vrijdag 27 april 2012

Uit de lucht. En Cecilia Bartoli - Agitata Da Due Venti uit "La Griselda" (Vivaldi)

Op vrijdagavond al de muziek voor de zondagochtend. Want dit blog gaat wegens kort verblijf in het land van Silvio Berlusconi Mario Monti even uit de lucht. De aria Agitata Da Due Venti lijkt daarom toepasselijk. Door de ongeëvenaarde Cecilia Bartoli.

Visieloos accoord laat jeugd in de kou staan – en begrijpt niet dat 2011 het echte probleem was.

Merijn Knibbe bespreekt het akkoord dat "orde op zaken moet stellen" en waarmee Groen Links, D'66 en de ChristenUnie meehelpen om de bezuinigingszeepbel, die al aan het leeglopen is, nog even in leven te houden. En hij beantwoordt de vraag Wat dan wel? Zie de link onderaan dit bericht.

Zie aansluitend ook de column van Paul Krugman van vandaag.

Visieloos accoord laat jeugd in de kou staan – en begrijpt niet dat 2011 het echte probleem was.

donderdag 26 april 2012

Wanneer wel en wanneer niet varen op de wijsheid van "de financiële markten"?

Bij het opruimen van de aantekeningen die ik zo nu en dan maak, stuitte ik op dit citaat, dat ik kennelijk de moeite waard vond om te noteren (ik vertaal het uit het Engels):
... bij het beoordelen van de wenselijkheid van publieke investeringen, zouden overheden het gereedschap van de kosten-batenanalyse moeten gebruiken (rekening houdend met niet in geld uit te drukken baten) in plaats van te vertrouwen op de beoordeling door financiële markten, kredietbeoordelaars en dergelijke...
Ik heb er bij genoteerd dat het afkomstig is van p. 67 van een publicatie die ik heb aangeduid met niet meer dan "Kay, 2004". In de veronderstelling dat dat voldoende was om de bron terug te vinden. Niet dus.

Maar klopt de bewering? Ik denk in zijn algemeenheid wel. Het is niet goed om aan te nemen dat de financiële markten of de kredietbeoordelaars het systematisch beter weten dan overheden die zich goed verdiepen in de te verwachten (ook niet-monetaire) kosten en baten van publieke investeringen. En je mag aannemen dat overheden over het algemeen meer oog hebben voor langere termijn effecten van beleid dan fondsbeheerders die aan de rendementsverwachtingen van hun klanten moeten voldoen. Zelfs als je bedenkt dat die klanten ook pensioenfondsen kunnen zijn. Overheden bekommeren zich óók te weinig om toekomstige generaties, maar waarschijnlijk toch meer dan de financiële markten.

Maar daar zou wel eens tegenover kunnen staan dat politieke leiders, en dus overheden, meer vatbaar zijn voor  ideologie en andere sociale zeepbellen. Denk aan die bezuinigingszeepbel, die Europese regeringsleiders en de centrale bankiers (tot nu toe) zo halsstarrig in stand houden. Waarbij ze voortdurend een beroep doen op "de financiële markten" die dat beleid zouden vragen. Onze Jan Kees de Jager kan bijna geen zin zonder die drie woorden over de lippen krijgen. Maar als je naar het gedrag van die financiële markten kijkt, dan worden ze minder gelokt door overheidsbezuinigingen dan door perspectieven op economische groei. En soms, zoals nu, gaan die twee niet samen. En de financiële markten lijken dat beter door te hebben dan de regeringsleiders.

Maar regeringsleiders kunnen wisselen en dat lijkt in het verschiet te liggen.

Wat is nú het hoofdverhaal voor de politiek? En voor de verkiezingen?

Politieke partijen hebben een hoofdverhaal ("master narrative") nodig om aan kiezers voor te leggen. De politiek speelt zich af in en gaat over het publieke domein. Het domein waarin we collectief beslissen over hoe onze maatschappij het beste kan worden ingericht. Over dat domein zijn we altijd minder goed geïnformeerd dan over ons eigen persoonlijke sociale domein. Maar in dat persoonlijke domein ontstaan wel onze morele intuïties, waarmee we ook het publieke domein beoordelen. Politieke (of ideologische) hoofdverhalen hebben dus ook altijd morele funderingen. Wat bepaalt het succes van een hoofdverhaal?

Drew Westen betoogt in zijn The Political Brain (2007) dat een succesvolle politieke beweging een hoofdverhaal moet hebben dat het ontstaan van onze huidige problemen uitlegt en laat zien waarom die beweging de oplossing heeft. (Ik baseer mijn weergave van het betoog van Westen op dit artikel van Haidt, Graham en Joseph uit 2009.) Dat hoofdverhaal moet een begintoestand hebben, er moeten hoofdpersonen in optreden, er moet een probleem of obstakel zijn, er moeten schurken zijn die in de weg staan, er moet zich een conflict of botsing voordoen en er moet tenslotte een ontknoping zijn. Succesvolle ideologieën hebben altijd al deze ingrediënten.

Maar wat is succesvol? Er is succes op de korte termijn en dat is de winst bij de volgende verkiezingen. Als je alleen op die korte termijn stuurt, dan zul je vooral zorgvuldig proberen om alle genoemde ingrediënten in je verhaal op te nemen. En het verhaal zo in te kleden dat het zo goed mogelijk tegemoetkomt aan de morele intuïties van de kiezers die je hoopt aan te trekken. Veel hoofdverhalen die je tegenkomt, lijken vooral op het korte termijn-succes gericht.

Maar als je ook naar de langere termijn kijkt, dan zul je daarnaast ook streven naar een zo goed mogelijke fundering van je hoofdverhaal in de feiten. Want hoe beter je doorgrondt wat er zich in dat publieke domein heeft afgespeeld en afspeelt, hoe waarheidsgetrouwer je de begintoestand kunt karakteriseren, de hoofdpersonen kunt aanwijzen, het probleem en het conflict kunt omschrijven en de ontknoping kunt schilderen. En die waarheidsgetrouwheid maakt ook een betere morele beoordeling mogelijk.

Wat lijkt nu het hoofdverhaal te zijn dat voor de korte, maar ook voor de lange, termijn succesvol is? En dat ook nog voldoet aan de eis dat het in een paar zinnen valt te vertellen? Ik had al een poos het gevoel dat dat verhaal voor het grijpen ligt. En gisteren zag ik het ineens voor me. Ik las het volgende:
Toen de onverantwoorde risico's - die de financiële markten door falend overheidstoezicht de afgelopen 20 jaar konden nemen - in 2008 de systeemcrisis blootlegden, kozen politici ervoor banken met belastinggeld van de bevolking overeind te houden.
Nu nationale begrotingen daardoor tekorten vertonen, eisen de financiële markten via hun politieke connecties dat regeringen door bezuinigingen nog meer geld bij de bevolking weghalen, zodat die in wezen twee keer betaalt voor de hebzucht van deze gokkerselite.
De politicus die zich openlijk tegen dit fundamenteel onrechtvaardige financieel-economische stelsel en het dictaat van de financiële markten durft uit te spreken, zou weleens een fikse verkiezingsoverwinning kunnen boeken.
Alle ingrediënten zijn aanwezig. En de fundering in de feiten lijkt mij, zacht gezegd, heel behoorlijk. Waar las ik deze regels? In de rubriek Geachte Redactie van de Volkskrant van gisteren. Geschreven door Gerard Aartsen, Amsterdam. Politici, doe er uw voordeel mee.

woensdag 25 april 2012

CJG's de buurt in: buurtrondes om kinderen die al zouden moeten slapen, naar huis te begeleiden

In mijn bericht over hoe de Centra voor Jeugd en Gezin moeten gaan werken, riep ik op om de buurt in te gaan. Via de Nieuwsbrief Jeugd van het Nederlands Jeugd Instituut kom ik nu terecht op een voorbeeld van de buurt in gaan dat in het Amsterdamse Stadsdeel West in de praktijk wordt gebracht. Daar loopt sinds 4 april het project "Fresh in de les", dat er aan wil bijdragen dat jonge kinderen genoeg slaap krijgen. Zodat ze 's ochtends uitgeruster en frisser op school komen. Er worden 's avonds na acht uur buurtrondes gehouden en kinderen die al in bed zouden moeten liggen, maar nog op straat spelen, worden naar huis begeleid.

Het zou wel eens een mooi initiatief kunnen zijn. Hangt er wel vanaf hoe zoiets is opgezet. Wat het bericht meldt, geeft mij enig vertrouwen. Het project wordt uitgevoerd door buurtbewoners zelf (hopelijk veel), het jongerencentrum The Mall, het stadsdeel, de politie, het Buurt Praktijk Team, de straatcoaches, het Sportbuurtwerk, twee scholen en: het Ouder- en Kindcentrum (de Amsterdamse variant van het Centrum voor Jeugd en Gezin). Zij allen samen vormen het samenwerkingscollectief Columbusplein Wereldplein. Het project wordt omlijst en ondersteund door allerlei activiteiten voor ouders en kinderen.

