vrijdag 29 juli 2022

Sociale vluchtigheid maakt dat sociale winst niet tot stand komt - mensen zouden vaker "iets van zich moeten laten horen" dan ze doen

We moeten het weer eens over sociale vluchtigheid hebben.

In de maatschappij die wij kennen leidt vrijwel iedereen zijn/haar leven onder de conditie van sociale vluchtigheid. Dat wil zeggen dat de meeste mensen buiten de eigen, vaak kleine, kring van vertrouwde anderen, familie, vrienden. dagelijks te maken hebben, face to face of via sociale media, met anderen die ze niet of alleen maar vluchtig kennen.

Onze sociale leefwereld is dus voor een groot deel vluchtig. Daar groeien we in op, we zijn eraan "gewend" en staan er zelden bij stil. Maar als je bedenkt dat wij een sociale diersoort zijn, die in de loop van zijn evolutie morele gemeenschapsintuïties heeft ontwikkeld, dan dringt zich aan je op dat die sociale vluchtigheid ons voor grote uitdagingen stelt. Scrol maar eens door al die berichten achter het label sociale vluchtigheid om meer te weten te komen over de aard van die uitdagingen.

Het punt is dat we in die vluchtige sociale leefwereld ons niet altijd zo maar door onze morele gemeenschapsintuïties kunnen laten leiden. We zijn daar altijd enigszins of sterk op onze hoede. Misschien komen we in een statusstrijd terecht en dan moeten we daaraan meedoen. Of voelen we de drang om daaraan mee te doen. En dan gaan we voor de zekerheid maar in de aanval. We bluffen en doen stoerder dan we eigenlijk zijn. Of we kruipen in onze schulp omdat de ander ons al heeft geïntimideerd. 

Het gaat er om dat we in die sociaal vluchtige leefwereld altijd onzeker zijn over wat we kunnen verwachten en over hoe we ons het beste kunnen opstellen. Dat maakt dat we in ons leven niet alleen te maken hebben met de sociaal veilige leefwereld van de kring van vertrouwde contacten, maar ook met de sociale onveiligheid van die sociale vluchtigheid. En het is die sociale onveiligheid die maakt dat zoveel mensen lijden aan de stress van statuscompetitie en eenzaamheid en aan de psychische aandoeningen die daaruit voortkomen.

Die sociale onzekerheid is natuurlijk een informatieprobleem. Want je komt misschien met anderen in een statusstrijd terecht, terwijl geen van de betrokkenen daar op uit was. Er is vaak collectieve stoerdoenerij. Om maar niet de eigen kwetsbaarheid te laten zien. Of mensen zijn terughoudend in pogingen om contacten met anderen te leggen (een praatje maken), uit vrees om te worden afgewezen en als zwak of zielig over te komen. Of terughoudend in het vragen om hulp. Terwijl onderzoek uitwijst dat we ons beter voelen door een praatje met een vreemde en als we door anderen om hulp gevraagd worden.

Zo'n informatieprobleem blijkt er ook te bestaan in die gevallen waarin mensen een ooit vertrouwd contact, een goede vriend of vriendin, uit het oog zijn verloren. Dat kan nu eenmaal gemakkelijk gebeuren in een sociaal vluchtige maatschappij. Door verhuizing of baanverandering. Je wilde allebei contact houden, maar dat kwam er niet van. En je voelt nu schroom om opnieuw contact te zoeken. Omdat je niet weet hoe de ander dat zal opvatten. Misschien is er van de andere kant helemaal geen interesse meer in hernieuwd contact. Stel dat de ander koel reageert. Dat kan pijnlijk zijn en dus laat je het erbij.

Welnu, er is goed nieuws. Uit een serie deelonderzoeken waarover in de nieuwe studie The Surprise of Reaching Out: Appreciated More Than We Think verslag wordt gedaan, blijkt dat mensen die zich afvragen of ze "iets van zich zullen laten horen" sterk onderschatten hoe prettig de ontvangers daarvan dat zouden vinden. En die onderschatting maakt dus dat het herstel van oude vriendschappen te weinig gebeurt. Er blijkt sociale "winst" te zijn die niet tot stand komt.

