woensdag 6 november 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 10 - Zullen we weer terug kunnen keren op het pad van de vooruitgang?

Het zal nog wel even duren voor we een duidelijk zicht hebben op wat er zich in de Verenigde Staten heeft afgespeeld, maar voorlopig moeten we ons erop instellen dat de foute leider Donald Trump opnieuw de Amerikaanse president wordt en daarmee de machtigste man van de wereld. Hier het vorige bericht.

Dat is een zware slag voor iedereen die hoopte op een volgende stap op de weg naar de vooruitgang. In 2018 schreef ik over dat pad van de vooruitgang:

De menselijke geschiedenis is er niet een van alleen maar vooruitgang. Neem nu die twee heel verstandige inzichten die na de Tweede Wereldoorlog om zich heen grepen: het belang van bestaanszekerheid en het belang van het tegengaan van te grote ongelijkheid. Inzichten die werden omgezet in wetgeving en internationale verdragen. Denk aan de sociale zekerheid van de verzorgingsstaat, aan de herverdeling door middel van sterk progressieve belastingheffing en aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948).

Dat waren ontwikkelingen die vooruitgang genoemd kunnen worden, omdat ze uitingen waren van het overheersen van de menselijke gemeenschapsintuïties over de daaraan tegengestelde intuïties van de statuscompetitie en de statushiërarchie.

Maar nu, in 2018, kun je niet anders dan concluderen dat er zo ongeveer sinds 1970 stappen zijn teruggezet. Het neoliberale marktdenken greep om zich heen. Toenemende ongelijkheid zou geen probleem zijn. De verzorgingsstaat moest worden afgebroken, om mensen meer voor zichzelf te laten zorgen. Bestaansonzekerheid was juist goed, want zorgde immers voor de nodige prikkels om zich in te spannen.

En we zien de negatieve gevolgen om ons heen. Toenemende ongelijkheid lijkt een zichzelf versterkend proces. Bestaansonzekerheid neemt toe. De extreem rijken en de grote ondernemingen gebruiken hun middelen om de democratie en de media te beïnvloeden in een hun welgevallige richting. Het door de toegenomen bestaansonzekerheid gegroeide maatschappelijk ongenoegen wordt met succes omgebogen in vijandigheid ten opzichte van vreemdelingen, immigranten, vluchtelingen en uitkeringstrekkers.

Rechts-extremisme en populisme ("de anderen" zijn de boosdoeners) grijpen om zich heen. Narcisten aan de macht maken gebruik van de hen geboden kansen om de vrije pers en de democratische procedures van de scheiding der machten om zeep te helpen..

Van dag tot dag denk je: zullen de krachten van de democratie en de gelijke rechten, dus van de gemeenschapsintuïties, sterk genoeg zijn om de ontwikkelingen te keren? Zodat we weer terug kunnen keren op het pad van de vooruitgang? 

Ik hoopte, ja, ik ging ervan uit, dat we nu, in 2024, al aardig op weg waren. 

Nee, dat zijn we dus niet. 

Wat te doen? En wat valt er te doen? In ieder geval in eigen land de oppositie steunen tegen dit rechts-extremistische kabinet dat zich gevormd heeft rond de eenmanspartij van de foute leider en Trump-bewonderaar Geert Wilders. Door bijvoorbeeld lid te worden van de PvdA en GroenLinks, zoals ik eerder dit jaar deed.

En ik moest natuurlijk weer denken aan het schoolvoorbeeld van de foute leider, Adolf Hitler. Ik bladerde door het dagboek van Anna Haag, "Denken ist heute überhaupt nicht mehr Mode. Tagebuch 1940 - 1945, dat in 2021 verscheen. De Nederlandse vertaling is onder de titel Vreemdeling in eigen land als Ebook verkrijgbaar. 

Ik bleef even hangen op p. 70. Op 15 mei 1941 schreef Anna Haag over een van haar buren:

Ich möchte ernsthaft wissen, wie viele "Durchschnittsdeutsche" wir haben. Dieser ist ein "Allesfresser": er ist fromm, gottgläubig, christusgläubig, hitlergläubig, vaterlandsgläubig, er ist voller Mitleid und - voll entsetzlicher Bestialität. Es schmerzt ihn, ein kleiner Tier leiden zu sehen, und er fühlt sich edel in seinem Mitleid, aber gleichzeitig ist es im "höheren" (nationalistischen) Sinn notwendig, ganze Völker auszurotten, sie auf de scheußlichsten Weise vom Erdboden verschwinden zu lassen - zu "vertilgen" (wie Hitler sagt).

dinsdag 5 november 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 9 - Hoe bij Hitler het streven naar de alleenheerschappij een aanvang nam

Die drie-eenheid van zelfbewondering, vijandigheid en onveranderlijkheid van gedrag houdt ook in dat de foute leider altijd op zoek is naar bevestiging, zich dus afschermt van kritiek en tegenspraak en als dat een keer niet lukt, er agressief of met zelfbeklag op reageert. Hier het vorige bericht. Veel van het gedrag van foute leiders valt daarmee te verklaren.

Neem het gedrag dat we bij foute leiders al vroeg in hun politieke loopbaan zien, namelijk dat ze er voor terugdeinzen om in een politiek verband te functioneren waarin ze met anderen als hun gelijken moeten omgaan. Ook als het bereiken van  hun einddoel, de alleenheerschappij in de nationale staat, nog ver weg is, eisen ze al wel die alleenheerschappij op in de partij waarin hun aanhang georganiseerd is. Met anderen als gelijken overleggen en tot overeenstemming zien te komen, is van meet af aan onverdraaglijk. Want alles staat in het teken van het zoeken naar de bevestiging van die zelfbewondering.

