Vandaag hebben de centrale banken van de V.S., Canada, Engeland, Japan, Zwitserland en de Europese Centrale Bank stappen genomen om dollars gemakkelijker beschikbaar te maken voor Europese banken die in moeilijkheden zijn geraakt. De Europese schuldencrisis is dus nu een bankencrisis geworden. Wat moeten we hier nu van denken?
Volgens Mark Thoma doet deze actie niets om de onderliggende problemen op te lossen. Het is geen substituut voor de moeilijke beslissingen die Europa moet nemen om zijn problemen te overwinnen.
En Paul Krugman lijkt het een non-event. Dat de aandelenmarkten op hol sloegen is moeilijk te begrijpen. Een vreemde dag.
Een blog over toepassingen van sociale wetenschap op persoonlijke en maatschappelijke vraagstukken op het gebied van de bevordering van welzijn/gezondheid en pro-sociaal gedrag/coöperatie.
woensdag 30 november 2011
Süddeutsche Zeitung roept Merkel op om de euro te redden. Waar blijft Nederland?
Ook de Duitse kranten beginnen nu Angela Merkel op te roepen om de eurocrisis een halt toe te roepen. Vandaag schrijft de Süddeutsche Zeitung:
...veel Duitse burgers halen hun schouders op bij de mogelijkheid van het uit elkaar vallen van de eurozone, het uittreden van Griekenland zou hen zelfs welkom zijn. En de terugkeer van de D-mark zouden velen met nostalgie begroeten. Als Merkel de euro redden wil, moet ze de kiezers dus uitleggen waarom juist Duitsland met zijn exporteconomie van de eurozone en een stabiele euro profiteert. Dit voordeel is echter niet zonder kosten te verkrijgen. Men zal de burgers klare wijn moeten schenken: wie de euro wil behouden, moet daar voor een prijs betalen.
En die prijs is oftewel een nieuwe rol van de Europese Centrale Bank of gemeenschappelijke (euro-) obligaties. Het ene of het andere is onvermijdelijk, als de (financiële) markten gerustgesteld moeten worden. Maar tot nu toe schrikt de politiek er voor terug om duidelijke taal te spreken. De oplossing van de schuldencrisis is ook een verdelingsvraag: wie betaalt de kredieten die al lang zijn uitgegeven? Geheel zonder overdrachten van financieel sterke staten naar zwakke zal het niet lukken. Het alternatief voor deze redding - het in een storten van de eurozone of het overblijven van een kernzone - heeft naar alle vooruitzichten veel onaangenamere gevolgen.
Waarom heeft een Duitse krant wel de moed om dit te schrijven? En blijft de Nederlandse regering daarentegen als het bekende schoothondje achter de Duitse aanlopen? Zonder de Nederlandse kiezers de waarheid te durven vertellen? En waarom schrijven de Nederlandse dagbladen niet zulke heldere analyses? En waar zijn de Nederlandse economen? Of heb ik iets gemist?
'via Blog this'
dinsdag 29 november 2011
Martin Wolf, via Joe Nocera: Duitsland is moreel gemotiveerd
Toen Joe Nocera aan Martin Wolf, de columnist van de Financial Times, vroeg waarom de Europese Centrale Bank niet wil handelen, was het antwoord dat de ECB het Duitse standpunt accepteert dat het inherent immoreel is om problemen met overheidsschulden op te lossen met het drukken van geld. En door die morele stellingname is wat bij een kleine crisis over Griekenland had kunnen blijven, een grote crisis geworden van heel Europa.
Het gedrag van de Duitse regering lijkt inderdaad moeilijk anders te verklaren dan dat het op een morele overtuiging gebaseerd is. Denk aan aan die speech van Angela Merkel in de Bundestag, waar ik in dit bericht over schreef. Er is natuurlijk op zich niets tegen om op grond van morele overtuigingen een beleid te voeren. Maar of die morele overtuigingen in het publieke domein van de financiële en economische internationale wereld altijd net zo adequaat zijn als in het persoonlijke domein, is bepaald niet gegarandeerd.
Zoals ik in dit bericht schreef, is het publieke domein te complex om er altijd met uitsluitend onze moraal uit het persoonlijke domein goed over te kunnen oordelen. Je moet dan vaak veel meer moeite doen om je goed te informeren. En daarvoor moet je je morele verontwaardiging even opzij kunnen zetten.
Dat maakt ruimte om je te verdiepen in de echte oorzaken van de eurocrisis. Om tot de conclusie te komen dat Duitsland geprofiteerd heeft van de toegenomen export naar de zuidelijke periferie, die door de kapitaalsstromen daar naar toe op gang werd gebracht. En dat de banken in Duitsland en andere eurolanden mede verantwoordelijk waren voor die kapitaalbewegingen.
En dan kan ook tot je doordringen dat je door die te eenvoudige, want niet goed geïnformeerde, morele stellingname, wel erg veel gevaren creëert, ook voor je eigen bevolking.
'via Blog this'
John Cassidy: Why Judge Rakoff Was Right to Block the Citigroup Settlement
Ik vind dit wel een mooie reactie van John Cassidy op de uitspraak van de Amerikaanse rechter om de schikking van de SEC met Citygroup te verbieden, waar ik hier over berichtte. Cassidy verwijst naar een passage uit zijn boek How Markets Fail. The Logic of Economic Calamities. Hij schrijft daar dat de bankiers die tegen hoge bonussen de grootste financiële blunders begingen niet eenvoudig sociopaten, idioten of boeven genoemd kunnen worden. Want ze zullen best wel hun twijfels gehad hebben over de praktijken waar ze zich aan overgaven, maar ze opereerden in een competitieve omgeving zonder prikkels om hen op het goede pad te houden.
Dit komt wat overeen met mijn stelling dat het er vooral om gaat om een cultuur van onachtzaamheid en misleiding aan de kaak te stellen en dat schikkingen daar geschikt voor zijn. Het is zelfs mogelijk dat ik door dat boek van Cassidy ben beïnvloed, want nu ik het er weer op na sla, zie ik dat ik zulke passages indertijd heb onderstreept. (Dat was in 2009.)
Maar Cassidy is net als ik onder de indruk van de motivering van de rechter. De banken komen met een schikking te gemakkelijk weg.
'via Blog this'
maandag 28 november 2011
Moet de eurocrisis eerst een bankencrisis worden voor de ECB ingrijpt?
Paul de Grauwe: De ECB zal pas ingrijpen als de eurocrisis een bankencrisis is geworden. Dat het een bankencrisis wordt, is hoogst waarschijnlijk. Het vervelende daarvan is dat het veel meer geld zal kosten. En dat het tot een diepe en langdurige recessie zal leiden.
'via Blog this'
Schikkingen met banken niet oké. Waarheid moet boven tafel.
Eind oktober schreef ik in dit bericht dat ik schikkingen van banken met hun toezichthouder om een proces wegens fraude te voorkomen, oké vond. Mijn redenering was dat het vooral belangrijk is om de cultuur van onachtzaamheid en misleiding aan de kaak te stellen en dat dat waarschijnlijk beter lukt met zulke schikkingen dan met individuele strafzaken die er enkele personen als "boeven" of "schurken" uitlichten.
Ik schreef dat naar aanleiding van de schikking van 285 miljoen dollar van de Amerikaanse toezichthouder SEC met Citygroup. Zoals ik al vermeldde, kon de strafrechter er nog aan te pas komen en dat is nu gebeurd. Die rechter heeft de schikking afgekeurd, omdat hij noch fair, noch redelijk, noch adequaat, noch in het publieke belang is. Zie het bericht hieronder.
Met dat publieke belang bedoelt de rechter dat deze zaak te maken heeft met de transparantie van de financiële markten. En nu die financiële markten gezorgd hebben voor grote economische problemen die diep ingrijpen in de persoonlijke levens, is er een allesoverheersend publiek belang in het achterhalen van de waarheid. En de toezichthouder heeft daarin een taak.
Ja, daar zit veel in.
'via Blog this'
De extreme statushiërarchie van de Rode Khmer
Dat het Cambodja-Tribunaal is begonnen, doet me er natuurlijk aan denken dat ik mijn "onderzoek" naar de statushiërarchie van het Hitler-bewind nog moet afronden. Zie hier voor het laatste bericht daarover. Die afronding komt, maar nu eerst iets over de statushiërarchie van de Rode Khmer in Cambodja in de periode 1975-1979.
Er zijn in het oog springende overeenkomsten tussen het schrikbewind van de Rode Khmer en dat van nazi-Duitsland. Al was het maar als je naar de vreselijke gevolgen van beide kijkt. Die van het nazi-bewind veronderstel ik maar even als bekend. Maar laat ook even die van de Rode Khmer, met Pol Pot aan het hoofd, op je inwerken. Aan de Volkskrant van 22 november ontleen ik dat een kwart van de Cambodjaanse bevolking werd "weggevaagd". Ik neem aan dat dat laatste wil zeggen: vermoord of op andere wijze overleden als gevolg van het handelen van het bewind. De gehele bevolking van de hoofdstad Phnom Penh en andere steden, in totaal twee miljoen mensen, werd in april 1975 tot vertrek naar het platteland gedwongen, dat wil zeggen, naar werkkampen op dat platteland.
Net als bij dat Hitler-bewind heb ik er twee vragen bij: 1. Wat was die Pol Pot voor iemand en door wat voor mensen werd hij omringd? en 2. Hoe kon het gebeuren dat zoveel mensen in de lagere echelons meehielpen door deze gruwelijkheden uit te voeren?
Pol Pot kun je, lijkt me, goed vergelijken met Adolf Hitler. Hitler was in extreme mate een narcist, iemand die dus zeer overtuigd was van de volstrekte juistheid van zijn inzichten. En die inzichten bestonden uit een grote obsessie, namelijk dat de Joden de bron van alle kwaad waren en dus moesten worden vernietigd. Het was een bizar inzicht, maar hij geloofde er onvoorwaardelijk in. Wat Pol Pot betreft, hij moet ook een extreme narcist geweest zijn, lijkt me. (Ik probeer het Cambodja-tribunaal te volgen en ben benieuwd naar meer informatie over de persoon.) En hij had ook een obsessie, die van "de nieuwe mens". Cor Speksnijder schrijft daar in de Volkskrant over:
Wat de statushiërarchie van het Rode Khmer-bewind betreft, is de aanklager van het Tribunaal van opvatting dat er een duidelijke bevelslijn naar beneden was. De orders kwamen van boven en werden doorgegeven aan de lagere kaders. En omgekeerd moet er een duidelijke informatielijn naar boven zijn geweest. De top was volgens de aanklager op de hoogte van alle gruwelijkheden. Dat lijkt op de beschrijvingen van de statushiërarchie van het Hitler-bewind.
Dat betekent dat je je niet alleen afvraagt hoe het kan dat zulke personen als Pol Pot of als Adolf Hitler kunnen voorkomen, maar ook vooral hoe het mogelijk is dat ze aan de top van zo'n nationale statushiërarchie terecht komen. Want daar moeten heel veel anderen bij betrokken zijn geweest. Heel veel zijn bereid geweest om al die posities in die hiërarchie in te nemen en om meer of minder van harte mee te gaan in die bizarre obsessies aan de top. En het daar op grote schaal in mee gaan, zal die obsessies daar boven alleen maar versterkt hebben.
Het is huiveringwekkend. Maar ook, en toch, wil je er meer van weten. Dus ik blijf dat Cambodja-Tribunaal volgen. En pak binnenkort ook die draad weer op van die sociaalwetenschappelijke kijk op het Hitler-bewind.
Er zijn in het oog springende overeenkomsten tussen het schrikbewind van de Rode Khmer en dat van nazi-Duitsland. Al was het maar als je naar de vreselijke gevolgen van beide kijkt. Die van het nazi-bewind veronderstel ik maar even als bekend. Maar laat ook even die van de Rode Khmer, met Pol Pot aan het hoofd, op je inwerken. Aan de Volkskrant van 22 november ontleen ik dat een kwart van de Cambodjaanse bevolking werd "weggevaagd". Ik neem aan dat dat laatste wil zeggen: vermoord of op andere wijze overleden als gevolg van het handelen van het bewind. De gehele bevolking van de hoofdstad Phnom Penh en andere steden, in totaal twee miljoen mensen, werd in april 1975 tot vertrek naar het platteland gedwongen, dat wil zeggen, naar werkkampen op dat platteland.
Net als bij dat Hitler-bewind heb ik er twee vragen bij: 1. Wat was die Pol Pot voor iemand en door wat voor mensen werd hij omringd? en 2. Hoe kon het gebeuren dat zoveel mensen in de lagere echelons meehielpen door deze gruwelijkheden uit te voeren?
Pol Pot kun je, lijkt me, goed vergelijken met Adolf Hitler. Hitler was in extreme mate een narcist, iemand die dus zeer overtuigd was van de volstrekte juistheid van zijn inzichten. En die inzichten bestonden uit een grote obsessie, namelijk dat de Joden de bron van alle kwaad waren en dus moesten worden vernietigd. Het was een bizar inzicht, maar hij geloofde er onvoorwaardelijk in. Wat Pol Pot betreft, hij moet ook een extreme narcist geweest zijn, lijkt me. (Ik probeer het Cambodja-tribunaal te volgen en ben benieuwd naar meer informatie over de persoon.) En hij had ook een obsessie, die van "de nieuwe mens". Cor Speksnijder schrijft daar in de Volkskrant over:
De Cambodjanen moesten naar werkkampen waar een nieuwe mens zou worden geboren, vrij van perverse driften als liefde voor de familie of hechting aan bezit. .... Religie werd verboden ... Huwelijken uit liefde werden afgeschaft. Het gezin moest worden vernietigd.In beide gevallen bizarre, werkelijkheidsvreemde obsessies. Mensen met bizarre obsessies komen waarschijnlijk veel meer voor, maar pas als als een sociaal systeem ontstaat waarin ze die ongeremd kunnen uitleven, heeft dat gruwelijke gevolgen. En dat gebeurde in beide gevallen.
Wat de statushiërarchie van het Rode Khmer-bewind betreft, is de aanklager van het Tribunaal van opvatting dat er een duidelijke bevelslijn naar beneden was. De orders kwamen van boven en werden doorgegeven aan de lagere kaders. En omgekeerd moet er een duidelijke informatielijn naar boven zijn geweest. De top was volgens de aanklager op de hoogte van alle gruwelijkheden. Dat lijkt op de beschrijvingen van de statushiërarchie van het Hitler-bewind.
