Kaj van der Plas attendeerde me op de reportage Het kinderbrein, die in Brandpunt van 13 april werd uitgezonden. De Amerikaanse kinderpsychiater en hersenwetenschapper Bruce Perry noemt daarin een schatting van hoeveel tijd onze kinderen minder deelnemen aan sociale interacties met de eigen ouders en vooral met andere volwassenen dan kinderen van jagers-verzamelaars. De reportage is hier nog te zien op Uitzending gemist.
Volgens die schatting is dat 1/25. Tegenover elke minuut die een kind in onze maatschappij aan zulke interacties besteedt, staan dus vijfentwintig minuten voor een kind in een jagers-verzamelaars samenleving (de Paleo Sociale Omgeving). Dat betekent nagenoeg dat wij met zijn allen onze kinderen emotioneel verwaarlozen. Met zijn allen, omdat het natuurlijk niet alleen een verantwoordelijkheid van de ouders is om dat te voorkomen. We hebben de maatschappij zo ingericht, zonder dat in de gaten te hebben, dat onze kinderen een voortdurende honger hebben naar sociale interacties. Een maatschappij waarin we zijn gaan geloven in de mythe van de opvoedbaarheid.
Waar zou die schatting van 1/25ste vandaan komen? Ik moest denken aan hoofdstuk 16 (Cooperative Breeding in the Extended Family) van het boek The Evolution of Childhood. Relationships, Emotion, Mind (2010) van Melvin Konner. Daarin passeert onderzoek de revue met metingen van hoeveel tijd kinderen in interacties met andere volwassenen doorbrengen in verschillende samenlevingen, waaronder die van jagers-verzamelaars. Het kan zijn dat Perry zich op dit hoofdstuk baseert. Ik kom er nog een keer op terug.
Maar dat zal even duren, want dit blog kent even een onderbreking van een week of wat.
Een blog over toepassingen van sociale wetenschap op persoonlijke en maatschappelijke vraagstukken op het gebied van de bevordering van welzijn/gezondheid en pro-sociaal gedrag/coöperatie.
maandag 21 april 2014
zondag 20 april 2014
Muziek voor de zondagochtend - Ivan Fischer dirigeert de Mattheüs Passie
Gisteravond naar de uitvoering gekeken van de Mattheüs Passie door het Koninklijk Concertgebouw Orkest o.l.v. Ivan Fischer, die Brava had geprogrammeerd. Met het Groot Omroep Koor en het Nederlands Kinderkoor. Wat een geweldige uitvoering. Werkelijk alles is zo indrukwekkend en ontroerend dat je, ja, "er stil van wordt" is eigenlijk te zwak uitgedrukt. Maar als er dan toch nog iets boven uitsteekt, is dat Mark Padmore, als evangelist.
De muziek zit nog veel te veel in mijn hoofd om nu al naar iets anders te kunnen luisteren. En bovendien, hij staat gewoon op YouTube.
De muziek zit nog veel te veel in mijn hoofd om nu al naar iets anders te kunnen luisteren. En bovendien, hij staat gewoon op YouTube.
vrijdag 18 april 2014
Als stress geen individuele verantwoordelijkheid is, dan moet stressbestrijding dat ook niet zijn
Vandaag een bijna uitstekend betoog (De bestrijding van stress verdient meer politieke aandacht en budget) van Martijn van Winkelhof (Ministerie van Financiën), Bram Bakker (psychiater) en Remko Kuipers (Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam) op MeJudice. Waarom uitstekend en waarom bijna?
Uitstekend omdat de auteurs terecht aandacht vragen voor de grote omvang van de aan chronische stress gerelateerde zorgconsumptie. Onderzoek wijst uit dat tussen de 60 en 90 procent van de huisartsbezoeken stressgerelateerd is. Ongeveer hetzelfde geldt voor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Van de totale collectieve zorgconsumptie in Nederland van ongeveer 90 miljard gaat al zo'n twintig miljard naar de kosten van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. De collectieve lasten van chronische stress zullen zeker miljarden euro's bedragen. Zie ook het bericht We leven langer. Maar ook langer met meer stress?
Ook uitstekend omdat de auteurs die grote omvang van chronische stress in verband brengen met onze huidige leefwijze.