We zien het ontstaan van dat gedrag goed gedocumenteerd bij Adolf Hitler, het schoolvoorbeeld van de foute leider. Nadat Hitler in 1920 zijn baantje bij het Duitse leger kwijtraakte, werd hij de belangrijkste propagandist van de net op gerichte NSDAP. Hij had bij zichzelf een redenaarstalent ontdekt, waarmee hij toehoorders kon vervoeren. In redevoeringen was hij in staat om zich ongeremd uit te leven in zijn wereldbeeld van vijandschap en ondervond hij het effect daarvan op de massa: de volledige overgave. De zelfbevestiging die hij zo nodig had, viel hem in de schoot. Zijn narcistische dromen leken volledig vervuld te kunnen worden.

In Peter Longerich's Hitler-biografie lees je hoe tijdgenoten van die redevoeringen verslag deden (p. 98-100):

De historicus Karl Alexander von Müller, die in 1919 mogelijk als eerste Hitlers retorische gaven had herkend, beschreef bijvoorbeeld een bijeenkomst (...) als volgt: 'Noch tijdens de oorlog, noch tijdens de revolutie was mij al bij het binnentreden zulk een gloedvolle damp van hypnotiserende, massale opwinding tegemoet gewaaid.' Men wachtte gespannen, en dan kwam de redenaar eindelijk op: 'Alles springt met Heil-geroep op. En dwars door de schreeuwende massa en de schreeuwende vaandels loopt de langverwachte met zijn gevolg in rasse schreden en met de rechterarm strak geheven naar het podium. Hij kwam vlak langs mij voorbij, en ik zag: dat was een ander mens dan degene die ik her en der in privéwoningen had ontmoet: de ingevallen bleke gelaatstrekken, als door een bezeten iezegrim samengebald, koude vlammen uit de uitpuilende ogen schietend, die links en rechst naar vijanden leken te spieden, om ze neer te sabelen. Was het de massa die hem deze raadselachtige kracht verleende? Stroomde deze van hem uit, naar hen?' (...)

'De man schreeuwde,' herinnerde Hitlers voormalige Feldwebel Max Amann zich na de Tweede Wereldoorlog de vroege toespraken van Hitler. 'Hij ging vreselijk tekeer, zoiets heb ik nog nooit gezien. Maar iedereen zei: "Die man meent het oprecht." Het zweet liep hem over het gezicht, hij was doordrenkt, het was ongelooflijk en dat had hem zijn aanzien bezorgd ...' Juist door deze excentrieke stijl, het bijna meelijwekkende, het ongeleide, de niet voorgekauwde en tegelijk hypnotiserende overdrijving, betekende voor zijn publiek klaarblijkelijk dat het met een uniek en authentiek man van doen had.

Voor Hitler zelf waren deze ervaringen van succes verlossend en bedwelmend. Hij had, bij gebrek aan enig persoonlijk sociaal leven, de Duitse militaire nederlaag van 2018, de Novemberrevolutie en de verregaande economische ineenstorting als een persoonlijke ramp ervaren. 

Anders dan de meeste van zijn tijdgenoten, die deze gebeurtenissen aan het relatief abstracte domein van 'de politiek' konden toeschrijven en hun eigen, persoonlijke leven ondanks de crisis in stand wisten te houden en zich zelfs in meer of mindere mate voor die crisis konden afschermen, ontbrak het Hitler aan enig persoonlijk vangnet. Terwijl veel van zijn toehoorders er ook onder de miserabele naoorlogse omstandigheden in slaagden verliefd te worden, te trouwen, kinderen te krijgen en het gezinsleven met al zijn ups en downs te ervaren, feesten te vieren en overleden dierbaren te betreuren, ervoer Hitler de nederlaag en de uitdaging van de revolutie in elke vezel van zijn lichaam als een diepe innerlijke verwonding en beschaming.

En er moesten wel vijanden zijn die voor die verwonding en beschaming verantwoordelijk waren:

Nee, voor hem was dit alles slechts draaglijk als hij de gebeurtenissen als één grote manipulatie kon zien. En hij meende de aanstichters ervan nu duidelijk te kunnen benoemen: de Joden en het socialisme waarvan ze  gebruik maakten. Tot deze weigering om de realiteit onder ogen te zien, behoorde ook het feit dat Hitler een grandioos perspectief ontwikkelde waarmee de ellendige werkelijkheid toegedekt kon worden: de utopie van een nationale, glorieuze en schitterende wederopstanding  Zo ontworstelde hij zich aan de lethargie en depressiviteit die hem in Pasewalk hadden overvallen.

Pasewalk was het militaire hospitaal waar hij vanaf 21 oktober 2018 aan verwondingen werd verzorgd en waar hij het bericht kreeg van de Duitse capitulatie.

Een en ander verheldert hoe ingrijpend het voor Hitler moet zijn geweest dat hij met zijn redevoeringen de massa in vervoering kon brengen. De oplossing van de verwonding en beschaming moest er wel uit bestaan dat juist hij de aangewezen persoon was om die utopie van de wederopstanding tot stand te brengen. De bevestiging van zijn zelfbewondering moet als een verlossing hebben gevoeld. Vanaf toen zag hij zichzelf als het centrum van de Duitse, ja, van de wereldgeschiedenis. 

En in dat zelfbeeld kon natuurlijk geen plaats zijn voor tegenspraak of kritiek of van het ongemak om met anderen als gelijken te moeten omgaan. Het streven naar de alleenheerschappij nam een aanvang. En de alleenheerschappij in de NSDAP was de eerste stap. Hier het vervolg.

vrijdag 1 november 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 8 - De vier inzichten die een duivels proces beschrijven, van kwaadaardige bedrieglijkheid en naïeve goedgelovigheid.

Laten we nog eens stilstaan bij de laatste vier zinnen uit dat citaat van Jennifer Mercieca uit het vorige bericht:

The only thing that stops fascism is people recognizing it for what it is. It's a rhetorical strategy based on fear appeals and promises of protection. We have to make fascist followers feel safe so they recognize that they don't need Trump's protection. Trump isn't their hero; he's no one's hero but himself.