Dat is dus ook een uitdaging van de sociale vluchtigheid. Schroom overwinnen en toch de stap zetten om na lange tijd weer eens iets van je te laten horen. Dat wordt dus meer op prijs gesteld dan je geneigd bent te denken.

dinsdag 26 juli 2022

Heersers in een autocratie en heersers die in een democratie aan de macht zijn gekomen gedragen zich onvermijdelijk statuscompetitief - En over het Plakkaat van Verlatinge - De strijd om de democratie houdt nooit op (5)

Als je vanuit de drie stellingen van de Dual Mode-theorie kijkt naar de strijd om de democratie, dan dringen zich een aantal inzichten op:

  • allereerst het inzicht dat die strijd nooit ophoudt zolang de menselijke sociale natuur niet alleen de morele gemeenschapsintuïties kent, maar daarnaast ook de neiging tot statuscompetitie. De morele intuïtie van het iedereen-telt-mee stuurt ons richting de democratie, maar de neiging tot statuscompetitie richting de overheersing en onderdrukking. Zie het eerste bericht in deze reeks.
  • dan het inzicht dat democratie en autocratie (heerschappij door een of enkelen) niet als alternatieven zouden moeten worden beschouwd waarin hetzelfde wordt nagestreefd. In de democratie staat het welzijn van iedereen centraal, in de autarkie daarentegen alleen het welzijn van de heerser(s). Het welzijn van de onderdrukten is hoogstens een middel om het welzijn van de heerser(s) te vergroten. Zie het tweede bericht.
  • daardoor is er ook het inzicht dat democratieën beter zullen presteren met het oog op voor het welzijn van de bevolking wenselijke uitkomsten dan autocratieën. In het derde bericht kwam onderzoek voorbij dat die verwachting bevestigt.
  • en dan was er, in het vierde en vorige bericht, het inzicht dat democratieën, waarin immers de morele intuïtie van iedereen-telt-mee is vormgegeven, in moreel opzicht te prefereren zijn boven autocratieën.

Daar valt als vijfde inzicht aan toe te voegen dat heersers in een autocratie en heersers die in een democratie aan de macht zijn gekomen altijd statuscompetitief gedrag zullen vertonen, dus gedrag dat morele gemeenschapsintuïties aan de laars lapt. Ze zijn uit op onderdrukking en willen dus domineren en vernederen. Ze zijn uit op zelfverrijking en zijn dus corrupt. In hun wereldbeeld bestaat uitsluitend het eigen persoonlijke welzijn. Dat van alle anderen is daaraan ondergeschikt. Vandaar dat heersers altijd sterk narcistisch zijn. Als ze erin geslaagd zijn om in een democratie aan de macht te komen, is de democratie in groot gevaar. Denk aan Trump in de Verenigde Staten, die niet in staat was en is zijn verkiezingsnederlaag te accepteren, en aan de pogingen om dat gevaar af te wenden. Zie Over het historische belang van de openbare hoorzittingen van het House Select Committee to Investigate the January 6th Attack on the U.S. Capitol.

Met "heersers" is dus gedoeld op personen die sterk door hun neiging tot statuscompetitie geleid worden, wat zo ver kan gaan dat het gemeenschapspatroon volledig afwezig is. Psychiatrisch gezien gaat het dan om de psychopaat of de kwaadaardige narcist. Denk ook aan de Donkere Kern van de persoonlijkheid.

Aan dit vijfde inzicht valt overigens wel meteen een interessante kanttekening toe te voegen. Een mooie aanleiding daarvoor is dat op deze dag, 26 juli, in 1581 de vertegenwoordigers van een aantal Nederlandse provinciën het Plakkaat van Verlatinge ondertekenden, waarin zij hun vorst, Filips II, afzworen en hun onafhankelijkheid verklaarden. Een belangrijke stap in de geschiedenis van de nationale staten, die onder meer invloed heeft uitgeoefend op de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776. 