Lage status, armoede, piekeren en chronische stress
Gezondheid en sociale omgeving (7): de stress van statuscompetitie en eenzaamheid
Gezondheid en sociale omgeving (8): allostatische belasting en de levensloop
Gezondheid en sociale omgeving (10): de gezondheidsschade van inkomensongelijkheid
Wie zijn het meest gestresst? En is stress toegenomen? Wat zegt dat over onze maatschappij?
Leefstijl, stress, eenzaamheid en de kans op dementie - Gezondheid en sociale omgeving (19)
Armoede maakt ziek door gevoel anders behandeld te worden - Gezondheid en sociale omgeving (20)
Kinderen steeds eerder in puberteit: snellere levensloop-strategie door vroege sociale stress?
Betaald werk hebben maakt gelukkig, maar betaald werken maakt ongelukkig. Was dat niet vervreemding?
Door eenzaamheid meer stress, grotere kans op ontstekingen en eerder overlijden
Over de negatieve lange termijn-effecten van pesten en gepest worden op jonge leeftijd
Opgroeien in armoede is af te lezen aan langzamere hersenontwikkeling in eerste levensjaren
Het is overduidelijk dat de aard van onze maatschappij een leefwijze met zich meebrengt die ons sterk blootstelt aan eenzaamheid en statuscompetitie. Wat zouden we daaraan moeten doen?
En dan wordt duidelijk waarom ik dat betoog van Van Winkelhof, Bakker en Kuipers bijna uitstekend vind. In plaats van gewoon uitstekend. Want wat bepleiten ze als oplossing? We moeten, zeggen ze, de stress bestrijden met
Maar daarmee schieten ze in een reflex die je vaker ziet optreden: we hebben een collectief, maatschappelijk probleem en dat gaan we oplossen met individuele behandelmethoden. Het medische model is in dat denken allesoverheersend. De maatschappij brengt met zichvoort mee dat individuen klachten ontwikkelen en die klachten moeten we gaan bestrijden. Door mensen te gaan leren hoe ze zich beter kunnen wapenen tegen de risico's van statuscompetitie en eenzaamheid.
Maar dan laten we de oorzaken van die risico's gewoon bestaan. Waarom zouden we een collectief probleem niet collectief aanpakken? We zouden de statuscompetitie kunnen verminderen door de inkomens- en vermogensongelijkheid terug te brengen. En door de armoede te bestrijden. En door een beleid gericht op volledige werkgelegenheid, zodat minder mensen te maken krijgen met (de dreiging van) werkloosheid. Meer fatsoenlijke banen.
We zouden scholen zo kunnen inrichten dat leerlingen meer leeftijdsgemengd opgroeien, zodat de kans op statuscompetitie en pesten vermindert. We zouden meer geld kunnen uittrekken voor ontmoetingsplekken in buurten en daarmee de kans op eenzaamheid kunnen terugdringen. We zouden kleinschaligheid en spreiding van bedrijven en voorzieningen kunnen bevorderen, om de woon-werkafstand en mobiliteit te verminderen, waardoor we weer meer een sociaal leven kunnen leiden. We zouden de reclame nog verder aan banden kunnen leggen, zodat we ons minder laten verleiden tot materialisme en statuscompetitie.
Kortom, waarom niet meer omwegbeleid? In plaats van de oorzaken hun werk te laten doen en achter de feiten te blijven aanlopen.
Uitstekend omdat de auteurs terecht aandacht vragen voor de grote omvang van de aan chronische stress gerelateerde zorgconsumptie. Onderzoek wijst uit dat tussen de 60 en 90 procent van de huisartsbezoeken stressgerelateerd is. Ongeveer hetzelfde geldt voor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Van de totale collectieve zorgconsumptie in Nederland van ongeveer 90 miljard gaat al zo'n twintig miljard naar de kosten van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. De collectieve lasten van chronische stress zullen zeker miljarden euro's bedragen. Zie ook het bericht We leven langer. Maar ook langer met meer stress?
Ook uitstekend omdat de auteurs die grote omvang van chronische stress in verband brengen met onze huidige leefwijze.
