want daar zijn we niet altijd omgeven door
anderen die zich ook prosociaal gedragen. We hebben ook contacten met anderen
die zich juist competitief opstellen en die het niet per se goed met ons voor
hebben. Worden we er dan ook gelukkiger van als we ons hulpvaardig en genereus
opstellen? Worden we dan juist niet als zwak gezien en wordt er dan niet van
onze goedgevigheid geprofiteerd?
Natuurlijk is dat zo. Onderzoek wijst daar ook op. Onze
sociale natuur is flexibel. Of wij vrijgevig en hulpvaardig zijn, hangt er van
af of anderen dat ook zijn. Anders gezegd, prosociaal gedrag lokt prosociaal
gedrag uit. Cruciaal is of onze sociale omgeving veilig is, dat wil zeggen dat
de mensen om ons heen zich prosociaal gedragen. Dan doen wij daar graag en
spontaan aan mee. Maar bij onveiligheid, dus als anderen zich competitief
opstellen, dan zijn we meteen op onze hoede en laten we niet over ons heen
lopen.
En dat betekent natuurlijk dat we alleen dan gelukkiger
worden van ons prosociale gedrag als de anderen om ons heen zich ook zo
gedragen. En het betekent dat we ons ongelukkig voelen als onze sociale
omgeving onveilig is. Als we voortdurend met anderen moeten concurreren en als
het voortdurend over winnen of verliezen gaat. We zitten dan in een sociaal
inferieure toestand, die gepaard gaat met de stress van de statuscompetitie. We
gaan niet meer als gelijken met elkaar om. Want die toestand gaat altijd over
in een statushiërarchie, waarin het zaak is om daar zo hoog mogelijk in terecht
te komen.
Het is precies als die sociaal inferieure toestand optreedt,
dat we het fenomeen van de afhakers en afgeschakelden zien. Degenen onder aan
de hiërarchie die de hoop hebben opgegeven en zich uit de strijd hebben
teruggetrokken. En degenen aan de top, die alles in het werk stellen om vooral niets
van hun exorbitante rijkdommen kwijt te raken.
Voor de welzijnseffecten van prosociaal gedrag moeten we
dus vooral kijken naar het collectief, de groep of de maatschappij.
Landen vergeleken
Landen kun je vergelijken op de mate van ongelijkheid en op
de mate waarin die menselijke sociale natuur is vormgegeven in wetten en
regelingen op het gebied van sociale zekerheid en sociale bescherming.
Een voorbeeld van het eerste is een onderzoek naar de
effecten van de mate waarin de burgers van een land ongelijkheid in macht en
invloed en daarmee gepaard gaande verschillen in privileges als onvermijdelijk
accepteren en zich daarbij neerleggen. Die “machtsafstand” is een van de
dimensies waarmee Geert Hofstede landen naar hun cultuur onderscheidde. Machtsafstand
staat voor de mate waarin de statuscompetitie in een land is neergeslagen in
een stabiele statushiërarchie.
Het blijkt dat de burgers van landen met een geringere
machtsafstand gelukkiger zijn. Om de gedachten te bepalen: de machstafstand in
landen als Noorwegen en Nederland is lager en de burgers zijn er gelukkiger,
terwijl het omgekeerde geldt voor landen als Turkije en Hongarije.
Ook zijn inwoners van landen met meer sociale
zekerheid en sociale bescherming (verzorgingsstaten) tevredener met hun leven. Onderzoekers
analyseerden gegevens van de landen die bij de OECD (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)
zijn aangesloten over de periode van 1981 tot 2007. Ze keken naar de verbanden
tussen de omvang van de verzorgingsstaat in een land en de tevredenheid met het
leven. Het blijkt dan dat de volgende vier indicatoren voor de mate van
overheidsingrijpen in de werking van de markt elk in grote mate de tevredenheid
met het leven vergroten:
- Het
totaal van overheidsuitgaven als percentage van het bruto nationaal
product (BNP), dus naast de sociale zekerheidsuitgaven ook de uitgaven
voor onderwijs, gezondheidszorg, consumentenbescherming, fysieke
infrastructuur, en dergelijke.
- De
sociale zekerheidsuitgaven als percentage van het BNP.
- De
toegankelijkheid, het bereik en de hoogte van de uitkeringen.
- De
mate van regulering van de arbeidsmarkt (werknemersbescherming).
Die verbanden zijn inderdaad sterk, sterker dan of
vergelijkbaar met effecten van getrouwd zijn (versus alleenstaand), van
werkloos zijn (versus betaald werk hebben) en een hoger inkomen hebben. Vooral
de effecten van de derde en de vierde indicator zijn sterk, dus van de
overheidsinterventies die mensen beschermen tegen de risico's van het
marktmechanisme.
Zou het zo kunnen zijn dat die verzorgingsstaten
vooral gunstig uitwerken voor de lagere inkomens? Omdat die misschien van al
die uitgaven en regelingen en herverdeling het meest profiteren? Terwijl de
hogere inkomens juist vooral de hogere belastingen moeten opbrengen? Nee hoor, ook
de hogere inkomensgroepen voelen zich tevredener als ze in een meer uitgebouwde
verzorgingsstaat wonen.