In een paar zinnen worden hier de diepste sociaalwetenschappelijke inzichten in het fenomeen van de foute leider onder woorden gebrachten. Laten we ze nalopen.

Het eerste inzicht is dat het aan de macht komen van de foute leider, fascisme, moet worden gestopt. Sociaalwetenschappelijk gezegd: het is een sociaal inferieure toestand. De slechtst denkbare toestand gemeten naar de waarden van het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon. De toestand van overheersing en onderdrukking van velen door één of enkelen. 

De uit de biologie bekende toestand van de in een stabiele statushiërarchie neergeslagen statuscompetitie, die echter bij geen andere diersoort een zo kwaadaardige vorm kan aannemen dan bij mensen. En die door die kwaadaardigheid en verspilling van energie en van mensenlevens een stap op weg is naar het uitsterven van de menselijke soort. Terwijl de statushiërarchie bij andere diersoorten altijd wordt ingedamd en verzacht door de onderlinge vertrouwdheid van de kleinere groep, is dat in de grote, onpersoonlijke menselijke samenlevingen niet meer het geval. Die onpersoonlijkheid staat in de weg van empathie en opent de sluizen van de onbegrensde vijandschap. Er zijn vijanden die op zijn minst dienen te worden gedeporteerd, maar als het kan geëlimineerd.

Een toestand dus die we zouden moeten vermijden. Maar daar voor is nodig, en dat is het tweede inzicht, dat we hem herkennen en vooral tijdig herkennen. Want dat laatste is niet vanzelfsprekend. Hoe kan dat? Het sociaalwetenschappelijke antwoord daarop is dat we zoals alle diersoorten veiligheid zoeken en onveiligheid proberen te vermijden. In die anonieme, onpersoonlijke samenlevingen waarin we ons leven doorbrengen, is die veiligheid altijd precair. Hij kan tot stand komen als we met zijn allen een democratische overheid tot stand brengen, waarin we het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon vorm geven. En er met zijn allen aan bijdragen dat op het internationale niveau mensenrechtenverdragen tot stand komen.

Maar die sociaal superieure toestand is niet gegarandeerd. Het is een collectief leerproces, waarin ook met goede bedoelingen verkeerde wegen kunnen worden ingeslagen. Waardoor onveiligheidsgevoelens worden aangejaagd, zoals door economisch beleid dat financieel-economische instabiliteit veroorzaakt. Denk aan de jaren 30 van de vorige eeuw uitlopend op de beurskrach van 1929 en aan het neoliberale beleid sinds de jaren 70 dat uitliep op de Grote Financiële Crisis van 2008-2010 van deze eeuw. Ingrijpende gebeurtenissen, die voor velen de onveiligheidsgevoelens van toenemende bestaansonzekerheid aanwakkerden. De onveiligheid die in beide gevallen de voedingsbodem waren voor de opkomst van foute leiders.

En daarmee zijn we bij het derde inzicht. Want die onveiligheidsgevoelens zijn het ideale werkterrein van de foute leider. Zijn mateloze zelfbewondering drijft hem ertoe om die onveiligheidsgevoelens aan te wakkeren en zichzelf op te werpen als de grote beschermer. Alleen hij kan het tij doen keren. Hoe? Door de vijanden aan te wijzen die de problemen in zijn ogen hebben veroorzaakt en die dus, ja, gedeporteerd en geëlimineerd moeten worden. Hij ziet voor zichzelf de weg open liggen naar de alleenheerschappij, waarin zijn zelfbewondering alleen nog maar bevestigd wordt.

En tenslotte het vierde inzicht. De noodzaak van het aan die volgelingen en vereerders duidelijk maken dat de foute leider hen een rad voor ogen draait. Dat hij niet de bescherming kan bieden die ze nodig hebben. Dat hij niet hun held is, maar een bedrieger, die op niets anders uit is dan zijn eigen veiligheid, die precies daaruit bestaat dat zij zijn volgelingen zijn. De veiligheid waar Adolf Hitler op uit was. En waar nu Donald Trump en Geert Wilders en andere foute leiders op uit zijn.

Die vier inzichten samen beschrijven een duivels proces, van kwaadaardige bedrieglijkheid en naïeve goedgelovigheid.

Een proces dat dus, volgens dat eerste inzicht, beter kan worden voorkomen dan, volgens dat laatste inzicht, moet worden teruggedraaid als het kwaad al is geschied.

dinsdag 29 oktober 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 7 - Het algemene scenario en de opdracht van de sociale wetenschap

Als je de drie-eenheid van zelf bewondering, vijandschap en onveranderlijkheid van gedrag voor ogen houdt, dan wordt het gedrag van de foute leider gemakkelijk te begrijpen en te doorzien. Dat is een belangrijk inzicht, want er zonder, dus met een naïeve blik, kunnen waarnemers gemakkelijk onder de indruk raken van zijn zelfverzekerdheid, die nu eenmaal altijd samen gaat met die zelfbewondering.  

Bedenk weer dat het gedrag van de foute leider geheel voortkomt uit de extreme activering van het statuscompetitiepatroon en in het bijzonder van de overheersings- en intimidatiehelft daarvan. Met als daaraan tegengestelde helft de onderdanigheid en onderschikking, ja, zelfs de verering door zijn volgelingen. De zelfbewondering van de foute leider maakt dat hij die verering nodig heeft, er in zijn zwakke momenten naar hunkert, maar er meestal van overtuigd is dat die hem toekomt en bereid is om die af te dwingen. 

Dat hij met zijn opvallende zelfverzekerdheid bij zijn toehoorders zoveel succes heeft, ligt ook aan de vijandschap. Want hij draagt met overtuiging het beeld uit van de vijandige en onveilige wereld, waarin alleen hij bescherming kan bieden. 

