dinsdag 31 januari 2017

Bij meer bestaansonzekerheid meer schietpartijen op scholen in de V.S.

De negatieve gevolgen van een economisch (neoliberaal) beleid dat het grote belang van bestaanszekerheid voor mensen uit het oog verloren heeft, integendeel, bestaansonzekerheid als instrument gebruikt, worden steeds duidelijker.

We kennen al de negatieve gevolgen van werkloosheid en van armoede. Evenzo weten we dat bestaansonzekerheid samenhangt met anti-immigrantensentiment en rechts-extremisme. En we hebben gezien dat bestaanszekerheid bevorderlijk is voor sociale cohesie.

Er is nu nieuw onderzoek dat een bijzonder licht werpt op de vervelende gevolgen van bestaansonzekerheid in de levensfase van de overgang van onderwijs naar de arbeidsmarkt. De studie Economic insecurity and the rise in gun violence at US schools wijst namelijk op een verband tussen economische onzekerheid en schietpartijen op scholen (school shootings) in de Verenigde Staten.

De onderzoekers stelden voor de periode 1990 - 2013 een dataset samen van zulke schietpartijen en kunnen laten zien dat er een statistisch significant verband bestaat tussen toenames van schietpartijen en toenames van economische onzekerheid. Bij die onzekerheid gaat het om landelijke en regionale gegevens over werkloosheid, gedwongen verkopen van woningen en consumentenvertrouwen. Door de onderzoekers samengevat:
In the last 25 years, there have been two periods of elevated gun violence at schools in the United States and the timing of these periods significantly correlates with increased economic insecurity. With the unemployment rate as an indicator, this effect persists at the national, regional and city levels of geographic aggregation. Further, we find that this effect is measurable across several economic indicators, which underscores the robustness of our findings.
Het is voorstelbaar dat een toename van bestaansonzekerheid juist in de levensfase van de overgang van school naar arbeidsmarkt ernstige gevolgen kan hebben. Het is een levensfase waarin het er op aankomt of je zult slagen of niet. Als de kans op slagen kleiner wordt, zal dat over de hele linie leiden tot meer frustratie, minder zelfvertrouwen en zorgen over de toekomst. Gevoelens die allerlei gevolgen zullen hebben, maar kennelijk dus ook bij sommigen het overgaan tot zulke vreselijke gewelddaden.

Denk ook weer even aan die anomietheorie.

zondag 29 januari 2017

Zondagochtendmuziek - Beethoven: String Quartet No.7 "Razumovsky No.1" / Juilliard SQ (1976 Mo...

Vorige week speelde het Juilliard String Quartet In TivoliVredenburg het strijkkwartet nr. 7 in F opus 59 van Beethoven (1806), een van de zogenaamde Rasumowskykwartetten.

Jan Caeyers (Beethoven. Een biografie) schrijft over die kwartetten (p. 313-314) dat ze :gedacht waren:
voor professionele muzikanten, wat er in de praktijk op neerkwam dat Beethoven met niemand meer rekening hield. Bepaalde passages waren technisch zo moeilijk dat ze enkel nog speelbaar waren door de grootste virtuozen en eerder thuis leken te horen in een briljant concerto dan in een gemoedelijk strijkkwartet. Soms werd het ook (de violist - HdV) Schuppanzigh te veel. Toen die er zich bij Beethoven over beklaagde dat hij onspeelbare dingen moest spelen, antwoordde de meester: 'Denk je werkelijk dat ik aan jouw ellendige viool denk wanneer ik getroffen ben door een bepaald gevoel/'.
Het was een prachtige uitvoering daar in de Hertz-zaal vorige week.

Maar we gaan even terug naar 1976, naar deze uitvoering door datzelfde Juilliard Quartet, maar in de toenmalige samenstelling. Wat een geweldige muziek,

vrijdag 27 januari 2017

Bestaansonzekerheid, ziektekostenverzekering en sociale cohesie - En over Obamacare

Het ervaren van bestaansonzekerheid heeft heel negatieve gevolgen. Lees nog even deze eerdere berichten:
In een maatschappij als de onze gaat het bij bestaansonzekerheid vrijwel altijd om het te kampen hebben met financiële onzekerheid, zoals door werkloosheid of baanonzekerheid. Maar een bron van onzekerheid is ook dat je ziek kunt worden en met de kosten van medische zorg te maken krijgt. En die kunnen zoals bekend hoog zijn.

De meeste ontwikkelde landen kennen daarom een wettelijk geregelde collectieve ziektekostenverzekering, die inhoudt dat iedereen verzekerd is, ook degenen die zulks op een particuliere markt nooit zouden kunnen betalen.

Uitzondering was tot de invoering van Obamacare (de Affordable Care Act) de Verenigde Staten. Niet dat iedere Amerikaan nu verzekerd is, maar het aantal verzekerden is wel sterk gestegen. Dat betekent dat voor veel Amerikanen hun bestaanszekerheid is toegenomen.

Er is nu nieuw onderzoek dat een licht werpt op wijdere gevolgen van die toegenomen bestaanszekerheid: Beyond Health Effects? Examining the Social Consequences of Community Levels of Uninsurance Pre-ACA. De onderzoekers, Tara McKay en Stefan Timmermans, analyseerden de data van de Los Angeles Family and Neighborhood Survey, die voorafgaand en na de invoering van Obamacare waren verzameld.

