We hadden al de Grote Financiële Crisis van 2008-2010, met een lange nasleep veroorzaakt door politici die dachten dat zo veel en zo snel mogelijk bezuinigen de beste manier was om op die crisis te reageren. Dat maakte de toch al bestaande problemen van groeiende bestaansonzekerheid onder de bevolking, veroorzaakt door tientallen jaren van neoliberaal beleid, alleen maar groter.
Toen kwam daar in het nu bijna afgelopen 2020 nog eens de coronacrisis bij. Met naast de grote economische schade en dus nog meer bestaansonzekerheid, veel menselijk leed als gevolg van ziekte en oversterfte en sociaal isolement.
En er is natuurlijk levensgroot het probleem van de door menselijk handelen in gang gezette klimaatverandering, waarvan de catastrofale gevolgen al bijna niet neer zijn af te wenden.
Veel reden voor bezorgdheid en pessimisme.
Maar laten we proberen om nu 2020 ten einde loopt wat lichtpuntjes te zien. Zijn er niet ook aanleidingen voor enig optimisme?
Natuurlijk zijn die er ook. Neem nu hoe regeringen gereageerd hebben op de economische gevolgen van de coronapandemie. Die reactie was een heel andere dan die van het bezuinigen na de kredietcrisis. Zonder enige, misplaatste, angst voor begrotingstekorten, werden grote sommen geld uitgetrokken om levensvatbare ondernemingen te ondersteunen bij het in dienst houden van werknemers of om hen voor faillissement te behoeden. Er werd alles aan gedaan om de ellende die werd veroorzaakt door de noodzakelijke economische stilstand, zoveel mogelijk te verzachten.
Er was zo maar ineens de algemeen gedeelde overtuiging dat de overheid er is om mensen te hulp te schieten als de nood aan de man is. Zelfs in de Verenigde Staten, waar de Republikeinen in de vorm van het Trump-bewind aan de macht zijn. Met de bekende trickle down-ideologie die eigenlijk voorschrijft zoveel mogelijk te herverdelen van arm naar rijk. Die perfide politiek gold even niet. Paul Krugman daarover:
Over all, however — and somewhat shockingly — U.S. economic policy actually responded fairly well to the real needs of a nation forced into lockdown by a deadly virus. Aid to the unemployed and business loans that were forgiven if they were used to maintain payrolls limited the suffering. Direct checks sent to most adults weren’t the best targeted policy ever, but they boosted personal incomes.
All this big-government intervention worked. Despite a lockdown that temporarily eliminated 22 million jobs, poverty actually fell while the assistance lasted.
In Nederland gold ineens dat "het macro-economische belang van volstrekt andere orde is dan het smalle belang van de schatkist en de overheidsfinanciën", zoals onze minister van Financiën Wopke Hoekstra op 12 maart uitriep. Hetzelfde zagen we in andere Europese landen en op het niveau van de Europese Unie. László Andor omschreef dat als een progressief momentum (The EU from crisis to crisis: Post‐Polanyian questions for social democracy).
Het blijkt dat het in tijden van rampspoed zo maar kan gebeuren dat de gemeenschapsvisie op de democratische overheid ineens weer als vanzelfsprekend wordt geaccepteerd. De democratische overheid als de maatschappelijke uitingsvorm van de menselijke gemeenschapsintuïties. Van het met elkaar rekening houden en elkaar ondersteunen en van de rechtvaardigheid van de onderlinge verhoudingen. Iedereen telt mee en mensen in nood horen we met zijn allen te helpen. Dat was immers ook de visie die na de rampspoed van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust leidde tot de opbouw van de verzorgingsstaat.
Dat die gemeenschapsvisie ineens weer aan terrein lijkt te winnen, blijkt er ook uit dat nu in de politiek en in de maatschappij de verontwaardiging de kop opsteekt over hoe de neoliberale maatregelen van de kabinetten-Rutte hebben uitgewerkt op de zwakkeren en de kwetsbaren. Neem de Toeslagenaffaire. En neem nu ineens de verontwaardiging over hoe bijstandsontvangers worden behandeld: Politiek slaat alarm over strenge bijstandsregels. Maatregelen die eerder willens en wetens door meerderheden in de Tweede en Eerste Kamer werden omarmd. Het lijkt erop dat we met zijn allen toch onze bedenkingen hebben bij de statuscompetitiecultuur van vernedering.
Er zijn dus ook wel wat aanleidingen voor optimisme.
En dan hebben we het er nog niet eens over dat in de Verenigde Staten, met de overtuigende nederlaag van Donald Trump, de democratie is gered: The Best Thing That Happened in 2020? American Voters Saved Our Democracy.