Nogmaals: het zou kunnen werken. Het kan zijn dat veel ouders het eigenlijk ook niet goed vinden dat hun jonge kinderen zo laat naar bed gaan. Maar daar in hun eentje niet tegen in het geweer komen. "Als andere kinderen zo laat nog buiten spelen, dan kan ik toch moeilijk mijn kind binnen houden en naar bed sturen." Misschien kan op deze manier die collectieve valkuil worden doorbroken.

Maar:

(1) ook als je die kinderen "naar huis begeleidt", komen ze dan wel in bed terecht? De boodschap moet wel heel duidelijk op dat onvoldoende slapen gericht zijn. Niet op het buiten spelen. Want buiten spelen is goed.

(2) Jammer dat dit weer een project is. Het loopt op 27 april, dus overmorgen, al weer af. Te vaak krijgen zulke initiatieven de vorm van een project. Er is kennelijk ergens incidenteel een potje met geld en "daarmee kunnen we laten we zien dat we er iets aan gedaan hebben." Maar structurele problemen los je met een project niet op. En het slaaptekort, niet alleen van kinderen, is een structureel probleem. Onze slaaptijd neemt steeds maar af en dat heeft negatieve gevolgen.

Dus hierbij de oproep aan het Ouder- en Kindcentrum om het houden van zulke buurtrondes onderdeel te maken van het reguliere takenpakket. (Ja, dat brengt andere werktijden met zich mee.) De buurt in!

Stadsdeel West - Fresh in de les start op 4 april!:

'via Blog this'

dinsdag 24 april 2012

Merijn Knibbe: Over geld, Lippizaner paarden en de markt

Merijn Knibbe schreef een lange reactie op mijn bericht over het ontstaan van geld, dat ik schreef naar aanleiding van het paper van Dirk Bezemer voor de INET-conferentie in Berlijn. Hij geeft interessante historische informatie. Het mooie is dat ook zijn betoog hier en daar raakt aan het OMOP-schema, dat ik hier kort uiteenzet, maar dat bij veel berichten van dit blog op de achtergrond aanwezig is. Klik onderaan mijn bericht de knop "reacties" aan en volg de link.

maandag 23 april 2012

Het eerste geld was krediet, niet ruilmiddel. Dirk Bezemer

Eerder noemde ik Dirk Bezemer als een van de weinige economen die er aan werken om de financiële sector, en het geld, ook echt op te nemen in een model van de economie. Op de INET-Conferentie in Berlijn heeft hij zijn onderzoek daarnaar uitgewerkt in het paper Finance and Growth: When Credit Helps and When It Hinders (hier te downloaden). Ik ben het nu aan het bestuderen, maar ontdek dat het me flink wat tijd kost om het goed te kunnen samenvatten en beoordelen. Het is wel uiterst boeiend en het lijkt me belangrijk voor een beter begrip van de financiële crisis en onze huidige problemen. Dat komt dus, als het me lukt, later. Nu alvast aandacht voor een interessante passage over de historische oorsprong van het geld (paragraaf 3 van het paper).

Uit wat ik ooit geleerd heb, maakte ik op dat geld historisch gezien ontstaan is als ruilmiddel. En de functie  er van was om de ruilhandel te vergemakkelijken. Onder een regime van ruilhandel moet iedereen die iets aan te bieden heeft, precies die iemand zoeken die daar behoefte aan heeft en bovendien iets anders zou willen afstaan dat precies aan de behoefte van de aanbieder tegemoet komt. In de trant van: ik zou wel een schaap kunnen missen, maar heb grote behoefte aan een kubieke meter hout. Om een transactie tot stand te brengen, moet ik iemand vinden die qua behoefte en middelen precies complementair aan mij is. Dat is een toestand waarin twee personen er allebei beter van zouden kunnen worden, maar er zijn, zoals economen zeggen, hoge transactiekosten, in dit geval vooral zoekkosten. Geld is een oplossing: ik kan mijn schaap verkopen aan iemand die er het geld voor over heeft (en geen hout in de aanbieding heeft) en daarna met dat geld houtaanbieders langs gaan tot ik mijn kubieke meter naast de deur heb liggen. Voorwaarde is dat alle betrokkenen het geld accepteren. Materieel kan het geld bestaan uit schelpen of klompjes zilver of wat dan ook dat niet al te uitbundig voorradig is.

Zo staat het ontstaan van geld in de economische handboeken beschreven. En kennelijk al bij Aristoteles. Dat geld ook een kredietfunctie kan hebben, is volgens deze visie van latere datum. Die nadruk op de functie van geld als ruilmiddel is volgens Dirk Bezemer te begrijpen als je kijkt naar de rol van geld in de huidige economische modellen. Die rol is er namelijk niet. Het gaat in die modellen om de transacties en het geld heeft als enige functie om die mogelijk te maken. Je kunt er dus volgens de aanhangers van die modellen geheel van abstraheren.

Een volgende keer over de vraag of dat laatste inderdaad zo is. Nu over het ontstaan van geld. Want volgens Dirk Bezemer zijn er volop aanwijzingen dat geld niet als ruilmiddel, maar juist als krediet, is ontstaan. Volgens die aanwijzingen hadden de eerste beschavingen allereerst geld als krediet, om zo de tijd te kunnen overbruggen tussen levering van verschillende goederen. En die functie werd noodzakelijk door de arbeidsverdeling, de specialisatie. Die eerste beschavingen waren sterk gecentraliseerd. Er was een centraal punt, de tempel, waar goederen werden bezorgd en afgehaald. De kleitabletten in die tempels, waarop werd aangegeven wie wanneer wat had afgeleverd, dienden als schuldbewijzen. En die schuldbewijzen gingen vervolgens als geld functioneren. Waarna munten ontstonden. Maar het schuldbewijs, dus het krediet, was er het eerst.

Ik wist dat niet. Het mooie er van is dat als dit zo is, het geld niet "spontaan" en decentraal ontstond als een soort sociale uitvinding door de verzamelde personen die er een belang bij hadden. Maar dat het voortkwam uit een systeem van een gecentraliseerde staat die kredietverlening "organiseerde". Anders gezegd, eerst was er een "overheid" en toen kwam het geld. Dat is boeiend als je bedenkt dat de huidige financiële crisissen het gevolg lijken te zijn van het doorgeslagen marktdenken, waarin de rol van de overheid maar het beste zo klein mogelijk is. Het is natuurlijk ook weer niet zo dat daarmee iets "bewezen" is. Maar intrigerend vind ik het wel.

zondag 22 april 2012

Wat de populisten werkelijk gemeen hebben. Mooie analyse van Jan-Werner Müller

Jan-Werner Müller geeft een mooie analyse van de huidige populisten in Europa en Amerika. Zie de link onderaan dit bericht. Een lang, door mij vertaald, citaat:
Wat de populisten werkelijk gemeen hebben is de voorstelling van een moreel zuiver volkslichaam, waar vreemden van uit twee kanten schade aan toebrengen: aan de ene kant de corrupte of tenminste wereldvreemde ("abgehobenen") elites, aan de andere kant de letterlijk vreemden, dus de etnische of religieuze minderheden en in het bijzonder de migranten. Beide zouden weigeren loyaal te zijn aan de natie: De elites zijn deel van een kosmopolitische jetset, en de minderheden dragen altijd iets anders als het volk, bijvoorbeeld de islam, in hun hart. In Hongarije worden ze met de uitdrukking "fremdherzig" gestigmatiseerd. (...)
Populisten gaan altijd tot de dubbelslag over, tegen de links-liberale elites en illegale immigranten (een merkteken van Berlusconi's retoriek), tegen post-communistische elites en Roma, zoals de Jobbik in Hongarije, de Ataka in Bulgarije en de Groot-Roemenen in Boekarest. In de V.S. vormt de vermeende onheilige alliantie van de elite-Democraten van beide kusten en de zwarte onderklasse het vijandbeeld. In de Harvard-alumnus Barack Obama heeft zich deze alliantie zelfs gepersonifieerd - terwijl niemand kan bestrijden dat hij in 2008 de meeste stemmen kreeg, worden er onophoudelijk verdachtmakingen tegen hem in gebracht. Het heet dat hij toch Moslim is en de beweging van de "Birthers" is er van overtuigd dat Obama niet in de V.S. is geboren en daarom volgens Artikel 2 van de Amerikaanse grondwet ook geen president mag zijn.
Populisten worden niet alleen door politieke paranoia vervolgd - maar zonder het scenario van de bedreiging en het gevoel slachtoffer te worden van diegenen die er eigenlijk niet bij horen, bestaat er geen populisme. Voor zijn aanhangers is populisme bovenal een vraag van de identiteit. Ook zonder eurocrisis zou Marine Le Pen beweren dat de tegenstelling van natie en Europa de belangrijkste politieke strijd is van het ogenblik. En als Le Pen of Wilders waarden als vrijheid en emancipatie hoog houden, dan worden deze niet als liberaal-universalistisch begrepen, maar als deel van een nationaal zelfbeeld, waarin de vreemden - bovenal de moslims - niet mee kunnen delen. (...)
Het is juist dat populisten eenvoudige oplossingen voor ingewikkelde problemen aan te bieden hebben - maar hun succesvolste vereenvoudiging bestaat in de gedachte dat helder te bepalen is wat "het volk" is en hoe het vertegenwoordigd moet worden. Eigenlijk valt er bij de populisten niets te beraadslagen of te onderhandelen - tegen de authentieke volkswil valt niets in te brengen. Daarom is populisme niet slechts anti-liberaal, maar apolitiek. Burgers, zo benadrukte Hannah Ahrendt, zijn politiek gelijken, maar in hun ideeën verschillend; daarom moeten ze over het algemeen belang vreedzaam redetwisten, voor ze gemeenschappelijk kunnen handelen - als er echter over dat alles eigenlijk niet meer gepraat hoeft te worden, dan is het met de politiek afgelopen.
Dat populistische beroep op "het zuivere volkslichaam", de "authentieke volkswil" en bij ons op "Henk en Ingrid", dat verklaart die opvallende, gemeenschappelijke trek van al die populisten: hun verbale agressie, hun zucht tot beledigen. Tegenstanders zijn geen gelijkwaardige discussiepartners en dat moet voortdurend door beledigingen benadrukt worden.