Ze konden daardoor buurten vergelijken waarvan meer of minder bewoners tegen ziektekosten waren verzekerd. Gecontroleerd voor allerlei relevante variabelen (inkomen, gezondheid, veiligheid, armoede, residentiële stabiliteit) leverde dat op dat in buurten met meer verzekerden de sociale cohesie groter was dan in buurten met minder verzekerden.

Bij die sociale cohesie ging het om zaken als het elkaar kennen, het goed met elkaar omgaan, vertrouwen in elkaar hebben en onderlinge hulpvaardigheid. Het verband zie je hieronder afgebeeld: hoe meer onverzekerden in een buurt, hoe lager de sociale cohesie (overgenomen uit het artikel).


Over de vraag hoe dit te verklaren, valt van alles te zeggen. De onderzoekers overwegen dat zorgaanbieders verplicht zijn om onverzekerden in spoedgevallen te behandelen, uiteraard uiteindelijk op kosten van de wel verzekerden. Dat kan de onderlinge verhoudingen verstoren. 

Met de invoering van Obamacare is er daarentegen een expliciet collectief arrangement, waarin iedereen naar vermogen bijdraagt. En dat draagt misschien weer bij aan een gevoel van onderlinge solidariteit, dat in het teken staat van bestaanszekerheid voor iedereen.

Het grote belang van bestaanszekerheid voor mensen én voor de sociale verhoudingen wordt daarmee weer iets duidelijker.

woensdag 25 januari 2017

Beleid dat bestaansonzekerheid zaait, oogst rechts-extremisme

Als je zoals ik in de Tweede Wereldoorlog geboren bent en bent opgegroeid in de tijden van de opbouw van de verzorgingsstaat, dan is het extra moeilijk te bevatten dat we nu opnieuw de opkomst van rechts-extremisme meemaken.

Dus probeer ik zo goed mogelijk bij te houden wat er zoal onderzocht en gepubliceerd wordt over de mogelijke oorzaken van dat rechts-extremisme.

Het beeld dat daar uit naar voren komt is natuurlijk nog niet definitief. Maar wat al wel duidelijk lijkt, is dat het niet de globalisering op zich is die het rechts-extremisme zo heeft aangewakkerd. Nee, de rol van overheidsbeleid is cruciaal.

Want hoewel de globalisering over de hele linie welvaartsverhogend heeft uitgewerkt, hebben velen er ook de nadelen van ondervonden.

En precies daar komt het belang van overheidsbeleid naar voren. Joseph Stiglitz wees daar al op in zijn WRR-lezing eind 2014: Globalization has not always been well managed - Joseph Stiglitz over globalisering en de eurocrisis. Welvaartstheoretisch gezien zouden de voordelen voor de winnaars groot genoeg zijn geweest om de verliezers (werkloosheid, stagnerende lonen) te compenseren. Maar daar was overheidsbeleid voor nodig geweest. Beleid gericht op hogere belastingen voor de rijken met het oog op grotere sociale bescherming voor de armen en de middeninkomens.

Maar dat beleid is niet gevoerd. Integendeel, lagere lonen en minder bescherming werden juist als verstandig beleid aangeprezen. U weet wel, neo-liberalisme.

Het was dus het beleid dat tekort schoot in het goed begeleiden van de globaliseringstrend. Die trend vroeg juist om meer bescherming in plaats van minder.

Door groeiende bestaansonzekerheid te tolereren of zelfs bewust na te jagen, hebben de politici een cruciale bijdrage geleverd aan de opleving van het rechts-extremisme.

Ze lieten de financiële sector de vrije hand, waardoor de crisis van 2008-2010 de economieën kon teisteren. Met als bekend gevolg een steun in de rug voor rechts-extremisme, anti-immigrantensentiment en vreemdelingenhaat (Meer rechts-extremisme na financiële crises - niet na economische crises).

Ze lieten de combinatie van groeiende bestaansonzekerheid en ongelijkheid ongemoeid, waardoor niet alleen bij de armeren, maar ook bij de meer welgestelden de zorgen over de toekomst toenamen. Zorgen die blijken samen te hangen met toenemend anti-immigranten stemgedrag (Anti-immigranten sentiment beïnvloed door inkomenspositie en bestaansonzekerheid).

Dat alles had niet hoeven te gebeuren. Martin McKee wees er al op, in zijn WRR-lezing 2016, dat de politieke keuzes anders hadden kunnen zijn. En dat ze ook gunstiger effecten hadden waar ze anders gemaakt werden (Martin McKee: toenemende kwetsbaarheid en onzekerheid zijn gevolg van politieke keuzes).

En nu zijn er Michael Jacobs en Mariana Mazzucato die een duidelijk verband leggen tussen het Brexit-en-Trump Syndroom en het tekortschietende overheidsbeleid van de neo-liberale politici:
The tragedy of globalisation over the last 30 years is that it has occurred at the same time as the dominance of an economic orthodoxy that saw the state retreat from active economic management. The precise opposite was required: as international trade – which increases national income but brings inequality and geographic dislocation – expanded, what was needed was a more active state redistributing its rewards to develop the productive economy and to ensure fairer outcomes. (The Brexit-Trump Syndrome: it’s the economics, stupid).
En er is Why far right parties do well at times of crisis: the role of labour market institutions van Tim Vlandas en Daphne Halikiopoulou, die laten zien dat het niet de gevolgen van de crisis op zich waren die het stemmen op rechts-extremistische partijen verklaren.