Want wat was het geval? In het Plakkaat wordt de dan heersende opvatting aangehaald omtrent de verhouding tussen een vorst en zijn onderdanen. Hier is de passage die door Willem-Alexander werd aangehaald bij zijn inhuldiging op 30 april 2013 (zie Het Plakkaat van Verlatinge – “De tirannie verdrijven” op Historiek. Online geschiedenismagazine):

Het is iedereen bekend dat een landsvorst door God als hoofd van zijn onderdanen is aangesteld om hen te beschermen tegen alle vormen van onrecht, schade en geweld zoals een herder dat is ter bescherming van zijn schapen. De onderdanen zijn namelijk door God niet geschapen omwille van de vorst om hem in alles wat hij beveelt, of het nu godgevallig of goddeloos is, recht of onrecht, onderdanig te zijn en als slaven te dienen.

Die verwijzing naar een goddelijke aanstelling dient om de vorstelijke verplichtingen te benadrukken:

De vorst regeert juist omwille van zijn onderdanen, zonder wie hij geen vorst is, om hen rechtvaardig en redelijk te besturen en te leiden, en om hen lief te hebben, zoals een vader zijn kinderen en een herder zijn schapen, die lijf en leven op het spel zet om ze te behouden.

Volgens de heersende opvatting over de monarchie, die toen dus nog niet constitutioneel was, diende de vorst zich te gedragen als "een vader over zijn kinderen en een herder over zijn schapen". Dus als iemand die zich door de morele gemeenschapsintuïties laat leiden. Het revolutionaire van het Plakkaat was dat onderdanen zich van de vorst afkeerden omdat die zich integendeel als een tiran gedroeg:

Als een vorst echter niet zo handelt, maar in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken, overmatig te belasten, hun de oude vrijheid, rechten (privilegien) en gewoonten af te nemen en hen te bevelen en te behandelen als slaven, moet hij niet als vorst, maar als tiran worden beschouwd.

Anders gezegd, omdat een vorst zich ook bleek te kunnen gedragen volgens het statuscompetitiepatroon, dus als iemand die wil overheersen en onderdrukken. 

Dat roept natuurlijk de vraag op naar de voorwaarden waaronder een heerser zich niet als tiran, maar als een vader over zijn kinderen of als een herder over zijn schapen zal gedragen. Er van afgezien in hoeverre vorsten dat destijds echt deden, zou je wel kunnen zeggen dat de kans op zulk vaderlijk of herderlijk gedrag werd vergroot door het erfelijk koningschap. 

Het is  immers juist het feit van die erfelijkheid die het element van statuscompetitie om de macht verdrijft. Wie het koningschap bekleedt is onomstreden: de erfelijke opvolger. Er is niet een strijd om de macht aan voorafgegaan. Waarin degene die er het meest op uit was om de macht uit te oefenen en te overheersen en onderdrukken zijn tegenstanders onschadelijk heeft gemaakt. En zich dan kan gedragen zoals hij altijd al beoogde te doen: als een tiran.

Wat ook weer niet uitsloot dat een erfelijk opvolger zich tot een tiran ontpopt. Vandaar dat Plakkaat van Verlatinge, dat op de dag van vandaag in 1581 werd ondertekend. Waarmee een begin werd gemaakt met de ontwikkeling tot het constitutioneel koningschap en uiteindelijk de democratie.

Hier het vervolg.

zondag 24 juli 2022

Zondagochtendmuziek - Bob Dylan — Shadow Kingdom

Waar en wanneer dit is opgenomen? Wordt mij niet duidelijk. 

Hoe dan ook, ik zocht naar opnames van Bob Dylan. Aanleiding was dat ik geattendeerd werd op verhalen dat Bob Dylan ergens in de jaren negentig op de fiets zou zijn gesignaleerd op het Groninger Hogeland. Hij zou in café 't Zielhoes in Noordpolderzijl een kop koffie gedronken hebben. Het Hogeland deed hem denken aan de streek in Minnesota waar hij was opgegroeid. En hij fietste graag. 