De volgende stap is de fysieke intimidatie en het geweld. Het blijft van het grootste belang om die stap te voorkomen.
Populismus: Wir! Sind! Das! Volk! | Politik | ZEIT ONLINE:

'via Blog this'

Muziek voor de zondagochtend: Agnes Palmisano

Ik leende de CD "Lieder fahrender Gesellen" van Klezmer Reloaded uit de Muziekbibliotheek en ontdekte zo Agnes Palmisano.

vrijdag 20 april 2012

Hoe moeten de Centra voor voor Jeugd en Gezin gaan werken? Ze moeten de buurt in!

Onder de titel "Team Maatschappij" organiseert K2 Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken in samenwerking met de Nationale Jeugd Raad (NJR) en verschillende Centra voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO's) regionale werkconferenties waar gemeenten geholpen worden om actieplannen te ontwikkelen voor de Centra voor Jeugd en Gezin. Gisteren gaf ik een presentatie voor de Conferentie Groningen/Friesland/Drenthe in Groningen. Hier is de link naar het Google-document met de powerpoint dia's. (Kale opmaak van de dia's om het document niet te groot te maken.)

dinsdag 17 april 2012

Wie zijn het meest gestresst? En is stress toegenomen? Wat zegt dat over onze maatschappij?

De Amerikaanse onderzoekers Sheldon Cohen en Denise Janicki-Deverts geven inzicht in welke Amerikanen het meest gestresst zijn en in de vraag of de mate van stress in 2006 en 2009 gemiddeld hoger was dan in 1983. Hun artikel is net verschenen in de Journal of Applied Social Psychology (achter de poort). Het blijkt dat:
  1. vrouwen meer stress ondervinden dan mannen,
  2. de ondervonden stress af neemt met toenemende opleiding en inkomen,
  3. mensen met betaald werk in 1983 en 2006 minder stress ondervonden dan werklozen. Dit verschil was er niet in 2009, ten tijde van de economische crisis. Waarschijnlijk schreven de werklozen in 2009 de oorzaak van hun werkloosheid minder toe aan eigen falen, waardoor hun stress lager was dan die van de werklozen in 1983 en 2006.
  4. gepensioneerden minder stress ondervinden dan werkenden en dat geldt voor werkenden in alle beroepscategorieën.
  5. de ondervonden stress af neemt met het ouder worden. Dit lijkt niet (alleen maar) het gevolg te zijn van het eerder overlijden van mensen met veel stress, want de afname van stress vindt plaats over de gehele levensloop.
  6. Sinds 1983 is de ondervonden stress toegenomen, in vrijwel alle demografische categorieën. Maar het is niet duidelijk in hoeverre dat er aan ligt dat het onderzoek in 1983 telefonisch werd afgenomen en in 2006 en 2009 via internet.
Wat werd onder stress verstaan? Voor de meting van stress werd de Psychologische Stress Schaal gebruikt. Die bestaat uit vragen over hoe onvoorspelbaar, oncontroleerbaar en overbelastend mensen hun leven vinden. Voorbeelden van vragen zijn: Hoe vaak heeft u (zich) in de afgelopen maand ...
  • zenuwachtig en gestresst gevoeld?
  • het gevoel gehad dat de moeilijkheden zich zo ophoopten dat ze niet oplosbaar leken?
  • het gevoel gehad dat u niet op kon tegen de dingen die op u afkwamen?
De uitkomsten van het onderzoek kun je zo interpreteren dat ze iets zeggen over de uitdagingen die de huidige maatschappij aan mensen stelt. Je kunt dan concluderen dat we onze maatschappij zo hebben ingericht dat mannen zich er gemakkelijker aan aanpassen dan vrouwen. En zo dat het leven moeilijker is als je weinig opleiding en een laag inkomen hebt. En dat werkloosheid meer stress veroorzaakt, behalve als er veel werklozen zijn. Maar in vergelijking met werkenden hebben gepensioneerden weer minder stress. Zie ook nog eens dit bericht.
    En je kunt concluderen dat onze maatschappij zo in elkaar zit dat stress afneemt met het ouder worden, dus met de tijd die we er in doorbrengen. Dit wijst er op dat we als we geboren worden niet onze natuurlijke leefomgeving aantreffen. De moeilijkheden die we ondervinden zijn meer geconcentreerd aan het begin van onze levensloop en gaandeweg leren we beter om ze het hoofd te bieden. Anders gezegd, we zijn een leven lang bezig met te leren hoe we het beste kunnen leven. Dat dat leerproces zich voltrekt is mooi. Maar het is ook wat tragisch dat we tot nu toe de maatschappij niet zo kunnen inrichten dat jongeren in staat zijn net zo van het leven te genieten als ouderen.

    Dat stress lijkt te zijn toegenomen, is trouwens een aanwijzing dat we er kennelijk met de tijd juist minder goed in slagen om onze natuurlijke leefomgeving beter tot stand te brengen.

    Het kan zijn dat deze uitkomsten meer gelden voor de Verenigde Staten dan voor Europa. Maar ik heb geen onderzoek paraat dat daar uitsluitsel over kan geven.

    Waarom de oplossing van Richard Koo niet gaat werken - Felix Salmon

    Volgens Felix Salmon zal de oplossing van Ricard C. Koo voor de eurocrisis, waar ik gisteren over berichtte, niet werken. Zie de link onderaan dit bericht. Waarom niet? Omdat je wel kunt verbieden dat bijvoorbeeld Spaanse fondsbeheerders Duitse obligaties kopen, maar daarmee heb je er nog niet voor gezorgd dat ze in plaats daarvan de Spaanse obligaties kopen. Ze kunnen immers ook uitwijken naar andere private kredietinstrumenten met hoge zekerheid die aantrekkelijker zijn dan de Spaanse obligaties. En die zullen er volgens Salmon altijd wel zijn. En als ze dat doen is de balansrecessie in Spanje dus niet opgelost.

    Wat dan wel te doen? De controle op kapitaalsstromen nog meer uitbreiden, zodat de Spaanse fondsbeheerders, in dit voorbeeld, eigenlijk gedwongen worden om de Spaanse overheidsobligaties te kopen? Hm. Salmon is voor de invoering van euro-obligaties:
    De oplossing voor dit probleem bestaat uit euro-obligaties. Als alle eurozonelanden zichzelf gezamenlijk en elk voor zich zouden financieren, dan zouden de kosten van de Europese overheidsschulden zeer laag zijn en zou er in Spanje geen fiscale crisis bestaan.
    Why Richard Koo’s idea won’t save the Eurozone | Felix Salmon:

    'via Blog this'

    maandag 16 april 2012

    Is dit de oplossing voor de eurocrisis? Richard C. Koo

    Richard C. Koo geeft in zijn bijdrage aan de INET-Conferentie in Berlijn een heldere analyse van de eurocrisis. En daar uit komt als vanzelf een oplossing naar voren. Zie link onderaan dit bericht. Ik geef een samenvatting.

    Eerst de analyse. De eurozone kent nu drie problemen: twee macro-economische problemen en een probleem met kapitaalsstromen.

    Het eerste macro-economische probleem is dat van te grote overheidsuitgaven, waar Griekenland aan lijdt, of beter gezegd, aan geleden heeft. De oplossing is om te bezuinigen.

    Het tweede macro-economische probleem is dat van het op grote schaal terugbrengen van private schulden ondanks dat de rentes om geld te lenen uitzonderlijk laag zijn. Dit geldt vooral voor landen als Spanje, Ierland en Portugal, waar de onroerend goed-zeepbel is gebarsten. De private sectoren zijn daar bezig met hun schulden te minimaliseren in plaats van hun winsten te maximaliseren. Hierdoor ontstaat een deflationaire spiraal, een balansrecessie. Als je daar als overheid niets aan doet, kom je in een diepe depressie terecht. Monetair beleid helpt niet echt, want de private partijen die hun schulden proberen af te lossen zijn niet in leningen geïnteresseerd, hoe laag ook de rentes zijn. De enige oplossing is voor de overheid om geld te lenen en uit te geven.