Nee, het gaat om de mate waarin de arbeidsmarkt is gereguleerd; hoe minder ontslagbescherming en hoe soberder de werkloosheidsuitkeringen, hoe beter de uitslagen van de rechts-extremistische partijen bij de Europese verkiezingen. De onderzoekers vatten hun resultaten als volgt samen (mijn cursivering):
They suggest that the rise of the far right is not merely the result of exogenous forces that are outside of policy makers’ control. On the contrary, it is more likely the outcome of labour market policy choices. In a number of European countries, governments of both the left and right have reduced entitlements to unemployment benefits and have deregulated job security regulations. As a result, the unemployed have seen their standard of living deteriorate, while a growing segment of the labour force now works on temporary contracts and workers on permanent contracts feel increasingly insecure. The most affected economies have responded to the financial crisis by pursuing policies of austerity (Theodoropoulou and Watt 2011), further exacerbating economic uncertainty. The irony is that it is precisely these policies, targeted at solving Europe’s economic predicament, that have intensified political instability in many European countries. If we are right, the adoption of these policies increases the risks and costs of unemployment, which, in turn, makes the rise of the far right more likely. Social democratic parties and the union movement should continue to oppose austerity not only because of its adverse economic effects, but also because of its dangerous political consequences in times of crisis. 

vrijdag 20 januari 2017

Een narcist snapt het niet als je vraagt naar zijn helden. Neem nu Trump

Chris Cillizza gaat in de Washington Post in op het antwoord dat Donald Trump, vanaf vandaag president van het machtigste land ter wereld, in een interview gaf op de vraag wie zijn helden zijn. Mensen die je als voorbeeld neemt, waar je bij opkijkt. Een onschuldige vraag, zou je denken. Maar als je die aan een narcist stelt, dan is de kans groot dat je verrast wordt.

Donald Trump blijkt het type narcist te zijn die er helemaal door in de war raakt. Dit gaf hij als antwoord:

Hier leer je veel van. Over Trump en over wat voor type narcist hij is.

Als Trump het woord voert, dan praat hij. En dat is alles. Er ontbreekt elke reflectie, op zichzelf en op wat hij zegt. Als we afspreken om een onderscheid te maken tussen associëren en reflecteren.

Hij heeft duidelijk niet gereflecteerd op zijn eigen persoonlijkheid. We hebben eerder gezien dat narcisten vaak weten dat ze narcist zijn, maar dat niet als een probleem zien. Het is niet hun probleem, maar het onze. En wij zijn in hun ogen allemaal minderwaardige schepselen, dus wat maakt het uit.

Maar je kunt ook een narcist zijn die bewust manipuleert. Die anderen een rad voor ogen draait. Die zich minder narcistisch en minder egocentrisch wil voor doen dan hij is. Dan hebben we te maken met narcisme dat overlapt met Machiavellianisme en/of met psychopathie. Zie
De donkere drie: psychopathie, narcisme en Machiavellianisme.

Als Trump er zo een zou zijn geweest, dan was hij op de vraag naar zijn helden voorbereid en had hij een sociaal wenselijk antwoord bij de hand gehad.

Maar nee, we krijgen een rechtstreekse blik in het volstrekt ontbreken van enige diepgang.

En we leren dat die leegte geheel en al gevuld wordt met de overtuiging dat er niemand is en nooit bestaan heeft en nooit zal bestaan die Trump kan evenaren. Hij is nergens uit voortgekomen, hij is sui generis, zoals Cillizza raak onder woorden brengt. De gedachte dat hij aan iemand anders dank verschuldigd zou zijn of dat hij zich door iemand anders zou kunnen laten inspireren, is voor hem onverdraaglijk.

Uiteraard is een narcist, hoe grandioos ook, altijd kwetsbaar. Want er is ook altijd nog een realiteit die zich opdringt. Vandaar de agressie tegenover degenen die zijn zelfbeeld aan het wankelen zouden kunnen brengen. Dat zijn vijanden die meteen aangepakt moeten worden.

Bij Trump, en bij "onze" Geert Wilders, gaat die agressie voorlopig alleen nog door een tweet de wereld in te sturen.

Maar Erdogan laat zijn vijanden oppakken en opsluiten..

En Hitler, ja, die was in een positie terechtgekomen waarin hij samen met zijn handlangers en nagenoeg een heel volk genocide kon plegen.

woensdag 18 januari 2017

Pesten moet je niet door leraren laten oplossen. Doe aan leeftijdsmenging

Beau Oldenburg promoveert morgen in Groningen op het proefschrift Bullying in schools. The role of teachers and classmates. Ze stuurde mij de elektronische versie toe, waarvoor dank.

Haar onderzoek ging vooral over de rol van leraren in het bestrijden van pesten. Het blijkt dat leraren het lastig vinden om pesten te herkennen en dat ze niet goed zijn toegerust om pesten aan te pakken.

