woensdag 27 mei 2015

Door lidmaatschappen en vrijwilligerswerk niet meer sociaal vertrouwen - wel door persoonlijke contacten

Waar hangt het algemene vertrouwen in andere mensen vanaf? Ook wel sociaal vertrouwen genoemd? Of generalized trust? Gemeten met het antwoord op de vraag "Zou je zeggen dat de meeste mensen zijn te vertrouwen of dat je niet voorzichtig genoeg kunt zijn?"

Een bekend vermoeden is dat het lidmaatschap van verenigingen en en het doen van vrijwilligerswerk, zeg maar: formele participatie, ons er toe brengt om mensen in het algemeen meer te vertrouwen. We doen ervaringen op met personen die we nog niet kenden en dat zou ons sociale vertrouwen vergroten. En we weten dat meer formele participatie inderdaad samengaat met meer sociaal vertrouwen.

Maar dat zegt nog niet dat die grotere participatie ook de oorzaak is van dat grotere sociale vertrouwen. En de nieuwe studie Generalized Trust Through Civic Engagement? Evidence from Five National Panel Studies (betaalpoort) laat zien dat zulks inderdaad niet het geval is. Uit de analyses van een aantal panelstudies, waarin mensen door de tijd heen werden gevolgd, blijkt dat een toename van formele participatie niet leidt tot meer sociaal vertrouwen.

Dat zou kunnen betekenen dat de mate van sociaal vertrouwen meer een persoonlijkheidskenmerk is en dat mensen die meer dat kenmerk hebben ook meer lid zijn van verenigingen en meer vrijwilligerswerk doen.

Het is om verschillende redenen gunstig dat mensen een hoge mate van sociaal vertrouwen hebben. Zo zijn mensen met meer vertrouwen tevredener met hun leven en hebben ze een betere gezondheid. En in landen met een hogere mate van sociaal vertrouwen werkt de democratie beter, is er minder corruptie, minder criminaliteit en meer economische groei.

Het lijkt daarom belangrijk om te achterhalen waar dat sociale vertrouwen dan wel van afhangt. Want het lijkt onwaarschijnlijk dat het alleen maar een stabiel en onveranderbaar persoonlijkheidskenmerk is.

Maar wacht, wisten we al niet dat het hebben van meer contacten in de persoonlijke levenssfeer, dus contacten met familie, vrienden en buren, het sociale vertrouwen vergroot? Ja, dat klopt. Denk aan het longitudinale onderzoek waar ik eerder het bericht Meer omgang met vrienden, familie en buren vergroot het algemene vertrouwen in anderen aan wijdde. Want dat onderzoek toont aan dat door een toename in die sfeer van de persoonlijke contacten ook het sociale vertrouwen toeneemt.

Meer contacten met familie, vrienden of buren? Dan neemt het sociale vertrouwen ook toe. Vergroting van de kring van persoonlijke vertrouwdheid is goed voor het sociale vertrouwen.

Het lijkt er op dat we daar niet genoeg bij stilstaan. Om goed in het leven en vooral goed in de maatschappij te kunnen staan, hebben mensen de basis nodig van een kring van persoonlijke vertrouwdheid die groot genoeg is.

Hm, hoe was het ook weer? Was het niet zo dat 40 procent van de volwassen Nederlanders zegt zich enigszins of (zeer) ernstig eenzaam te voelen? Dan kun je denk ik wel zeggen dat de grondslag voor het sociale vertrouwen bedreigd wordt.

dinsdag 19 mei 2015

Hoe komen foute leiders aan de macht?

Vanmiddag naar Tilburg om psychologiestudenten toe te spreken over Hoe komen foute leiders aan de macht? 

Volg de link naar de presentatie.

En hier de links naar de filmfragmenten: vervoering, Wir waren die Mitläufer en Resi Kraus. Afkomstig uit de driedelige documentaire The Dark Charisma of Adolf Hitler van Laurence Rees. Zie ook WW2History.com.

maandag 18 mei 2015

Was de explosie van CEO-beloningen een kwestie van normverandering?