Dat betekent dat je je niet alleen afvraagt hoe het kan dat zulke personen als Pol Pot of als Adolf Hitler kunnen voorkomen, maar ook vooral hoe het mogelijk is dat ze aan de top van zo'n nationale statushiërarchie terecht komen. Want daar moeten heel veel anderen bij betrokken zijn geweest. Heel veel zijn bereid geweest om al die posities in die hiërarchie in te nemen en om meer of minder van harte mee te gaan in die bizarre obsessies aan de top. En het daar op grote schaal in mee gaan, zal die obsessies daar boven alleen maar versterkt hebben.
Het is huiveringwekkend. Maar ook, en toch, wil je er meer van weten. Dus ik blijf dat Cambodja-Tribunaal volgen. En pak binnenkort ook die draad weer op van die sociaalwetenschappelijke kijk op het Hitler-bewind.
zondag 27 november 2011
Is dit het licht aan het einde van de tunnel? Peter Bofinger
Peter Bofinger, een van de vijf "wijze mannen", die de Duitse regering adviseren, zegt nu:
1. Als de ECB niet handelt (als lender of last resort), als er geen euro-obligaties komen, dan komen we in een werkelijke ramp terecht. De financiële markten zullen in elkaar storten en we komen in een zeer, zeer diepe recessie terecht. We krijgen een lange periode met zeer hoge werkloosheid. Banken zullen bankroet gaan en mensen zullen hun geld verliezen.
2. De ECB heeft niet de toestemming van enige overheid nodig.
3. Dit is een irrationele discussie en de Duitsers hebben een irrationele angst voor, ja, waarvoor?
Is dit het licht aan het einde van de tunnel?
'via Blog this'
zaterdag 26 november 2011
Dogmatisme drijft eurozone naar afgrond - Paul de Grauwe
Paul de Grauwe (net nog gezien op Canvas) legt het voor de zoveelste keer, en helder, uit. En besluit met:
De ECB blijft weigeren. Het resultaat van die weigering is met grote precisie te voorspellen: een algemene bankencrisis en een diepe recessie die de schuldencrisis nog intenser zal maken, en die de eurozone uit elkaar kan doen spatten. Zelden heeft dogmatisme zo'n perverse rol gespeeld in het economische beleid.
Waarom hebben wij in Nederland niet een Paul de Grauwe? Wat is er met onze economen aan de hand?
Dogmatisme drijft eurozone naar afgrond - De Standaard:'via Blog this'
Waarom het niet eenvoudig is om mensen met prikkels te beïnvloeden
Uit vorige berichten blijkt dat bonussen en prestatiebeloning vaak niet zo werken als de bedenkers er van verwachten. In beide gevallen gaat het om het gebruik van prikkels (ïncentives") om mensen zo te beïnvloeden dat ze meer het gedrag vertonen dat degene die de prikkels toedeelt wenselijk vindt. En in deze beide gevallen gaat het om beïnvloeding in een arbeidsrelatie. De werkgever neemt iemand in dienst, maar is bevreesd dat de werknemer zijn werk niet goed doet als hij met een vast salaris beloond wordt.
Ook over de ingewikkelde effecten van het gebruik van prikkels buiten de arbeidsrelatie is de laatste jaren meer bekend geworden. Een spraakmakende studie was die van Gneezy en Rustichini uit 2000. Ze lieten zien wat het effect was van het invoeren van een (kleine) boete op het te laat ophalen door ouders van hun kind bij de crèche. Dit had niet het verwachte effect dat het minder vaak voorkwam dat ouders hun kind te laat ophaalden. Integendeel, het kwam vaker voor. Vervolgens werd het systeem van de boete weer losgelaten, in de hoop dat de frequentie van het te laat ophalen weer zou terugkeren naar het vroegere niveau. Maar dat gebeurde niet. Ook toen de boete niet meer werd geheven, bleven de ouders vaker hun kind te laat ophalen dan dat ze deden voor dat de boete werd ingevoerd.
In dit artikel dat net verschenen is, blikt Gneezy nog eens op die resultaten terug. Hij wijst er op dat die boete, en prikkels in het algemeen, naast het bestraffende (of belonende) effect, ook informatie kunnen verschaffen. Je kunt je voorstellen dat die ouders voordat de boete werd geïntroduceerd, niet goed op de hoogte waren van de negatieve gevolgen van het te laat komen. Ze hadden er waarschijnlijk wel een vermoeden van dat het personeel van de crèche er last van had, omdat die graag naar huis wilden. En misschien vreesden ze dat het slechte humeur dat daardoor werd opgewekt, voor hun kind onaangenaam zou zijn. En waarschijnlijk voelden ze door al deze gedachten een morele verplichting om het te laat komen zoveel mogelijk te vermijden.
Het invoeren van die boete, en het niet al te hoge bedrag er van (ongeveer 3 dollar), werd waarschijnlijk opgevat als informatie over hoe schadelijk het was om te laat te komen. Die 3 dollar werd een maat voor de omvang van de schade. En als je dat bedrag betaalde, dan was de veroorzaakte schade dus gecompenseerd. Je had dus als het ware de verleende dienst van het te laat mogen komen aangeschaft. Waardoor het gevoel van die morele verplichting was verdwenen. En dat gevoel is in zulke situaties blijkbaar zo fragiel dat het niet terugkeerde nadat het systeem van de boete weer werd teruggedraaid. Die 3 dollar bleef het "anker" voor de inschatting van de schade. (Dat verschijnsel dat een gevoel van morele verplichting teniet wordt gedaan door het invoeren van een boete, wordt door onderzoekers crowding out genoemd.)
Ik denk dat die boete ook nog op een andere manier informatie verschafte. Gedacht vanuit de Dual Mode-theorie verwacht je dat ouders minder vaak te laat zullen komen als ze denken dat heel weinig ouders dat ook doen. Als het weinig voorkomt, wijst dat er op dat ook anderen te laat komen als afkeurenswaardig beschouwen, en dat versterkt het gevoel van morele verplichting om op tijd te zijn. Ouders weten niet precies hoe weinig of hoe vaak het voorkomt, want dat kunnen ze maar heel beperkt waarnemen. Het feit dat er een boete wordt ingevoerd, verschaft dan de informatie dat het te laat komen blijkbaar veel voorkomt. Meer dan ze dachten. "Ja, anders zouden ze die boete niet invoeren...." Die informatie maakt het iets gemakkelijker om het dan ook eens een keer te doen. Als dat beter uitkomt. Anderen doen het immers ook.
Volgens die interpretatie zou het terugdraaien van het boetesysteem het te laat komen misschien hebben kunnen terugbrengen naar het aanvankelijke niveau. Dan had dat gepaard moeten gaan met de mededeling dat nog maar zo weinig ouders te laat komen dat de boete niet meer nodig was. Maar dat was dan onwaar geweest...
Dat recente artikel van Gneezy waar ik hierboven naar linkte, geeft een mooi overzicht van het onderzoek naar de effecten van prikkels. Ik kom er zeker nog een keer op terug.
Ook over de ingewikkelde effecten van het gebruik van prikkels buiten de arbeidsrelatie is de laatste jaren meer bekend geworden. Een spraakmakende studie was die van Gneezy en Rustichini uit 2000. Ze lieten zien wat het effect was van het invoeren van een (kleine) boete op het te laat ophalen door ouders van hun kind bij de crèche. Dit had niet het verwachte effect dat het minder vaak voorkwam dat ouders hun kind te laat ophaalden. Integendeel, het kwam vaker voor. Vervolgens werd het systeem van de boete weer losgelaten, in de hoop dat de frequentie van het te laat ophalen weer zou terugkeren naar het vroegere niveau. Maar dat gebeurde niet. Ook toen de boete niet meer werd geheven, bleven de ouders vaker hun kind te laat ophalen dan dat ze deden voor dat de boete werd ingevoerd.
In dit artikel dat net verschenen is, blikt Gneezy nog eens op die resultaten terug. Hij wijst er op dat die boete, en prikkels in het algemeen, naast het bestraffende (of belonende) effect, ook informatie kunnen verschaffen. Je kunt je voorstellen dat die ouders voordat de boete werd geïntroduceerd, niet goed op de hoogte waren van de negatieve gevolgen van het te laat komen. Ze hadden er waarschijnlijk wel een vermoeden van dat het personeel van de crèche er last van had, omdat die graag naar huis wilden. En misschien vreesden ze dat het slechte humeur dat daardoor werd opgewekt, voor hun kind onaangenaam zou zijn. En waarschijnlijk voelden ze door al deze gedachten een morele verplichting om het te laat komen zoveel mogelijk te vermijden.
Het invoeren van die boete, en het niet al te hoge bedrag er van (ongeveer 3 dollar), werd waarschijnlijk opgevat als informatie over hoe schadelijk het was om te laat te komen. Die 3 dollar werd een maat voor de omvang van de schade. En als je dat bedrag betaalde, dan was de veroorzaakte schade dus gecompenseerd. Je had dus als het ware de verleende dienst van het te laat mogen komen aangeschaft. Waardoor het gevoel van die morele verplichting was verdwenen. En dat gevoel is in zulke situaties blijkbaar zo fragiel dat het niet terugkeerde nadat het systeem van de boete weer werd teruggedraaid. Die 3 dollar bleef het "anker" voor de inschatting van de schade. (Dat verschijnsel dat een gevoel van morele verplichting teniet wordt gedaan door het invoeren van een boete, wordt door onderzoekers crowding out genoemd.)
Ik denk dat die boete ook nog op een andere manier informatie verschafte. Gedacht vanuit de Dual Mode-theorie verwacht je dat ouders minder vaak te laat zullen komen als ze denken dat heel weinig ouders dat ook doen. Als het weinig voorkomt, wijst dat er op dat ook anderen te laat komen als afkeurenswaardig beschouwen, en dat versterkt het gevoel van morele verplichting om op tijd te zijn. Ouders weten niet precies hoe weinig of hoe vaak het voorkomt, want dat kunnen ze maar heel beperkt waarnemen. Het feit dat er een boete wordt ingevoerd, verschaft dan de informatie dat het te laat komen blijkbaar veel voorkomt. Meer dan ze dachten. "Ja, anders zouden ze die boete niet invoeren...." Die informatie maakt het iets gemakkelijker om het dan ook eens een keer te doen. Als dat beter uitkomt. Anderen doen het immers ook.
Volgens die interpretatie zou het terugdraaien van het boetesysteem het te laat komen misschien hebben kunnen terugbrengen naar het aanvankelijke niveau. Dan had dat gepaard moeten gaan met de mededeling dat nog maar zo weinig ouders te laat komen dat de boete niet meer nodig was. Maar dat was dan onwaar geweest...
Dat recente artikel van Gneezy waar ik hierboven naar linkte, geeft een mooi overzicht van het onderzoek naar de effecten van prikkels. Ik kom er zeker nog een keer op terug.
vrijdag 25 november 2011
Hoe meer schulden maken echt, heus, een oplossing is voor het schuldenprobleem
Oké, een deel van de oplossing.
Paul Krugman: Wat de wereld in deze schuldencrisis nodig heeft is: meer overheidsbestedingen (dus geld lenen) door landen die tegen lage rente kunnen lenen (Duitsland, Nederland, Verenigde Staten) en hogere inflatie. Maar wat we hebben gekregen is de bezuinigingszeepbel en een obsessieve bezorgdheid over onrealistische inflatierisico's.
Paul Krugman: Wat de wereld in deze schuldencrisis nodig heeft is: meer overheidsbestedingen (dus geld lenen) door landen die tegen lage rente kunnen lenen (Duitsland, Nederland, Verenigde Staten) en hogere inflatie. Maar wat we hebben gekregen is de bezuinigingszeepbel en een obsessieve bezorgdheid over onrealistische inflatierisico's.
'via Blog this'
Eurocrisis: dit is het slechtst mogelijke, denkbare scenario
Peter Radford: Als je aan het begin van de eurocrisis het slechtst mogelijk, denkbare scenario had geschilderd van wat er zou kunnen gebeuren, dan had je de toestand beschreven die we nu beleven.
'via Blog this'
Prestatiebeloning in het onderwijs geen goed idee
In het bericht Stop de bonussen! gaf ik een overzicht van het onderzoek naar de effecten van prestatiebeloning. Ik citeer een van de conclusies:
Je kunt dus gemakkelijk allerlei werk bedenken waarvoor prestatiebeloning bij uitstek ongeschikt is. Onderwijs schoot mij als eerste te binnen. Bij het werk van leraren gaat het om kwaliteit. En collegiale samenwerking is een belangrijk middel om die kwaliteit te verhogen. In het onderwijs niet doen dus.
Maar Halbe Zijlstra (een ex-student van mij), de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, wil er mee gaan experimenteren. Ik vind dit een mooi voorbeeld van de onwil van mensen om hun overtuigingen te laten bijstellen door kennisname van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, waar Kahneman op wijst in zijn boek Thinking, Fast and Slow. Hoe is die onwil in dit bijzondere geval te verklaren?
Ik kwam daar meer over te weten, toen ik ontdekte dat het Centraal Planbureau bij de doorrekening van de verkiezingsprogramma's extra punten toekent als daarin sprake is van het voornemen om prestatiebeloning in te voeren. Waarschijnlijk daardoor zijn zeven politieke partijen - PvdA, VVD, CDA, GroenLinks, D66, SGP en ChristenUnie - voorstander van prestatiebeloning geworden. En waar baseert het CPB zich op? Op een onderzoek dat voortijdig werd afgebroken. En alle studies - vooral Amerikaanse - die negatief oordeelden over prestatiebeloning in het onderwijs werden kennelijk genegeerd.
Ik ontleen deze laatste informatie aan een mooi overzicht van Robert Sikkes, dat ik vond op deze pagina van de website van de Algemene Onderwijsbond.
... individuele resultaatafhankelijke beloning (werkt) inderdaad productieverhogend als het om kwantiteit gaat, dus als de kwaliteit van de geleverde prestaties niet erg varieert of als aangenomen mag worden dat deze tenminste voldoende hoog is. Voor het bereiken van dit positieve effect is een geringe resultaatafhankelijke beloning voldoende. En het gaat hier om het uitvoeren van taken waarbij weinig samenwerking nodig is.Prestatiebeloning kan dus goed werken als het om eenvoudige werkzaamheden gaat, die naar kwaliteit weinig kunnen variëren. Zoiets als lopende band-werk, denk je dan. En vooral niet doen als de kwaliteit van het werk cruciaal is. En ook niet doen als collegiale samenwerking belangrijk is.