Er is aandacht voor in de media. Zie bijvoorbeeld Leraren doen te weinig tegen pesten: 'Ze durven het niet te zien'. Beau zegt daar dat pesten in elke klas voorkomt en
geeft als advies dat er altijd iemand in de buurt van de kinderen moet zijn. Er moeten zo min mogelijk onbewaakte momenten zijn. Dus is het zaak om ook in de pauzes op het schoolplein te surveilleren. "Blijf goed opletten en luister naar de signalen."
En dan denk je natuurlijk, wat doen we onze kinderen aan dat we ze in scholen bij elkaar brengen en dat daar altijd iemand in de buurt moet zijn om te voorkomen dat er dingen misgaan. Is dat niet heel vreemd?

Ja, dat is vreemd en dat ligt er aan dat we op school overwegend leeftijdshomogeen groeperen. Dus leerlingen van dezelfde leeftijd bij elkaar zetten.

Dat is een onnatuurlijke sociale omgeving. Kinderen horen te verkeren en op te groeien in settingen van verschillende leeftijden. Dat is beter voor ze omdat oudere kinderen dan van nature gemotiveerd zijn om een oogje in het zeil te houden. De aanwezigheid van jongere en kwetsbaardere kinderen doet gemakkelijk een beroep op hun verantwoordelijkheidsgevoel. En jongere kinderen nemen daar weer een voorbeeld aan. Zie mijn eerdere berichten over de voordelen van leeftijdsmenging, zoals Meer over waardoor leeftijdsmenging pesten tegengaat.

En wat is nu het geval? Hoewel het in dit onderzoek dus ging om de rol van leraren, is er als een bijvangst de uitkomst dat als je schoolklassen vergelijkt, pesten inderdaad minder voorkomt in klassen met verschillende leeftijden.

Dat zijn enerzijds klassen die uit twee of meer groepen zijn samengesteld, zoals dat op kleinere scholen gangbaar is. Maar anderzijds ook klassen van scholen waarin leeftijdsmenging als pedagogisch principe wordt gehanteerd, zoals Jenaplanscholen.

En als je nog even dat vorige bericht bekijkt, dan zie je daar dat op scholen met die pedagogische leeftijdsmenging pesten twee maal minder voorkomt.

Kijk, die bijvangst zou nu eens groot in het nieuws moeten komen.

Laten we ophouden met onze leraren de problemen te laten oplossen die we eerst zelf gecreëerd hebben door kinderen van dezelfde leeftijd bij elkaar te zetten. Zodat er altijd iemand toezicht moet houden. Wat een rare logica.

dinsdag 17 januari 2017

Prestatiedruk, competitie, stress en ziek worden. Over de amygdala en het voortdurend alert moeten zijn

We hebben een maatschappij laten ontstaan, deels willens en wetens en deels zonder het door te hebben, met een gemiddeld hoog niveau van chronische stress.

Dat blijkt er o.a. uit dat onze levensverwachting zonder chronische ziekten afneemt. Zie We leven langer. Maar ook langer met meer stress? Het gaat dan om kwalen als hart- en vaatziektes, astma, suikerziekte, darmstoornissen, reuma, hoge bloeddruk en migraine. Dat we meer levensjaren hebben met chronische ziekten, wijst er op dat we meer last hebben van chronische ontstekingen en dat wijst weer op het meer ervaren van stress (type II allostatische belasting).

Waar komt die stress dan vandaan? Onderzoek wijst in de richting van het ervaren van negatieve en competitieve sociale interacties (zie Negative and competitive social interactions are related to heightened proinflammatorycytokine activity). Dan gaat het om conflicten met familie en vrienden, om competitie om aandacht te krijgen van anderen en om competitie in de sfeer van school of werk. Opvallend is dat competitie in de sfeer van sport en vrije tijd niet die kans op ontstekingen verhoogt.

Veel verkeren in een negatieve en competitieve sociale omgeving lijkt dus een bron van chronische stress. En dus van chronische ziektes. Daarmee komen de aanwijzingen overeen dat armoede, lage status, eenzaamheid en competitie (pesten, gepest worden) stressvol zijn. En in die lijn liggen berichten over stress op het werk en stress onder jongeren.

Wat het werk betreft, zie het TNO-rapport JONGEREN, WERKSTRESS EN FLEXIBELE ARBEIDSCONTRACTEN, waaruit blijkt dat oorzaken van burn-out liggen in emotioneel zwaar werk, hoge taakeisen, ongewenste omgangsvormen en gebrek aan autonomie. Ik kan dat niet met cijfers staven, maar ik vermoed dat het steeds meer en bij voortduring (vergelijkend) beoordeeld worden een belangrijke rol speelt. En die voortdurende beoordeling begint natuurlijk al in het onderwijs, waar het aantal "toetsmomenten" maar doorgroeit (Ook tieners hebben last van stress en drukte).

Het zou dus wel eens zo kunnen zijn dat het voortdurend moeten presteren, vooral ook in vergelijking met anderen, het altijd alert moeten zijn en het je moeten wapenen tegen onvriendelijkheid van anderen, dus het nooit kunnen ontspannen, de omstandigheden zijn die stress veroorzaken.