De aard van die vijanden kan verschillen. Voor de foute leider zijn het degenen die hem tegenspreken en in de weg staan. Maar om zijn toehoorders aan zich te binden, moet hij wijzen op vijanden en gevaren die hen bedreigen. Als die er niet zijn, en die hoeven er niet te zijn, dan moeten ze worden uitgevonden. Ze zijn onmisbaar in het project van de foute leider. Voor Hitler waren het de Joden, voor Trump en Wilders en Orbán en andere rechts-extremisten zijn het de vluchtelingen en asielzoekers. Die moeten worden afgeschilderd als misdadigers, verkrachters en profiteurs van de sociale voorzieningen. Bescherming daartegen is nodig en alleen de foute leider kan daar voor zorgen.

Dat is het algemene scenario. Van het fascisme, het nazisme of het racisme, met sociaalwetenschappelijk gezien de gemeenschappelijke kern van die drie-eenheid van de extreme activering van het statuscompetitiepatroon. En met die sociaalwetenschappelijke blik zien we dat dit sociale fenomeen van de foute leider onlosmakelijk verbonden is met die innerlijk tegenstrijdige menselijke sociale natuur. Die natuur herbergt nu eenmaal tegenover het gemeenschapspatroon het statuscompetitiepatroon. Waardoor dat sociaal inferieure fenomeen van de foute leider altijd kan opduiken. 

En waardoor het bij uitstek de opdracht is van de sociale wetenschap om er voor te waarschuwen, er aan bij te dragen dat het tijdig en breed herkend wordt en dat het wordt voorkomen.

Ik denk aan het werk van Jennifer Mercieca, hoogleraar Communicatie en Journalistiek aan de Universiteit van Texas, en auteur van het boek Demogogue for President. The Rhetorical Genius of Donald Trump. 

Hier lees je een beknopte analyse van de retoriek van Donald Trump en van het gedrag van zijn toehoorders: This Is What Fascism Looks And Sounds Like Today. Met als laatste alinea:

Trump’s personality cult will wave a flag, wear a pin, join a march. They’ll spy on their neighbors, friends, and children and report the disloyal. They’ll give him their money, their love, their obedience. They’ll ban books. They’ll close schools. They’ll hate whoever they’re told to hate. They’ll do all of this and call it American. They’ll think of themselves as patriots.
This is what fascism looks and sounds like. The only thing that stops fascism is people recognizing it for what it is. It's a rhetorical strategy based on fear appeals and promises of protection. We have to make fascist followers feel safe so they recognize that they don't need Trump's protection. Trump isn't their hero; he's no one's hero but himself.

En de opdracht om te wijzen op de maatschappelijke omstandigheden die het fenomeen begunstigen en om die omstandigheden zo goed mogelijk te voorkomen. Denk aan het grote belang van het tegengaan van bestaansonzekerheid onder de bevolking. Lees (nog) eens Waardoor werd de PVV zo groot?

Hier het vervolg

vrijdag 25 oktober 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 6 - Het "succes" van foute leiders is sociaalwetenschappelijk goed te verklaren

Sociaalwetenschappelijk gezien is het gedrag van de foute leider te herkennen als de uitkomst van de extreme activering van het statuscompetitiepatroon, waarvan de kern bestaat uit de drie-eenheid van zelfbewondering, vijandschap en onveranderlijkheid van gedrag. Hier het vorige bericht. Die kern is goed waar te nemen aan het gedrag van het schoolvoorbeeld van de foute leider, Adolf Hitler. Helpt die kern ons bij het observeren en diagnosticeren van het gedrag van hedendaagse foute leiders? De politieke actualiteit nodigt uit om te kijken naar wat we weten over het gedrag van Donald Trump in de Verenigde Staten en Geert Wilders in ons eigen land. 

Er zijn natuurlijk meer hedendaagse foute leiders, zoals Poetin, Orbán, Netanyahu, Le Pen, maar het is voor één persoon ondoenlijk om die allemaal te volgen. En we missen een sociale wetenschap die de analyse van het sociale fenomeen van de foute leider tot zijn kerntaak rekent en die een educatieve en waarschuwende invloed zou kunnen uitoefenen. Dat gemis werkt een journalistiek in de hand die te vaak louter rapporteert en daardoor het foute gedrag normaliseert. Gelukkig zijn daar uitzonderingen op en is er natuurlijk ook sociaalwetenschappelijk onderzoek te vinden dat inzicht biedt in het fenomeen.

Dat het gedrag van foute leiders zo gemakkelijk kan worden genormaliseerd is natuurlijk ook sociaalwetenschappelijk gezien een interessant fenomeen. Want wat is het geval? Hoe mensen naar de wereld kijken wordt er sterk door bepaald of bij hen het gemeenschapspatroon geactiveerd is dan wel het statuscompetitiepatroon. En dan dringt zich de vraag op of als je met de gemeenschapsblik naar de wereld kijkt, wel goed in staat bent om het statuscompetitiegedrag van anderen, en in het bijzonder dat van de foute leider, te herkennen en voldoende serieus te nemen. 

Je vooronderstelling is dan immers die van de sociaal veilige wereld, je gaat ervan uit dat anderen goede bedoelingen hebben. Als je door dat gemeenschapsvenster naar het gedrag van de foute leider kijkt, dan dreigt het gevaar dat de kwaadaardigheid ervan aan je voorbijgaat. Je pikt vooral ook de kleinst mogelijke aanwijzingen op dat zijn agressieve en vijandige uitingen niet echt zo zijn bedoeld. Dat is nu eenmaal zijn "stijl" en daar moet je doorheen kijken. Uiteindelijk zal hij het toch wel goed bedoelen? 

Waarbij natuurlijk helpt dat de foute leider wel inziet dat hij om aan de macht te komen de kiezers een rad voor ogen moet draaien. Zijn doorgaans gebrekkige zelfinzicht verhindert niet dat hij inziet dat hij zich zoveel mogelijk moet voordoen als een goede leider, die het met iedereen, behalve zijn vijanden, goed voorheeft. Hij moet beloftes doen die de kiezers aanspreken. Wilders moet zich "milder" voordoen dan hij in feite is. Trump probeert te verhullen dat alles in zijn politieke handelen om zichzelf draait.