Je kunt dus gemakkelijk allerlei werk bedenken waarvoor prestatiebeloning bij uitstek ongeschikt is. Onderwijs schoot mij als eerste te binnen. Bij het werk van leraren gaat het om kwaliteit. En collegiale samenwerking is een belangrijk middel om die kwaliteit te verhogen. In het onderwijs niet doen dus.
Maar Halbe Zijlstra (een ex-student van mij), de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, wil er mee gaan experimenteren. Ik vind dit een mooi voorbeeld van de onwil van mensen om hun overtuigingen te laten bijstellen door kennisname van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, waar Kahneman op wijst in zijn boek Thinking, Fast and Slow. Hoe is die onwil in dit bijzondere geval te verklaren?
Ik kwam daar meer over te weten, toen ik ontdekte dat het Centraal Planbureau bij de doorrekening van de verkiezingsprogramma's extra punten toekent als daarin sprake is van het voornemen om prestatiebeloning in te voeren. Waarschijnlijk daardoor zijn zeven politieke partijen - PvdA, VVD, CDA, GroenLinks, D66, SGP en ChristenUnie - voorstander van prestatiebeloning geworden. En waar baseert het CPB zich op? Op een onderzoek dat voortijdig werd afgebroken. En alle studies - vooral Amerikaanse - die negatief oordeelden over prestatiebeloning in het onderwijs werden kennelijk genegeerd.
Ik ontleen deze laatste informatie aan een mooi overzicht van Robert Sikkes, dat ik vond op deze pagina van de website van de Algemene Onderwijsbond.
donderdag 24 november 2011
Gemeenschappelijk wonen
Cissy reageerde op dit bericht over de maakbaarheid van een rijk sociaal leven en sterke sociale cohesie, naar aanleiding van De Kersentuin (reactie onderaan het bericht). Ze schrijft dat ze zelf ook in een wijk woont die door de bewoners zelf is opgestart en wordt beheerd. Omdat er gemeenschappelijke ruimtes zijn en ontmoetingsplekken is er een sociaal buurtleven, met behoud van privacy. Volgens haar is het heel goed voor de kinderen. "Wat mij betreft is de wijk een ideale samenleving op microniveau."
Er zijn over het land verspreid veel meer van dit soort initiatieven, bekend geworden onder de namen centraal- of gemeenschappelijk wonen. Het gaat steeds om vormen waarin huishoudens over een zelfstandige woning of wooneenheid beschikken en daarnaast gemeenschappelijke voorzieningen en ruimten met elkaar delen. En altijd is er een vorm van zelforganisatie. Interessante informatie is te vinden op de site van de Landelijke Vereniging Centraal Wonen. Deze vereniging heeft samen met zulke verenigingen voor ouderen de Federatie Gemeenschappelijk Wonen in het leven geroepen.
Op die laatste site kun je een kaart aanklikken met de landelijke verspreiding van de, rond de 600, gemeenschappelijke woonvormen. Wat meteen opvalt is dat ze geconcentreerd zijn in stedelijke gebieden. Dat wijst er op dat het sociale isolement van gezinnen in zulke gebieden groter is dan op het platteland en dat er dus in steden meer behoefte is om dat isolement te doorbreken. Dat klopt met dit bericht over de moeilijkheden van het leven in de stad, waardoor stemmings- en angststoornissen er meer voorkomen. En schizofrenie meer voorkomt bij mensen die in de stad zijn opgegroeid.
(Trouwens: een andere verklaring voor die ruimtelijke spreiding is dat er in stedelijke gebieden nu eenmaal meer mensen wonen en dat de kans op zulke woonvormen alleen daardoor groter is. Zou dat die concentratie geheel verklaren?)
Er zijn over het land verspreid veel meer van dit soort initiatieven, bekend geworden onder de namen centraal- of gemeenschappelijk wonen. Het gaat steeds om vormen waarin huishoudens over een zelfstandige woning of wooneenheid beschikken en daarnaast gemeenschappelijke voorzieningen en ruimten met elkaar delen. En altijd is er een vorm van zelforganisatie. Interessante informatie is te vinden op de site van de Landelijke Vereniging Centraal Wonen. Deze vereniging heeft samen met zulke verenigingen voor ouderen de Federatie Gemeenschappelijk Wonen in het leven geroepen.
Op die laatste site kun je een kaart aanklikken met de landelijke verspreiding van de, rond de 600, gemeenschappelijke woonvormen. Wat meteen opvalt is dat ze geconcentreerd zijn in stedelijke gebieden. Dat wijst er op dat het sociale isolement van gezinnen in zulke gebieden groter is dan op het platteland en dat er dus in steden meer behoefte is om dat isolement te doorbreken. Dat klopt met dit bericht over de moeilijkheden van het leven in de stad, waardoor stemmings- en angststoornissen er meer voorkomen. En schizofrenie meer voorkomt bij mensen die in de stad zijn opgegroeid.
(Trouwens: een andere verklaring voor die ruimtelijke spreiding is dat er in stedelijke gebieden nu eenmaal meer mensen wonen en dat de kans op zulke woonvormen alleen daardoor groter is. Zou dat die concentratie geheel verklaren?)
Rijken bij de rijken en armen bij de armen: inkomenssegregatie in de V.S. En in Nederland?
Via Jared Bernstein kwam ik bij de studie van de sociologen Reardon en Bischoff terecht, die laten zien dat sinds 1970 in de Verenigde Staten de residentiële inkomenssegregatie sterk is toegenomen. Peter Orszag wees op het verband tussen toegenomen inkomensongelijkheid en toename van inkomenssegregatie, waar ik in dit bericht aandacht aan besteedde.
Vergelijkbare gegevens voor Nederland bestaan geloof ik niet. Ik vond wel deze boekaflevering van Mens en Maatschappij van 2005, met daarin een hoofdstuk van Fenne Pinkster over inkomenssegregatie in Nederlandse steden. Daaruit blijkt dat de inkomenssegregatie in Den Haag het hoogst is en tussen 1994 en 2000 toenam. De ruimtelijke scheiding tussen rijken en armen was toen in Amsterdam het laagst en nam in diezelfde periode af. Fenne Pinkster promoveerde in 2009 op het proefschrift Living in concentrated poverty, waarin ze de negatieve gevolgen van geconcentreerde armoede laat zien.
Vergelijkbare gegevens voor Nederland bestaan geloof ik niet. Ik vond wel deze boekaflevering van Mens en Maatschappij van 2005, met daarin een hoofdstuk van Fenne Pinkster over inkomenssegregatie in Nederlandse steden. Daaruit blijkt dat de inkomenssegregatie in Den Haag het hoogst is en tussen 1994 en 2000 toenam. De ruimtelijke scheiding tussen rijken en armen was toen in Amsterdam het laagst en nam in diezelfde periode af. Fenne Pinkster promoveerde in 2009 op het proefschrift Living in concentrated poverty, waarin ze de negatieve gevolgen van geconcentreerde armoede laat zien.
Angela Merkel in de Duitse Bundestag: technocrate of romantica?
Om verschillende redenen is dit een interessante rede die Angela Merkel gisteren voor de Bondsdag hield.
Een reden is dat ze aan het begin op indrukwekkende wijze waarschuwt voor het rechts-extremisme in haar land. Zeer prijzenswaardig.
Een reden is dat ze aan het begin op indrukwekkende wijze waarschuwt voor het rechts-extremisme in haar land. Zeer prijzenswaardig.
Maar de tweede reden is de manier waarop ze na ongeveer een kwartier nog eens uitlegt waarom Duitsland vast houdt aan de weigering het mandaat van de Europese Centrale Bank uit te breiden met een lender of last resort functie. Volgens de diagnose die ze omarmt hebben de problemen een politieke oorzaak en is er dus alleen een politieke oplossing. Die oorzaak is dat de zuidelijke periferie landen geen goed economisch beleid voeren en dus is de oplossing dat ze dat wel gaan doen. En wel zo gauw mogelijk, vandaag nog.
Dat gaat voorbij aan de echte oorzaken van de eurocrisis. Als ik het goed zie, is het beleid van die periferie landen na de invoering van de euro niet anders dan daarvoor. En het waren niet alleen de landen met hoge tekorten die in moeilijkheden kwamen. Zie o.a. ook dit bericht. Als Merkel echt een technocrate was, dan zou ze van deze informatie kennis hebben genomen en er, zeker op dit podium, op zijn ingegaan.
Maar dat doet ze niet. Ze negeert de rationele tegenargumenten. En wat gebeurt er dan? Er ontstaat emotie. En dat is de emotie van de romanticus (zoals Krugman dat noemt) die vastbesloten is een gedragslijn vast te houden tegen de feiten in. Luister niet alleen naar de woorden, maar kijk ook naar de lichaamstaal. En naar de lichaamstaal in de zaal.
'via Blog this'
woensdag 23 november 2011
Gaat Duitsland door de bocht?
De Duitse regering kan nu ook moeilijker geld lenen en schijnt "eieren voor zijn geld te kiezen". Ligt de oplossing dan in het invoeren van euro-obligaties? Ik ben benieuwd.
Een rijk sociaal leven en sterke sociale cohesie zijn maakbaar: de Kersentuin
Bob Horjus mailde me dat ik de Kersentuin wel interessant zou vinden. Het is een buurt in Utrecht/Leidsche Rijn die ontstaan is uit 100% bewonersinitiatief. De bewoners hebben het ontwerp en het beheer van de openbare en semi-openbare ruimte in eigen handen. Ze beslissen daar democratisch over en over het autodeelsysteem, het amfitheater, het projecthuis, de parkeergarage, de wasmachineruimte, het glasvezelinitiatief, etc. Daarmee hebben ze een rijk sociaal buurtleven en een sterke sociale cohesie gecreëerd.
Ik moest natuurlijk aan Peter Lovenheim denken. Maar ook aan het grote belang van zo'n buurt met zelfbeheer voor het opgroeien van kinderen. Hoewel het project niet speciaal met het oog op het belang van kinderen was bedoeld, hebben bewoners daar wel degelijk oog voor. Uit de beschrijving van de Kersentuin ten behoeve van Allemaal Opvoeders, citeer ik:
Ja, ik vind de Kersentuin heel interessant.
Ik moest natuurlijk aan Peter Lovenheim denken. Maar ook aan het grote belang van zo'n buurt met zelfbeheer voor het opgroeien van kinderen. Hoewel het project niet speciaal met het oog op het belang van kinderen was bedoeld, hebben bewoners daar wel degelijk oog voor. Uit de beschrijving van de Kersentuin ten behoeve van Allemaal Opvoeders, citeer ik:
Er zijn geen expliciet pedagogische doelen, maar hier wordt wel duidelijk wat Benson (1988) beschreef met: What is particularly germane is that the definition of the common good - the glue that unites neighbors in shared purpose and action - has to do with the welfare of neighborhood children. Er zijn namelijk zeer veel voorzieningen en activiteiten voor kinderen. Of om met Henk de Vos te spreken: Alles wat invloed heeft op het vergroten van sociale cohesie heeft ook een positief effect op opvoeding.Toch een klein kritiekpuntje: het gaat niet zozeer om die opvoeding, maar om dat sociale buurtleven waarin kinderen opgroeien. Daardoor leren ze hoe mensen met elkaar kunnen omgaan. En dat is een les voor het leven. Zie ook dit bericht.
Ja, ik vind de Kersentuin heel interessant.
Meer inkomensongelijkheid en meer inkomenssegregatie
Peter Orszag (zie het bericht hieronder) wijst er op dat in de Verenigde Staten de sterk toegenomen inkomensongelijkheid geleid heeft tot een sterk toegenomen segregatie naar inkomens. Dat laatste wil zeggen dat rijkeren er steeds meer in zijn geslaagd om in buurten te wonen waarin uitsluitend andere rijkeren wonen. En dat armeren steeds meer in uitsluitend armere buurten wonen.
En omdat er een sterk verband is tussen inkomen en politieke voorkeur (rijkeren stemmen op de Republikeinen en armeren op de Democraten), kan hier een verklaring liggen voor de toegenomen politieke polarisatie in de V.S.
Rijkeren komen minder in aanraking met mede-burgers die arm zijn of tot de middenklasse behoren. Dat maakt het makkelijker om opinies te cultiveren die rijkdom moreel rechtvaardigen en die armoede toeschrijven aan individuele en moreel verwijtbare kenmerken ("ze zijn lui").
Dit voegt een nadeel toe aan al die nadelen van inkomensongelijkheid die we al kennen.
'via Blog this'
dinsdag 22 november 2011
Ondankbaarheid, somberheid en consumptie
Klopt het wel dat ondankbare mensen meer consumeren, zoals ik hier beweerde? Het lijkt plausibel, maar ik kon niet zo gauw een onderzoek vinden dat uitsluitsel geeft.
Wel is er een studie die laat zien dat mensen bereid zijn meer geld uit te geven als ze somber zijn en als ze bezig zijn met wat somberheid met hen doet ("sad and self-focused"). Ondankbaarheid maakt somber, zou je denken, maar het is wel een heel indirecte ondersteuning.
Wel is er een studie die laat zien dat mensen bereid zijn meer geld uit te geven als ze somber zijn en als ze bezig zijn met wat somberheid met hen doet ("sad and self-focused"). Ondankbaarheid maakt somber, zou je denken, maar het is wel een heel indirecte ondersteuning.
Dankbaarheid verhoogt welzijn. Waarom zijn we dan vaak ondankbaar?
John Tierney geeft een mooi overzicht van het onderzoek naar de gunstige effecten van dankbaarheid. Zie het bericht hieronder. Door een houding van dankbaarheid te cultiveren voor wat je hebt en voor wat anderen voor je doen, verbeter je je gezondheid, slaap je beter, heb je minder last van angststoornissen en depressie, ben je tevredener met je leven en ben je aardiger voor anderen. Ook reageer je minder agressief op provocaties.
Dat weten we omdat onderzoekers op verschillende manieren bij proefpersonen gevoelens van dankbaarheid teweeg brachten. Bijvoorbeeld door hen te instrueren om een "dankbaarheidsdagboek" bij te houden, waarin ze op gezette tijden iets opschreven waarvoor ze dankbaar waren. Een aardige geste van iemand, iets wat ze hadden geleerd, een mooie zonsondergang, wat niet al. Of door hen een brief te laten schrijven aan iemand die hun leven ten goede had veranderd en die aan die persoon te laten voorlezen en overhandigen. Of door te arrangeren dat ze door iemand geholpen werden. De effecten daarvan konden dan worden vergeleken met een controlegroep die andere instructies hadden gekregen of die niet waren geholpen.