Dat vermoeden krijgt een bevestiging in het onderzoek Relation between resting amygdalar activity and cardiovascular events: a longitudinal and cohort study, dat vorige week verscheen. Het laat namelijk voor het eerst zien dat bij het verband tussen chronische stress en de kans op hart- en vaatziekten de (ook in rust!) verhoogde activiteit van de amygdala een rol speelt.

En die amygdala (of amandelkern) is een hersengebiedje dat een heel belangrijke functie heeft. Het zorgt er voor dat alle informatie die vanuit de omgeving binnenkomt een emotionele lading krijgt. Met name de rol bij angstreacties en bij agressie is bekend.

En die verhoogde activiteit van de amygdala is precies wat je verwacht als iemand zich niet veilig voelt. Als je emoties je "vertellen" dat je op je hoede moet zijn. Voortdurende waakzaamheid en alertheid op wat er zou kunnen gebeuren en op wat bedreigend zou kunnen zijn.

Daarmee is weer een stukje van het pad van een negatieve en competitieve sociale omgeving via stress naar chronische ziekten ingekleurd.

En dat drukt ons eens te meer op de noodzaak om te voorkomen dat mensen aan zulke sociale omgevingen worden blootgesteld.

zondag 15 januari 2017

Zondagochtendmuziek - Avishai Cohen quartet @ D'Jazz Nevers Festival

Vanavond met vrienden naar TivoliVredenburg, waar in de grote zaal zowel het Avishai Cohen Quartet en het Mark Guiliana Jazz Quartet optreden.

Avishai Cohen, de trompettist, niet de bassist, wordt wel gezien als de reïncarnatie van Miles Davis. Hij groeide op in Israël en Vera Vingerhoeds citeert hem daarover:
We hadden niet echt grote jazzmusici die we konden zien optreden of waar we tegenop keken. Ik heb het meest geleerd van luisteren naar platen van grote jazzmusici: Louis Armstrong, Miles Davis, John Coltrane, Sonny Rollins, Thelonious Monk. Ik leerde hun taal…. Maar in Israel was wel iets anders dat bijdroeg aan mijn muzikale ontwikkeling: een groot gevoel van lyriek in oudere israelische muziek. Op de radio werden soms dagenlang melancholieke songs gedraaid. Meestal vocale muziek… en natuurlijk is Israel een kruispunt tussen Oost en West, waar de melodische subtiliteit van Oost Europese en sefardische cultuur gemengd worden, met daarbij ook nog Afrikaanse ritmes. Mijn muziek klinkt niet Israelisch – en ik ben daar ook weggegaan toen ik 18 was – maar die brede muzikale ondergrond zit zeker in me.
Hier een optreden op het D'Jazz Nevers Festival.

vrijdag 13 januari 2017

Was de nieuwe God van "de Heer is mijn herder" het antwoord op de individualisering? - Een biologische antropologie van de Bijbel (17)

In de psalter, de bundel van honderdvijftig liederen in de Geschriften. komt een God naar voren
tot wie iedereen zich op momenten van existentiële nood kan wenden. Dit is een nieuwe God die we eerder in de Bijbel niet tegenkwamen.
We zijn aanbeland bij hoofdstuk 14 (De Psalmen: Mijn God!) van Het Oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel van Carel van Schaik en Kai Michel. Zie het vorige bericht in deze reeks over de God waar je maar beperkt blij van wordt.

Deze nieuwe God is de God van "De Heer is mijn herder", van:
Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij, uw stok en uw staf, zij geven mij moed.
Dit is, zeggen Van Schaik en Michel, een nieuw type God, "een tot wie niet alleen profeten en aartsvaders, maar alle mensen zich kunnen richten".

Sterker, er valt veel voor te zeggen om hier van een nieuw soort religie te spreken:
het soort religie dat bij de meeste mensen opkomt wanneer het over hun eigen geloof gaat. (...) voor veel christenen zijn de Psalmen het enige boek uit het Oude Testament dat voor hen betekenis heeft. 'De Heer is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de Heer is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn?' De Psalmen laten ons God zien als een 'levend U', bij wie de mens 'zijn hart uitstorten' kan.
De vraag is dan natuurlijk waar deze God vandaan komt. De oorsprong van de oude God, de gewelddadige en de wraakzuchtige, was er in gelegen dat mensen verklaringen zochten voor de grote rampspoeden die de eerste landbouwsamenlevingen teisterden. God moest daar de hand in hebben en wel om degenen te straffen die fout gehandeld hadden.

Het was een God die door epidemieën, binnenvallende legers en mislukte oogsten zijn ongenoegen kenbaar maakte. En de aartsvaders en de profeten kregen tot taak om uit te vinden wat mensen verkeerd hadden gedaan en wat anders moest. Dat maakte de God een collectieve God, een God die tot het volk sprak.

Maar kijk aan, de nieuwe God spreekt tot het individu dat smeekt om hulp:
Keer u tot mij en wees mij genadig, ik ben alleen en ellendig. Mijn hart is vol van angst, bevrijd mij uit mijn benauwenis.
Behoed mij en bevrijd mij, maak mij niet te schande, want ik schuil bij u.
Daarmee komt de nieuwe God niet voort uit een verklaringsbehoefte voor de grote rampen die het volk treffen, maar uit een individuele behoefte aan steun en bescherming en mededogen in tijden van individuele nood en crisissituaties.