Sociaalwetenschappelijk is dus het "succes" dat foute leiders vaak hebben, goed te verklaren. Hier het vervolg.

dinsdag 22 oktober 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 5 - Inzichten in het gedrag van de foute leider zouden algemeen verbreid moeten zijn

Over die drie-eenheid van zelfbewondering, vijandschap en onveranderlijkheid van gedrag bij de foute leider Adolf Hitler valt natuurlijk nog veel meer te zeggen. Hier het vorige bericht. Alleen al doordat we door het vele werk van historici en biografen zoveel over hem weten. Terwijl het voor tijdgenoten van Hitler door gebrek aan kennis nog lastig kon zijn om in te zien hoe fout en kwaadaardig deze foute leider was, waardoor ze passief toekeken of zelfs actief medeplichtig werden, kunnen we dat excuus van te weinig kennis nu niet meer laten gelden. 

Ik ging eerder in op het werk van historicus Ian Kershaw, toen ook al met het oogmerk om tot een sociaalwetenschappelijke analyse van het Hitler-bewind te komen. Zie alle berichten achter het label Hitler-bewind. En met de achterliggende gedachte dat er een rol is weggelegd voor de sociale wetenschap om te waarschuwen voor het fenomeen van de foute leider.

Nu heb ik de biografie Hitler van Peter Longerich uit 2015 in de kast staan, inclusief notenapparaat 1547 pagina's. En deel II: De jaren van ondergang 1939 - 1945 van de biografie Adolf Hitler van Volker Ullrich uit 2018, 775 pagina's. Beide liggen zo nu en dan opengeslagen op mijn bureau. Heel goed dat beide in het Nederlands vertaald zijn, maar ik heb de indruk dat ze weinig aandacht hebben gekregen.Terwijl de politieke actualiteit die aandacht juist heel nodig maakt.

Ik citeer nog even Peter Longerich in zijn laatste hoofdstuk Balans over de persoon Hitler en de onveranderlijkheid van zijn gedrag (p. 1156): 

Want Hitlers vroege levensgeschiedenis maakt een aantal persoonlijkheidskenmerken zichtbaar (en enigszins plausibel te verklaren) die voor zijn latere handelen van betekenis zijn: zijn emotionele onderontwikkeling en zijn onvermogen zich aan andere mensen te binden; het gebrek aan empathie en het op zichzelf zijn dat door de constructie van een 'openbaar zelf' werd gecompenseerd, verbonden met grootse plannen en hybride fantasieën; zijn overdreven angst voor controleverlies, die onder andere zichtbaar werd in zijn weigering zich te laten binden door structuren van welke aard ook; zijn enorme angst voor schaamte, die nederlagen onverdraaglijk maakte, waardoor hij op daadwerkelijke of vermeende bedreigingen reageerde met een overmaat aan agressie, tot aan vernietiging toe.

Het zijn karakteriseringen van het schoolvoorbeeld van de foute leider die tot de algemeen verbreide inzichten zouden moeten behoren. En die het daardoor gemakkelijker zouden maken om het gedrag van hedendaagse foute leiders te herkennen en te doorzien. 

In het vervolg dus meer over die hedendaagse foute leiders. Hier het vervolg.

donderdag 17 oktober 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 4 - De drie-eenheid van zelfbewondering, vijandigheid en onveranderlijkheid

Sociaalwetenschappelijk gezien is het gedrag van de foute leider te begrijpen als voortkomend uit de extreme activering van het statuscompetitiepatroon. Hier het vorige bericht. Die toestand bestaat eruit dat de narcistische zelfbewondering botst met de lastige werkelijkheid dat die bewondering niet, nog niet, door anderen gedeeld wordt. 

Voor anderen zou die botsing aanleiding zijn om dat zelfbeeld wat te corrigeren. Niet zo voor de foute leider. Hij concludeert eruit dat al die anderen nog moeten gaan inzien dat zijn mateloze zelfbewondering volkomen terecht is. Zijn superioriteit dient door iedereen, door "het volk", erkend te worden. En precies dat is de statuscompetitieve drijfveer die aanzet tot het moeten bereiken van de top van de statushiërarchie. En zolang die universele erkenning en bewondering niet bereikt is, leeft de foute leider in een onveilige, vijandige wereld. Want iedereen die hem niet bewondert, of die hem zelfs tegenspreekt en tegenwerkt, is een vijand die geïntimideerd en uitgeschakeld moet worden.

Het sterke punt van deze sociaalwetenschappelijke diagnose is dat het gedrag van de foute leider er gemakkelijk mee kan worden begrepen. In het vorige bericht ging het erover dat het gedrag van Geert Wilders er voorspelbaar door wordt. Iedereen die zijn superioriteit nog niet erkent, is een vijand die geïntimideerd en beledigd dient te worden. De verbale agressie is niet een weloverwogen tactiek, maar welt rechtstreeks op uit die statuscompetitieve emotie van wrok en zich miskend voelen. Zijn politieke gedrag staat geheel in het teken van de wens om eens de alleenheerschappij te bereiken. Al het andere is daaraan ondergeschikt.

Daarmee wijst de diagnose ook op het opvallende verschijnsel van de onveranderlijkheid van het gedrag van de foute leider. De narcistische zelfbewondering sluit uit dat er ooit corrigerende informatie tot hem kan doordringen. Waardoor groei en persoonlijke ontwikkeling niet tot de mogelijkheden behoort. Want alles wat hij uit de realiteit oppikt, bevestigt wat hij al wist: zijn eigen superioriteit en de vijandschap van de boze buitenwereld die hem tegenspreekt.