Slot
Wat valt uit dit alles op te maken over het fenomeen
van de afgeschakelden? Dat we in een maatschappij leven die maar beperkt
tegemoetkomt aan onze fundamenteel sociale natuur. We zouden met zijn allen
gelukkiger zijn als we meer een sociaal veilige kring om ons heen hebben, waarbinnen
we er voor elkaar zijn. Een samenleving dus, waarin eenzaamheid een zeldzaam
fenomeen is. En als we met zijn allen meer wetten en regelingen tot stand
zouden brengen die zorgen voor sociale zekerheid en sociale bescherming.
Dat is natuurlijk niet zomaar geregeld. Tot die tijd verdienen
de afgeschakelden onze hulp en ondersteuning. Alleen al door die aan te bieden,
helpen we hen om weer hoop te krijgen op het (weer) deel uitmaken van een sociaal
veilige kring. De kring die mensen nu eenmaal nodig hebben voor een gelukkig en
gezond leven.
Literatuur
CBS (2023). Armoede en sociale uitsluiting 2023.
19 december. https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2023/51/armoede-sociale-uitsluiting-2023
Dijn, A. de (2022). De
prijs van democratie Eén euro, één stem. De Groene Amsterdammer, 43.
Hofstede, G. The 6-D model
of national culture. https://geerthofstede.com/culture-geert-hofstede-gert-jan-hofstede/6d-model-of-national-culture/
Kinderombudsman (2024). Te veel kinderen krijgen geen
onderwijs, zorgen om blijvende problematiek van thuiszitters.12 april. https://www.kinderombudsman.nl/nieuws/te-veel-kinderen-krijgen-geen-onderwijs-zorgen-om-blijvende-problematiek-van-thuiszitters
Politie (2024). Geen
geweld, maar een gesprek. 8 februari. https://www.politie.nl/nieuws/2024/februari/7/00-geen-geweld-maar-een-gesprek.html
Vos, H. de (2013). Te geven
is zaliger dan te ontvangen. Toegepaste sociale wetenschap, 25 februari.
https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2013/02/geven-is-zaliger-dan-ontvangen-maar-de.html
-
(2013). Je
gelukkig voelen is prima, maar een zinvol leven leiden is beter. Toegepaste
sociale wetenschap, 9 oktober. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2013/10/gelukkig-zijn-is-prima-maar-een-zinvol.html
-
(2014). De verzorgingsstaat verhoogt de tevredenheid met het leven. Toegepaste
sociale wetenschap, 3 juni. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2014/06/de-verzorgingsstaat-verhoogt-de.html
-
(2016). Geld
schenken verlaagt hoge bloeddruk. Toegepaste sociale wetenschap, 23 mei.
https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2016/05/geld-schenken-verlaagt-hoge-bloeddruk.html
-
(2016). De weg
van eenzaamheid en sociale stress via verhoogde ontstekingsactiviteit naar
gezondheidsproblemen. Toegepaste sociale wetenschap, 10 oktober. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2016/10/de-weg-van-eenzaamheid-en-sociale.html
-
(2016). Hebben
kinderen beter door dan volwassenen dat je je door te delen gelukkiger voelt? Toegepaste
sociale wetenschap, 14 juni. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2016/06/hebben-kinderen-beter-dan-volwassenen.html
-
(2017). Prestatiedruk, competitie, stress en ziek worden.
Toegepaste sociale wetenschap, 17 januari. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2017/01/moeten-presteren-competitie-chronische.html
-
(2017). Door eenzaamheid raak je meer op
jezelf gericht, waardoor je nog eenzamer wordt. Toegepaste sociale
wetenschap, 11 juli. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2017/07/door-eenzaamheid-ben-je-meer-op-jezelf.html
-
(2018). Door helpen gelukkiger. Toegepaste
sociale wetenschap, 10 april. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2018/04/door-helpen-gelukkiger-alle-onderzoek.html
-
(2018). Hoe
minder statushiërarchie in een land, hoe minder corruptie en hoe meer welvaart
en hoe gelukkiger. Toegepaste sociale wetenschap, 18 april. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2018/04/hoe-minder-statushierarchie-in-een-land.html
-
(2020). Een
sociologie die ertoe doet. Een realistisch normatief kader voor sociale
hervormingen. Toegepaste sociale wetenschap, 28 oktober. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2020/10/een-sociologie-die-ertoe-doet-een.html
-
(2024). Een
sociaalwetenschappelijk zicht op psychische aandoeningen. Toegepaste sociale
wetenschap, 29 maart. https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.com/2024/03/een-sociaalwetenschappelijk-zicht-op.html
https://www.staatvenz.nl/kerncijfers/eenzaamheid
https://cijfers.trimbos.nl/nemesis/kerncijfers-psychische-aandoeningen/samenvatting-kerncijfers/