Maar was dan die individuele behoefte groter geworden?

Van Schaik en Michel attenderen er nog eens op dat de mensheid een hypersociale soort is, die tot voor de landbouwrevolutie in groepen samenleefde op basis van samenwerken en delen. Anderen waren er als vanzelfsprekend en even vanzelfsprekend was dat je voor elkaar opkwam. Denk aan de Paleo Sociale Omgeving. Alleen zijn bestond, maar dan uitsluitend als zelfgekozen tijdelijke afzondering. Eenzaamheid zal hoogst uitzonderlijk zijn geweest.

Met de overgang naar de landbouw veranderde die sociale structuur ingrijpend. De egalitaire op samenwerking gebaseerde groepen vielen uiteen. Doordat de onderlinge afhankelijkheid verbrokkelde en doordat er bezitsverhoudingen ontstonden en dus ongelijkheid en competitie om land, goederen, partners en status. Het eerstegeboorterecht maakte dat de meeste jonge mannen het maar zelf moesten uitzoeken.

Daar kwam bij, en daar leggen Van Schaik en Michel de nadruk op, dat de besmettelijke ziektes door het culturele beschermingssysteem van de oude, collectieve God, die natuurlijk ook nog bestond, als straf voor begane zonde werden gezien. De priesters hadden bedacht dat contact met zieken dus moest worden vermeden. En die quarantaine bleek inderdaad het gunstige gevolg te hebben dat de epidemie zich niet verder verspreidde.

Daar kwam een geheel nieuw sociaal verschijnsel uit voort: mensen die ziek werden en dus in nood kwamen te verkeren, werden juist niet geholpen. De zieke
heeft een misstap begaan. Dan is troost niet op zijn plaats. Zijn ziekte maakt zijn zonde voor iedereen zichtbaar - en vormt een teken voor zijn medemensen dat ze hem moeten mijden om niet zelf bij God in ongenade te vallen.
Door verschillende oorzaken was verbondenheid met anderen niet meer vanzelfsprekend. Sociale afwijzing en eenzaamheid deden hun intrede. Er was "individualisering". Dat is weliswaar een hedendaagse term, maar wat er mee wordt aangeduid, begon al in de landbouwsamenlevingen.

Vandaar de groeiende behoefte aan een God waar je je mee verbonden kunt voelen. Een God die
functioneert als de ideale, want altijd bereik- en aanspreekbare stabiele contactpersoon die voorziet in de behoefte van de mens aan veiligheid en geborgenheid.
Daarmee zijn we bij een hybride God beland, een mix van de oude, bestraffende en wraakzuchtige, God en de nieuwe God bij wie je altijd terecht kunt en die zijn armen om je heen slaat.

Een innerlijk tegenstrijdige mix, zou je denken. Maar de vereniging van beide "functies" lijkt er de verklaring voor te zijn dat deze God zo populair werd. Hij was er niet alleen voor de samenleving, maar ook voor de individuele mens.

donderdag 12 januari 2017

Meer pro-sociaal gedrag als je minder tijd hebt om na te denken

De vraag of mensen van nature goed zijn kun je proberen te beantwoorden door kinderen van rond de twee en een half jaar te onderzoeken. Dat gebeurde in het onderzoek waar ik in dit bericht bij stil stond: Zijn wij van nature goed? Ja, maar...  Uit dat onderzoek bleek dat de kinderen even positief reageerden als zij zelf iets voor elkaar kregen dan als dat iemand anders lukte.

Op die leeftijd leven wij dus al mee met iemand anders en ervaren we het succes van de ander alsof het ons eigen succes is. Dat doet vermoeden dat we bij onze geboorte zo zijn toegerust dat we het meeleven met anderen niet met veel moeite hoeven aan te leren. Het "zit in ons".

Een andere aanwijzing voor onze natuurlijke goedheid zou zijn als zou blijken dat wij meer pro-sociaal zijn als we minder tijd hebben om na te denken. Als het onze eerste impuls is om iemand te helpen die hulp kan gebruiken, dan wijst dat er op dat die goedheid als het ware is ingebakken. Zeker als zou blijken dat we minder zouden helpen als we meer tijd hebben. Het nadenken over wat het helpen ons zou kosten, zou dan tot gevolg moeten hebben dat we onze help-impuls onderdrukken.

Of dat zo werkt, is onderzocht in de studie Intuitive help and punishment in the field van onderzoekers van de Erasmus Universiteit. Ze deden dat onderzoek op het Malieveld in Den Haag. Een van de onderzoekers stelde zich daar op en liet
een handschoen op de grond vallen als er een voorbijganger naderde. Daarbij de indruk wekkend dat hij dat zelf niet merkte.

Hij deed dat oftewel als die voorbijganger op 13 meter afstand was oftewel als die al tot 4,5 meter genaderd was.

Die afstanden waren gemarkeerd met fietsen die daar onopvallend waren neergezet (er stonden meer fietsen). Op de foto zie je een situatie met een korte afstand. (Overgenomen van het Supplementary material.)