Toen ik hier bij stilstond, nam ik me voor om vaker dankbaar te zijn. Maar ook vroeg ik me af hoe het komt dat wij onderzoekers nodig hebben die ons er toe aanzetten om dankbaar te zijn. Waarom zijn we niet vanuit onszelf vaker dankbaar? Wat houdt ons tegen? Of waarom komen we niet op het idee?
Het heeft denk ik te maken met onze sterke sociale beïnvloedbaarheid. Dat werkt zoals altijd twee kanten op. Die onderzoekers zijn succesvol in staat om onze houding van dankbaarheid te vergroten. Maar in ons dagelijks leven staan we ook bloot aan sterke invloeden die de andere kant op werken. Ik denk natuurlijk aan de invloed van reclame en van televisieprogramma's over succesvolle beroemdheden, die veel meer bereikt hebben dan dat ons gelukt is. Al die boodschappen zijn bepaald niet bedoeld om onze dankbaarheid te vergroten. Integendeel, ze maken ons ontevreden en jaloers. En dat moet ook, want ondankbare mensen consumeren meer dan dankbare. Onze ondankbaarheid is goed voor "de economie". En ondankbare mensen hebben meer interesse in beroemdheden en die beroemdheden leven van onze aandacht.
Je kunt hier dus twee lessen uit trekken:
1. Wees vaker dankbaar.
2. Dat is gemakkelijker om te doen als je je minder blootstelt aan reclame en aan narcistische beroemdheden. Dus kijk minder televisie en kijk selectiever.
'via Blog this'
Labels:
agressie,
angststoornissen,
dankbaarheid,
depressie,
gezondheid,
John Tierney,
narcisme,
reclame,
slapeloosheid,
sociale beïnvloeding,
televisiekijken
maandag 21 november 2011
Geen "technocraten", maar wrede romantici
Paul Krugman: Het is een misverstand te denken dat de leiders van de Europese Centrale Bank en de Duitse Centrale Bank en anderen die de oplossing voor de eurocrisis tegenhouden, "technocraten" zijn. Dat zijn ze juist niet. Een technocraat kijkt zakelijk naar de feiten en de analyses daarvan en stelt zijn beslissingen daar op af. Maar er in geloven dat juist nu alles moet draaien om inflatiebestrijding en bezuinigen, dat is "wrede romantiek". Romantiek, vanwege het starre geloof in het sprookje dat daarmee het vertrouwen van de beleggers wordt gewonnen. Tegen alle feiten in. En wreed, omdat het gewone volk moet boeten.
In ons land heeft de VVD zich succesvol als "technocratisch" weten te verkopen. Met kreten als "de zaken op orde brengen". Maar nee, het is wrede romantiek.
Ik blijf Paul Krugman aan de man brengen. Zijn columns zouden in alle grote Europese dagbladen moeten verschijnen.
'via Blog this'
zondag 20 november 2011
Meer schulden maken door blootstelling aan reclame
De huidige financieel-economische problemen in de Verenigde Staten en Europa zijn voor een groot deel terug te voeren op een schuldencrisis. En die schuldencrisis lijkt voorafgegaan te zijn door een lange periode van ongeveer een halve eeuw waarin mensen meer schulden zijn gaan maken. Over gegevens voor Europa beschik ik niet, maar die voor de V.S. zijn te vinden in dit paper.
De auteurs van dat paper vragen zich af of die toename van schulden er mee te maken heeft dat in ongeveer diezelfde periode de televisie opkwam en zichzelf snel over vrijwel alle huishoudens verspreidde. Want met de televisie nam de blootstelling aan reclame snel toe. Reclame roept op tot consumeren. Daarvoor is geld nodig en daar kunnen mensen meer over beschikken door meer te gaan werken en/of door meer te gaan lenen.
In de periode van het begin van de televisie wees John Kenneth Galbraith (de vader van James Galbraith) er in The Affluent Society al op dat de toename van reclame zou leiden tot economisch inefficiënt hoge niveau's van consumptie, arbeidsuren en schulden en een te laag niveau van vrije tijd. Dat "economisch inefficiënt" betekent dat mensen er beter aan toe zouden zijn als ze niet of minder aan reclame waren blootgesteld.
De onderzoekers van het paper waar ik hierboven naar linkte, onderbouwen het vermoeden dat het blootgesteld zijn aan reclame door televisiekijken leidt tot het meer aangaan van schulden. Daar voor keken ze naar waar in de V.S. eerder en waar later tussen 1945 en 1975 de televisie was doorgedrongen. En ze brachten die gegevens in verband met cijfers over schulden van huishoudens. Het blijkt dan dat de verspreiding van televisie samen ging met een toename van schulden ten behoeve van duurzame consumptiegoederen. Ook ging het samen met een toename van de arbeidsparticipatie.
Dit wijst erop dat de toename van schulden na de Tweede Wereldoorlog, althans in de V.S., op gang is gebracht doordat mensen televisie gingen kijken en daardoor ineens veel meer aan reclame werden blootgesteld. Opmerkelijk is trouwens dat het maken van schulden nog steeds sterk toenam nadat de televisie al tot vrijwel alle huishoudens was doorgedrongen en het aantal uren televisiekijken stabiliseerde.
De auteurs van dat paper vragen zich af of die toename van schulden er mee te maken heeft dat in ongeveer diezelfde periode de televisie opkwam en zichzelf snel over vrijwel alle huishoudens verspreidde. Want met de televisie nam de blootstelling aan reclame snel toe. Reclame roept op tot consumeren. Daarvoor is geld nodig en daar kunnen mensen meer over beschikken door meer te gaan werken en/of door meer te gaan lenen.
In de periode van het begin van de televisie wees John Kenneth Galbraith (de vader van James Galbraith) er in The Affluent Society al op dat de toename van reclame zou leiden tot economisch inefficiënt hoge niveau's van consumptie, arbeidsuren en schulden en een te laag niveau van vrije tijd. Dat "economisch inefficiënt" betekent dat mensen er beter aan toe zouden zijn als ze niet of minder aan reclame waren blootgesteld.
De onderzoekers van het paper waar ik hierboven naar linkte, onderbouwen het vermoeden dat het blootgesteld zijn aan reclame door televisiekijken leidt tot het meer aangaan van schulden. Daar voor keken ze naar waar in de V.S. eerder en waar later tussen 1945 en 1975 de televisie was doorgedrongen. En ze brachten die gegevens in verband met cijfers over schulden van huishoudens. Het blijkt dan dat de verspreiding van televisie samen ging met een toename van schulden ten behoeve van duurzame consumptiegoederen. Ook ging het samen met een toename van de arbeidsparticipatie.
Dit wijst erop dat de toename van schulden na de Tweede Wereldoorlog, althans in de V.S., op gang is gebracht doordat mensen televisie gingen kijken en daardoor ineens veel meer aan reclame werden blootgesteld. Opmerkelijk is trouwens dat het maken van schulden nog steeds sterk toenam nadat de televisie al tot vrijwel alle huishoudens was doorgedrongen en het aantal uren televisiekijken stabiliseerde.
zaterdag 19 november 2011
Een eerlijker kapitalisme
Mohamed A. El-Erian, de auteur van When Markets Collide, zegt wat we nodig hebben: terugbrengen van schulden, economische groei, goed leiderschap en:
een eerlijker kapitalisme:
Indeed, there is a deep sense that capitalism in the West has become unfair. Certain players, led by big banks, extracted huge profits during the boom, and avoided the deep losses that they deserved during the bust. Citizens no longer accept the argument that this unfortunate outcome reflects the banks’ special economic role. And why should they, given that record bailouts have not revived growth and employment?
Calls for a fairer system will not go away. If anything, they will spread and grow louder. The West has no choice but to strike a better balance – between capital and labor, between current and future generations, and between the financial sector and the real economy.
'via Blog this'
vrijdag 18 november 2011
In cultuur van statuscompetitie niet alleen meer geweld, maar ook meer depressie en zelfmoord
In een cultuur van statuscompetitie (ook wel "eer-cultuur" genoemd) zijn mensen er allereerst op uit om hun reputatie te verdedigen. Om niet een loser te zijn, moet iedereen voortdurend als competent en krachtig op anderen overkomen. Daardoor heeft iedereen "een kort lontje". Alles wordt snel als een persoonlijke aanval of bedreiging gezien, waartegen je krachtig moet optreden.
In zo'n cultuur is dus de competitie om status altijd manifest aanwezig. Dat is het verschil met een statushiërarchie, waarin de verschillen in status behoorlijk vastliggen en, althans voorlopig, geaccepteerd zijn.
Statuscompetitie-culturen kunnen voorkomen op scholen, in bedrijven, in buurten of in landen of andere geografische eenheden. Zo zijn er veel aanwijzingen dat de zuidelijke staten van de Verenigde Staten er meer last van hebben dan de noordelijke.
Het is bekend dat er in een statuscompetitie-cultuur meer geweld voorkomt. Maar nu zijn er ook aanwijzingen dat er meer depressie en zelfmoord voorkomt. Onderzoekers vonden dat het zelfmoordcijfer in staten van de V.S. met meer een statuscompetitie-cultuur hoger is dan in andere staten. Ook vonden ze dat de bewoners meer lijden aan depressie, maar tegelijk minder anti-depressiva slikken. En waarschijnlijk ook minder in therapie gaan, maar dat is niet onderzocht. Bovendien hebben de statuscompetitie-staten met meer depressies ook een hoger zelfmoordcijfer. Zie de studie Culture of honor and violence against the self.
Je kunt ook nog bij personen nagaan, met een vragenlijst, of ze meer of minder de "ideologie" van de statuscompetitie aanhangen. Dan blijkt dat bij degenen die dat meer doen, meer depressie voorkomt.
Een statushiërarchie vinden we niet prettig, maar statuscompetitie is nog erger.
In zo'n cultuur is dus de competitie om status altijd manifest aanwezig. Dat is het verschil met een statushiërarchie, waarin de verschillen in status behoorlijk vastliggen en, althans voorlopig, geaccepteerd zijn.
Statuscompetitie-culturen kunnen voorkomen op scholen, in bedrijven, in buurten of in landen of andere geografische eenheden. Zo zijn er veel aanwijzingen dat de zuidelijke staten van de Verenigde Staten er meer last van hebben dan de noordelijke.
Het is bekend dat er in een statuscompetitie-cultuur meer geweld voorkomt. Maar nu zijn er ook aanwijzingen dat er meer depressie en zelfmoord voorkomt. Onderzoekers vonden dat het zelfmoordcijfer in staten van de V.S. met meer een statuscompetitie-cultuur hoger is dan in andere staten. Ook vonden ze dat de bewoners meer lijden aan depressie, maar tegelijk minder anti-depressiva slikken. En waarschijnlijk ook minder in therapie gaan, maar dat is niet onderzocht. Bovendien hebben de statuscompetitie-staten met meer depressies ook een hoger zelfmoordcijfer. Zie de studie Culture of honor and violence against the self.
Je kunt ook nog bij personen nagaan, met een vragenlijst, of ze meer of minder de "ideologie" van de statuscompetitie aanhangen. Dan blijkt dat bij degenen die dat meer doen, meer depressie voorkomt.
Een statushiërarchie vinden we niet prettig, maar statuscompetitie is nog erger.
Maakt Mario Draghi de weg vrij voor lender of last resort?
Mario Draghi, president van de Europese Centrale Bank, hield vanochtend een speech op het 21ste European Banking Congress. Hij begon met te herhalen dat de ECB eerst en vooral gericht is en blijft op prijsstabiliteit.
Maar vervolgens wijst hij er op dat de regeringen hun verantwoordelijkheid voor de financiële stabiliteit niet waarmaken. Daarvoor is het noodfonds EFSF, maar de regeringsleiders komen hun steeds weer herhaalde beloftes om dat fonds volledig operationeel te maken, steeds maar niet na. Waar blijft de implementatie van deze steeds maar uitgestelde besluiten, vraagt hij zich af?
Ik vind dit opmerkelijk. Als de zorg voor de financiële stabiliteit echt niet tot het mandaat van de ECB behoort, zoals Duitsland en Nederland willen, dan zou de president van de ECB niet de positie hebben om de regeringsleiders tot besluitvaardigheid aan te sporen. Dat hij dat wel doet, betekent dat hij materieel die zorg wel degelijk heeft. En dan lijkt mij dat hij hiermee de weg vrijmaakt voor nog veel meer "non-standard measures", zoals het op zich nemen van de lender of last resort functie. "Als jullie het maar steeds niet doen, ja, wat rest mij dan anders dan dat ik het doe?"
Maar vervolgens wijst hij er op dat de regeringen hun verantwoordelijkheid voor de financiële stabiliteit niet waarmaken. Daarvoor is het noodfonds EFSF, maar de regeringsleiders komen hun steeds weer herhaalde beloftes om dat fonds volledig operationeel te maken, steeds maar niet na. Waar blijft de implementatie van deze steeds maar uitgestelde besluiten, vraagt hij zich af?
Ik vind dit opmerkelijk. Als de zorg voor de financiële stabiliteit echt niet tot het mandaat van de ECB behoort, zoals Duitsland en Nederland willen, dan zou de president van de ECB niet de positie hebben om de regeringsleiders tot besluitvaardigheid aan te sporen. Dat hij dat wel doet, betekent dat hij materieel die zorg wel degelijk heeft. En dan lijkt mij dat hij hiermee de weg vrijmaakt voor nog veel meer "non-standard measures", zoals het op zich nemen van de lender of last resort functie. "Als jullie het maar steeds niet doen, ja, wat rest mij dan anders dan dat ik het doe?"
Het Centraal Planbureau over eurocrisis: preventief begrotingstoezicht én lender of last resort
Het Centraal Planbureau heeft zijn visie op de eurocrisis in boekvorm vastgelegd (ook te downloaden). Ik heb het gisteren en eergisteren gelezen en het lijkt mij een heel evenwichtig betoog. De auteurs besteden veel ruimte aan het uitleggen van de Duitse afkeer van het uitbreiden van het mandaat van de Europese Centrale Bank met een lender of last resort functie. Dat wekt het vertrouwen dat ze niet bevooroordeeld zijn. Des te opvallender is dat ze aan het eind tot deze conclusie komen (p.221):
Daarmee gaat het CPB in tegen het Duitse standpunt. En dat is opvallend, omdat de Nederlandse regering tot nu toe volledig met Duitsland mee gaat. Het CPB zit dus niet op dezelfde lijn als de regering. Je zou daar nog op kunnen afdingen dat het in dit citaat hierboven alleen gaat om de oplossing op lange termijn. Maar daar valt weer tegenin te brengen dat:
1. Duitsland kennelijk ook op lange termijn niet een uitbreiding wil van het mandaat van de ECB. En de Nederlandse regering gaat daar tot nu toe niet tegenin.