Paul Krugman had zo zijn gedachten bij dit plaatje:



Je ziet afgebeeld hoe de verhouding tussen de salarissen van de ondernemingsbestuurders (CEO's) en de gewone werknemers zich ontwikkelde in de Verenigde Staten vanaf 1965. In 1965 verdiende een CEO gemiddeld 20 maal zoveel dan de gemiddelde werknemer. Tot eind jaren tachtig steeg dat heel langzaam tot bijna 30 maal. Maar toen kwam wat je wel een explosie kunt noemen: in 2000 was de verhouding tot bijna 400 maal gestegen.

Dat roept de vraag op wat er begin jaren 90 veranderde wat je als oorzaak voor die snelle stijging zou kunnen aanwijzen. Economisch geredeneerd zou er iets moeten zijn veranderd in de schaarsteverhoudingen. Want beloningen zouden immers schaarsteverschillen moeten weerspiegelen. Het leiden van een onderneming zou dus in die korte periode plotsklaps zoveel lastiger moeten zijn geworden dat de vereiste vaardigheden veel minder aanwezig waren.

Daarvoor zijn er eigenlijk geen aanwijzingen. Er moet iets anders zijn geweest.

Paul Krugman herinnert zich een gesprek met een CEO die als verklaring te berde bracht dat in die periode de televisie begon met het uitzenden van American football. Dat trok zoveel kijkers, met zulke hoge reclame-inkomsten, dat de salarissen van de spelers sterk begonnen te stijgen. En omdat CEO's veel naar die uitzendingen keken, gingen ze zich afvragen waarom zij zelf eigenlijk ook niet zoveel zouden kunnen verdienen. "Waarom wij ook niet?"

En toen bleek dat de hoogte van de CEO-salarissen niet werd bepaald door de markt, maar door sociale normen. Want de CEO's benoemden zelf de commissie's die bepaalden hoe hoog hun salarissen zouden moeten zijn. En tot dan heerste de norm dat het fatsoenlijk was om niet meer dan dan zo'n 20 tot 30 keer meer dan de gewone werknemer te verdienen. Maar fatsoensnormen kunnen veranderen en dat gebeurde. Er kwamen een paar CEO's die zich zelf flink meer toe lieten stoppen en toen was het hek van de dam. Want waarom zou ik minder waard zijn, gingen anderen denken.

Kortom, het proces van onderlinge sociale beïnvloeding zorgde er eerst voor dat de hebzucht werd bedwongen, maar vervolgens werd het de norm om je nergens wat van aan te trekken en te pakken wat je maar kunt pakken. Denk ook nog even weer aan Hoe kan bandeloze hebzucht ontstaan? Over kapitalisme en moraal. De explosie van CEO-beloningen was niet een economisch, maar een sociologisch verschijnsel.

Krugman denkt dat hier wel wat in zit, hoewel hij er meteen aan toevoegt dat het blijft bij speculatie.

Vandaag heeft Ezra Klein een interessante toevoeging. Want, zegt hij, bedenk wel dat de hoogste tarieven in de inkomstenbelasting gedurende de jaren 50 en 60 nog op 90 procent stonden. En in 1980 nog 70 procent bedroegen. Waarna ze snel daalden (Reagan!) tot ze in 1990 het niveau van 30 tot 40 procent bereikt hadden. Zie de groene lijn in de figuur hieronder. Door die veel lagere tarieven werd het voor CEO's (en andere veelverdieners) ook aantrekkelijker om te proberen hun beloningen te verhogen. 
Anders gezegd, normen zullen zeker ook een rol hebben gespeeld, maar er was ook een institutionele verandering. In de sfeer van de inkomstenbelasting.