Herman Sandman schreef erover in 2009: Bob Dylan in Noordpolderzijl. Waar Herman ook vertelt dat hij Bob Dylan had aangeschreven om het verhaal te checken. Dylan antwoordde met een bevestiging:

Dear, Mr. Herman Sandman,

The story is correct, though it happened quite a few years ago, in the early nineties maybe. We had a concert in the City of Groningen. Somebody knew I was fond of biking and that the area, wich you call highland, was like the landscape around my hometown,
Duluth, Minnesota. I remember names like Usquert, Stitswerd, Zandeweer. We drank coffee in a café, with a strange owner. He just sat there. But you know, I liked it, because it was the first place where people didn’t gaze at me. When paying my coffee I had the funny feeling that he didn’t trust me at all, not knowing who I was. And you are right: a white bearded man came in. He looked like a fiftie year old Jezus with a hangover. It was a druïde, I guessed. But the strangest thing happened the next day, when we where in a place called Beecham (is that correct?). We entered a bar and there was David Crosby… Very weird.

With respect, Bob.

Herman schrijft terug dat met Beecham Veendam bedoeld zal zijn. Waar de toenmalige kroegbaas van café ‘t Aaierdoppie sprekend op David Crosby leek.

Herman vertelt ook over andere beroemdheden die Groningen bezochten. Een amusant verhaal. Lezen!

En geniet van dit optreden van Bod Dylan.

donderdag 21 juli 2022

De strijd om de democratie houdt nooit op (4) - In democratische verzorgingsstaten is de morele vooruitgang het verst voortgeschreden

De democratie is de hedendaagse institutionele vormgeving van onze oeroude morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee. 

Als dat zo is, dan hebben we er onvermijdelijk mee te maken dat er in de menselijke sociale natuur ook het statuscompetitiepatroon bestaat. Onze gemeenschapsmoraal is er juist omdat hij ons er van moet weerhouden om in dat statuscompetitiepatroon terecht te komen. Om de verleidingen van de machtsuitoefening en het overheersen en onderdrukken van anderen het hoofd te bieden. Zolang de mensheid bestaat, is er de strijd tussen die twee, de strijd die we in onze taal en in onze religies kennen als die tussen goed en kwaad. 

Daaruit volgt, wederom onvermijdelijk, dat de strijd om de democratie nooit ophoudt. Hier het vorige bericht. Maar daaruit volgt eveneens dat die strijd een grote morele lading heeft. Het gaat niet om zomaar iets, maar om het moreel goede (de democratie) tegenover het moreel kwade (de autocratie, de onderdrukking en de overheersing). 

Dat laatste kwam al, zij het zijdelings, aan de orde in Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. Daarin ging het over Stelling 3 van de Dual Mode - theorie die inhoudt dat het gemeenschapsevenwicht waarin iedereen zijn of haar morele gemeenschapsintuïties volgt, niet alleen naar welzijn, maar ook in moreel opzicht, te prefereren valt boven het statuscompetitie-evenwicht, waarin iedereen is bezweken voor de verleiding tot statuscompetitie. En waarin allerlei aanwijzingen werden opgesomd voor de positieve welzijnseffecten van de democratie voor de bevolking. En in het vorige bericht ging het over een recente studie waarin onderzoek naar die positieve effecten van democratie wordt samengevat.

Dat alles doet de gedachte postvatten dat successen in de strijd voor democratie en dus voor de positieve welzijnseffecten van democratie gezien kunnen worden als morele vooruitgang. En nederlagen in die strijd als morele achteruitgang. 