Er wordt wel eens gezegd dat de moderne mens op een dag meer prikkels verwerken dan onze verre voorvaderen in hun hele leven. Dat betreft dan vooral de belasting van ons brein. Ondertussen is onze fysieke constitutie niet ingrijpend veranderd, maar wel staat door alle hersenactiviteit onze autonome ontspanning (beweging, slaap) zwaar onder druk.Wat er dan mis is met onze leefwijze? Dat we teveel blootstaan aan de risico's van statuscompetitie en eenzaamheid. Loop nog eens, als je een keer de tijd kunt vinden(!), deze blogberichten na over het verband tussen die risico's en chronische stress:
Wij zullen onder ogen moeten zien dat onze huidige leefwijze gepaard gaat met een aanmerkelijk verhoogd risico op een ziekmakende ontregeling van het stresssysteem. Dat behoeft meer en expliciete aandacht op de werkvloer, in het onderwijs én in medische protocollen.
Lage status, armoede, piekeren en chronische stress
Gezondheid en sociale omgeving (7): de stress van statuscompetitie en eenzaamheid
Gezondheid en sociale omgeving (8): allostatische belasting en de levensloop
Gezondheid en sociale omgeving (10): de gezondheidsschade van inkomensongelijkheid
Wie zijn het meest gestresst? En is stress toegenomen? Wat zegt dat over onze maatschappij?
Leefstijl, stress, eenzaamheid en de kans op dementie - Gezondheid en sociale omgeving (19)
Armoede maakt ziek door gevoel anders behandeld te worden - Gezondheid en sociale omgeving (20)
Kinderen steeds eerder in puberteit: snellere levensloop-strategie door vroege sociale stress?
Betaald werk hebben maakt gelukkig, maar betaald werken maakt ongelukkig. Was dat niet vervreemding?
Door eenzaamheid meer stress, grotere kans op ontstekingen en eerder overlijden
Over de negatieve lange termijn-effecten van pesten en gepest worden op jonge leeftijd
Opgroeien in armoede is af te lezen aan langzamere hersenontwikkeling in eerste levensjaren
Het is overduidelijk dat de aard van onze maatschappij een leefwijze met zich meebrengt die ons sterk blootstelt aan eenzaamheid en statuscompetitie. Wat zouden we daaraan moeten doen?
En dan wordt duidelijk waarom ik dat betoog van Van Winkelhof, Bakker en Kuipers bijna uitstekend vind. In plaats van gewoon uitstekend. Want wat bepleiten ze als oplossing? We moeten, zeggen ze, de stress bestrijden met
ontspanningsoefeningen met behulp van ademhaling, yoga, running-therapie, of mindfulness-programma’sStressinterventieprogramma's dus. En ze hebben gelijk dat de werking daarvan is aangetoond. Ze willen dus dat er een budget wordt uitgetrokken om scholieren en werknemers op een reguliere basis zulke programma's aan te bieden. En dat budget zal veel groter moeten zijn dan de één miljoen euro die minister Asscher nu voor de gehele kabinetsperiode heeft uitgetrokken voor het "Plan van aanpak (werk)stress".
Maar daarmee schieten ze in een reflex die je vaker ziet optreden: we hebben een collectief, maatschappelijk probleem en dat gaan we oplossen met individuele behandelmethoden. Het medische model is in dat denken allesoverheersend. De maatschappij brengt met zich
Maar dan laten we de oorzaken van die risico's gewoon bestaan. Waarom zouden we een collectief probleem niet collectief aanpakken? We zouden de statuscompetitie kunnen verminderen door de inkomens- en vermogensongelijkheid terug te brengen. En door de armoede te bestrijden. En door een beleid gericht op volledige werkgelegenheid, zodat minder mensen te maken krijgen met (de dreiging van) werkloosheid. Meer fatsoenlijke banen.
We zouden scholen zo kunnen inrichten dat leerlingen meer leeftijdsgemengd opgroeien, zodat de kans op statuscompetitie en pesten vermindert. We zouden meer geld kunnen uittrekken voor ontmoetingsplekken in buurten en daarmee de kans op eenzaamheid kunnen terugdringen. We zouden kleinschaligheid en spreiding van bedrijven en voorzieningen kunnen bevorderen, om de woon-werkafstand en mobiliteit te verminderen, waardoor we weer meer een sociaal leven kunnen leiden. We zouden de reclame nog verder aan banden kunnen leggen, zodat we ons minder laten verleiden tot materialisme en statuscompetitie.