Maar daar kun je meteen weer bij bedenken dat die tariefsverlaging ook wel iets met normverandering te maken zal hebben gehad. Dat hoge tarief van 90 procent was natuurlijk een uiting van een algemeen heersende fatsoensnorm over de wenselijke hoogte van inkomensverschillen. En die norm werd in het derde kwart van de vorige eeuw kennelijk over boord gegooid. Er was dus in de Amerikaanse maatschappij als geheel misschien iets aan de hand op het gebied van normverandering.

Oké. Maar lees dan ook nog eens dat bericht Hoe kan bandeloze hebzucht ontstaan? Over kapitalisme en moraal, dat ik hierboven al aanhaalde. Want daarin lees je ook over de afnemende macht van de vakbeweging. Wat was daarvan dan weer de oorzaak? En over de opkomst van CEO's met een financiële achtergrond, die minder uit de onderneming zelf afkomstig zijn en dus minder een band hebben met het bedrijf. En wat zal daar dan weer de oorzaak van geweest zijn?

zondag 17 mei 2015

Zondagochtendmuziek - J.Brahms - Liebesliedervalzer op.52 (all songs) Festival Liederiadi 2010

Vrijdagavond was het concert van het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor in het Muziekcentrum van de Omroep in Hilversum voor de pauze geheel gewijd aan koorwerken van Johannes Brahms. Onder leiding van de Amerikaanse dirigent Robert Trevino kwamen de Altrapsodie (met Cécile van de Sant), het Schicksallied en Nänie voorbij.

Het was prachtig en indrukwekkend. Maar het tempo leek me wel erg langzaam. Een bevriend koorlid bevestigde naderhand die indruk: in het koor "waren de meningen over de dirigent verdeeld". (Na de pauze maakte hij overigens wel grote indruk met de Zesde Symfonie van Sjostakovitsj.)

Brahms moet over Nänie in een brief aan een vriend hebben geschreven dat het bepaald niet om "een tuinmuziekje". Maar dat geldt natuurlijk evenzeer voor die twee andere stukken. Daardoor ging ik toch wel verlangen naar die andere Brahms, zoals die van de Liebesliederwalzer.

Hier uitgevoerd in de Segrestia di San Marco in Milaan.

vrijdag 15 mei 2015

Ongelijkheid in de mensheidsgeschiedenis: de cruciale rol van de agrarische revolutie

De in de laatste decennia toegenomen sociaal-economische ongelijkheid staat terecht sterk in de belangstelling. Denk ook even aan het nieuwe boek van Joseph Stiglitz: The Great Divide. Unequal Societies And What We Can Do About Them. Maar hoe zit het eigenlijk met de plaats van ongelijkheid in de gehele mensheidsgeschiedenis?

Twee nieuwe studies verschaffen aanwijzingen voor de cruciale rol van de agrarische revolutie, de opkomst van de landbouwsamenlevingen ergens tussen de 10.000 en 8.000 jaar geleden, voor hoe gelijkheid en ongelijkheid zich hebben ontwikkeld.

De ene studie, Sex equality can explain the unique social structure of hunter-gatherer bands (betaalpoort), ondersteunt de al langer bestaande vermoedens dat de wijze van samenleven van jagers-verzamelaars sterk egalitair was. Maar bovendien wijst hij er op dat sociaal-economische statusgelijkheid en seksegelijkheid bij jagers-verzamelaars samengingen. Ze lijken elkaar te versterken. Of zijn onderdeel van hetzelfde proces.

Hoe zit dat? Jagers-verzamelaars zijn er voor hun voortbestaan op aangewezen om samen te werken bij het zoeken naar voedsel. Voedsel is verspreid over de omgeving en als je voedsel vindt, of met succes gejaagd hebt, dan is er meestal meer voedsel dan je in je eentje of met een paar anderen op kunt. Dat maakt het efficiënt om als groepsleden verspreid te gaan zoeken en met het voedsel terug te keren naar een basiskamp, waar je het over iedereen verdeelt. Kortom, samenwerken en delen. En dat komt dus neer op een grote mate van gelijkheid. Denk aan de Paleo Sociale Omgeving.