    Twee problemen dus, met tegengestelde oplossingen. Elke oplossing voor de eurocrisis zal aan beide uitdagingen moeten tegemoetkomen.

    Dan het derde probleem, dat van de kapitaalsstromen. Om dat te begrijpen is een vergelijking nodig met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Beide landen lijden ook aan een balansrecessie. In beide landen is een huizenzeepbel gebarsten en de private partijen zijn massief bezig hun schulden terug te brengen, ondanks dat de rente laag is. Ook hebben beide landen grote handelsbalans- en overheidstekorten. Toch zijn de rentes op de overheidsobligaties er extreem laag. De overheden kunnen goedkoop geld lenen. En dus ontstaat er niet een probleem met overheidstekorten.

    Hoe kan het dan dat de rente op de overheidsobligaties van Spanje, Ierland en Portugal veel hoger zijn, zo hoog dat hun overheden diep in het rood gaan? Vanwaar het verschil?

    Dat verschil ligt er in dat de fondsbeheerders in de V.S. en het V.K. alleen nog maar bij hun eigen overheid terecht kunnen om geld aan uit te lenen als ze geen risico's, zoals met koersveranderingen, willen lopen. Dat werkt dus ten gunste van de Amerikaanse en de Engelse overheid. Dat voordeel hebben de overheden van Spanje, Ierland en Portugal niet. Want de fondsbeheerders daar kunnen uitwijken naar andere overheden binnen de eurozone. Want, ja, dat zijn allemaal euro's. Dus kopen ze de obligaties van Duitsland en Nederland. Terwijl dus eerst kapitaal van Duitse en Franse (en Nederlandse) banken naar Griekenland en Spanje stroomde en daar de huizenzeepbel veroorzaakte, stroomt nu al het kapitaal naar de Duitse en Nederlandse overheidsobligaties. De Duitsers en wij zijn goed af. Maar de overheden van Spanje, Ierland en Portugal hebben het nakijken. Ze moeten heel duur geld lenen en duiken diep in het rood. Met hoge werkloosheid. Terwijl ze eigenlijk geld zouden moeten uitgeven om uit de balansrecessie te geraken.

    Tegelijk werken Duitsland en Nederland niet mee, omdat ze ten onrechte ook menen te moeten bezuinigen. Als ze met dat goedkope geld meer zouden uitgeven, zouden de probleemlanden daarmee geholpen worden.

    Dan de oplossing. Die bestaat er uit dat alle eurozonelanden de verkoop van hun overheidsobligaties zouden moeten beperken tot hun eigen burgers. Als die regel vanaf het begin van de euro had gegolden, dan waren de huidige problemen niet ontstaan. De Grieken hadden niet zoveel geld kunnen uitgeven, want dat hadden ze nooit van hun eigen burgers kunnen lenen. En balansrecessies hoeven zich niet voor te doen, omdat de overheden elk hun bestedingen kunnen opvoeren zolang ze hun eigen burgers kunnen overtuigen van het nut daarvan. (Het in maart gesloten fiscale verdrag doet helemaal niets aan het probleem van een balansrecessie. Ook als de private sector geweldig aan het sparen is om zijn schulden af te lossen, mogen de overheden toch nooit meer in het rood staan dan 3%.)

    Onnodig te zeggen dat het probleem van de kapitaalsstromen dan is verdwenen. De fondsbeheerders in de eurozonelanden hebben met deze oplossing precies dezelfde positie als hun tegenhangers in de V.S. en het V.K. Een groot voordeel zou ook zijn dat de individuele eurozonelanden weer meer zelf over hun uitgaven en inkomsten kunnen beslissen. In plaats van dat ze aan bureaucraten in Brussel of politici in Berlijn onderworpen zijn. Het zou de democratie in de eurozone versterken.

    Het is overigens niet zo dat met deze oplossing kapitaalsstromen onnodig aan banden zouden worden gelegd. Geld kan gewoon tussen landen blijven stromen, op zoek naar het hoogste rendement, als het maar transacties zijn tussen private partijen.

    Koo denkt wat de invoering van deze regel betreft aan een overgangsperiode van vijf tot tien jaar.

    Conclusie.
    De creatie van de euro was werkelijk een van de grootste prestaties van de mensheid. Het was ook vanaf het begin duidelijk dat enkele ongewone restricties nodig zouden zijn om de muntzone te laten werken. Maar toen de onderhandelingen rond de creatie plaats vonden in de jaren negentig, had niemand buiten Japan gehoord van balansrecessies. Noch had iemand de pro-cyclische en destabiliserende kapitaalsstromen verwacht die uniek zijn voor de eurozone. Nu beide fouten zijn onderkend, zijn enkele veranderingen van het oorspronkelijke ontwerp nodig. 
    Hoewel velen vinden dat een fiscale unie de beste oplossing is van het probleem, is er politiek gezien niets moeilijker te bereiken. Het recent voorgestelde en uiterst mechanische Fiscale Verdrag betekent niet alleen een drastisch verlies van fiscale soevereiniteit van de lidstaten, maar komt ook alleen tegemoet aan het eerste macro-probleem, dat van uit de hand lopende overheidsuitgaven. Het doet niets aan het tweede macro-probleem van de balansrecessies en het is hoogst contraproductief voor landen die aan dit weinig voorkomende type van recessie lijden. Al het gepraat over firewalls en bazooka's gaat alleen over symptomen en negeert de onderliggende problemen.
    Onder de mogelijke second-best oplossingen verschaft een regel die de verkoop van overheidsobligaties beperkt tot de eigen burgers zowel discipline als flexibiliteit, terwijl hij het kapitaalsstroom probleem dat uniek is voor de eurozone aanpakt. De regel is voor iedereen eenvoudig genoeg om te begrijpen en houdt de fiscale soevereiniteit van lidstaten in stand zodat de burgers kunnen voelen dat ze een stem hebben in het democratische proces.
     (...) minimaal zouden de lidstaten de keuze moeten krijgen om of het Fiscale Pact te ondertekenen of de hier voorgestelde "alleen-eigen-burgers" regel in te voeren (...)
    Revitalizing the Eurozone without Fiscal Union | Institute for New Economic Thinking:

    'via Blog this'

    Europa's economische zelfmoord (Paul Krugman)

    Paul Krugman vandaag in de New York Times: Het is steeds moeilijker om niet wanhopig te worden van de starheid waarmee de Europese leiders vasthouden aan hun bezuinigingsobsessie. Die wanhoop krijgt helaas heel concreet vorm in oplopende zelfmoordcijfers in de zuidelijke eurozonelanden. Zie de link onderaan dit bericht. Hieronder mijn vertaling van delen van zijn column.

    Bij alle aanwijzingen die er al zijn dat het beleid ondeugdelijk is, komen nu de problemen met de oplopende rentes voor Spanje.
    Spanje zit in een diepe depressie, met een werkloosheidscijfer van 23,6 procent, vergelijkbaar met Amerika op het dieptepunt van de Grote Depressie, en het jeugdwerkloosheidscijfer ligt boven de 50 procent. Dit kan zo niet door gaan - en het besef dat het niet kan doorgaan drijft de kosten van de Spaanse leningen op.
    Daarbij moeten we onder ogen zien dat Spanje niet door te hoge overheidsuitgaven in de problemen is gekomen.
    Spanje was fiscaal niet verkwistend - aan de vooravond van de crisis had het land lage schulden en een overschot op de begroting. Het had helaas ook een enorme huizenzeepbel, een zeepbel die voor een groot deel mogelijk werd gemaakt door grote leningen van Duitse banken aan hun Spaanse tegenhangers. Toen de zeepbel barstte, was de Spaanse economie hoog en droog; de problemen met de Spaanse overheidsuitgaven zijn een gevolg van de depressie, niet de oorzaak.
    Dit is ronduit gezegd krankzinnig. Europa heeft verscheidene jaren van ervaring met strenge bezuinigingsprogramma's, en de resultaten zijn precies wat het bestuderen van de geschiedenis leert: zulke programma's duwen de wegzakkende economieën alleen maar dieper in de depressie. En omdat de investeerders naar de toestand van de economie van een land kijken als ze zijn vermogen beoordelen om schulden terug te betalen, hebben bezuinigingsprogramma's zelfs niet gewerkt als een middel om de kosten van leningen terug te brengen.
    Welke alternatieven zijn er? Een alternatief is om de eurozone te verlaten en terug te keren naar de eigen munt. Dit zou economisch en politiek rampzalig zijn. Maar het doorgaan op de ingeslagen weg van steeds strengere bezuinigingen is wat helemaal echt ondenkbaar is.