Kortom, waarom niet meer omwegbeleid? In plaats van de oorzaken hun werk te laten doen en achter de feiten te blijven aanlopen.
woensdag 16 april 2014
Waarom noemde minister Asscher de naam van Keynes? Een waarschijnlijk te optimistisch antwoord
Ik verwonderde me er gisteren over dat minister en vice-premier Lodewijk Asscher zijn speech op de Brokerdag 2014 begon met een citaat van Keynes, de grondlegger van de moderne macro-economie, maar in de rest van zijn betoog er geen enkel blijk van gaf dat hij de actualiteit van de Keynesiaanse macro-economische inzichten onderkende.
De lezing ging over het ideaal van de volledige werkgelegenheid en van Keynes kwam de gedachte dat de overheid een macro-economisch beleid moet voeren gericht op volledige werkgelegenheid. Wat inhoudt dat in tijden van crisis en vraaguitval de overheid door het naar voren halen van investeringen moet proberen om te voorkomen dat we in een evenwicht terecht komen met hoge en langdurige werkloosheid.
Je zou dus verwachten dat het noemen van Keynes de inleiding was van een betoog over het wenselijke macro-economische beleid. Maar, zoals ik gisteren meldde, dat was niet het geval. Het ging alleen maar over micro-economische beleidsvraagstukken en over de aanbodkant. Dat er in Nederland, en in Europa, iets met de vraagkant aan de hand is, dat kon je uit het betoog niet opmaken. Verwonderlijk.
Maar ik bedacht vandaag dat de verwondering ook de andere kant op zou kunnen gaan. Ik bedoel, waarom vond de minister het eigenlijk een goed idee om met een citaat van Keynes te beginnen?
Eigenlijk is dat verwonderlijk. Want je kunt er in de huidige kringen van de politiek-economische elite helemaal niet mee scoren door te laten blijken dat je wel iets van Keynes af weet. Keynes is uit. Je hebt het in die kringen voor je reputatie bepaald niet nodig om Keynes te noemen. Om tot de kring van de Very Serious People (naar Krugman) te blijven behoren, kun je dat zelfs beter vermijden. Ook sociaaldemocraten lijken daarnaar te handelen. Kijk maar naar Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en: Nederland.
Daarentegen is Keynes springlevend in de mainstream academische macro-economie. Economen als Krugman, Wren-Lewis, Summers, DeLong, Thoma en Bas Jacobs (Update: En Coen Teulings) zijn wanhopig dat de politici zich zo weinig gelegen laten liggen aan wat de economiehandboeken voorschrijven. En dat ze een obsessie met het overheidstekort en met de dreiging van te hoge inflatie hebben ontwikkeld. Die politici zijn op het ogenblik de radikalinski's en de academische macro-economen zijn middle of the road.
Dat brengt je op de gedachte dat minister Asscher en/of zijn speechschrijvers, wie weet, een heel klein beetje bezig zijn te twijfelen aan de door deze regering ingeslagen weg. Misschien beginnen ze door te krijgen wat er eigenlijk aan de hand is. Dat de onderbouwing van het bezuinigingsbeleid altijd zwak is geweest en nu al een poos helemaal in elkaar is gestort.
Maar ja, hoe maak je een omslag? Dat kan natuurlijk niet zo maar. Er is een regeerakkoord. Wat zeg ik, er is een hele reeks akkoorden. Die zet je niet zomaar aan de kant. Dat zou als "onverantwoordelijk" gezien worden.
Maar tegelijk ga je denken dat het alvast geen kwaad kan om eens, als dat zo te pas komt, de naam van Keynes te laten vallen. Daarmee wek je alvast de indruk dat je heus wel van de hoed en de rand weet. Je anticipeert op wat je verwacht dat er gaat komen: de ontmaskering van het huidige beleid als een uitkomst van ongeïnformeerdheid en ideologie.
Het is, realiseer ik mij heus wel, waarschijnlijk een te optimistische gedachte.