Wat was de samenstelling van die groepen en hoe kwamen ze tot stand? De onderzoekers observeerden jagers-verzamelaars in de Congo en op de Philippijnen en gebruikten een computermodel om de processen te simuleren. En kwamen tot de conclusie dat de groepssamenstellingen er uit voortkwamen dat mannen en vrouwen daar in gelijke mate over konden beslissen.

Iedereen had een voorkeur om veel met de eigen familieleden samen te leven. Maar opvallend was dat de groepen die bestonden en tot stand kwamen juist uit veel niet-verwanten bestonden. En dat blijkt er een gevolg van te zijn dat zowel mannen als vrouwen invloed hebben op de keuzes die gemaakt werden. Anders gezegd, een gezin gaat deel uitmaken van een groep en gaat afwisselend "op bezoek" bij de familie van de man en bij de familie van de vrouw. Noch man, noch vrouw, hoeft er voor te kiezen om te verhuizen naar de groep van de partner. En beide houden dus contact met de eigen familie. Man en vrouw zijn gelijk. Sociaal-economische en seksegelijkheid gaan samen op.

Heel anders wordt dat als de landbouwsamenlevingen opkomen. Daarop wijst de nieuwe studie A recent bottleneck of Y chromosome diversity coincides with a global change in culture (betaalpoort). Genetici hebben namelijk gevonden dat ten tijde van de opkomst van de landbouw de genetische diversiteit van mannen, vergeleken met die van vrouwen, sterk toenam afnam (!). Wat betekent dat mannen in die landbouwsamenlevingen, waarin je rijkdommen kon vergaren en waarin de statuscompetitie dus werd aangewakkerd, ook met elkaar gingen concurreren om de voortplanting. Er was eenvoudig gezegd een terugval in de richting van het Alpha-mannetjesmodel: een statushiërarchie waarin het Alpha-mannetje er in slaagt om de reproductie te monopoliseren. Zie ook There was a decline of male diversity when humans took to agriculture voor een samenvatting van het onderzoek.

En dan zien we dus de transformatie van het pair-bond model van de jagers-verzamelaars naar de extreme ongelijkheid van de keizerrijken en de vorstendommen, met ongelijkheid dus zowel naar sociaal-economische status als naar sekse. 

De ongelijkheid die we met de opkomst van de democratieën en de verzorgingsstaten in de twintigste eeuw dachten achter ons te hebben gelaten. Vandaar al die emancipatiebewegingen. Maar die verworvenheden lijken de laatste decennia dus te worden bedreigd.

maandag 11 mei 2015

Eenzaamheid niet gevolg van gebrek aan sociale vaardigheden, maar van sociale faalangst - Wat zegt dat over onze samenleving?

De resultaten van de studie Choking under social pressure: social monitoring among the lonely (betaalpoort) wijzen er op dat de eenzamen onder ons niet minder sociaal vaardig zijn, maar dat ze meer last hebben van sociale faalangst.

De onderzoekers laten zien dat studenten die hoger scoorden op een eenzaamheidsvragenlijst, slechter presteerden op testen voor sociale sensitiviteit, zoals het kunnen herkennen van emoties aan gelaatsuitdrukkingen of stemgeluid.

Maar: dat was alleen het geval als er bij was verteld dat mensen die hoog scoren op zulke testen sociaal succesvoller zijn en gemakkelijker relaties aangaan en in stand houden.

Dit in tegenstelling tot het geval als was verteld dat het hoog scoren op deze testen wijst op het goed problemen kunnen oplossen en op succes op school en in de beroepsloopbaan. In dat laatste geval presteerden de eenzame studenten net zo goed als de niet-eenzamen.

Dat lijkt er op te wijzen dat eenzaamheid niet voortkomt uit een gebrek aan sociale vaardigheden, maar uit een hoge mate van sociale faalangst. Dus uit de vrees niet te kunnen voldoen aan de verwachtingen die anderen hebben van jouw sociale capaciteiten.