Dat verband tussen het wereldbeeld van vijandschap en de onveranderlijkheid van gedrag is een belangrijk sociaalwetenschappelijk inzicht, dat naar mijn smaak toch te weinig aandacht krijgt. Ik denk dat het voor het eerst tot mij doordrong toen ik het artikel Social interaction basis of cooperators' and competitors' beliefs about others van de sociaal psychologen Harold H. Kelley en Anthony J. Stahelski onder ogen kreeg. Ik schreef daar eerder over in het bericht Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (2): samenwerking, competitie en het gedrag van anderen

Kelley en Stahelski lieten proefpersonen keuzes maken in een zogenaamd herhaald gevangenendilemma. (In dat bericht vind je meer uitleg.) Daarin kunnen mensen ervoor kiezen om wel of niet samen te werken. Als je samenwerkt, draag je bij aan de gezamenlijke opbrengst. En als je niet samenwerkt, draag je daar niet aan bij, maar profiteer je wel van diezelfde gezamenlijke opbrengst. Hoewel dat volgens de rationale keuzetheorie niet de beste keuze is, kiezen veel proefpersonen er voor om samen te werken, hoewel ze dus het risico lopen dat anderen, de afvalligen, dat niet doen, maar wel meeprofiteren. 

Wat daar precies aan de hand is, wordt duidelijk doordat de onderzoekers de proefpersonen van te voren ondervroegen over wat ze in het dilemma wilden nastreven. Het bleek toen dat degenen die voor samenwerking kozen ook precies die samenwerking op het oog hadden. Ze streefden naar een voor iedereen zo hoog mogelijke opbrengst. Daarentegen hadden de afvalligen juist de competitie op het oog. Ze waren alleen in hun eigen opbrengsten geïnteresseerd. 

Bovendien bleek dat de afvalligen een competitief wereldbeeld hadden: ze verwachtten dat anderen ook alleen maar in hun eigen opbrengst waren geïnteresseerd en dus graag profiteerden van de samenwerking door anderen. Terwijl de samenwerkers ervan uitgingen dat er naast afvalligen ook andere samenwerkers zouden zijn. Daardoor begonnen ze met te kiezen voor samenwerking en stopten ze daar pas mee als bleek dat anderen daar niet aan mee deden. 

Het gevolg daarvan was dat de afvalligen in hun wereldbeeld bevestigd werden. Ze merkten immers dat hun afvallige gedrag met gelijke munt werd terugbetaald. Dat er anderen zouden kunnen zijn die uit waren op een zo hoog mogelijke gezamenlijk opbrengst, kon niet tot hen doordringen. Daarentegen leerden de samenwerkers dat er ook andere samenwerkers bestonden.

Conclusie: er zijn mensen die de wereld als competitief en dus vijandig zien en die door hun eigen gedrag en de reacties daarop voortdurend in dat wereldbeeld worden bevestigd. Met als onvermijdelijke uitkomst de onveranderlijkheid van hun gedrag.

En precies dat wereldbeeld en die onveranderlijkheid van gedrag treffen we dus aan bij foute leiders.

Ik moest meteen denken aan die treffende karakterisering door Sebastian Haffner van het schoolvoorbeeld van de foute leider, Adolf Hitler. Ik haalde die aan in het bericht Het Hitler-bewind sociaalwetenschappelijk bekeken: de persoon (met paginaverwijzingen naar Kanttekeningen bij Hitler):  

De karaktertrek waaruit dit streven (naar alleenheerschappij) voortkwam noemt Haffner op drie plaatsen in het boek (58, 139 en 141) bindingsangst, ook omschreven als vrees voor het definitieve, en, door Frits Boterman in het nawoord, als de angst om zich vast te leggen. Haffner denkt dat die bindingsangst samenhing met:

zijn bewondering voor zichzelf (...) Omdat hij zich als onfeilbaar beschouwde en blindelings op zijn intuïtie vertrouwde, kon hij geen instellingen scheppen die hem in de weg zouden zitten; en omdat hij zich als onvervangbaar beschouwde en zijn hele programma in ieder geval tijdens zijn leven gerealiseerd wilde zien, kon hij niets planten dat tijd nodig had om te groeien, kon hij niets aan zijn opvolgers toevertrouwen, zelfs niet eens voor opvolgers zorgen (de gedachte aan opvolgers had hij altijd opvallend onplezierig gevonden). (139)
Die bewondering voor zichzelf noemt Haffner ook:
een totaal gebrek aan vermogen tot zelfkritiek. Hitler was zijn hele leven lang buitengewoon met zichzelf ingenomen en daardoor altijd tot zelfoverschatting geneigd. Stalin en Mao hebben de cultus rond hun persoonlijkheid gebruikt als een politiek instrument, zonder zichzelf een rad voor de ogen te laten draaien. Hitler was niet alleen het onderwerp van de Hitlercultus, hij was er ook de vroegste, hardnekkigste en vurigste aanhanger van. (15)
 Dat gebrek aan zelfkritiek kan er de oorzaak van zijn dat er bij Hitler
geen sprake (is) van een ontwikkeling en rijping van zijn karakter of persoonlijkheid. Zijn karakter ligt al vroeg vast - een betere formulering is misschien 'loopt al vroeg vast' - en blijft op een verbazingwekkende manier altijd dezelfde; er wordt niets meer aan toegevoegd. Een weinig innemend karakter overigens. Alle zachte, vriendelijke en verzoenende trekken ontbreken, tenzij men zijn contactschuwheid, die soms op schuchterheid lijkt, als een verzoenende karaktertrek wil beschouwen. Zijn positieve eigenschappen - wilskracht, durf, dapperheid, uithoudingsvermogen - behoren alle tot de 'harde' kant. En dat geldt al helemaal voor zijn negatieve eigenschappen: meedogenloosheid, wraakzucht, trouweloosheid en wreedheid. (14)

Ziedaar de drie-eenheid van zelfbewondering, vijandigheid van en tegenover de wereld en onveranderlijkheid van gedrag. In het vervolg meer over die drie-eenheid bij andere foute leiders.

donderdag 10 oktober 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 3 - Kijken in Wilders' hoofd

Uit de kern van het sociaalwetenschappelijke zicht op het fenomeen van de foute leider (zie het vorige bericht) valt als eerste op te maken dat de foute leider als hij de politiek binnenkomt, niet zomaar een van de politici wil zijn, maar dat hij meteen een leidersrol ambieert. 