    Als de Europese leiders daarentegen echt de euro willen redden, is het alternatief heel duidelijk.
    Het Continent heeft een meer expansieve monetaire politiek nodig, in de vorm van een bereidheid  - een aangekondigde bereidheid - van de kant van de Europese Centrale Bank om een iets hogere inflatie te accepteren; het heeft hogere overheidsbestedingen nodig, in de vorm van uitgaven in Duitsland die een tegenwicht bieden aan de bezuinigingen in Spanje en andere perifere landen die in de problemen verkeren. Zelfs met zo een beleid zouden de perifere landen jaren van moeilijke tijden tegemoet zien. Maar er zou tenminste enige hoop op herstel zijn.
    Maar wat we zien is volledige inflexibiliteit. In maart hebben de Europese leiders een fiscaal pact gesloten dat er op neer komt dat overheidsbezuinigingen het antwoord zijn op welk probleem dan ook. (...)
    Het is dus moeilijk om een gevoel van wanhoop te onderdrukken. In plaats van toe te geven dat ze het verkeerd hebben gehad, lijken de Europese leiders vastbesloten te zijn om hun economie - en hun maatschappij - over de afgrond te duwen. En de hele wereld zal de prijs betalen.
    Toen ik in augustus vorig jaar dit blog begon, had ik er geen idee van dat ik zoveel aandacht aan de eurocrisis zou gaan besteden. Maar het is wonderbaarlijk en niet te begrijpen wat we nu in de Europese economie en politiek meemaken. Elke dag denk ik dat het nu toch wel eens voorbij zal zijn. Maar nee.
    Europe’s Economic Suicide - NYTimes.com:

    'via Blog this'

    zondag 15 april 2012

    Frans de Waal: Moral behavior in animals



    Neem een kwartier om deze presentatie van Frans de Waal te bekijken. (Met dank aan Naked Capitalism.) Je kunt hem ook hier op TED bekijken, met Nederlandse ondertiteling, waar je ook de Nederlandse tekst kunt aanklikken. Zeer onderhoudend en zeer leerzaam. Hij vertelt en laat zien waar ons vermogen tot ontwikkeling van morele intuïties vandaan komt en dat dat vermogen al bij dieren bestaat. Waaruit bestaan die morele intuïties tenminste altijd? Twee fragmenten:
    Als je iemand vraagt: "Waarop is moraliteit gebaseerd?", komen altijd deze twee factoren naar voren. Eén is wederkerigheid, met daaraan gekoppeld een notie van rechtvaardigheid. De andere is empathie en compassie. Menselijke moraliteit is meer dan dit, maar als je deze twee pijlers weghaalt, blijft er denk ik niet veel over. Ze zijn dus absoluut essentieel.(...)
    Laat ik samenvatten. Ik geloof dat er een geëvolueerde moraal bestaat. Moraal is veel meer dan waarover we het hadden, maar ze zou onmogelijk zijn zonder deze ingrediënten die we in andere primaten vinden, namelijk: empathie en troost, pro-sociale tendensen en wederkerigheid, en een gevoel voor fairness. Daaraan werken we, om te zien of we een moraliteit kunnen creëren van onderuit, zogezegd, zonder God of religie erbij te halen,om te komen bij een geëvolueerde moraliteit.
    Zie ook mijn eerdere berichten over morele intuïties (label in rechterkolom).

    Ik heb het voorrecht gehad om Frans de Waal enkele keren mee te maken als mede-lid van de begeleidingsgroep van het onderzoek van Jorg Massen naar vriendschap bij langstaart- en rhesus makaken. Zie de foto. Van rechts naar links: Frans de Waal, Jorg Massen, Rita Smaniotto, Bram Buunk, Liesbeth Sterck en ondergetekende.

    Zondagochtendmuziek: Alabama Shakes "You Ain't Alone" Live at Stubbs Austin Texas

    zaterdag 14 april 2012

    Een beleid dat een gelijkere verdeling bevordert is de beste weg om uit de huidige crisis te komen

    Vandaag geeft Peter Bofinger, over wie ik eerder berichtte, een presentatie op de INET-conferentie in Berlijn. Peter Bofinger is lid van de Raad van Economische Experts die de Duitse regering adviseren ("de vijf wijze mannen"). Hij is kritisch over het huidige beleid van de regering-Merkel in de eurocrisis. En neemt daarmee in die Raad een minderheidsstandpunt in.

    In het paper dat hij vandaag presenteert (hier te downloaden), gaat hij in op het verband tussen inkomensongelijkheid en economische groei. Hij analyseert de periode tussen 1995 en 2005, die van belang is voor het ontstaan van en de verklaring voor de financiële crisis. Daarbij kijkt hij naar zowel de Verenigde Staten, de Europese landen en China. Zijn conclusie (mijn vertaling en mijn cursivering)):
    Het paper komt tot de conclusie dat het recept van de beroemde na-oorlogse Duitse minister voor economische zaken, Ludwig Erhard, "Wohlstand für Alle" (welvaart voor allen) ondersteund wordt door de recente gegevens en dat een beleid dat een gelijkere verdeling bevordert de beste weg is om uit de huidige crisis te komen. Echter, de golf van "structurele hervormingen" die op het ogenblik vooral in de Europese "probleemlanden" uitgevoerd worden, verzwakken de onderhandelingsmacht van de vakbonden en werknemers en  tenderen naar een toename van de inkomensongelijkheid. Dit zal het voor de wereldeconomie nog moeilijker maken om de weg terug te vinden naar duurzame groei.

    vrijdag 13 april 2012

    Gezondheid en sociale omgeving (16): Is televisiekijken een vervanging voor echte sociale interactie?

    Omdat we in een maatschappij leven waarin de kans op sociaal isolement en eenzaamheid behoorlijk groot is, kun je je afvragen of mensen vervangers zoeken voor echte sociale interactie. Eerder noemde ik verschillende mogelijke vervangers, zoals imaginaire vriendschappen, huisdieren en het geloof in een God.

    Omdat in onze maatschappij de televisie een grote plaats in ons leven is gaan innemen, zou het ook kunnen zijn dat wij televisiekijken gebruiken als een vervanging voor ontbrekende, echte sociale interactie. Als je daarover nadenkt, dan realiseer je je meteen dat onze televisieprogramma's in overweldigende mate een sociale inhoud hebben. We zitten vooral naar andere mensen te kijken als we televisie kijken. En die anderen mensen zijn ook bijna altijd dezelfde bekende "televisiepersoonlijkheden", want we willen kennelijk die vertrouwdheid en de mogelijkheid om die mensen "te leren kennen". Ook de makers van educatieve en informatieve programma's zoeken bij voorkeur een bekende persoonlijkheid als presentator. Terwijl je ook zou kunnen denken dat dat alleen maar afleidt van de inhoud.

    In het bericht waar ik hierboven naar link, noemde ik vooral het kijken naar soap-series en reality-shows en het volgen van celebrities als mogelijke vervangers van echte sociale interactie. Daarover een andere keer. Nu over het televisiekijken op zich als mogelijke vervanger. We betrappen ons er denk ik allemaal wel eens op dat we als we alleen zijn de televisie aan zetten, ook als we niet echt gaan zitten kijken. Zou dat zo functioneren dat we onszelf eigenlijk voor de gek houden? We weten wel dat we geen echte interactie de huiskamer binnen halen, maar wat er op het scherm gebeurt lijkt daar kennelijk zoveel op dat we het apparaat liever aan hebben dan uit.

    Dat we de televisie inderdaad zo gebruiken, blijkt uit dit onderzoek uit 2008. Mensen die aangeven eenzaam te zijn, gebruiken meer de televisie als vervangend "gezelschap" dan mensen die niet of minder eenzaam zijn. Interessant is dat ze ook meer in zichzelf praten en dan vooral in negatieve, zelfkritische zin. En als mensen alleen zijn (ook degenen die niet eenzaam zijn) doen ze hetzelfde, zij het dat dat praten in zichzelf minder zelf-kritisch is.

    Is televisiekijken dan een goede vervanging? Verschaft de televisie ook echt een oplossing voor het probleem van eenzaamheid en van periodes van alleen zijn? Daarvoor zou je eenzame mensen moeten vergelijken die wel en die niet de televisie als vervangend "gezelschap" gebruiken. Dat wordt ingewikkeld, want je moet dan wel meenemen wat die mensen die niet de afstandsbediening pakken in plaats daarvan wel doen. Misschien proberen ze echte contacten te leggen en dat lijkt verstandiger. Maar ik ken geen onderzoek dat hierover duidelijkheid verschaft.

    donderdag 12 april 2012

    Boete voor no-show in ziekenhuizen?

    Minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de Tweede Kamer laten weten ziekenhuizen niet te willen voorschrijven om een boete op te leggen aan patiënten die niet op een afspraak verschijnen (de no-shows).  Ze reageert daarmee op een aangenomen motie van het kamerlid Mulder (VVD). Zie hier de brief van de minister aan de Kamer.