2. Het CPB denkt ook voor de oplossing op korte termijn aan uitbreiding van de rol van de ECB. Het wijst erop dat de bevoegdheden van de ECB de facto al zijn uitgebreid, namelijk doordat de regeringsleiders akkoord zijn gegaan met het noodfonds EFSF (European Financial Stability Facility). Daarmee (p.218)
Terzijde: ik heb in vorige berichten vaak de uitdrukking lender of last resort onvertaald gelaten. Het CPB doet dat ook. Maar is dat eigenlijk wel nodig? Zijn "lener in laatste instantie" of "lener als laatste toevlucht" niet gewoon perfecte vertalingen?
De voorafgaande analyse laat zien dat een werkbare institutionele oplossing voor de lange termijn in ieder geval moet voorzien in twee dingen: ten eerste preventief begrotingstoezicht door een Europese instelling, ten tweede een lender of last resort die kan bijspringen als het preventieve toezicht onverhoopt heeft gefaald. Die lender of last resort zou desgewenst die functie kunnen combineren, voor zowel financiële instellingen als voor lidstaten. Tegelijkertijd introduceert het bestaan van een lender of last resort ook het risico dat lidstaten hun begrotingsdiscipline laten varen omdat ze weten dat indien de nood aan de man komt, die lender of last resort hen uiteindelijk uit de brand zal helpen. Een lender of last resort kan dus alleen goed functioneren als er preventief begrotingstoezicht is op Europees niveau.Deze conclusie lijkt mij inderdaad onontkoombaar. Het CPB is het dus eens met de critici die al vanaf het begin hebben gezegd dat de vormgeving van de eurozone een cruciale weeffout in zich bergt. Een crisis waarin lidstaten die als ze hun eigen munt zouden hebben als economisch gezond zouden worden gezien, het slachtoffer kunnen worden van een run van financiële markten, kan niet worden opgelost als er geen lender of last resort is.
Daarmee gaat het CPB in tegen het Duitse standpunt. En dat is opvallend, omdat de Nederlandse regering tot nu toe volledig met Duitsland mee gaat. Het CPB zit dus niet op dezelfde lijn als de regering. Je zou daar nog op kunnen afdingen dat het in dit citaat hierboven alleen gaat om de oplossing op lange termijn. Maar daar valt weer tegenin te brengen dat:
1. Duitsland kennelijk ook op lange termijn niet een uitbreiding wil van het mandaat van de ECB. En de Nederlandse regering gaat daar tot nu toe niet tegenin.
2. Het CPB denkt ook voor de oplossing op korte termijn aan uitbreiding van de rol van de ECB. Het wijst erop dat de bevoegdheden van de ECB de facto al zijn uitgebreid, namelijk doordat de regeringsleiders akkoord zijn gegaan met het noodfonds EFSF (European Financial Stability Facility). Daarmee (p.218)
kan de ECB zonder verdere politieke besluiten beschikken over een bijna oneindig garantiekapitaal. Ook dat maakt de ECB een ideaal instrument voor een ad hoc oplossing voor de huidige crisis.Ik maak daaruit op dat het CPB uit het tot nu toe duidelijke falen van die ad hoc oplossing om de beleggers gerust te stellen, zou afleiden dat de lender of last resort functie van de ECB ook op korte termijn noodzakelijk is. Alleen: dat zeggen ze niet. Of mochten ze dat niet zeggen?
Terzijde: ik heb in vorige berichten vaak de uitdrukking lender of last resort onvertaald gelaten. Het CPB doet dat ook. Maar is dat eigenlijk wel nodig? Zijn "lener in laatste instantie" of "lener als laatste toevlucht" niet gewoon perfecte vertalingen?
donderdag 17 november 2011
Grootouders van belang voor pro-sociaal gedrag van kleinkinderen
Er zijn al veel aanwijzingen dat de betrokkenheid van grootouders bij hun kleinkinderen bijdraagt aan de goede ontwikkeling van die kinderen. Dit artikel somt een aantal onderzoeksresultaten op. Hoe meer kinderen een goede relatie met hun grootouders hebben, hoe geringer de kans op (internaliserende en externaliserende) gedragsproblemen, hoe minder depressieve symptomen en emotionele problemen en hoe meer pro-sociaal gedrag.
Dit doet vermoeden dat de sociale en morele ontwikkeling van kinderen wordt bevorderd als het gezin minder sociaal geïsoleerd is, in dit geval doordat grootouders bij het gezin betrokken zijn. Maar je kunt niet helemaal uitsluiten dat de oorzakelijke relatie omgekeerd is. Dat kinderen waar het goed mee gaat, leuker zijn voor grootouders om mee om te gaan.
Dat artikel, naar de samenvatting waarvan ik hierboven heb gelinkt, geeft een aanwijzing voor het tegendeel. Het laat zien dat de betrokkenheid van grootouders bij kleinkinderen en het contact met kleinkinderen als die kinderen tussen de 10 en 14 jaar oud zijn, samenhangt met hoe pro-sociaal die kinderen een jaar later zijn.
We kunnen de sociale en morele ontwikkeling van kinderen bevorderen door het sociale isolement van gezinnen te verminderen. En grootouders spelen daarin een heel concrete en belangrijke rol.
Dit doet vermoeden dat de sociale en morele ontwikkeling van kinderen wordt bevorderd als het gezin minder sociaal geïsoleerd is, in dit geval doordat grootouders bij het gezin betrokken zijn. Maar je kunt niet helemaal uitsluiten dat de oorzakelijke relatie omgekeerd is. Dat kinderen waar het goed mee gaat, leuker zijn voor grootouders om mee om te gaan.
Dat artikel, naar de samenvatting waarvan ik hierboven heb gelinkt, geeft een aanwijzing voor het tegendeel. Het laat zien dat de betrokkenheid van grootouders bij kleinkinderen en het contact met kleinkinderen als die kinderen tussen de 10 en 14 jaar oud zijn, samenhangt met hoe pro-sociaal die kinderen een jaar later zijn.
We kunnen de sociale en morele ontwikkeling van kinderen bevorderen door het sociale isolement van gezinnen te verminderen. En grootouders spelen daarin een heel concrete en belangrijke rol.
Europe’s Contagion - NYTimes.com
De New York Times:
"De werkelijke bedreiging voor Duitsland is niet inflatie, maar het ineenstorten van Europa."
"Er is heel weinig tijd over om een financiële catastrofe te voorkomen."
'via Blog this'
woensdag 16 november 2011
Paul de Grauwe: het probleem van vandaag is angst en paniek in de markt voor staatsleningen
Paul de Grauwe (hier te downloaden):
1. Alle bezuinigingsprogramma's moeten over een langere periode gespreid worden om een spiraal naar beneden te voorkomen.
2. De ECB moet zijn rol als lender of last resort op zich nemen om het vertrouwen in de markt te herstellen. Uitgezonderd Griekenland moeten de andere landen in de problemen staatsleningen kunnen uitgeven tegen rentes die hoger zijn dan de Duitse, zodat er een stimulans is om de tekorten terug te dringen, maar die wel redelijk zijn.
1. Alle bezuinigingsprogramma's moeten over een langere periode gespreid worden om een spiraal naar beneden te voorkomen.
2. De ECB moet zijn rol als lender of last resort op zich nemen om het vertrouwen in de markt te herstellen. Uitgezonderd Griekenland moeten de andere landen in de problemen staatsleningen kunnen uitgeven tegen rentes die hoger zijn dan de Duitse, zodat er een stimulans is om de tekorten terug te dringen, maar die wel redelijk zijn.
Objections to this approach appear increasingly trivial. The problem today is fear and panic in the sovereign debt markets. This panic risks engulfing the whole banking system in the eurozone, and ultimately the eurozone itself. When the eurozone risks collapsing, the strength of the objections is reduced to zero - at least for those who care about its survival. But who knows? Some in Frankfurt may not care about the survival of the eurozone.
Produceren statushiërarchieën altijd niet-coöperatieve leiders? En is dat aan hun gezicht af te lezen?
Een van de nadelen van statushiërarchieën is dat degenen met hoge status meestal personen zijn die weinig geneigd zijn tot samenwerken.
Het intrigerende is dat je dat aan de gezichten van deze personen kunt aflezen. Onderzoekers (artikel te downloaden van deze website) lieten portretfoto's van de directeuren van Amerikaanse management-opleidingen beoordelen op de mate waarin de afgebeelde persoon een coöperatief iemand leek te zijn. Die management-opleidingen waren door de U.S. News & World Report gerangschikt naar kwaliteit. De directeuren van hoger gerangschikte opleidingen werden op grond van hun gezicht als minder coöperatief beoordeeld dan die van de lager gerangschikte opleidingen.
Je zou kunnen denken dat dat komt doordat het de minder coöperatieve personen zijn, of in ieder geval degenen met een geringere uitstraling van geneigdheid tot samenwerking, die tot de hoogste en meest prestigieuze posities doordringen.
Dat kan zo zijn, maar daarnaast is het zo dat iemand minder coöperatief wordt als hij in een hoge status-positie terecht komt. De onderzoekers maakten portretfoto's van studenten van de Michigan Universiteit die te horen hadden gekregen dat ze direct daarna zouden moeten concurreren met oftewel een student van een universiteit met een hoger prestige dan Michigan oftewel een student met een lager prestige. Die foto's werden weer beoordeeld op de geneigdheid tot samenwerken van de afgebeelde persoon. (Uiteraard waren die beoordelaars niet van die voorafgegane manipulatie op de hoogte.) De gezichten van studenten die te horen hadden gekregen dat ze zouden concurreren met een student van een universiteit met een lager prestige en die dus zelf een hogere status-positie verwachtten te zullen gaan innemen, werden als minder coöperatief beoordeeld. Door in een hoge status-positie terecht te komen, ga je er anders, minder "aardig", uitzien.
Tenslotte blijkt het met je gelaatsuitdrukking "adverteren" van je geringe geneigdheid tot samenwerken ook effect te hebben op het gedrag van anderen. In een onderhandelingssituatie hebben anderen de neiging om zich bij voorbaat te schikken, door in hun eerste bod lager in te zetten. Zo een minder "aardig" gezicht heeft een, ja, zeg maar, intimiderend effect op anderen.
Als je dan die Europese regeringsleiders op televisie ziet als ze tot een akkoord moeten komen om de eurocrisis op te lossen, dan kom je op twee gedachten.
De eerste is dat ze allemaal een hoge status-positie hebben, dat ze dus niet erg tot samenwerken bereid zullen zijn en dat ze dat van elkaars gezichten kunnen aflezen. (En wij kunnen het van hun gezichten aflezen.) En dus gaat het allemaal zeer moeizaam.
Maar binnen deze groep is er natuurlijk ook een rangorde naar status! En het is duidelijk dat Duitsland en dus Merkel op het ogenblik de hoogste status heeft. Dus krijgt uiteindelijk Duitsland zijn zin.
Het intrigerende is dat je dat aan de gezichten van deze personen kunt aflezen. Onderzoekers (artikel te downloaden van deze website) lieten portretfoto's van de directeuren van Amerikaanse management-opleidingen beoordelen op de mate waarin de afgebeelde persoon een coöperatief iemand leek te zijn. Die management-opleidingen waren door de U.S. News & World Report gerangschikt naar kwaliteit. De directeuren van hoger gerangschikte opleidingen werden op grond van hun gezicht als minder coöperatief beoordeeld dan die van de lager gerangschikte opleidingen.
Je zou kunnen denken dat dat komt doordat het de minder coöperatieve personen zijn, of in ieder geval degenen met een geringere uitstraling van geneigdheid tot samenwerking, die tot de hoogste en meest prestigieuze posities doordringen.
Dat kan zo zijn, maar daarnaast is het zo dat iemand minder coöperatief wordt als hij in een hoge status-positie terecht komt. De onderzoekers maakten portretfoto's van studenten van de Michigan Universiteit die te horen hadden gekregen dat ze direct daarna zouden moeten concurreren met oftewel een student van een universiteit met een hoger prestige dan Michigan oftewel een student met een lager prestige. Die foto's werden weer beoordeeld op de geneigdheid tot samenwerken van de afgebeelde persoon. (Uiteraard waren die beoordelaars niet van die voorafgegane manipulatie op de hoogte.) De gezichten van studenten die te horen hadden gekregen dat ze zouden concurreren met een student van een universiteit met een lager prestige en die dus zelf een hogere status-positie verwachtten te zullen gaan innemen, werden als minder coöperatief beoordeeld. Door in een hoge status-positie terecht te komen, ga je er anders, minder "aardig", uitzien.
Tenslotte blijkt het met je gelaatsuitdrukking "adverteren" van je geringe geneigdheid tot samenwerken ook effect te hebben op het gedrag van anderen. In een onderhandelingssituatie hebben anderen de neiging om zich bij voorbaat te schikken, door in hun eerste bod lager in te zetten. Zo een minder "aardig" gezicht heeft een, ja, zeg maar, intimiderend effect op anderen.
Als je dan die Europese regeringsleiders op televisie ziet als ze tot een akkoord moeten komen om de eurocrisis op te lossen, dan kom je op twee gedachten.
De eerste is dat ze allemaal een hoge status-positie hebben, dat ze dus niet erg tot samenwerken bereid zullen zijn en dat ze dat van elkaars gezichten kunnen aflezen. (En wij kunnen het van hun gezichten aflezen.) En dus gaat het allemaal zeer moeizaam.
Maar binnen deze groep is er natuurlijk ook een rangorde naar status! En het is duidelijk dat Duitsland en dus Merkel op het ogenblik de hoogste status heeft. Dus krijgt uiteindelijk Duitsland zijn zin.
Europese dwaasheid
Peter Radford wijst er op dat de financiële markten zich al meer uitsluitend op Duitsland richten. En dat de rentes op Franse en Nederlandse (!) staatsleningen al gaan stijgen. De volgende stap is dat de beleggers de hele Eurozone de rug toekeren. "Never has a continent been so horribly led, advised or managed."
'via Blog this'
De eurocrisis: wanneer houdt het op?
Ik zou graag meer aan andere dingen denken, maar die eurocrisis houdt ons voorlopig nog wel bezig.
