De wet heeft tot doel om zo veel mogelijk mensen – ook degenen met weinig arbeidsvermogen – aan het werk te helpen, bij voorkeur bij een gewone werkgever. Daarnaast is het doel van de wet om de afhankelijkheid van uitkeringen zo klein mogelijk te maken. Hierbij ligt de nadruk op het activeren van mensen. Dat betekent dat er vooral wordt gekeken naar wat iemand wél kan, hoe die kwaliteiten op een werkplek benut kunnen worden en hoe iemand gestimuleerd kan worden om aan de slag te gaan.Daarmee is die Participatiewet onderdeel van de verschuiving van het naoorlogse sociaaleconomische beleid gericht op volledige werkgelegenheid en verzorgingsstaat naar het neoliberale beleid van het geloof in de markt en de kleine overheid. Zie het bericht De verschuiving van full employment naar full employability loopt tegen zijn grenzen aan - Over de taaleis, de sollicitatieplicht en de tegenprestatie.
Volgens die neoliberale ideologie ligt het aan de mensen zelf als ze geen werk kunnen vinden. Geen werk hebben betekent dat je je eisen die je aan een baan stelt nog niet voldoende naar beneden hebt bijgesteld. Of dat je nog niet genoeg de vaardigheden hebt ontwikkeld om werk te vinden en om werknemer te zijn. Daarom is het nodig dat je "begeleid" en "geactiveerd" en "gestimuleerd" wordt.
En als je daar maar genoeg aan meewerkt, dan is er vast wel een baan voor jou te vinden. Zo nodig met een loonkostensubsidie voor je toekomstige werkgever. Of als dat ook niet lukt, biedt de gemeente je een beschutte werkplek aan. Hoe en in welke mate dat gebeurt, dat beslist de gemeente. Dat staat in die Participatiewet.
De teneur van die Eindevaluatie is dat die wet is mislukt. Volgens het SCP zijn de doelstellingen van de wet niet gehaald.
Daar is misschien discussie over mogelijk, zoals Pierre Koning in ESB betoogt. Maar over de mislukking van een onderdeel van die wet lijkt een consensus te groeien. Het gaat dan om het sluiten van de sociale werkplaatsen, als onderdeel van de wet, dat wil zeggen om het besluit te stoppen met het aanbieden van plaatsen in de sociale werkvoorziening. Die overheidstaak van het aanbieden van werk aan diegenen die de vaardigheden missen voor werk op de reguliere arbeidsmarkt, moest worden afgestoten. U weet wel, de markt moet het werk doen en we willen een kleinere overheid.
Er gaan nu stemmen op om dat besluit terug te draaien. De SP dient daartoe een initiatiefwet in. Ook de PvdA is nu voorstander van de herinvoering van de sociale werkplaatsen, evenals het wetenschappelijk bureau van het CDA.
Het gaat hier niet alleen om politiek, maar ook om het belangrijke sociaalwetenschappelijk thema hoe je het beste de nodige taken verdeelt over de bestaande sociale ordes, dus over Overheid, Markt, Organisaties en Primaire Sociale Orde.
De arbeidsmarkt is in de mensheidsgeschiedenis een zo nieuw verschijnsel dat het bepaald niet gegarandeerd is dat iedereen daar werk kan vinden om in zijn levensonderhoud te voorzien. En hoe meer die markt echt "werkt", dus hoe meer concurrentie, hoe minder werkgevers de ruimte hebben en hoe minder gemotiveerd ze zijn om mensen een baan aan te bieden die niet productief genoeg zijn.
De concurrentie biedt werkgevers geen ruimte om hun gemeenschapsintuïties te volgen, zoals ze dat in de Primaire sociale orde van de persoonlijke relaties graag gedaan zouden hebben. Concurrentie verdringt pro-sociaal gedrag. Een bedrijf dat niet genoeg de arbeidskosten tergudringt, redt het op den duur niet.
Anders gezegd, van de sociale orde van de markt moeten we geen zaken verwachten die die orde niet te bieden heeft. Die markt is er juist vanwege de voordelen van de concurrentie. Die uiteraard gereguleerd moet worden.
Maar als je die zo probeert te reguleren dat werkgevers er wel voor zullen zorgen dat ook de zwakkeren werk vinden, dat blijkt dus niet goed te werken. Ook niet met loonkostensubsidies en met gemeenten die moeten proberen om beschutte werkplekken te vinden.
Dus was het bij nader inzien toch eigenlijk wel een goed idee om als overheid te zorgen voor sociale werkvoorziening, voor sociale werkplaatsen. Die er helemaal op zijn ingericht om werk en een werkomgeving aan te bieden aan mensen met te weinig vaardigheden voor de reguliere arbeidsmarkt.
Want eigenlijk waren die sociale werkplaatsen een groot succes. Totdat ze, als uitvloeisel van diezelfde neoliberale verschuiving meer moesten gaan concurreren. Ze moesten hun eigen inkomsten vergroten. Zodat ze voor de overheid goedkoper werden. De overheid moest kleiner en dus moesten de sociale werkplaatsen meer met private middelen gefinancierd worden.
Met als gevolg dat de werkplaatsen hun beste werknemers, die misschien anders regulier werk hadden kunnen vinden, probeerden te behouden. Vandaar dat de lonen in de sociale werkvoorziening gingen toenemen. Waardoor de sociale werkplaatsen nog duurder werden. En er wachtlijsten ontstonden en groeiden. Want de werkplaatsen begonnen in te zien dat het "bedrijfseconomisch" gezien niet verstandig was om datgene te doen waarvoor ze bedoeld waren: werk bieden aan de zwaksten op de arbeidsmarkt. Zie het bericht Een publieke taak moet je met publiek geld financieren - Over de publieke omroep en over de sociale werkvoorziening.
Dat neoliberale denken zorgde er dus eerst voor dat de werkplaatsen niet meer konden doen waarvoor ze op de wereld waren, waarna ze wegens "slecht functioneren" maar beter konden worden afgeschaft.
Datzelfde thema van de goede verdeling van taken over de sociale ordes speelde langer geleden met de kinderbijslag. Want aanvankelijk heersten nog ideeën over het "rechtvaardige loon", die inhielden dat wat marktrelaties betreft niet teveel mocht worden afgeweken van de persoonlijke relaties van de Primaire sociale orde. Daarin word je geacht om zorg te hebben voor elkaar en dat houdt ook in dat je met elkaars noden en behoeften rekening houdt.
Zoals met verschillen in behoeftes tussen werknemers. De een heeft kinderen te onderhouden en de ander niet. Dan heeft toch degene met (meer) kinderen meer nodig en hoort hij dus meer te verdienen dan degene zonder of met minder kinderen? Zo doen we dat toch als we rekening met elkaar houden?
Maar we kwamen al gauw tot het inzicht dat de arbeidsmarkt zo niet kan werken. Want concurrentie.
En als de markt het niet kan, dan moet dus de sociale orde van de Overheid inspringen. Zo kwam er de door de overheid gefinancierde kinderbijslag. Zie Kinderbijslag en de arbeidsovereenkomst.
Het goed toedelen van taken aan sociale ordes, dat is nu eenmaal een niet te vermijden collectieve uitdaging van de maatschappij waarin we terecht zijn gekomen.