    Is het verstandig om patiënten die niet op komen dagen te beboeten? Op het internet kom je veel reacties tegen die het opleggen van een boete toejuichen. Mensen die niet komen opdagen veroorzaken onnodige kosten voor het ziekenhuis en dus, via de premies die wij betalen, voor ons allemaal. Dat zou niet ongestraft mogen gebeuren. En zoveel moeite kost het niet om een afspraak te onthouden. Je komt opmerkingen tegen als "daarvoor zijn al lang geleden agenda's uitgevonden". Als je zulke reacties leest, kun je daar eigenlijk wel mee instemmen. Er is hier duidelijk een morele intuïtie in het spel die zegt dat je anderen geen schade hoort toe te brengen door eigen nalatigheid. En dat zulk gedrag gesanctioneerd mag worden.

    Uit de brief van minister Schippers blijkt echter dat de meeste ziekenhuizen niet volgens deze morele intuïtie handelen. De minister heeft een enquête naar alle ziekenhuizen laten sturen, waarop een kwart van de ziekenhuizen heeft gereageerd. Daarvan was er weer een kwart die een boete (een no-show tarief) had ingevoerd. Er van uitgaande dat ziekenhuizen met een boetebeleid wat meer gereageerd hebben dan ziekenhuizen zonder boetebeleid, dan heeft tot nu toe minstens driekwart van de ziekenhuizen geoordeeld dat ze hun morele intuïtie beter niet konden volgen.

    Is dat verstandig van die ziekenhuizen? De minister aarzelt. Ze noemt het voorbeeld van het Medisch Centrum Haaglanden (MCH), waar het invoeren van een boete de no-shows heeft teruggebracht van 7.5% naar 4%. Dat zou dus pleiten voor een boete. Maar het MCH combineerde de invoering van een boete met het sturen van een herinnering, waardoor je niet kunt nagaan wat aan die herinnering en wat aan de aangekondigde boete moet worden toegeschreven.

    Dat ziekenhuizen terughoudend zijn, kan ook liggen aan de kosten die gemoeid zijn met het aanpassen van de ziekenhuisadministratie en aan de uitvoering van dat boetebeleid. Voor Radio 1 hoorde ik vandaag een vertegenwoordigster van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen verklaren dat een speciale groep van patiënten verantwoordelijk is voor de meeste no-shows: mensen die over de hele linie moeite hebben met hun leven op orde te houden en een laag inkomen hebben. Daardoor zou de boete weinig effectief zijn en de inning zou veel kosten met zich mee brengen.

    Maar er kan nog een andere reden zijn voor de terughoudendheid van de meeste ziekenhuizen. Die heeft te maken met sociaalwetenschappelijke inzichten in de werking van financiële prikkels. Ik schreef daarover eerder dit bericht, waarin ik het onderzoek van Gneezy en Rustichini besprak. In dat onderzoek bleek dat het invoeren van een (kleine) boete op het te laat ophalen door ouders van hun kind bij de crèche, er juist toe leidde dat ouders daarna vaker te laat kwamen. Toen vervolgens het systeem van de boete weer werd losgelaten, in de hoop dat de frequentie van het te laat ophalen weer zou terugkeren naar het vroegere niveau, gebeurde dat niet. Ook toen de boete niet meer werd geheven, bleven de ouders vaker hun kind te laat ophalen dan dat ze deden voor dat de boete werd ingevoerd.

    Dat onderzoek, uit 2000, was nogal spraakmakend. En de huidige discussie over de boete voor no-shows in ziekenhuizen is een goede aanleiding om het weer in de herinnering terug te roepen. Zou datzelfde averechtse effect ook hier kunnen optreden?

    Het optreden van dat averechtse effect is op twee manieren geïnterpreteerd. De eerste is dat het heffen van een boete in zulke gevallen als een indicatie werkt voor de omvang van de veroorzaakte schade. En dat kan er toe leidden dat mensen gaan denken dat het met die schade nog wel meevalt. Dat Medisch Centrum Haaglanden hanteerde een boete van €43. Patiënten kunnen gaan denken dat het voor dat bedrag nog wel te doen is om een keer niet op te dagen als dat beter uitkomt. Daardoor zou het aantal no-shows kunnen gaan toenemen. Patiënten die daar voor nog altijd trouw komen opdagen, zullen misschien daar na wel eens de boete op de koop toe nemen.

    De tweede interpretatie is dat de transactie tussen ziekenhuis en patiënt door de invoering van de boete meer als een louter economische transactie wordt gezien. En minder als een sociale transactie, waarin ook morele intuïties meespelen. Het grote voordeel van een sociaal-moreel element in een transactie is dat mensen hun aangegane verplichtingen nakomen omdat ze vinden dat dat zo hoort. En dat sociaal-morele element zorgt er wellicht voor dat het aantal no-shows in ziekenhuizen zonder boetebeleid zo laag is. Invoeren van een boete zou dat sociaal-morele (intrinsieke) element kunnen vernietigen. Dat dat zou kunnen gebeuren, kun je ook opmaken uit reacties waarin mensen zich boos maken over de soms lange wachttijden in ziekenhuizen. In de trant van: "Oké, als wij dan een boete moeten betalen als we een afspraak een keer zijn vergeten, dan willen wij ook gecompenseerd worden voor idioot lange wachttijden." Je zet dus een proces in werking van wat economen noemen het compleet maken van het contract. Het sociaal-morele element, dat van geven en nemen, wordt geheel verdrongen.

    Dit is een voorbeeld van het zogenaamde crowding-out effect. Wie weet zouden sommige patiënten die nu vaak niet komen opdagen, dat door die boete wat minder vaak doen. Maar als daartegenover anderen die zich nu keurig gedragen, dat daarna minder gaan doen, dan is het de vraag wat je er mee opschiet.

    Kortom, dat minister Schippers voorlopig het opleggen van boetes nog maar niet aan ziekenhuizen wil gaan voorschrijven, dat lijkt mij wel verstandig.

    woensdag 11 april 2012

    Pro-sociaal gedrag en sociale omgeving (1): gen-omgevingsinteractie

    In verschillende berichten (neem dit bericht) kwam al aan de orde dat we pro-sociaal gedrag eigenlijk moeten zien als een collectieve prestatie. Daarmee is bedoeld dat de bereidheid van mensen om zich pro-sociaal te gedragen sterk afhankelijk is van de mate waarin ze er op vertrouwen dat anderen dat ook doen. Hoe meer pro-sociaal gedrag je van anderen in je omgeving waarneemt of verwacht, hoe groter de kans dat jij je ook pro-sociaal gedraagt. Je wordt dus beïnvloed, maar je oefent zelf ook invloed uit. Vandaar dat ik eigenlijk de term gemeenschapsgedrag geschikter vind. Pro-sociaal gedrag brengen we met zijn allen tot stand. Of het komt niet tot stand. Zie ook dit bericht waarin het gaat over de Dual Mode-theorie

    Dat wil niet zeggen dat er tussen individuen geen verschillen bestaan in hun "aanleg" tot pro-sociaal gedrag. Maar hoe die aanleg uitwerkt op het gedrag, wordt beïnvloed door de aard van de sociale omgeving. Dit pas verschenen artikel van Poulin, Holman en Buffone geeft hier een aardig inzicht in (fulltext zit achter poort).

    Het artikel sluit aan bij allerlei onderzoek waaruit blijkt dat de (lichaamseigen) peptiden oxytocine en vasopressine bevorderlijk zijn voor pro-sociaal gedrag. Zo maakt toediening van oxytocine, zoals met een neusspray, mensen zorgzamer en empathischer. Maar voor de werking van deze stofjes is wel nodig dat er voldoende genetische "ontvankelijkheid" (mijn woord) voor moet zijn. Ze moeten zich binden aan receptoren en er blijkt een genetische variatie te bestaan in de mate waarin dat gebeurt.

    Voor oxytocine bestaat die variatie in het oxytocine receptor gen (OXTR).  Op basis van eerder onderzoek voorspellen de onderzoekers dat mensen met het rs53576 G allel zich meer pro-sociaal gedragen dan mensen met het A allel. Ook zal hun pro-sociale gedrag minder negatief worden beïnvloed door bedreigingen die ze in hun omgeving waarnemen. Anders gezegd, door de afwezigheid van pro-sociaal gedrag in hun omgeving.

    En voor vasopressine bestaat de variatie in de arginine vasopressine receptor 1a (AVPR1a). Mensen met de lange vorm van de AVPR1a rs1 en rs3 microsatelieten zijn naar verwachting pro-socialer dan mensen met de korte vorm.

    De onderzoekers konden nu gebruik maken van een databestand van mensen die hadden deelgenomen aan een internet-onderzoek waarin ze vragen beantwoordden over hun sociale en politieke houdingen en betrokkenheid. Een van die vragen ging over "waargenomen dreiging", dat wil zeggen over de mate waarin je vindt dat mensen bedreigend en vijandig zijn en de wereld onveilig is. Of daartegenover, dat mensen juist goedwillend (pro-sociaal) zijn en dat de wereld een veilige plek is.