Ik denk maar steeds dat de weigering van de Europese Centrale Bank (met Duitsland en Nederland als souffleurs) om de financiële markten de zekerheid te bieden waar ze duidelijk om vragen, tot gevolg heeft dat de renteverschillen op staatsleningen binnen de eurozone nog nooit zo hoog zijn geweest. De beleggers vluchten in de staatsleningen van Duitsland en (nog) Nederland. Daardoor kunnen die landen zo goedkoop lenen als ze nog nooit gekund hebben. Die twee dingen lijken met elkaar te maken te hebben. De ellende van de zuidelijke periferie werkt in "ons" voordeel.
Totdat de euro in elkaar stort en de financiële markten hun zekerheid gaan zoeken in, ja, waarin, de Verenigde Staten, Canada, Zweden?
(Terzijde: Hoorde ik Rutte bij zijn bezoek aan Cameron nou zo trots zeggen dat zijn beleid zo op groei gericht is? Nu de economie blijkt te krimpen, moet hij daar toch eens goed over nadenken.)
Ik denk maar steeds dat de weigering van de Europese Centrale Bank (met Duitsland en Nederland als souffleurs) om de financiële markten de zekerheid te bieden waar ze duidelijk om vragen, tot gevolg heeft dat de renteverschillen op staatsleningen binnen de eurozone nog nooit zo hoog zijn geweest. De beleggers vluchten in de staatsleningen van Duitsland en (nog) Nederland. Daardoor kunnen die landen zo goedkoop lenen als ze nog nooit gekund hebben. Die twee dingen lijken met elkaar te maken te hebben. De ellende van de zuidelijke periferie werkt in "ons" voordeel.
Totdat de euro in elkaar stort en de financiële markten hun zekerheid gaan zoeken in, ja, waarin, de Verenigde Staten, Canada, Zweden?
(Terzijde: Hoorde ik Rutte bij zijn bezoek aan Cameron nou zo trots zeggen dat zijn beleid zo op groei gericht is? Nu de economie blijkt te krimpen, moet hij daar toch eens goed over nadenken.)
dinsdag 15 november 2011
Onze hang naar gelijkheid (en hoe we toch in een statushiërarchie terecht kunnen komen)
In dit bericht schreef ik dat we in een statushiërarchie terecht kunnen komen, maar dat het geen arrangement is waar we echt van houden. Er zijn veel aanwijzingen dat mensen een "aangeboren" rechtvaardigheidsgevoel hebben, dat vaak tot uiting komt in een voorkeur voor gelijkheid tussen mensen (egalitarianisme). Anders gezegd: een afkeer van de ongelijke verhoudingen van een statushiërarchie.
Het leek me goed om een keer een overzichtje te maken van het onderzoek waar deze aanwijzingen uit voortkomen. Maar bij het weer eens opruimen van mijn mailbox, kwam ik dit stukje tegen van Natalie Angier van al weer een paar maanden geleden (zie onderaan dit bericht). En waarom iets doen wat iemand anders al (al bijna net zo) gedaan heeft?
Dat wij zo egalitair zijn, is niet verrassend als je onder ogen ziet dat mensen gedurende verreweg het grootste deel van de tijd dat ze op aarde bestaan in egalitaire groepen hebben samengeleefd. En dat die leefwijze essentieel was, niet alleen voor het overleven, maar ook voor het zich kunnen verspreiden over bijna de gehele aardbol.
Die hang naar gelijkheid, met al het pro-sociale gedrag dat daarmee samenhangt, is overigens niet een onvoorwaardelijke strategie. Een egalitaire groep is een collectief fenomeen, niet een optelsom van onvoorwaardelijk pro-sociale individuen. Vandaar dat sociale controle en sociale sancties op egoïstisch gedrag een essentieel onderdeel waren van die egalitaire groepen. Want neigingen tot egoïsme en statuscompetitie zijn altijd op de achtergrond aanwezig. Daardoor zijn er altijd ook die pogingen om te voorkomen dat anderen je om hulp vragen, waar ik het hier over had.
Angier wijst er terecht op dat het met de opkomst van de landbouw en later de anonieme en complexe samenlevingen van nu veel moeilijker is geworden om egalitaire verhoudingen tot stand te brengen. We leven in maatschappijen waarin statuscompetitie en gemeenschapsgedrag allebei voortdurend wisselende kansen hebben om te domineren. Dat maakt het sociale leven en het opgroeien daarin behoorlijk ingewikkeld.
Zie Angier voor enkele (van de vele studies) waaruit onze egalitaire voorkeuren duidelijk naar voren komen. Aan het eind noemt ze (met link) de recente studie van Norton en Ariely, die ik heel interessant vind. Ze laten zien dat Amerikanen de extreme inkomensongelijkheid in hun land sterk onderschatten. En als je hen vraagt naar welke mate van ongelijkheid ze ideaal zouden vinden, dan komt dat neer op de toestand die in een land als Zweden bestaat, een van de meest egalitaire landen op dit ogenblik. Opmerkelijk is dat dat ideaal breed gedeeld wordt, ook door de Republikeinen en de rijken.
Conclusie: het klopt dat we in een statushiërarchie van grote ongelijkheid terecht kunnen komen, terwijl we die eigenlijk niet willen.
'via Blog this'
Nederlandse economie krimpt – ‘schokkend, totaal onverwacht’ :: nrc.nl
De gevolgen van de bezuinigingszeepbel zouden politici nu toch aan het denken moeten zetten. Hoezo "totaal onverwacht?"
'via Blog this'
New York Times: ECB moet nu paniek voorkomen
De New York Times citeert analisten van Credit Suisse: "We naderen het punt dat de ECB moet ingrijpen en zijn rol als lender of last resort moet accepteren. De vraag is hoeveel onrust er nog nodig is om hem dat te laten doen."
En de NYT citeert Jens Weidman die gisteren zei dat dat onwettig zou zijn en dat monetaire politiek niet de problemen van overheden en banken kan oplossen. Maar de NYT brengt daar tegen in dat de markten niet alleen voorschriften willen horen over lange termijn herstel, maar ook de verzekering dat de ECB zal doen wat nodig is om een korte termijn paniek te voorkomen.
Het lijkt mij dat de argumenten over en weer nu wel bekend zijn.
'via Blog this'
maandag 14 november 2011
De moeilijkheid van hulp vragen is niet universeel
Als mensen hulp goed zouden kunnen gebruiken en ze kennen anderen die zouden kunnen en waarschijnlijk willen helpen, dan vinden mensen het toch moeilijk om die hulp te vragen. Maar is dat wel altijd zo?
Uit dit onderzoek, waar ik ook in dat vorige bericht al naar linkte, blijkt dat die moeilijkheid om te vragen tussen kennissen groter is dan tussen mensen die al lang bevriend zijn. Tussen vrienden is de drempel om te vragen lager.
Dat doet vermoeden dat in samenlevingen waarin mensen opgroeien in en omgeven blijven door vertrouwde anderen (wat wij "vrienden" noemen), veel meer om hulp gevraagd wordt. Na even zoeken vond ik deze twee voorbeelden die dat vermoeden bevestigen.
De Nayaka leven in een bosachtig gebied in het zuiden van India en ze leven van wat dat bos hen verschaft. (Ze zien het bos als een soort ouder die hen geeft wat ze nodig hebben.) Nurit Bird-David beschrijft hun onderlinge hulpverlening als volgt (p.191):
(In mijn jeugd in de jaren vijftig van de vorige eeuw kwam dat verbergen van drank en voedsel ook voor. Als wij eens iets speciaals kregen voorgeschoteld, dan zorgde mijn moeder er altijd voor dat het spul niet voor voorbijgangers zichtbaar op tafel stond. Wij vonden dat als kinderen vreemd, maar mijn moeder vond dat buren "het niet hoefden te weten".)
Uit dit onderzoek, waar ik ook in dat vorige bericht al naar linkte, blijkt dat die moeilijkheid om te vragen tussen kennissen groter is dan tussen mensen die al lang bevriend zijn. Tussen vrienden is de drempel om te vragen lager.
Dat doet vermoeden dat in samenlevingen waarin mensen opgroeien in en omgeven blijven door vertrouwde anderen (wat wij "vrienden" noemen), veel meer om hulp gevraagd wordt. Na even zoeken vond ik deze twee voorbeelden die dat vermoeden bevestigen.
De Nayaka leven in een bosachtig gebied in het zuiden van India en ze leven van wat dat bos hen verschaft. (Ze zien het bos als een soort ouder die hen geeft wat ze nodig hebben.) Nurit Bird-David beschrijft hun onderlinge hulpverlening als volgt (p.191):
Nayaka give to each other, request from each other, expect to get what they ask for, and feel obliged to give what they are asked for. They do not give resources to each other in a calculated, foresighted fashion, with a view to something in return, nor do they make claims for debts.Dat patroon gaat samen met een sterke sociale afkeuring als hulp geweigerd wordt. Dat gebeurt dan ook zelden of nooit. Wat daarom wel gebeurt als mensen over iets beschikken waar anderen naar zouden kunnen vragen (bijvoorbeeld sigaretten), is
creating circumstances in which they are not asked, for instance, by hiding them.Volgens Peterson komt dat verbergen van voedsel veel meer voor bij groepen die leven van verzamelen van voedsel. En die altijd in groepen leven van bekende en vertrouwde anderen. Hij beschrijft zelf het patroon bij de Australische Yolngu. Vragen om voedsel gebeurt niet alleen expliciet, maar ook vaak door meer of minder toevallig aanwezig te zijn als anderen er over beschikken. Aanwezigheid is dan voldoende om mee te delen. Onderdeel van het patroon is dat het als grof wordt beschouwd om ongevraagd iets aan te bieden. Er moet juist gevraagd worden.
(In mijn jeugd in de jaren vijftig van de vorige eeuw kwam dat verbergen van drank en voedsel ook voor. Als wij eens iets speciaals kregen voorgeschoteld, dan zorgde mijn moeder er altijd voor dat het spul niet voor voorbijgangers zichtbaar op tafel stond. Wij vonden dat als kinderen vreemd, maar mijn moeder vond dat buren "het niet hoefden te weten".)
Bezuinigen toen en nu - Paul Krugman
Ik moet nog even doorgaan met die bezuinigingszeepbel - wanneer houdt het op? Paul Krugman wijst op de onvermijdelijke en noodzakelijke zuinigheid van overheden na de Tweede Wereldoorlog, die door de kiezers werd begrepen. Maar sterk in tegenstelling daarmee staat dat nu:
austerity is being imposed because men in suits say that it’s necessary to satisfy the invisible gods of the financial market. It’s understandable that the public is beginning to have its doubts, and not just because those invisible gods somehow demand sacrifices only from workers, never from the wealthy. For the fact is that those men in suits have no idea what they’re doing — a fact that was apparent to some of us early on, but it now becoming common knowledge.
And so if you want to contrast the stoicism of the postwar populace with the anger and confusion of today’s voters, don’t blame consumerism; blame our leaders, who have imposed gratuitous, unfair pain on their constituents, who are finally starting to figure it out.
Austerity Then And Now - NYTimes.com:'via Blog this'
De miskleun van Rick Perry en de bezuinigingszeepbel in Europa
E.J. Dionne Jr. komt nog eens terug op de miskleun van de Republikeinse presidentskandidaat Rick Perry, die triomfantelijk begon op te sommen welke drie overheidsdiensten hij zou opheffen als hij president zou worden. Hij kwam tot twee en was de derde vergeten. Het staat symbool voor de onnadenkende en nonchalante (ik zoek naar een geschikte vertaling voor mindless) oppositie van de Amerikaanse conservatieve beweging tegen alles wat overheid is. Dionne denkt nostalgisch terug aan serieuze conservatieven uit het verleden.
Maar getuigt die bezuinigingszeepbel die onze regering en de meeste Europese regeringen hebben gecreëerd niet eigenlijk ook van een onnadenkende en nonchalante afwijzing van het belang van overheidsuitgaven?
Conservatives’ mindless opposition - The Washington Post:'via Blog this'
Geeft Knot de argumenten? Het lijkt me niet
(Dit bericht is op 14/11 iets geredigeerd.)Vandaag Jens Weidmann, president van de Bundesbank, in de Financial Times. En vandaag Klaas Knot, president van de Nederlandse Bank, in de Volkskrant:
De huidige problemen met Italië en Griekenland zijn ontstaan door de kapitaalsstromen die door de invoering van de euro ontstonden en door reacties van de financiële markten op het ontbreken van een gewone centrale bank in de eurozone, dus een bank met een lender of last resort mandaat. Zie Gaspar en Schinasi en Paul de Grauwe. Het lijkt mij een rare move om die ontwikkeling te gebruiken om er economische en politieke veranderingen in landen als Griekenland en Italië mee af te dwingen. Het lijkt mij niet zuiver geredeneerd en het lijkt me heel riskant. Dan lijkt het consequenter om onder zulke voorwaarden die rol van lender of last resort ook echt op je te nemen, zoals bepleit door Nick Rowe en Simon Johnson. Dat is heel veel "het lijkt me", maar ja, ik ben geen deskundige.
Sinds de Eurocrisis naar Italië is overgeslagen, wordt er internationaal steeds meer druk uitgeoefend om de rem op de obligatie-aankopen los te laten (dus om als lender of last resort op te treden - HdV). De Amerikaanse en Britse centrale banken houden hun financiële systeem overeind door geld bij te drukken en vervolgens de kredietsluizen open te zetten. Maar Knot wijst iedere suggestie dat de ECB, als puntje bij paaltje komt, hetzelfde zal doen, van de hand.En dan komt er een argument of een soort van argument:
Volgens hem heeft het geen enkele zin om de euro met de geldpers te redden als de onderliggende economische en politieke problemen niet worden aangepakt. 'Je kunt niet ingrijpen tegen de fundamentele economie in. Succesvol interveniëren is alleen mogelijk als je gesterkt wordt door ontwikkelingen in de reële economie. Als daar geen toezeggingen over gedaan worden, dus als niet aan de kritische randvoorwaarden wordt voldaan om de interventies effectief te laten zijn, dan is de logische consequentie dat je minder gaat interveniëren.'Ik weet niet of ik dit begrijp. Maar het lijkt me dat er tegen in valt te brengen dat de problemen met Griekenland en Italië (en......) niet ontstaan zijn door veranderingen in de "onderliggende economische en politieke problemen". Die veranderingen waren er niet en die problemen waren er daarvoor ook al.