De lezing ging over het ideaal van de volledige werkgelegenheid en van Keynes kwam de gedachte dat de overheid een macro-economisch beleid moet voeren gericht op volledige werkgelegenheid. Wat inhoudt dat in tijden van crisis en vraaguitval de overheid door het naar voren halen van investeringen moet proberen om te voorkomen dat we in een evenwicht terecht komen met hoge en langdurige werkloosheid.
Je zou dus verwachten dat het noemen van Keynes de inleiding was van een betoog over het wenselijke macro-economische beleid. Maar, zoals ik gisteren meldde, dat was niet het geval. Het ging alleen maar over micro-economische beleidsvraagstukken en over de aanbodkant. Dat er in Nederland, en in Europa, iets met de vraagkant aan de hand is, dat kon je uit het betoog niet opmaken. Verwonderlijk.
Maar ik bedacht vandaag dat de verwondering ook de andere kant op zou kunnen gaan. Ik bedoel, waarom vond de minister het eigenlijk een goed idee om met een citaat van Keynes te beginnen?
Eigenlijk is dat verwonderlijk. Want je kunt er in de huidige kringen van de politiek-economische elite helemaal niet mee scoren door te laten blijken dat je wel iets van Keynes af weet. Keynes is uit. Je hebt het in die kringen voor je reputatie bepaald niet nodig om Keynes te noemen. Om tot de kring van de Very Serious People (naar Krugman) te blijven behoren, kun je dat zelfs beter vermijden. Ook sociaaldemocraten lijken daarnaar te handelen. Kijk maar naar Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en: Nederland.
Daarentegen is Keynes springlevend in de mainstream academische macro-economie. Economen als Krugman, Wren-Lewis, Summers, DeLong, Thoma en Bas Jacobs (Update: En Coen Teulings) zijn wanhopig dat de politici zich zo weinig gelegen laten liggen aan wat de economiehandboeken voorschrijven. En dat ze een obsessie met het overheidstekort en met de dreiging van te hoge inflatie hebben ontwikkeld. Die politici zijn op het ogenblik de radikalinski's en de academische macro-economen zijn middle of the road.
Dat brengt je op de gedachte dat minister Asscher en/of zijn speechschrijvers, wie weet, een heel klein beetje bezig zijn te twijfelen aan de door deze regering ingeslagen weg. Misschien beginnen ze door te krijgen wat er eigenlijk aan de hand is. Dat de onderbouwing van het bezuinigingsbeleid altijd zwak is geweest en nu al een poos helemaal in elkaar is gestort.
Maar ja, hoe maak je een omslag? Dat kan natuurlijk niet zo maar. Er is een regeerakkoord. Wat zeg ik, er is een hele reeks akkoorden. Die zet je niet zomaar aan de kant. Dat zou als "onverantwoordelijk" gezien worden.
Maar tegelijk ga je denken dat het alvast geen kwaad kan om eens, als dat zo te pas komt, de naam van Keynes te laten vallen. Daarmee wek je alvast de indruk dat je heus wel van de hoed en de rand weet. Je anticipeert op wat je verwacht dat er gaat komen: de ontmaskering van het huidige beleid als een uitkomst van ongeïnformeerdheid en ideologie.
Het is, realiseer ik mij heus wel, waarschijnlijk een te optimistische gedachte.
dinsdag 15 april 2014
Minister Asscher laat de naam van Keynes vallen. Maar dan?
Ik had een uitnodiging ontvangen voor de Brokerdag 2014, waar ook minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en vice-premier Lodewijk Asscher zou spreken. Ik had eigenlijk nog nooit van The Broker gehoord, maar het leek me interessant genoeg om op de uitnodiging in te gaan. Het ging over Werk in de context van globalisering, maar het zou ook vooral gaan over volledige werkgelegenheid als belangrijke doelstelling van de overheid.
Ik zat dus gistermiddag in de zaal en luisterde naar de speech van minister Asscher. Die had als veelbelovende titel: Nieuw werk, eerlijk werk, goed werk. Het ideaal van volledige werkgelegenheid in de 21-ste eeuw. De volledige tekst is hier na te lezen.