Dat is een interessant resultaat. Want het geeft ons inzicht in de relatie tussen de individuele en de maatschappelijke oorzaken van eenzaamheid.

Denk voor wat die maatschappelijke oorzaken betreft even terug aan het bericht Pak eenzaamheid aan als een collectief probleem - mijn advies voor de Nationale Eenzaamheid Prijs 2014. We hebben met zijn allen een maatschappij laten ontstaan waarin onze sociale contacten wisselend en vaak precair zijn. We hebben vaak wel vrienden, maar die zijn er niet als een vanzelfsprekendheid. We kunnen ze kwijtraken en weten dan wel of niet nieuwe vrienden te maken.

Dat betekent dat ons sociale leven een uitdaging is. We moeten laten zien dat we daarin goed mee kunnen doen. En dat is precies een toestand waarin faalangst de kop kan opsteken, sociale faalangst dus.

In een ander soort samenleving, zoals die van de Paleo Sociale Omgeving, zijn sociale relaties veel meer vanzelfsprekend. Je bent als vanzelf onderdeel van een sociaal verband, waarin uiteraard onenigheid en conflicten kunnen bestaan, maar waarin je wordt geaccepteerd, gewoon omdat je er bent. En om wie je bent. Geen omgeving waarin sociale faalangst veel zal voorkomen.

We hebben kortom een maatschappij gecreëerd waarin sociale faalangst gemakkelijk kan ontstaan. En de een is daar gevoeliger voor dan de ander. Zie daar de maatschappelijke en de individuele oorzaken van eenzaamheid.

zaterdag 9 mei 2015

Meer empathie bij toenemende vertrouwdheid: nieuwe aanwijzing

Er is nieuw onderzoek dat het vermoeden versterkt dat empathie, het meeleven met anderen, versterkt wordt als de vertrouwdheid met die anderen toeneemt.

We weten al dat mensen meer meeleven met de pijn van anderen als die anderen tot het zelfde ras behoren. De nieuwe studie Racial bias in neural response to others' pain is reduced with other-race contact laat zien dat dat verschil in empathie er uit voortkomt dat mensen doorgaans meer vertrouwdheid ervaren in de omgang met mensen van het eigen ras.

De onderzoekers vonden namelijk dat Chinese studenten die vijf jaar of korter aan een Australische universiteit hadden gestudeerd en meer contact hadden gehad met Australiërs, evenveel meeleefden met de pijn van Australiërs dan met de pijn van Chinezen. In tegenstelling tot de Chinese studenten die minder contact met Australiërs hadden gehad. Bij hen was dat rasverschil in empathie nog wel aanwezig.

De mate van empathie werd vastgesteld middels een fMRI scan terwijl de proefpersonen video's zagen van personen die werden aangeraakt met de punt van een injectienaald of met een wattenstaafje. Het meer meevoelen met de pijn van die aanraking in het geval van de injectienaald kan worden afgemeten aan de activiteit van de Cortex cingularis anterior, een gebied in de hersenschors dat betrokken is bij de verwerking van pijn.

Over het algemeen wordt dus gevonden dat dat gebied actiever is als je iemand van hetzelfde ras pijn ziet lijden in plaats van iemand van een ander ras. Maar dat verschil was dus verdwenen bij die Chinese studenten die in die periode dat ze in Australië studeerden, in hun dagelijks leven meer contact hadden gehad met Australiërs. Dat bevestigt het vermoeden dat het (natuurlijk) niet om het rasverschil op zich gaat, maar om de mate van ervaren vertrouwdheid.

Hoe meer we met anderen vertrouwd zijn, hoe gemakkelijker we met hen meeleven. Empathie berust op vertrouwdheid.

Denk nog even terug aan de eerdere berichten op dit blog over het belang van vertrouwdheid, zoals Draait alles om vertrouwdheid? en Minder pesten als leerlingen elkaar beter kennen - daarom moeten scholen kleiner en dichter bij huis.

En merk het verband op met het inzicht dat meer contact helpt tegen vooroordelen.