De huidige problemen met Italië en Griekenland zijn ontstaan door de kapitaalsstromen die door de invoering van de euro ontstonden en door reacties van de financiële markten op het ontbreken van een gewone centrale bank in de eurozone, dus een bank met een lender of last resort mandaat. Zie Gaspar en Schinasi en Paul de Grauwe. Het lijkt mij een rare move om die ontwikkeling te gebruiken om er economische en politieke veranderingen in landen als Griekenland en Italië mee af te dwingen. Het lijkt mij niet zuiver geredeneerd en het lijkt me heel riskant. Dan lijkt het consequenter om onder zulke voorwaarden die rol van lender of last resort ook echt op je te nemen, zoals bepleit door Nick Rowe en Simon Johnson. Dat is heel veel "het lijkt me", maar ja, ik ben geen deskundige.
Waar zijn de argumenten? De ECB en de crisis
Jens Weidmann, president van de Bundesbank, verklaart nog eens dat volgens hem en volgens de Bundesbank en volgens de Europese Centrale Bank de regeringen en niet de ECB verantwoordelijk zijn voor de financiële stabiliteit. Dus geen lender of last resort optreden van de ECB, ondanks alle goed beargumenteerde betogen dat zulk optreden onvermijdelijk is.
Ik zou eigenlijk wel graag eens een goed beargumenteerd betoog willen lezen dat uitlegt waarom de ECB niet een normale bank kan zijn. In dit interview noemt Weidmann als enige argument dat met de uitbreiding van het mandaat van de ECB de wettelijke regelingen zouden worden overtreden. Maar dat is in de geschiedenis van het centrale bankwezen in tijden van nood vaker gebeurd. En naar ik begrijp met goede redenen.
Bundesbank warns against intervention - FT.com:'via Blog this'
zondag 13 november 2011
Is er meer hulpbereidheid dan dat er hulp gegeven wordt?
Eerder noemde ik LETS en Time Banks, lokale georganiseerde netwerken van mensen die iets voor elkaar doen zonder dat er officieel geld aan te pas komt, als oplossingen voor een informatietekort. In veel buurten kennen mensen elkaar niet goed en dan kan het gebeuren dat iemand die best een ander met iets zou willen helpen, dat niet doet omdat hij die ander niet kent of niet weet dat hij hulp nodig heeft. LETS of Time Banks kunnen mensen dan bij elkaar brengen.
Maar een bijkomend probleem is dat ook als mensen elkaar wel kennen, degenen die hulp nodig hebben het moeilijk vinden om daarnaar te vragen.
Uit deze studie blijkt dat mensen wel hulp aanbieden, maar niet gemakkelijk om die hulp zouden vragen als ze die zelf nodig hadden.
Bovendien blijkt dat mensen die hulp zouden kunnen geven, de moeilijkheid van het vragen om hulp onderschatten. Daarom hoor je vaak zeggen "Had mij maar gevraagd" als iemand te horen krijgt dat een ander hulp nodig had.
Kortom: ik was eerder met mijn diagnose dat het er alleen om gaat dat mensen elkaar niet (goed genoeg) kennen, te optimistisch. Ook als ze elkaar wel kennen, komt niet alle hulp tot stand die mensen wel zouden willen geven. Omdat die drempel om hulp te vragen vaak te hoog is.
Het zou kunnen dat die LETS en Time Banks ook dat probleem kunnen oplossen. Maar ik weet eigenlijk niet of dat zo is.
Maar een bijkomend probleem is dat ook als mensen elkaar wel kennen, degenen die hulp nodig hebben het moeilijk vinden om daarnaar te vragen.
Uit deze studie blijkt dat mensen wel hulp aanbieden, maar niet gemakkelijk om die hulp zouden vragen als ze die zelf nodig hadden.
Bovendien blijkt dat mensen die hulp zouden kunnen geven, de moeilijkheid van het vragen om hulp onderschatten. Daarom hoor je vaak zeggen "Had mij maar gevraagd" als iemand te horen krijgt dat een ander hulp nodig had.
Kortom: ik was eerder met mijn diagnose dat het er alleen om gaat dat mensen elkaar niet (goed genoeg) kennen, te optimistisch. Ook als ze elkaar wel kennen, komt niet alle hulp tot stand die mensen wel zouden willen geven. Omdat die drempel om hulp te vragen vaak te hoog is.
Het zou kunnen dat die LETS en Time Banks ook dat probleem kunnen oplossen. Maar ik weet eigenlijk niet of dat zo is.
De zusters van Sint Franciscus: meer sociale verantwoordelijkheid van banken en ondernemingen
Ver voor Occupy Wall Street waren er al de Zusters van Sint Franciscus.
'via Blog this'
zaterdag 12 november 2011
Mindfulness, piekeren en moreel handelen
Susan Blackmore beschrijft in Het mysterie van het bewustzijn. Inzicht in het brein door meditatie en mindfulness (Arbeiderspers, 2009) hoe ze zeven weken lang probeerde om mindful de dag door te brengen, dat wil zeggen om steeds "in het huidige moment te blijven". Steeds als ze ging nadenken over wat ze gedaan had en of dat wel goed was en over wat ze nog moest doen en of dat wel zou lukken, probeerde ze tegen zichzelf te zeggen: Kom terug naar het heden, wees nu hier, laat het gaan. Ze ontdekte dat al die gedachten, dat gepieker, niet nodig waren om haar leven te leiden. Ook ontdekte ze dat het eigenlijk altijd goed voelde om in het huidige moment te zijn. Ik schrijf een stukje over (p. 18-19):
Het meteen loslaten van wat je zojuist hebt gedaan, werkt enorm bevrijdend, maar is in onze traditie tamelijk zorgwekkend. Van nature ben je bang dat je vreemd gedrag vertoont, jezelf voor schut zet, een te groot risico neemt of, nog verontrustender, geen enkel moreel besef hebt. Vreemd genoeg leek die vrees onterecht. Integendeel: het lichaam bleef nuttige en verstandige dingen doen, blijkbaar zonder al het getob dat mij zo essentieel leek. (...) Handelen in het nu en dan doorgaan lijkt misschien op het mijden van verantwoordelijkheid, maar ondertussen blijf je gewoon verantwoord handelen.Het is alleen maar de ervaring van Susan Blackmore, maar het bevestigt het sociaalwetenschappelijke inzicht dat ons moreel handelen berust op goeddeels onbewuste, dat wil zeggen, niet verstandelijk beredeneerde, morele intuïties. Gepieker zal soms wel eens goed zijn, maar een voorwaarde voor moreel handelen is het waarschijnlijk niet.
vrijdag 11 november 2011
Bezuinigen in Italië zal niet werken
Tyler Cowen:
The only answer, if that is the right word, is a central bank. Right now central banks need to be doing everything they can to avoid a second Great Depression. I talk to many smart people, and I am continually surprised how many of them do not realize the urgency of the current situation.
'via Blog this'
Paul de Grauwe over de rol van de ECB - YouTube
Paul de Grauwe legt het uit in vijf minuten en een seconde.
Wat mij opvalt is dat hij het over een "cultuur" heeft in Frankfurt bij de Europese Centrale Bank. Een cultuur, denk ik, in de zin van: mensen praten elkaar na, denken dat het goed is om altijd consistent te zijn en dat het goed is om in gezag te geloven. Dat zijn drie van de zes vuistregels die Cialdini noemt en die zo vatbaar maken voor sociale beïnvloeding. Het is nu erg spannend of de ECB zich aan die cultuur kan ontworstelen.
'via Blog this'
De statushiërarchie van Berlusconi
Maurizio Viroli geeft een mooie beschrijving van het politieke systeem van Italië onder Berlusconi:
Mr. Berlusconi’s behavior and his own words eloquently reveal how his government is based on gaining loyalty through private favors. He truly feels betrayed that elected politicians would put the voters’ interests over their loyalty to him.Dat is vrij nauwkeurig de beschrijving van een statushiërarchie. En wanneer valt een statushiërarchie in elkaar?
He can be forgiven for feeling this way. Because of his enormous personal power — built on an immense fortune, the proprietorship of a media empire, the rhetorical skills of a demagogue and the control of a political party that he created — Mr. Berlusconi has been able to attain the loyalty of many people. The system he has built has the features of a lordly court: a signore sits at the center, surrounded by a large number of courtesans and servants who owe him their power, their wealth and their fame.
Many of the people Mr. Berlusconi has surrounded himself with are corrupt and servile, all the easier for him to dominate them. People with principles are regarded as dangerous enemies.
Such a system can work only as long as the courtesans and servants have faith that the signore will remain in power.Precies!
New York Times: Merkel en Sarkozy denken en handelen onverantwoordelijk
De New York Times zegt het kort en krachtig:
1. De Europese Centrale Bank moet zijn rol als lender of last resort gaan uitoefenen.
2. Landen moeten nu gaan hervormen en groeien en nu niet gaan bezuinigen.
Het enige wat nog ontbreekt is dat de ECB punt 2 als voorwaarde moet stellen voor punt 1, zoals gesuggereerd door Nick Rowe en Simon Johnson.
En Merkel en Sarkozy denken en handelen onverantwoordelijk.
Now, Italy Is in Turmoil - NYTimes.com:'via Blog this'
Twee lessen van de eurocrisis
Paul Krugman:
Les 1. De problemen zijn niet veroorzaakt door de te hoge sociale overheidsuitgaven.
Les 2. Bezuinigingen nu verergeren de problemen.
'via Blog this'
Wat wil Duitsland? Een wereldramp of geld drukken?
Simon Johnson bepleit goedbeschouwd dezelfde weg als die van Nick Rowe gisteren. Geld bijdrukken met hervormingen als voorwaarde. En dat brengt noodzakelijk met zich mee: verdere economische en fiscale integratie. Wat regeringsleiders niet lukt, moet de ECB doen.
Simon Johnson:Is Europe on the Verge of a Depression, or a Great Inflation? - NYTimes.com:'via Blog this'
donderdag 10 november 2011
Nog maar een weg om de euro te redden
Mark Thoma verwijst naar Nick Rowe, die uitlegt dat er nu nog maar een weg is om de euro te redden. De ECB moet tegen elk van de 17 regeringen zeggen:
"Wij zullen optreden als jullie lender of last resort, maar alleen en alleen dan als jullie doen wat wij zeggen. Als jullie niet doen wat wij zeggen, dan zullen wij luid aankondigen dat we niet langer als jullie lender of last resort optreden, en de aandelenmarkten zullen dan gehakt van jullie maken, en er zullen runs zijn op al je banken."
En de ECB kan dan hervormingen eisen.
Worthwhile Canadian Initiative: Could the ECB become the central fiscal authority?:En de ECB kan dan hervormingen eisen.
'via Blog this'
Kash Mansori: Italië gaat ten onder, maar dat is onnodig
Kash Mansoori: Omdat er in de echte economie van Italië niets is veranderd, is het land het slachtoffer van marktpsychologie. Omdat de regeringsleiders van de Eurozone het probleem Griekenland niet konden oplossen, beginnen beleggers te denken dat als Italië in de problemen zou komen, wat het niet is, dat ook dan de regeringsleiders zullen falen. Dus denken ze, het is nog niet zover, maar laat ik toch maar alvast..... En zo ontstaat, doordat andere beleggers daar weer op reageren, een zichzelf waar makende voorspelling. De oplossing daarvoor is niet om Italië te dwingen om nu te gaan bezuinigen. Dat is het beleid dat de IMF voerde in de Aziatische crisis in de jaren negentig en waarvan ze nu inzien dat dat verkeerd was. Nee, de enige oplossing ligt bij de Europese Centrale Bank.
Iets anders is dat Italië moet hervormen om weer eens economisch te gaan groeien. Maar dat lost het probleem van vandaag en morgen niet op.
En nog weer iets anders is dat Berlusconi weg moet.
En nog weer iets anders is dat Berlusconi weg moet.
'via Blog this'
Hebben wij grote hersenen doordat wij vroeger samenwerkten bij de zorg voor kinderen?
Wij, mensen, hebben hersenen die drie keer zo groot zijn als die van de chimpansees. Zulke grote hersenen vereisen heel veel energie, om ze vanaf de conceptie op te bouwen en om ze te "gebruiken". Wat is er in de menselijke evolutionaire geschiedenis gebeurd dat deze grote hersenomvang mogelijk maakte? Dit pas verschenen artikel van o.a. de Nederlandse onderzoeker Carel P. van Schaik werpt daar meer licht op.
Tot nu toe dachten onderzoekers dat de grotere energievereiste van onze grotere hersenen werd gecompenseerd doordat wij minder energie hoeven te besteden aan onze spijsvertering. Doordat we in het verre verleden meer vlees zijn gaan eten en voedsel zijn gaan koken, zou ons spijsverteringskanaal korter zijn geworden en minder energie behoeven. Maar het blijkt nu dat als je een groot aantal soorten bestudeert, die verwachte negatieve samenhang tussen hersenomvang en lengte van het spijsverteringskanaal niet bestaat. Ook is die samenhang er niet met andere energievereisende organen, zoals hart, longen en maag. Deze gedachte, de expensive tissue - hypothese, lijkt dus niet te kloppen.
De auteurs trekken daaruit de conclusie dat onze vroege voorouders in staat moeten zijn geweest om hun netto energie inname te vergroten. Want die energie die die grotere hersenen nodig hebben, moet ergens vandaan komen. Ze denken dat dat op drie manieren gebeurd kan zijn.
Ten eerste door een dieetverschuiving naar meer vlees, beenmerg en gekookt voedsel, wat de efficiëntie van de energie-inname vergroot.
Ten tweede door minder energie te hoeven besteden aan het zich verplaatsen (doordat we rechtop gingen lopen) en aan een langzamere ontwikkeling naar volwassenheid.
En ten derde doordat wij, ik bedoel onze vroege voorouders, voedsel gingen delen en samen voor de kinderen gingen zorgen. Door voedsel te delen en door coöperatief de kinderen groot te brengen, kun je de beschikbare energiebronnen efficiënter gebruiken.
Die laatste manier wijst nog eens op het grote belang van dat coöperatieve grootbrengen (cooperative breeding) van kinderen voor de menselijke evolutie en voor de menselijke sociale natuur. Wij zijn geworden wat wij zijn doordat onze moeders in het verre verleden er op konden vertrouwen dat ze "er niet alleen voor stonden". Iedereen in de vertrouwde sociale omgeving hielp mee, oudere kinderen, grootouders, verdere familie en gewoon anderen waarmee je het leven deelde. Onze vroegere moeders hoefden niet zoals een chimpansee-moeder tot in lengte van jaren hun kind nauwgezet bij zich te dragen of onophoudelijk toezicht te houden, omdat ze die zorg met anderen konden delen. "Samen voor de kinderen" is een essentiële eigenschap van het menselijk samenleven.