Hij is dan al zo van zichzelf vervuld, dat hij het slecht verdraagt om tussen gelijken, laat staan onder een andere leider, zijn werk te doen. Hij zal dus al vroeg in zijn politieke loopbaan een eigen partij oprichten of een bestaande partij overnemen en in beide gevallen er voor zorgen dat hij daar de alleenheerschappij uitoefent. Hij wil natuurlijk uiteindelijk de alleenheerschappij over de nationale staat, de top van de statushiërarchie, maar al op de weg daarnaartoe kan er natuurlijk maar één alleswetende gids zijn, hijzelf. Hij verzamelt dus mensen om zich heen, niet als gelijken en medestanders, maar als volgelingen. Volgelingen, die zijn superioriteit erkennen, aan hem loyaal zijn en niet zelf een rol op de voorgrond ambiëren. 

Dat alles is goed te begrijpen als het gedrag dat voortkomt uit de extreme activering van het statuscompetitiepatroon en dus de afwezigheid van het gemeenschapspatroon. Toevallig viel vanochtend mijn oog op deze passage in het Volkskrant-artikel Faber neemt een grote politieke gok, tenzij mislukking deel is van het plan:

Als Wilders snel concrete resultaten wil, is het logischer om met spoed aan gewone wetgeving te werken, hoewel daarbij het risico bestaat dat beide Kamers dan toch langer over het wetgevingstraject gaan doen dan Wilders wenselijk acht.

Als de PVV-leider vooral aan zijn kiezers wil laten zien dat hij er alles aan doet en dat anderen moeilijk doen over strenger asielbeleid, dan passen tegenstribbelende NSC-ministers en bezorgde Eerste Kamerleden gewoon in het scenario dat nu eerst helemaal moet worden uitgerold.

Niemand op het Binnenhof die in Wilders’ hoofd kan kijken, dus niemand die weet hoe het nu verder gaat.

Als iedereen op het Binnenhof sociaalwetenschappelijk geïnformeerd zou zijn, dan zou iedereen wel degelijk in Wilders' hoofd kunnen kijken. Want alles wijst erop dat zich daarin niets anders afspeelt dan de werking van de statuscompetitieve drijfveer. Alles staat in het teken van het bereiken van de alleenheerschappij. Die heeft hij al in zijn eigen "eenmanspartij", maar nu moet ook de logisch volgende stap worden gezet: de alleenheerschappij over de nationale staat. Zoals zijn vriend Orbán die in Hongarije heeft gezet. Zoals de door hem bewonderde Poetin die in Rusland heeft gezet. Zoals de door hem bewonderde Trump die in de Verenigde Staten zou willen zetten.

Dar verklaart ook zijn wezenlijke desinteresse in het politieke handwerk. In inhoudelijke debatten over de actuele problemen van klimaatcrisis, natuur, mestcrisis, woningnood, armoede. Zijn fractie, die niet bestaat uit zelfstandige politici, maar uit volgelingen van de leider, blinkt uit door afwezigheid bij belangrijke debatten in de Tweede kamer. Wilders wil helemaal niet bijdragen tot het oplossen van die problemen. 

Hij wil bij de volgende verkiezingen nog groter worden. En omdat hij ook wel inziet dat het bereiken van de absolute meerderheid niet realistisch is, wil hij alvast de bestaande mogelijkheden benutten om de democratie buiten spel te zetten. Daarom wil hij een asielcrisis uitroepen, zodat noodwetgeving mogelijk wordt. Niet om een probleem op te lossen, maar als eerste stap naar het einddoel: de alleenheerschappij. 

Weg met die democratie, waarin je met anderen als gelijken moet omgaan. In dat statuscompetitieve patroon past ook perfect de verbale agressie die we van Wilders zo goed kennen en die met hem de politiek is binnengekomen. Hier het vervolg.

dinsdag 8 oktober 2024

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 2

Laten we eens verder verkennen wat een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider zoal inhoudt. 

We zagen in het vorige bericht het grote verschil in het wereldbeeld van de foute en de goede leider. 

Het wereldbeeld van de foute leider is dat van de sociale onveiligheid. Hij moet in het verleden afwijzingen of vernederingen hebben ondergaan die dat gevoel van onveiligheid hebben getriggerd. Maar niet iedereen die ooit afgewezen of vernederd is, wordt een foute leider. De meeste mensen overwinnen zo'n episode, bijvoorbeeld doordat ze nog open staan voor nieuwe en positieve sociale ervaringen die er op wijzen dat anderen mensen wel zijn te vertrouwen. Voor anderen blijft die episode van vernedering en bedreiging traumatisch, waardoor ze een psychische aandoening ontwikkelen. 

Maar voor degene die zich ontwikkelt tot een foute leider is het een ervaring die hem de rest van zijn leven aanstuurt. Dat ligt eraan dat de foute leider niet kan relativeren. En dat ligt weer aan zijn mateloze zelfbewondering, dus aan zijn narcisme. Met een narcistisch zelfbeeld is elke ervaring die daar twijfel aan zou kunnen zaaien onverdraaglijk. En een ervaring die dus alleen maar met haat en agressie kan worden beantwoord. De bron van de twijfel, degenen die afwezen of vernederden, moeten eerst met verbale agressie worden geïntimideerd en daarna, als dat eenmaal mogelijk is, worden aangepakt, uitgeschakeld, ja, geëlimineerd. 