Precies in die richting gaat het pleidooi van Jeremy Evans om de toename van het welzijn van de bevolking te gebruiken als indicator voor morele vooruitgang. Hij deed dat in A Working Definition of Moral Progress, dat in 2017 verscheen in het tijdschrift Ethical Theory and Moral Practice

Evans bespreekt daarin de drie verschillende manieren waarop in het wetenschappelijk onderzoek het welzijn van de bevolking wordt opgevat en gemeten. In twee van die manieren gaat het om het subjectieve welzijn, in het ene geval gemeten als positieve en negatieve gevoelens gedurende een dag of achteraf gerapporteerd en in het andere geval om globale beoordelingen, zoals de mate van tevredenheid met het leven. En als derde manier is er de meer objectieve, "eudamonische" benadering waarin wordt nagegaan in hoeverre het leven van mensen tegemoetkomt aan hun fundamentele behoeften. In onderzoek zijn die drie benaderingen ook gecombineerd. In dat verband verwijst Evans naar het werk van Felicia Huppert, die "floreren en gedijen" als welvaartsbegrip en - maat ontwikkelde. Zie eerder ook het bericht Hoe is het om te floreren en goed te gedijen? En hoeveel mensen floreren/gedijen? op dit blog.

Evans maakt vervolgens met verwijzingen naar onderzoek aannemelijk dat een toename van welzijn op die manier gemeten consistent samengaat met meer onderling vertrouwen, meer onderlinge samenwerking en meer onderlinge hulpverlening. Dat verband kenden we al. Want het komt overeen met het inzicht dat mensen meer gemeenschapsgedrag vertonen als ze zich sociaal veilig voelen en sociale veiligheid gaat gepaard met, of is zelfs de belangrijkste voorwaarde voor, welzijn.

En dan komt tenslotte de link met de institutionele voorwaarden voor dat welzijn, die meer blijken te bestaan in landen met meer sociale zekerheid en mogelijkheden tot persoonlijke autonomie, zoals in democratische verzorgingsstaten. Kortom, in dat soort landen is de morele vooruitgang het verst voortgeschreden. Hier het vervolg.

dinsdag 19 juli 2022

De strijd om de democratie houdt nooit op (3) - Alles bij elkaar genomen zie je dat democratieën beter presteren op algemeen wenselijke uitkomsten voor de bevolking dan niet-democratieën.

Klopt het dat de democratie voor de bevolking naar resultaten beter uitpakt dan de autocratie, de staat dus waarin een alleenheerser of een groep machthebbers (een plutocratie) het voor het zeggen heeft? De democratie valt natuurlijk om zichzelf positief te waarderen, omdat iedereen meetelt (algemeen kiesrecht) en burgerrechten heeft (zoals vrijheid van meningsuiting en van vergadering). Maar levert de democratie ook? Zijn mensen beter af in een democratie?

In het vorige bericht betoogde ik dat zulks wel valt te verwachten, omdat de heersers in een autocratie onvermijdelijk gedreven worden door hun machtsstreven, dus door het statuscompetitiepatroon. De eerste motivatie is om te overheersen en te onderdrukken, niet om het belang van de bevolking te dienen. Dat laatste zal alleen dan een rol spelen als het zou kunnen helpen om aan de macht te blijven. Maar dat is niet meer dan een middel om dat eerste doel, de macht, te dienen. Als het ook gaat met onderdrukking, zal daar zonder scrupules of zelfs bij voorkeur voor worden gekozen. En dat zal dus naar verwachting voor de bevolking slechter uitpakken, dan in een democratie. Waarin iedereen meebeslist en leiders kunnen worden weggestemd.

In de pas verschenen studie Does Democracy Matter? toetsen de onderzoekers of die verwachting klopt. Ze gingen op zoek naar vanaf 2000 in wetenschappelijke tijdschriften verschenen studies, waarin democratische en niet-democratische landen werden vergeleken. Dat bleken 607 studies te zijn, waarin ze in totaal 30 "effecten van democratie" aantroffen, met 212 indicatoren en 1181 statistische analyses. Het ging in totaal om gegevens van 115 landen en van 27 verschillende jaren.