Ook het begin van de speech was veelbelovend, want de minister begon meteen met het citeren van John Maynard Keynes, die zoals bekend wordt beschouwd als de grondlegger van de moderne macro-economie. Het ging om de passage uit de General Theory (1936) waarin Keynes verzucht: "de grootste zwakte van ons economisch stelsel is het onvermogen om te zorgen voor volledige werkgelegenheid en de willekeurige en oneerlijke verdeling van vermogen en inkomen".
Dat deed mij hopen dat de minister wel het een en ander zou hebben ontleend aan de Keynesiaanse inzichten over de taken van de overheid om in tijden van economische crisis te zorgen voor volledige werkgelegenheid. Want we weten dat Keynes er met verve voor pleitte om in zulke tijden door het opvoeren van de overheidsinvesteringen er voor te zorgen dat de vraag op peil blijft. Als iedereen immers bezig is zijn schulden terug te brengen, dan stort de vraag in en zonder vraag is er geen economie. De enige die dan nog wat kan doen is de overheid. Een overheid die volledige werkgelegenheid als macro-economische doelstelling omarmt.
Ik verwachtte dus een macro-economisch betoog te zullen gaan horen. Maar daar kwam helemaal niets van terecht. Dat er in de economie naast een aanbodkant ook een vraagkant bestaat, dat viel uit het betoog niet op te maken. De minister bracht van alles naar voren dat verstandig en redelijk is, maar dat de overheid een macro-economische verantwoordelijkheid heeft voor het handhaven van volledige werkgelegenheid, nee, dat kwam je niet tegen. Het was een micro-economisch verhaal over zaken als arbeidskosten, illegale constructies op de arbeidsmarkt en onderwijs.
Pas aan het eind gaat het even over de "crisiswerkloosheid", over het grootste deel van die 700.000 werklozen die we nu hebben. Hij noemt dat dan zijn "eerste en meest urgente uitdaging". (Was daar dan mee begonnen, dacht ik toen hij dat zei.) En hij noemt daar de maatregelen die het kabinet heeft genomen. Het gaat dan over de premiekortingen voor uitkeringsgerechtigden, de aanpak jeugdwerkloosheid en de sectorplannen. En de minister verzucht dat het MKB gemakkelijker aan kapitaal zou moeten kunnen komen.
Allemaal maatregelen die oftewel de loonkosten verlagen, wat niet het grootste probleem is, of werklozen naar werk moeten "geleiden" dat er niet is. En dat banken niet zo gemakkelijk kapitaal verschaffen, ja, dat komt omdat ze hun buffers moeten verhogen. En waarom ergens geld in steken als de vraag naar producten en diensten zo is ingezakt?
Nee, ik vond het een merkwaardige ervaring gisteren. Een minister die de naam van Keynes laat vallen, maar vervolgens een betoog afsteekt alsof hij van de Keynesiaanse macro-economie nog nooit gehoord heeft. De bezuinigingszeepbel in volle werking. Ik kon helaas niet bij de discussie blijven en weet dus niet of de minister hier over nog bevraagd is.
Ik zat dus gistermiddag in de zaal en luisterde naar de speech van minister Asscher. Die had als veelbelovende titel: Nieuw werk, eerlijk werk, goed werk. Het ideaal van volledige werkgelegenheid in de 21-ste eeuw. De volledige tekst is hier na te lezen.
Ook het begin van de speech was veelbelovend, want de minister begon meteen met het citeren van John Maynard Keynes, die zoals bekend wordt beschouwd als de grondlegger van de moderne macro-economie. Het ging om de passage uit de General Theory (1936) waarin Keynes verzucht: "de grootste zwakte van ons economisch stelsel is het onvermogen om te zorgen voor volledige werkgelegenheid en de willekeurige en oneerlijke verdeling van vermogen en inkomen".
Dat deed mij hopen dat de minister wel het een en ander zou hebben ontleend aan de Keynesiaanse inzichten over de taken van de overheid om in tijden van economische crisis te zorgen voor volledige werkgelegenheid. Want we weten dat Keynes er met verve voor pleitte om in zulke tijden door het opvoeren van de overheidsinvesteringen er voor te zorgen dat de vraag op peil blijft. Als iedereen immers bezig is zijn schulden terug te brengen, dan stort de vraag in en zonder vraag is er geen economie. De enige die dan nog wat kan doen is de overheid. Een overheid die volledige werkgelegenheid als macro-economische doelstelling omarmt.