    Twee andere vragen gingen over (de bereidheid tot) pro-sociaal gedrag. De eerste ging over de mate waarin je vindt dat je plichten hebt tegenover de samenleving, zoals belasting betalen, melden van misdrijven en je informeren over politieke kwesties. En de tweede was een vraag over het geld gegeven hebben aan goede doelen, bloed gedoneerd hebben en deelgenomen hebben aan verenigingen en meetings ten behoeve van een algemeen belang.

    Was het nu inderdaad zo dat mensen die vinden dat hun omgeving en de wereld bedreigend en vijandig is (en dus minder pro-sociaal), ook minder pro-sociaal zijn? Ja, dat blijkt zo te zijn. In het plaatje zie je hoe de mate waarin mensen aan goede doelen geven afhankelijk is van of ze weinig dreiging (links) of veel dreiging (rechts) waarnemen.

    Maar je ziet ook dat het verschil veel groter is voor de twee G genotypes (A/G en G/G) dan voor het A/A genotype. De mensen met het A/A genotype zijn minder pro-sociaal dan anderen als ze weinig bedreiging in de wereld zien, maar juist meer pro-sociaal dan anderen als ze veel bedreiging zien. Met andere woorden, hun pro-sociale gedrag is minder afhankelijk van de omgeving. (De mensen die deelnamen aan het onderzoek hadden een buisje toegestuurd gekregen dat ze met hun speeksel terug moesten sturen. Daarmee kon het DNA worden geanalyseerd.)

    In het artikel staat een tweede plaatje met hetzelfde patroon (hier niet afgebeeld), waarin de mate waarin je vindt dat je plichten hebt tegenover de samenleving wordt afgebeeld bij lage en hoge waargenomen bedreiging. Daar zie je dat het pro-sociale gedrag van mensen met van een kant of van beide kanten de korte variant van het vasopressine receptor gen sterk wordt beïnvloed door de mate van waargenomen bedreiging. Terwijl de mate van bedreiging voor de mensen met de lange variant geen verschil maakt.

    Kortom, over het geheel genomen is het inderdaad zo dat de bereidheid tot pro-sociaal gedrag afhankelijk is van het vertrouwen dat mensen hebben in het pro-sociale gedrag van anderen. Als dat vertrouwen minder is, als de wereld als bedreigender wordt ervaren, dan gedragen ze zich minder pro-sociaal. Maar dat geldt niet voor iedereen in dezelfde mate. Sommigen trekken zich kennelijk weinig aan van wat anderen doen.

    Zijn dat er veel of weinig? Als het gaat om dat A/A genotype, niet veel, want dat type kwam in deze steekproef maar bij ruim 7 procent voor. En de twee korte varianten van het vasopressine receptor gen kwamen voor bij 22,6 en 12,6 procent van de steekproef. Het lijkt er dus op dat die afhankelijkheid van de aard van de sociale omgeving voor de overgrote meerderheid geldt. Maar het maakt het ook een heel belangrijk inzicht dat er mensen zijn die bereid zijn tot pro-sociaal gedrag ook als maar weinig anderen daartoe bereid zijn. Juist hen heb je misschien erg nodig als je pro-sociaal gedrag in de buurt of in een bedrijf of in de maatschappij wilt bevorderen. Sommigen moet nu eenmaal het voortouw nemen.

    Toelichting. Dit is het eerste van een serie berichten over pro-sociaal gedrag en sociale omgeving. De lopende serie berichten over gezondheid en sociale omgeving gaat nog gewoon door. Aanleiding om deze nieuwe serie nu al te beginnen (ik was dat nog aan het uitstellen), is een email van een van de volgers van dit blog.

    vrijdag 6 april 2012

    Paul Krugman: niet genoeg inflatie

    Paul Krugman: Er is geen goede reden om wel geobsedeerd te zijn door te hoge inflatie en niet door te hoge werkloosheid.
    Not Enough Inflation - NYTimes.com:

    'via Blog this'

    Mensen wonen in buurten! Nieuw boek van Robert Sampson

    Douglas Massey bespreekt in Science van deze week het boek Great American City van Robert J. Sampson (fulltext achter de poort). Sampson vat er al zijn onderzoek in samen dat hij in de loop van de jaren heeft gedaan naar de effecten van kenmerken van de buurt waarin mensen wonen op hun gedrag en hun welbevinden. En naar de voorwaarden waaronder buurtbewoners samen werken aan de verbetering van de leefbaarheid van hun buurt. Het is een heel belangrijk boek en ik kom er zeker nog op terug. Het is vooral belangrijk omdat het laat zien hoe belangrijk de buurt is voor het leven van mensen. En dat gaat lijnrecht in tegen het wijdverbreide misverstand dat locatie er in de huidige maatschappij niet meer toe zou doen. En dat het "nostalgisch" zou zijn om dat nog wel te denken.

    Massey omschrijft het belang van het boek voor het beleid als volgt:
    In termen van sociaal beleid benadrukt het boek de beperkingen van het investeren in individuen zonder te proberen om de sociale en ruimtelijke systemen te veranderen waarin zij zijn ingebed. Dit inzicht is zowel bevrijdend als ontmoedigend - ontmoedigend omdat verandering van een sociaal systeem altijd moeilijk en pijnlijk is, maar bevrijdend in de zin dat het wijst op het soort veranderingen die werkelijk een verschil maken in het doorbreken van de zichzelf in stand houdende cycli van armoede en ongelijkheid die nu de Amerikaanse maatschappij kenmerken.
    Leerzaam voor het beleid in Nederland op terreinen als jeugdzorg, gezondheidszorg, maatschappelijk werk, onderwijs en, nou ja, noem maar op.

    De komende paar dagen geen berichten.

    dinsdag 3 april 2012

    Gezondheid en sociale omgeving (11a): is flexibilisering van de arbeidsmarkt een goed idee?

    Lage sociaal-economische status verhoogt de kans op chronische angst- en onveiligheidsgevoelens, die samenhangen met het gevoel van een gebrek aan controle over het eigen leven. De chronische stress die daaruit voortkomt beïnvloedt de gezondheid negatief (zie het bericht Gezondheid en sociale omgeving (11)). In datzelfde bericht ging ik in op de negatieve gezondheidseffecten van baanonzekerheid, die meer voorkomt bij lagere statusberoepen, zoals die uit onderzoek blijken.

    Dit brengt me op de gedachte die je nu veel tegenkomt dat flexibilisering van de arbeidsmarkt een goed middel is om de economische groei te bevorderen. Het zijn vooral de werkgevers die er voor pleiten om het ontslagrecht te versoepelen. Het idee is dat bedrijven gemakkelijker nieuw personeel aantrekken als ze er ook weer gemakkelijk vanaf kunnen als dat nodig is. Dus: wil je de werkloosheid terugdringen, versoepel dan het ontslagrecht.

    Nu kun je daar dus tegen in brengen dat het gemakkelijker kunnen worden ontslagen de baanonzekerheid sterk zal vergroten. Waardoor we de gezondheid van onze werknemers negatief zouden beïnvloeden. En dat gezondheidseffect brengt natuurlijk ook economische kosten met zich mee. De vraag is dus wat per saldo verstandig is.

    Maar daar komt nog bij dat meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt ook nog wel eens rechtstreeks economisch gezien nadelen kan hebben. Alfred Kleinknecht wijst daar vandaag op in zijn column in de Volkskrant. Wat blijkt?
    ... er is ... veelvuldig aangetoond dat soepeler ontslag en loonmatiging leiden tot lagere groeivoeten van de arbeidsproductiviteit en tot minder innovatie. En anders dan verwacht levert het ook geen economische groei op.
    Het onderzoek ken ik niet, maar er zijn zeker argumenten die dit plausibel maken. Zo noemt Kleinknecht dat kortere verbintenissen de sociale binding en loyaliteit van werknemers met het bedrijf verminderen. En dat zal leiden tot meer opportunistisch gedrag en dus tot slechtere arbeidsprestaties of zelfs gedragingen die het bedrijf schaden. Daardoor is er meer toezicht en controle nodig, wat leidt tot meer managementlagen. Zo is het aandeel van managers van de beroepsbevolking veel hoger in de flexibelere Angelsaksische landen (12 tot 19 procent) dan in de "starre" Europese landen (2 tot 6 procent). Ook zijn kortere verbintenissen slecht voor de cumulatie (en de overdracht) van moeilijk te documenteren en persoonsgebonden ervaringskennis. En daardoor, en door die geringere binding met het bedrijf, zal er minder innovatie plaats vinden. En uiteraard zullen bedrijven minder geneigd zijn te investeren in scholing.

    Maar waar Kleinknecht ook op wijst is dat een soepeler ontslagrecht de machtsverhoudingen in het bedrijf verandert. Werknemers zullen meer beducht zijn, misschien ten onrechte, voor problemen met de baas en zullen zich dus minder kritisch opstellen. Ook in die gevallen waarin hun kritiek gerechtvaardigd is en waarin het bedrijf er belang bij zou hebben. Door die grotere slaafsheid van het personeel zul je aan de top meer 'zonnekoning-gedrag' zien.