Gekeken werd of de voorbijganger gewoon doorliep of op de ene of de andere manier hielp (de handschoen oppakken en aanreiken of er op attenderen dat de handschoen was gevallen). Naderhand werden alle voorbijgangers ondervraagd, waarbij bij degenen die gewoon waren doorgelopen gevraagd werd of ze het vallen van de handschoen hadden opgemerkt. Als dat niet het geval was, werden ze niet meegeteld.

Het bleek toen dat in die gevallen waarin de afstand 4,5 meter was, waarin je ongeveer 3,5 seconden de tijd hebt, meer voorbijgangers hielpen (74,6 procent) dan wanneer de afstand 13 meter was en je ongeveer 10 seconden de tijd hebt (56,5 procent), een statistisch significant verschil. Hoe minder tijd je hebt om na te denken, hoe groter de kans dat je helpt.

Er is meer onderzoek dat in deze richting wijst. Ik denk even terug aan het bericht Op de automatische piloot zijn we pro-socialer dan wanneer we nadenken. Daar bleek dat mensen pro-socialer zijn als ze afgeleid worden door iets anders. In het onderzoek bestond die afleiding er uit dat ze een vrij lang getal moesten onthouden.

zondag 8 januari 2017

Zondagochtendmuziek - Sokolov in Madrid 1998

John Elliot Gardiner behandelt in hoofdstuk 4 van zijn Bach. Muziek als een wenk van de hemel de componisten die in of rond 1685, het geboortejaar van Bach, zijn geboren. Het gaat om Handel, Domenico Scarlatti, Mattheson, Telemann en Rameau.

Over die laatste schrijft Gardiner dat hij als buitenstaander begon. Na een een paar maanden verblijf in Italië, was hij een tijdje organist in de kathedraal van Avignon.
Daarnaa was hij wat langer in dienst in Clermont-Ferrand, waar hij werkte aan zijn Premier Livre de pièces de clavecin, dat in 1706 uitkwam. Later zou Rameau worden erkend als de belangrijkste muziektheoreticus van zijn tijd. Op zijn vijftigste zou hij zich laten gelden als een van de meest markante muzikale stemmen van de late barok en de grootste componist worden van tragédie lyrique en opéraballet uit de geschiedenis van de Franse opera, al hadden indertijd weinig mensen dat kunnen voorspellen.
Die, zeg maar, operamuziek van Rameau is wel heel onderhoudende kost. Zie nog eens eerdere zondagochtendmuziek die gewijd was aan Rameau: hier uitgevoerd door Jordi Savall en hier door Gardiner zelf.

Maar o, wat zijn die klavecimbelstukken ook mooi! Ik zocht wat en kwam het concert hieronder tegen waar de grote Grigory Sokolov in 1998 in Madrid een van de suites uitvoert op de vleugel.

Dat die uitvoering zo natuurlijk en zo aangenaam overkomt, ligt natuurlijk mede aan Sokolov, maar bovenal aan de muziek zelf.

Als je blijft luisteren, krijg je ook nog de Pianosonate nr. 16 van Beethoven en de eerste van Brahms.  Prachtig!

donderdag 5 januari 2017

Tijdsbesteding aan sociale media maakt eenzamen juist (nog) ongelukkiger

We leven in een maatschappij waarin het hebben van sociale contacten niet vanzelf spreekt.

Daardoor komt aan het licht dat het wel hebben van sociale contacten bevorderlijk is voor welzijn en zelfs gezondheid. En omgekeerd, een gebrek aan sociale contacten en eenzaamheid maken ziek. Achter de labels geluk en gezondheid is op dit blog het vele onderzoek besproken dat hierover uitsluitsel geeft.

Sinds we naast face-to-face contacten ook contacten hebben via sociale media, komt de vraag op of online contacten in de plaats kunnen komen van de echte, fysieke contacten. Daarover waren aanvankelijk wel optimistische geluiden.

Dat was het zelfde optimisme dat heerste in de sociologie van na de Tweede Wereldoorlog. In het vak heerste toen het "functionalisme", dat kort gezegd uitdroeg dat in de maatschappij alles vanzelf weer goed komt. Zo herinner ik me van de Amerikaanse socioloog Eugene Litwak (voor vakgenoten: een leerling van Talcott Parsons) de passage dat het helemaal niet erg was dat familieleden en vrienden verder uit elkaar gingen wonen, want ze konden elkaar toch bellen en in de auto stappen. En voor elkaar helpen konden ze geld overmaken.
Ik zocht het even op en het gaat om het artikel Primary Group Structures and Their Functions: Kin, Neighbors, and Friends uit 1969. 
Face-to-face hoefde helemaal niet. En als dat verloren ging, dan zorgden nieuwe, technische ontwikkelingen er als vanzelf voor dat er iets voor in de plaats kwam dat dezelfde functie had. Als de functionalisten van toen gelijk hadden gehad, dan hadden we nu niet het probleem van eenzaamheid gekend.

Zoals gezegd, dat optimisme kwam weer een beetje terug met de opkomst van internet. Maar onderzoek wees al gauw uit dat het zo niet werkte. Zie de eerdere berichten op dit blog:
Gelukkiger door real-life vrienden, niet door on-line vrienden en Facebook is leuk, maar geen vervanging voor echte sociale contacten.