Het blijkt dan dat democratische landen significant hoger scoren dan niet-democratische op:

  • mensenrechten (physical integrity index, civil liberties index)), 
  • transparantie (openbaarheid van informatie), 
  • afwezigheid van corruptie (corruption perception index), 
  • gezondheid en "human development" (levensverwachting, kindersterfte, overheidsuitgaven gezondheidszorg, tevredenheid met het leven), 
  • internationale handel, 
  • technologische innovatie (patenten, internet), 
  • kwaliteit van bestuur (good governance index), 
  • onderwijs (overheidsuitgaven, bereikte opleidingsniveaus), 
  • rechtspraak en criminaliteit, 
  • milieubeleid en 
  • economische groei. 

Mindere sterke effecten zijn er op monetair beleid (waarde van de munt), overheidsuitgaven (kredietwaardigheid), infrastructuur en industrie (kwaliteit van wegen, water, elektriciteitsnet, bedrijfsongevallen), investeringen (als proportie van het BNP) en inkomensherverdeling (sociale zekerheid). Opvallend is dat er nauwelijks een effect werd gevonden van democratie op de inkomensongelijkheid.

Alles bij elkaar genomen zie je dat democratieën beter presteren op algemeen wenselijke uitkomsten voor de bevolking dan niet-democratieën. Ook in de eenentwintigste eeuw zijn onze oeroude morele gemeenschapsintuïties een goed leidraad voor de vormgeving van de nationale staat. Als we iedereen laten meetellen, bereiken we voor iedereen betere resultaten dan wanneer de nationale staat als een statushiërarchie vorm heeft gekregen. De democratie is een poging om het gemeenschapsevenwicht dichterbij te brengen en we zien dat die poging behoorlijk goed slaagt.

Het is dus nogal wat waard om de democratie te verdedigen tegen degenen die gegrepen zijn door het evenzeer menselijke gedragspatroon van de statuscompetitie. Waarin machtsuitoefening, onderdrukking en overheersing worden nagestreefd, niet als middel, maar als doel op zich.

donderdag 14 juli 2022

De strijd om de democratie houdt nooit op (2) - Over waarom de alleenheerschappij nooit "een alternatief" is voor de democratie

De strijd om de democratie kan bestudeerd worden als een maatschappelijke en politieke uitingsvorm van de innerlijke tegenstrijdigheid van de menselijke sociale natuur, zoals vervat in de drie stellingen van de Dual Mode-theorie. (Hier het vorige bericht.

De democratische rechtsstaat is een duidelijke poging om de morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee vorm te geven in de instituties van de nationale staat (algemeen kiesrecht, rechtszekerheid, streven naar bestaanszekerheid voor iedereen). Die poging wordt bedreigd door het amorele, statuscompetitieve streven naar overheersing en onderdrukking, naar machtsuitoefening, dat eveneens deel uitmaakt van de menselijke sociale natuur (Stelling 1). 

De strijd tussen die twee, tussen gemeenschap en statuscompetitie, is een ideeënstrijd, ideeën in de zin van wereldbeelden of vooronderstellingen), wordt aangestuurd door de mate van sociale veiligheid die mensen ervaren. En die sociale veiligheid komt meer tot stand, hoe meer mensen zich laten leiden door de morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee. Hoe meer dat laatste het geval is, hoe minder mensen bevreesd hoeven te zijn voor onderdrukking en overheersing. Want ze kunnen er dan op vertrouwen dat iedereen meetelt, dus ook zijzelf. Andersom, hoe meer mensen de statuscompetitie om zich heen waarnemen, hoe groter de sociale onveiligheid die ze ervaren en hoe meer ze zelf ook overgaan, of over moeten gaan, tot deelname aan de statuscompetitie. Dat laatste oftewel in de vorm van (pogingen tot) overheersing en onderdrukking van anderen (hoge status) oftewel in de vorm van het berusten in het zelf overheerst en onderdrukt worden (lage status). Sociale veiligheid of onveiligheid is dus cruciaal en die verschaffen mensen elkaar door hun gemeenschapsgedrag (sociale veiligheid) of hun statuscompetitiegedrag (sociale onveiligheid). (Stelling 2).