Maar het mooie ervan is dat hier waarschijnlijk een zich zelf versterkend effect is opgetreden, een zogenaamde positieve feedback. Want het leven in een groep van een zo grote onderlinge samenwerking maakt niet alleen die grotere hersenomvang mogelijk, het verschaft ook de voorwaarden voor een selectie op een grotere hersenomvang. Dat samenleven vraagt een grote sociale intelligentie en het blijkt dat vooral die hersendelen die met sociale intelligentie samenhangen in de loop van de evolutie zijn gegroeid (zie bijvoorbeeld dit artikel).
Van hier naar de hedendaagse jeugdzorg en de mythe van de opvoedbaarheid is een grote stap. Maar hij moet gezet worden. Want dat idee in die beleidsbrief van die twee staatssecretarissen (Van Veldhuijzen-Van Zanten en Teeven) dat die kleine en vergaand sociaal geïsoleerde gezinnetjes in onze maatschappij uitgerekend de beste sociale omgeving zijn om kinderen groot te brengen, dat gaat rechtstreeks in tegen wat we weten over de menselijke evolutie, over de menselijke sociale geaardheid en over wat daaruit volgt voor wat kinderen nodig hebben om verantwoordelijke volwassenen te worden.
Tot nu toe dachten onderzoekers dat de grotere energievereiste van onze grotere hersenen werd gecompenseerd doordat wij minder energie hoeven te besteden aan onze spijsvertering. Doordat we in het verre verleden meer vlees zijn gaan eten en voedsel zijn gaan koken, zou ons spijsverteringskanaal korter zijn geworden en minder energie behoeven. Maar het blijkt nu dat als je een groot aantal soorten bestudeert, die verwachte negatieve samenhang tussen hersenomvang en lengte van het spijsverteringskanaal niet bestaat. Ook is die samenhang er niet met andere energievereisende organen, zoals hart, longen en maag. Deze gedachte, de expensive tissue - hypothese, lijkt dus niet te kloppen.
De auteurs trekken daaruit de conclusie dat onze vroege voorouders in staat moeten zijn geweest om hun netto energie inname te vergroten. Want die energie die die grotere hersenen nodig hebben, moet ergens vandaan komen. Ze denken dat dat op drie manieren gebeurd kan zijn.
Ten eerste door een dieetverschuiving naar meer vlees, beenmerg en gekookt voedsel, wat de efficiëntie van de energie-inname vergroot.
Ten tweede door minder energie te hoeven besteden aan het zich verplaatsen (doordat we rechtop gingen lopen) en aan een langzamere ontwikkeling naar volwassenheid.
En ten derde doordat wij, ik bedoel onze vroege voorouders, voedsel gingen delen en samen voor de kinderen gingen zorgen. Door voedsel te delen en door coöperatief de kinderen groot te brengen, kun je de beschikbare energiebronnen efficiënter gebruiken.
Die laatste manier wijst nog eens op het grote belang van dat coöperatieve grootbrengen (cooperative breeding) van kinderen voor de menselijke evolutie en voor de menselijke sociale natuur. Wij zijn geworden wat wij zijn doordat onze moeders in het verre verleden er op konden vertrouwen dat ze "er niet alleen voor stonden". Iedereen in de vertrouwde sociale omgeving hielp mee, oudere kinderen, grootouders, verdere familie en gewoon anderen waarmee je het leven deelde. Onze vroegere moeders hoefden niet zoals een chimpansee-moeder tot in lengte van jaren hun kind nauwgezet bij zich te dragen of onophoudelijk toezicht te houden, omdat ze die zorg met anderen konden delen. "Samen voor de kinderen" is een essentiële eigenschap van het menselijk samenleven.
Maar het mooie ervan is dat hier waarschijnlijk een zich zelf versterkend effect is opgetreden, een zogenaamde positieve feedback. Want het leven in een groep van een zo grote onderlinge samenwerking maakt niet alleen die grotere hersenomvang mogelijk, het verschaft ook de voorwaarden voor een selectie op een grotere hersenomvang. Dat samenleven vraagt een grote sociale intelligentie en het blijkt dat vooral die hersendelen die met sociale intelligentie samenhangen in de loop van de evolutie zijn gegroeid (zie bijvoorbeeld dit artikel).
Van hier naar de hedendaagse jeugdzorg en de mythe van de opvoedbaarheid is een grote stap. Maar hij moet gezet worden. Want dat idee in die beleidsbrief van die twee staatssecretarissen (Van Veldhuijzen-Van Zanten en Teeven) dat die kleine en vergaand sociaal geïsoleerde gezinnetjes in onze maatschappij uitgerekend de beste sociale omgeving zijn om kinderen groot te brengen, dat gaat rechtstreeks in tegen wat we weten over de menselijke evolutie, over de menselijke sociale geaardheid en over wat daaruit volgt voor wat kinderen nodig hebben om verantwoordelijke volwassenen te worden.
Cialdini: de zes wapens van sociale beïnvloeding
Volgens de Dual Mode-theorie zijn mensen sterk beïnvloedbaar door het gedrag van anderen als ze voor de, meestal onbewuste, keuze staan om statuscompetitiegedrag of gemeenschapsgedrag te vertonen. Een belangrijke mijlpaal in het denken over sociale beïnvloeding was het boek Influence: The Psychology of Persuasion van Robert B. Cialdini, dat voor het eerst in 1984 verscheen. Het is ook in het Nederlands vertaald onder de titel Invloed. De zes geheimen van het overtuigen. Het toptijdschrift Nature wijdt er nu een retrospectief aan. Zie het bericht hieronder.
De invloed van het boek op het wetenschappelijk denken over besluitvorming is groot geweest. We denken zelden rationeel en laten ons meestal leiden door vuistregels. Cialdini noemt die "wapens van beïnvloeding" - vuistregels die gemanipuleerd kunnen worden om onze beslissingen (bij) te sturen. Hij bespreekt zes van die vuistregels:
1. de vuistregel dat het goed is om kleine gunsten met grotere gunsten te beantwoorden,
2. de vuistregel dat het goed is om vast te houden aan een eenmaal ingezet gedragspatroon (wees altijd consistent, dus: leer nooit iets),
3. de vuistregel dat het goed is om te geloven wat anderen geloven,
4. de vuistregel om mee te gaan met de aanbevelingen van degenen die we aardig vinden,
5. de vuistregel dat het goed is om te geloven in wat "het gezag" zegt,
6. de vuistregel dat de dingen die zeldzaam lijken te zijn ook altijd waardevol zijn.
Doordat die vuistregels, meestal onbewust, onze beslissingen sturen, kunnen wij worden beïnvloed, ten kwade, maar ook ten goede. Ingewikkeld is het niet, maar we vergeten het vaak.
'via Blog this'
woensdag 9 november 2011
De ECB dreigt de euro te vernietigen uit vrees voor inflatie
John Quiggin: Als de Europese Centrale Bank zo doorgaat, zal hij de euro vernietigen om die voor (grotendeels hypothetische) inflatie te beschermen.
'via Blog this'
Jeugdzorg en de taaie mythe van de opvoedbaarheid
Uit de beleidsbrief stelselwijziging jeugd 'Geen kind buiten spel' van de staatssecretarissen Van Veldhuijzen van Zanten-Hyllner en Teeven die vandaag in het nieuws is, blijkt zonneklaar dat de mythe van de opvoedbaarheid in de Haagse circuits nog springlevend is. Het beleid is nog steeds gebaseerd op de veronderstelling dat kinderen wat ze nodig hebben om goed op te groeien het beste leren in de schoot van het gezin. Ik citeer uit de beleidsbrief (p.5):
Wat willen ouders eigenlijk met hun kinderen? Uit het Gezinsrapport 2011 van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat als je ze tien "opvoedingsdoelen" voorlegt, ze de volgende drie naar belangrijkheid bovenaan zetten:
verantwoordelijkheidsgevoel hebben
opkomen voor jezelf
rekening houden met anderen
Die drie samen komen neer op het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsgevoelens voor jezelf en anderen. Sociaalwetenschappelijk gezegd hebben we het dan over sociale en morele ontwikkeling. En voor die ontwikkeling is nodig dat kinderen voldoende in aanraking komen met verantwoordelijk gedrag in hun sociale omgeving. Morele intuïties leer je aan door op te groeien in een morele gemeenschap en onze gezinnen zijn te klein en te sociaal geïsoleerd om goed als een morele gemeenschap te kunnen functioneren. Kinderen hebben al heel gauw door dat het ouderlijk gezin "slechts" een tijdelijke verblijfplaats is. Daardoor oriënteren ze zich al heel gauw op die buitenwereld. Maar die overgang naar de buitenwereld is slecht voorbereid en abrupt als het gezin zo weinig is ingebed in een groter netwerk van familie, buren, vrienden en vertrouwde anderen. Veel van de problemen met opgroeiende jeugd zijn er op terug te voeren dat de microkosmos van het gezin onvoldoende toerust om als verantwoord lid van de maatschappij te kunnen functioneren.
Eerder noemde ik de mythe van de opvoedbaarheid een voorbeeld van de "fallacy of misplaced concretenes". Die mythe (zie ook hier) houdt in dat we hebben bedacht dat morele ontwikkeling bestaat uit het aanleren van regels (dit mag wel en dat mag niet) en dat kinderen die regels in het gezin van hun ouders leren. En dat noemen we "opvoeding". We zijn waarschijnlijk op dat idee gekomen omdat kinderen steeds meer alleen maar tijd doorbrengen met de eigen ouders. Die morele gemeenschap om het gezin heen is veel minder aanwezig dan vroeger gebruikelijk was. Wat zich nog aan ons aandient is die gezinssituatie. Dus moet daar wel de bron liggen van dat morele besef en dus ook van die gevallen waarin dat morele besef niet of gebrekkig is aangeleerd. We spreken dan, concreet, van een probleemgezin, in plaats van, abstracter maar realistischer, van de afwezigheid van een morele gemeenschap om het gezin heen.
Helaas maken de staatssecretarissen in hun beleidsbrief ook die fout van de misplaatste concreetheid. Daarmee doen ze niets aan de werkelijke oorzaken van de problemen die we met onze jeugd hebben. De mythe van de opvoedbaarheid is taai.
Alle inspanningen van ouders, professionele opvoeders en de overheid zijn erop gericht dat onze kinderen:
a. gezond en veilig opgroeien;
o Elk kind heeft het recht om in een veilige omgeving (van een gezin) op te groeien.
b. hun talenten ontwikkelen en;
c. naar vermogen meedoen.
o Dat wil zeggen dat kinderen al spelend, lerend en werkend een sociaal netwerk opbouwen en daarmee een goede basis leggen voor een zelfstandig leven.
Bovenstaande kan een kind het beste leren in de wederkerigheid van een gezin. Een kleine gemeenschap waarin het leert relaties aan te gaan, te vertrouwen en hoe een bijdrage te leveren aan de samenleving. Een gezin in Nederland kent vele vormen naast vader, moeder en twee kinderen. Wij doelen op het gezin in de ruime betekenis. Die van de kleinste kern van onze samenleving. Dat gunnen wij elk kind.Hier is de mythe van de opvoedbaarheid in optima forma: het gezin is de beste omgeving om kinderen groot te brengen. De gemeenschap van het gezin is groot genoeg om een kind te leren relaties aan te gaan. Het minste wat je hiervan kunt zeggen is dat de staatssecretarissen de ogen sluiten voor het steeds kleiner en steeds sociaal geïsoleerder worden van onze gezinnen. En ze zijn er niet over geïnformeerd dat kinderen in de geschiedenis nog nooit in een zo sociaal arme omgeving zijn opgegroeid als in onze maatschappij. Het getuigt van naïef optimisme om te verwachten dat zo'n sociaal arme omgeving, met zo'n extreme leeftijdssegregatie, niet uitmaakt voor hoe kinderen opgroeien.
Wat willen ouders eigenlijk met hun kinderen? Uit het Gezinsrapport 2011 van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat als je ze tien "opvoedingsdoelen" voorlegt, ze de volgende drie naar belangrijkheid bovenaan zetten:
verantwoordelijkheidsgevoel hebben
opkomen voor jezelf
rekening houden met anderen
Die drie samen komen neer op het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsgevoelens voor jezelf en anderen. Sociaalwetenschappelijk gezegd hebben we het dan over sociale en morele ontwikkeling. En voor die ontwikkeling is nodig dat kinderen voldoende in aanraking komen met verantwoordelijk gedrag in hun sociale omgeving. Morele intuïties leer je aan door op te groeien in een morele gemeenschap en onze gezinnen zijn te klein en te sociaal geïsoleerd om goed als een morele gemeenschap te kunnen functioneren. Kinderen hebben al heel gauw door dat het ouderlijk gezin "slechts" een tijdelijke verblijfplaats is. Daardoor oriënteren ze zich al heel gauw op die buitenwereld. Maar die overgang naar de buitenwereld is slecht voorbereid en abrupt als het gezin zo weinig is ingebed in een groter netwerk van familie, buren, vrienden en vertrouwde anderen. Veel van de problemen met opgroeiende jeugd zijn er op terug te voeren dat de microkosmos van het gezin onvoldoende toerust om als verantwoord lid van de maatschappij te kunnen functioneren.
Eerder noemde ik de mythe van de opvoedbaarheid een voorbeeld van de "fallacy of misplaced concretenes". Die mythe (zie ook hier) houdt in dat we hebben bedacht dat morele ontwikkeling bestaat uit het aanleren van regels (dit mag wel en dat mag niet) en dat kinderen die regels in het gezin van hun ouders leren. En dat noemen we "opvoeding". We zijn waarschijnlijk op dat idee gekomen omdat kinderen steeds meer alleen maar tijd doorbrengen met de eigen ouders. Die morele gemeenschap om het gezin heen is veel minder aanwezig dan vroeger gebruikelijk was. Wat zich nog aan ons aandient is die gezinssituatie. Dus moet daar wel de bron liggen van dat morele besef en dus ook van die gevallen waarin dat morele besef niet of gebrekkig is aangeleerd. We spreken dan, concreet, van een probleemgezin, in plaats van, abstracter maar realistischer, van de afwezigheid van een morele gemeenschap om het gezin heen.
Helaas maken de staatssecretarissen in hun beleidsbrief ook die fout van de misplaatste concreetheid. Daarmee doen ze niets aan de werkelijke oorzaken van de problemen die we met onze jeugd hebben. De mythe van de opvoedbaarheid is taai.
Abonneren op:
Posts (Atom)