Er is nu het nieuwe onderzoek Social Network Sites, Individual Social Capital and Happiness dat in dezelfde richting wijst. De onderzoekers analyseerden de gegevens van ruim 600 deelnemers van tussen de 15 en 44 jaar aan de Dutch Longitudinal Internet Studies for the Social Sciences (LISS). Van hen waren bekend hoeveel tijd ze besteedden aan sociale media (Facebook, Hyves, Myspace, Sugababes, Twitter en dating sites), hoe gelukkig ze zich voelden, hoe vaak ze contact hadden met familie en vrienden, hoe tevreden ze waren met hun contacten en hoe eenzaam ze zich voelden.

Uit de analyses komt dan naar voren dat inderdaad degenen die vaker face-to-face contact hebben met familie en vrienden gelukkiger zijn. Daarentegen maken de contacten op de sociale media, gemeten aan de tijdsbesteding daaraan, niet gelukkiger. Het verband is zelfs negatief, maar niet statistisch significant. Online contacten zijn dus zoals verwacht geen vervanging voor echte contacten.

Maar wat ook bleek is dat het meer actief zijn op de sociale media degenen die zich eenzaam voelden en die ontevreden waren met hun sociale contacten juist minder gelukkig maakten. En dat is opvallend. Als je eenzaam bent, kun je kennelijk beter eenzaam zijn met minder sociale media-activiteit dan met meer.

Het is uit het onderzoek niet duidelijk wat het oorzakelijk verband is. Worden de eenzamen ongelukkiger doordat ze meer actief zijn op de sociale media? Of zijn het de meer ongelukkigen onder de eenzamen die meer bezig zijn met sociale media?

Omdat de de deelnemers (althans een deel daarvan) twee keer ondervraagd werden, met een tussenpoos van een jaar, hadden de onderzoekers kunnen proberen daar een antwoord op te vinden. Waarom ze dat niet gedaan hebben is mij niet helemaal duidelijk.

maandag 2 januari 2017

Tony Atkinson overleden - Econoom die wel de gebreken van de markt en de noodzaak van overheidsingrijpen zag

De Britse econoom Tony Atkinson is overleden. Ik stond vorig jaar bij zijn werk stil naar aanleiding van de lezing die hij toen in Amsterdam gaf en het interview dat de Volkskrant toen met hem had. Zie Atkinson: werkloosheidsbestrijding moet (weer!) veel hoger op de agenda. Die lezing en dat interview waren weer naar aanleiding van het verschijnen van wat zijn laatste boek zou worden: Inequality. What Can Be Done.

Atkinson is vooral bekend geworden door zijn ongelijkheidsonderzoek, maar zijn werkterrein was breder. Het ging hem om de gebreken van de markt en om de overheidstaken die daaruit voortkomen. Hij noemde dat public economics en hij was de oprichter van de Journal of Public Economics.

Zijn ongelijkheidsonderzoek was een deel van dat werkterrein. Voortkomend uit het inzicht dat de markt niet als vanzelf een optimale inkomen- en vermogensverdeling genereert. En daardoor een overheid nodig heeft die niet alleen reageert op uitkomsten van de markt, door belastingheffing en herverdeling, maar ook actief omstandigheden schept die economische groei voor iedereen en rechtvaardige verhoudingen bevordert.

Daarmee is zijn werk een verademing vergeleken met de neoliberale fantasiewereld waarin veel andere economen en, helaas, veel politici de laatste tientallen jaren verkeren. Je mag wel zeggen dat hij bij uitstek iemand was die de inspanning en toewijding opbracht om onze inzichten in de goede werking van het publieke domein te vergroten. Denk aan mijn vorige bericht, op de drempel van 2017.

Kijk even naar dit korte YouTube-filmpje waarin Atkinson aan het woord is (en lees dan hieronder verder):



Wijze woorden, waarvan ik de volgende even opschrijf:
Economics is not being just a positive subject, it's a moral science. If you hold particular values about the situation, then how should we translate those into measures that the government can apply and use to analyze how the society is performing. (...) I think the key thing, in fact, is not to focuas on taxes and transfers but on what happens before that, on the incomes people get. What happens to them when they leave school, the jobs they can get in to, the pay they get, the wealth they get from inheritances or other sources, all these things determine their start in life and what their incomes are before the government gets to work on taxes.and transfers.
Inequality has been in all the headlines. But the key question, to my mind, is what we're going to do about it. There has been less concrete in terms of proposals which we could realistically think of introducing to have a serious effect on helping people and providing a fairer society.
Lees ook Beatrice Cherrier (Remembering Tony Atkinson as the architect of modern public economics). En Geoff Riley (RIP Sir Tony Atkinson).

En lees vooral ook The 15 Proposals from Tony Atkinson’s ‘Inequality – What can be done?’. Daar gaat het o.a. over de noodzaak van een werkgelegenheidsdoelstelling, over een kapitaalsuitkering aan iedereen bij het bereiken van de volwassen leeftijd, over progressievere tarieven in de inkomstenbelasting en over een participatie-inkomen (basisinkomen).

Zouden voorstellen als deze alstublieft weer deel mogen gaan uitmaken van het politieke debat? Zou de sociaaldemocratie zich alstublieft weer eens willen bezinnen op waar het ook al weer om ging?