Het grote belang van die strijd om de democratie is er in gelegen dat de democratie staat voor het "gemeenschapsevenwicht", een sociale en maatschappelijke toestand die moreel en naar menselijk welzijn valt te prefereren boven het "statuscompetitie-evenwicht". (Stelling 3.) Die twee "evenwichten" zijn theoretische constructies, in de zin dat we ons van beide een voorstelling kunnen maken, die in de maatschappelijke werkelijkheid meer of minder benaderd kunnen worden. De strijd om de democratie gaat erom het gemeenschapsevenwicht zo goed mogelijk te benaderen. Dat blijft een strijd zolang het statuscompetitiepatroon onderdeel is van de menselijke sociale natuur en dat zal voorlopig nog wel het geval zijn.

Welke inzichten komen naar boven als we met deze drie stellingen in ons hoofd nadenken over de strijd om de democratie? Op die vraag probeer ik in dit en volgende berichten een antwoord te geven.

Een eerste inzicht is dat het niet gaat om een strijd tussen alternatieve staatsvormen die hetzelfde doel proberen te bereiken. Je komt dat idee wel eens tegen, zoals in betogen dat de autocratie of de dictatuur het voordeel zou hebben dat er sneller, efficiënter en succesvoller gereageerd zou kunnen worden op nieuwe uitdagingen. Moeizame en tijdrovende overleggen en compromissen kunnen immers worden vermeden. 

Iets van dat idee klonk door in de woorden van de Amerikaanse president Biden, toen hij verklaarde dat de landen van de G7 zouden bewijzen dat 

a lot of autocracies that are counting on them being able to move more rapidly and successfully in an ever-complicated world than democracies can

het bij het verkeerde eind hebben. Zie het bericht Bij de democratie en de autocratie gaat het niet om alternatieve wegen om hetzelfde doel te bereiken

Dat veronderstelde dat er aan de alleenheerschappij aantrekkelijk zou kunnen zijn dat er sneller en beter beleid tot stand komt. En dat de democratie zich daartegenover zou moeten bewijzen.

Maar een alleenheerschappij is er nooit op uit om het voor de bevolking beste beleid te voeren. Als de alleenheerser dat zou willen, dan zou hij meteen de democratie invoeren, want dan zou hij immers de overtuiging hebben dat iedereen behoort mee te tellen. 

Zolang de alleenheerser dat niet doet, staat hij aan de top van de statushiërarchie en is het zijn enige motivatie om die positie te verdedigen en te blijven bekleden. Om het genot van het kunnen overheersen en onderdrukken, van het uitoefenen van macht over anderen. Daar is alles mee gezegd. Er is geen verder weg gelegen doel en al helemaal geen doel dat met het welzijn van anderen te maken heeft. Zo zit nu eenmaal dat statuscompetitiepatroon dat hem doet handelen, in elkaar. 

Vandaar dat die alleenheersers, of zij die alleenheerschappij nastreven, nooit in hun nederlaag kunnen berusten. Vandaar het gedrag van Hitler. Van Donald Trump. Van Boris Johnson. En het gedrag dat we van Vladimir Poetin kunnen verwachten als zijn nederlaag in zicht komt.

dinsdag 12 juli 2022

De strijd om de democratie houdt nooit op (1) - Over waarom de Grondwet een aanhef krijgt

De Grondwetswijziging die vorige week door de Eerste Kamer werd aangenomen, houdt onder meer in dat de Grondwet een aanhef krijgt, die als volgt luidt:

De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat.

Bovendien wordt het bestaande artikel 120 geschrapt, waarin het de rechter niet is toegestaan om nieuw aangenomen wetten aan de Grondwet te toetsen, Tot nu toe kon de rechter wel toetsen aan de internationale mensenrechtenverdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Zie het bericht in de NRC van gisteren: Minister Hanke Bruins Slot: ‘Een grondwet moet je dus ook onderhouden’.