Dat alles speelt zich af als het statuscompetitiepatroon in extreme mate is geactiveerd. Dat wil zeggen dat het gemeenschapspatroon volstrekt afwezig is en dus geen matigende, relativerende invloed meer kan uitoefenen. Er is maar een drijfveer over: de sociale verhoudingen moeten in overeenstemming gebracht worden met de absolute zelfbewondering. De noodzaak van het bereiken van de top van de statushiërarchie is allesoverheersend. En daar aangekomen is allesoverheersend dat mogelijke rivalen worden opgespoord en onschadelijk gemaakt.

Tegenover dat extreem statuscompetitieve wereldbeeld staat het gemeenschapswereldbeeld. De drijfveer van de goede leider (en de goede politicus) bestaat eruit dat hij/zij in het democratische verband bijdraagt aan het vinden van het zo goed mogelijke beleid voor iedereen. Tegenover het ieder-voor-zich van het sociaal onveilige statuscompetitieve wereldbeeld staat het iedereen-telt-mee van het sociaal veilige gemeenschapswereldbeeld. (Zie ook nog eens Het gemeenschapswereldbeeld en het statuscompetitieve wereldbeeld in de politiek.) De goede leider heeft eigen opvattingen over wat het goede beleid is, maar respecteert andere opvattingen. Het respect dat voortkomt uit het besef dat andersdenkenden evenzeer het beste beleid voor iedereen willen en evenzeer andere opvattingen respecteren. Daarmee is de toestand van sociale veiligheid gekarakteriseerd die voor het functioneren van de democratie onontbeerlijk is. 

En daarmee hebben we de kern te pakken van het sociaalwetenschappelijke zicht op het fenomeen van de foute leider.

In volgende berichten meer over wat er zoal uit die kern kan worden afgeleid over het gedrag van de foute leider en het gedrag van politici en kiezers die met een foute leider geconfronteerd worden. En over de kansen dat een democratie bestand is tegen een foute leider. Hier het vervolg.

vrijdag 4 oktober 2024

Geneigdheid tot gemeenschapsgedrag dan wel statuscompetitiegedrag af te lezen aan gelaatsuitdrukkingen

Als de tegenstelling tussen het gemeenschapspatroon en het statuscompetitiepatroon zo fundamenteel is voor het sociale leven, dan zou je verwachten dat mensen zo zijn geëvolueerd dat ze gemakkelijk bij anderen de neiging tot het ene dan wel het andere patroon kunnen herkennen. Dat is immers van belang voor het bepalen van hoe je je het beste tegenover iemand kunt opstellen. Dit geldt natuurlijk in het bijzonder voor anderen die je nog niet goed kent. Van anderen die je al langer kent, ben je al veel te weten gekomen over hun gedrag.

Het vele onderzoek dat die verwachting bevestigt, komt aan de orde in de pas verschenen studie What Your Face Says: How Signals of Communion and Agency Inform First Impressions and Behavioural Intentions. Daarin gaat er over wat mensen aan de gelaatsuitdrukking van onbekenden aflezen over hun geneigdheid tot communal behavior dan wel tot agentic behavior. In de sociaalwetenschappelijke literatuur wordt met dat eerste gedoeld op gedrag dat met het welzijn van anderen rekening houdt, terwijl het tweede slaat op gedrag dat primair op het eigen welzijn gericht is. Zie bijvoorbeeld Agency and communion from the perspective of self versus others.  

Communal behavior komt dus sterk overeen met wat ik gemeenschapsgedrag noem, terwijl agentic behavior, afhankelijk van hoe het wordt gemeten, overeenkomt met wat ik statuscompetitiegedrag noem. In het pas verschenen onderzoek dat ik hierboven noem wordt communal voor de proefpersonen omschreven als "being sociable and warm with others" en agentic als "being efficient and competent". Bij die laatste omschrijving is er natuurlijk maar weinig overeenkomst met het statuscompetitiepatroon.

Uit eerder onderzoek blijkt dat mensen bepaalde gelaatstrekken associëren met gemeenschapsgedrag en andere trekken met statuscompetitiegedrag. Op basis daarvan kon een database worden ontwikkeld met 40 neutrale gezichten met een gemeenschapsvariant en een statuscompetitievariant. Een voorbeeld zie je hieronder.

Rechtsboven zie je de gelaatsuitdrukking die sterk wordt geassocieerd met het gemeenschapspatroon en linksboven de tegenovergestelde uitdrukking. En rechtsonder de uitdrukking die sterk met "being efficient and competent" wordt geassocieerd en linksonder de daaraan tegengestelde uitdrukking. Een en ander houdt in dat je de tegenstelling van het gemeenschapspatroon en het statuscompetitiepatroon eigenlijk alleen terugvindt in de bovenste rij gezichten; links statuscompetitie, rechts gemeenschap.. 

De onderzoekers vroegen proefpersonen o.a. hoe positief of negatief  (how pleasant, how desirable, how bad/good) ze de gelaatsuitdrukking beoordeelden. Zoals te verwachten kwam daaruit naar voren dat die beoordelingen vooral werden bepaald door de mate waarin het gemeenschapspatroon tot uitdrukking kwam: rechtsboven positief, linksboven negatief. Als we iemand nog niet kennen, zijn we vooral gericht op het herkennen van aanwijzingen voor de geneigdheid tot oftewel gemeenschapsgedrag dan wel statuscompetitiegedrag en zijn we uiteraard positief over de eerste en negatief over de tweede. 

Onbekendheid met iemand schept ambivalentie en dus een zekere mate van onveiligheid. Dat lossen we graag zo snel mogelijk op en daar zijn we kennelijk, waarschijnlijk vaak al onbewust, goed toe in staat. 

En dat gelaatsuitdrukkingen ons iets vertellen over de het geactiveerd zijn van een gedragspatroon is natuurlijk niet verrassend. Beide patronen zijn immers een lichamelijke, neurofysiologische toestand. Als het gemeenschapspatroon geactiveerd is, dan bevinden we ons in de neurofysiologische toestand van sociale betrokkenheid en die toestand is aan ons af te lezen. Net zo als de vecht-toestand van het geactiveerd zijn van het statuscompetitiepatroon.