    Dat laatste wijst er op dat je met een flexibele arbeidsmarkt bevordert dat de sociale structuur van ondernemingen meer die van de statushiërarchie wordt. Met alle nadelen die daaraan zijn verbonden. Zie al mijn berichten onder het label statushiërarchie (in de rechterkolom). Nog anders gezegd, zorg je er met meer flexibilisering voor dat in de bedrijven de onderlinge verhoudingen meer in het teken staan van het Dictator-spel en minder in het teken van het Ultimatum-spel. En iemand tot dictator maken, ook als het de leiding van een bedrijf is, heeft heel vervelende sociale gevolgen. Zie dit bericht en dit bericht.

    Trouwens: het is goed voorstelbaar dat veel werkgevers op de hoogte zijn van al deze inzichten. Ze kennen natuurlijk heel goed de grote voordelen van langdurige verbintenissen. Vandaar dat ze ook vaak proberen om ontslag van personeel zo lang mogelijk te voorkomen. Maar desondanks lijkt het waarschijnlijk dat ze zich door een "star" ontslagrecht in hun autonomie beperkt voelen. En ze zullen vaker stilstaan bij die gevallen waarin ze een slecht functionerende werknemer moeilijk kunnen ontslaan dan bij al die gevallen waarin ze profiteren van werknemers die loyaal en kritisch zijn doordat ze niet voortdurend bang hoeven te zijn voor ontslag.

    Gisteren waarschuwde Paul de Grauwe er voor om de arbeidsmarkt te flexibiliseren in een tijd van recessie. Je zou daarmee de automatische stabilisatoren om zeep helpen. Maar los daarvan is hij voorstander van meer flexibilisering in landen als Spanje en Italië. Nu kan het zijn dat in die landen de macht (en dus de Dictator-positie) teveel berust bij de werknemer. Maar Paul de Grauwe gaat wel geheel voorbij aan alle overwegingen die ik hier boven noem.

    maandag 2 april 2012

    Vergroot televisiekijken op jonge leeftijd de kans op autisme? Vandaag Wereld Autisme Dag

    Wat kan de oorzaak zijn van de sterke toename van het aantal autisme diagnoses bij kinderen en volwassenen? Aanleiding tot deze vraag is dat het vandaag World Autism Awareness Day is. In Nederland is deze dag zelfs uitgebreid tot een Autismeweek. Ingrid Robeyns wijdt er op Crooked Timber een aantal blogberichten aan. In dit bericht wijst ze op de vooral in Nederland heersende neiging om te vinden dat die toename in diagnoses niet een aanwijzing is voor een echte toename van autisme stoornissen. Er zou "alleen maar" meer vraag naar diagnoses zijn omdat ouders en andere volwassenen steeds minder tolerant zijn voor afwijkend en lastig gedrag. En omdat het etiket autisme nodig is voor medicatie en voor ondersteuning. Bovendien wil de farmaceutische industrie graag die medicijnen verkopen.

    Die verklaringen voor de toename van autisme (en AD(H)D) diagnoses kunnen wat mij betreft best kloppen. Sterker, ik denk dat ze kloppen. Maar ze sluiten helemaal niet uit dat er daarnaast ook nog een echte toename van autisme heeft plaats gevonden. Een interessante onderzoekslijn vind ik die waarin een verband wordt gelegd met de toename van televisiekijken door kinderen. Want het is opvallend dat de periode van de introductie en verspreiding van de televisie ongeveer samenvalt met de toename van autisme diagnoses.

    Een behoorlijk overtuigende studie naar dit verband vind ik dit onderzoek van Waldman, Nicholson en Adilov. (De versie waar ik naar link is recent en zit voor degenen zonder een abonnement achter een poort. Maar eerdere versies zijn op internet te vinden.) De auteurs kijken naar de introductie en verspreiding van kabeltelevisie abonnementen tussen 1972 en 1992 in provincies van Californië en Pennsylvania en gaan na of er een verband is met de groei van de autisme in die provincies. Specifiek kijken ze naar leeftijdscohorten die drie jaar of jonger waren toen de kabeltelevisie werd geïntroduceerd. Na veel statistische bewerkingen en controles komen ze tot de conclusie dat de introductie van kabeltelevisie inderdaad heeft bijgedragen tot de toename van autisme diagnoses. Ze berekenen dat 18 procent van de toename van autisme kan worden toegeschreven aan de toename van kabeltelevisieprogramma's voor kinderen.

    De vraag blijft natuurlijk wat er precies gebeurt met kinderen die in hun eerste drie levensjaren veel naar televisie kijken. Waarschijnlijk lijkt dat er een gen-omgevingsinteractie plaats vindt. In de zin dat het televisiekijken de kans op autisme vergroot voor die kinderen die al een genetische aanleg in die richting hebben. Maar hoe dat dan precies werkt?

    Het zou kunnen zijn dat het veel televisiekijken ten koste gaat van de tijdsbesteding aan sociale interactie met anderen. En dat "bad" in die sociale wereld, dat ook prikkelt en uitdaagt tot actieve deelname aan die wereld, lijkt noodzakelijk voor een gunstige sociale en morele ontwikkeling. Het lijkt plausibel dat kinderen die op die jonge leeftijd veel televisiekijken minder tijd in dat sociale bad doorbrengen. In plaats daarvan gaan ze wel op in al die sociale gebeurtenissen die zich op dat scherm afspelen. Maar dat doen ze noodzakelijkerwijs puur eenzijdig: ze zijn toeschouwer. Misschien heeft ook die overmaat aan toeschouwen op die jonge leeftijd iets te maken met de ontwikkeling van autisme verschijnselen.

    Tenslotte: jaren geleden las ik een eerste versie van dit onderzoek. De onderzoekers waren er toen, vraag niet hoe, achter gekomen dat het aantal autisme diagnoses samenhing met hoeveel neerslag er was gevallen in de eerste levensjaren. Ze gingen er toen aan denken dat het te weinig buiten spelen misschien iets met het ontstaan van autisme te maken had. Tot ze er over gingen nadenken wat die kinderen dan wel zouden doen als ze niet buiten speelden. Ja, televisiekijken.

    Beleid kabinet-Rutte zeer succesvol! Consumentenvertrouwen nergens zo sterk gedaald

    Verandering consumentenvertrouwen, maart 2012

    Het voornemen van het kabinet-Rutte om in Nederland "de zaken op orde te brengen" is zeer succesvol: het CBS meldt dat in geen ander van de 27 landen van de Europese Unie het consumentenvertrouwen zo sterk is gedaald als in Nederland.

    Het consumentenvertrouwen in Nederland is al vier maanden lager dan het gemiddelde in de EU. Dat is zeer uitzonderlijk, meldt het CBS. In ruim 25 jaar tijd was dit alleen in enkele maanden van 2003 het geval.

    Update. Ja, het klopt dat de werkloosheid in Nederland bijna nergens in Europa zo laag is als in Nederland. Trouw meldt dat, het lijkt wel met enige trots. Maar dat de werkloosheid bij ons nog meevalt, lijkt mij eerder een resultaat van het falen van het kabinet-Rutte om snel grote bezuinigingen door te voeren dan van het succes daarvan. En als ik het goed heb, is het vooral onze unieke deeltijd-wetgeving die er al langer voor zorgt dat onze werkloosheidscijfers gunstig afsteken bij die van andere landen.

    Ik vind die kop in Trouw ("Bijna nergens is de werkloosheid zo laag als in Nederland") wel getuigen van provincialisme. Kijk hier eens naar de laatste werkloosheidscijfers van de eurozone en de Europese Unie. En huiver bij de cijfers voor Griekenland en Spanje, in het bijzonder bij die van de jeugdwerkloosheid. Zou een kop als "Werkloosheid in Griekenland en Spanje ondraaglijk geworden" niet passender zijn geweest?

    En uit dit plaatje van de ontwikkeling van de werkloosheid in de eurozone (blauw) en de Europese Unie (geel) blijkt wel ondubbelzinnig het "succes" van het Europese bezuinigingsbeleid... (zie daaronder de jeugdwerkloosheid).
    File:Youth unemployment rates, EU-27 and EA-17, seasonally adjusted, January 2000 - January 2012.PNG

    youth unemployment

    zondag 1 april 2012

    De verontrustende historische parallellen van de bezuinigingszeepbel

    Nog maar weer eens een heldere en heel goed onderbouwde uiteenzetting over het falen van het huidige bezuinigingsbeleid. En over de grote gevaren van dat beleid. En over de verontrustende historische parallellen. Paul Krugman verwijst er naar in dit bericht van gisteren.

    Is het nog denkbaar dat de Europese regeringsleiders en de Europese financiële elite en, om maar wat te noemen, die figuren die daar in het Catshuis namens ons zitten te "onderhandelen", zo een analyse zelf lezen? Of laten lezen en dan eens serieus de tijd nemen om zich te laten bijpraten? Komt het daar nog van? Alstublieft!