Dat nu ook kan worden getoetst aan de Grondwet, en dus aan de eisen van "grondrechten en de democratische rechtsstaat", is van betekenis. Mensenrechten, grondrechten, de democratische rechtsstaat, dat alles verwijst naar de morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee, die het morele fundament van de democratie uitmaken. En net zoals in het sociale en maatschappelijk leven die morele gemeenschapsintuïties ons ertoe aanzetten om de statuscompetitie en de statushiërarchie te onderdrukken, doen ze dat in het domein van de politiek om de vijanden van de democratie het hoofd te bieden. En dus om te voorkomen dat de democratie wordt vernietigd en vervangen door een autocratische, dictatoriale, fascistische, kleptocratische of plutocratische statushiërarchie. De innerlijke tegenstrijdigheid van de menselijke sociale natuur werkt nu eenmaal door in ons sociale, maatschappelijke én politieke leven. De strijd om de democratie houdt nooit op.

Die strijd om de democratie is daarmee onvermijdelijk ook een centraal sociaalwetenschappelijk thema. En dus is het niet verwonderlijk dat er op dit blog tot nu toe al 113 berichten aan zijn gewijd.

Uit al die berichten komt naar voren dat de democratie gevaar loopt als toenemende ongelijkheid en bestaansonzekerheid onder grote delen van de bevolking onveiligheidsgevoelens en daarmee een statuscompetitief wereldbeeld aanwakkeren. In dat wereldbeeld zijn er altijd vijanden, die bestreden en nog liever uitgeschakeld en zelfs geëlimineerd dienen te worden. Als mensen eenmaal in dat statuscompetitiepatroon terecht zijn gekomen, is er vrij spel voor wantrouwen, paranoia en samenzweringstheorieën

Ook als vijanden er objectief niet zijn, kunnen ze dan toch gemakkelijk worden "gevonden". De morele intuïtie van het iedereen-telt-mee is dan volledig uit het zicht verdwenen. Morele oproepen worden met diep wantrouwen ontvangen en als "politiek correct" en "woke" onschadelijk gemaakt. Niets lijkt het amorele wereldbeeld nog te kunnen verstoren.

Dat er nu die grondwetswijziging is aangenomen, waarin die aanhef over grondrechten en de democratische rechtsstaat kennelijk nodig werd gevonden, wijst erop dat we in een tijd leven waarin de democratie bedreigd wordt. Eerder werd zo'n aanhef niet nodig gevonden. Sociaalwetenschappelijk gezien doet dat vermoeden dat we te maken hebben gehad met toenemende ongelijkheid en bestaansonzekerheid. 

En natuurlijk wijst alles erop dat zulks inderdaad het geval is geweest. Meer ongelijkheid en meer bestaansonzekerheid waren nauwelijks verhulde, ja, vaak openlijk beleden,  doelstellingen van het neoliberale denken dat sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw de politiek in zijn greep kreeg. Het vloeide voort uit de morele luchtledigheid waartoe het vak economie zich al langer geleden bekeerd had. 

Maar het kreeg de wind in de rug van al diegenen die dachten beter af te zijn met het inperken van het democratische iedereen-telt-mee. De overheid moest allereerst in dienst staan van marktwerking als de voornaamste, ja, enige, bron van welvaart. Dat zou zogenaamd goed zijn voor iedereen (trickle-down), maar het ging toch vooral om meer kansen om rijk te worden en te blijven voor de weinigen en te profiteren van de door bestaansonzekerheid afgedwongen inspanningen van velen. Vandaar de afbraak van de sociale zekerheid van de verzorgingsstaat en de deregulering van de arbeidsmarkt en van de woningmarkt.

Met dus als onontkoombaar gevolg dat het statuscompetitieve wereldbeeld breed ingang vond. En dat dus de democratie bedreigd werd. En dat als reactie daarop die aanhef in de Grondwet er moest komen. Wordt vervolgd. Hier het vervolg.