Ik verwachtte dus een macro-economisch betoog te zullen gaan horen. Maar daar kwam helemaal niets van terecht. Dat er in de economie naast een aanbodkant ook een vraagkant bestaat, dat viel uit het betoog niet op te maken. De minister bracht van alles naar voren dat verstandig en redelijk is, maar dat de overheid een macro-economische verantwoordelijkheid heeft voor het handhaven van volledige werkgelegenheid, nee, dat kwam je niet tegen. Het was een micro-economisch verhaal over zaken als arbeidskosten, illegale constructies op de arbeidsmarkt en onderwijs.
Pas aan het eind gaat het even over de "crisiswerkloosheid", over het grootste deel van die 700.000 werklozen die we nu hebben. Hij noemt dat dan zijn "eerste en meest urgente uitdaging". (Was daar dan mee begonnen, dacht ik toen hij dat zei.) En hij noemt daar de maatregelen die het kabinet heeft genomen. Het gaat dan over de premiekortingen voor uitkeringsgerechtigden, de aanpak jeugdwerkloosheid en de sectorplannen. En de minister verzucht dat het MKB gemakkelijker aan kapitaal zou moeten kunnen komen.
Allemaal maatregelen die oftewel de loonkosten verlagen, wat niet het grootste probleem is, of werklozen naar werk moeten "geleiden" dat er niet is. En dat banken niet zo gemakkelijk kapitaal verschaffen, ja, dat komt omdat ze hun buffers moeten verhogen. En waarom ergens geld in steken als de vraag naar producten en diensten zo is ingezakt?
Nee, ik vond het een merkwaardige ervaring gisteren. Een minister die de naam van Keynes laat vallen, maar vervolgens een betoog afsteekt alsof hij van de Keynesiaanse macro-economie nog nooit gehoord heeft. De bezuinigingszeepbel in volle werking. Ik kon helaas niet bij de discussie blijven en weet dus niet of de minister hier over nog bevraagd is.
maandag 14 april 2014
Van consultatiebureau naar de vragenlijst van de Jeugdgezondheidszorg is een ijzeren logica
Ouders krijgen tegenwoordig een brief van de Jeugdgezondheidszorg met een lange vragenlijst. In het kader van de vroegsignalering wil de Jeugdgezondheidszorg van alles van ouders en hun kinderen weten.
Hoewel het met de meeste kinderen goed gaat, zijn er ook veel kinderen met psychosociale en gedragsproblemen. In dat verband hebben we taken toebedeeld aan de Jeugdgezondheidszorg. Die moet in actie komen als die problemen zich voordoen of dreigen voor te doen. Maar ouders en kinderen wonen in buurten en straten en de Jeugdgezondheidszorg is een instelling die natuurlijk niet zomaar weet wat er zich in die buurten en straten en huizen afspeelt. En die moet dus, om die taken goed te kunnen uitvoeren, informatie verzamelen.
Daaruit vloeit voort dat de probleemgevallen of dreigende probleemgevallen alleen maar kunnen worden gevonden door alle ouders van kinderen van 2-4 jaar te ondervragen. Het kan niet anders als je een deel van de verantwoordelijkheid voor het goed opgroeien van onze kinderen bij een instelling legt. Die moet er natuurlijk vroeg genoeg bij zijn. Dus: vroegsignalering.
En dan krijg je als ouders een lange vragenlijst. Voor psychosociale problemen, als uitvoering van de JGZ Richtlijn Vroegsignalering van psychosociale problemen (pdf). En voor gedragsproblemen, zoals te vinden in het Dossier Instrumenten voor Vroegsignalering van Gedragsproblemen van het Nederlands Jeugd Instituut.
Ik weet van dichtbij dat het moeten invullen van zo'n vragenlijst bij ouders hilarische reacties teweeg kan brengen. En vandaag wijdt Sheila Sitalsing haar column in De Volkskrant aan haar reactie op de confrontatie met die vragenlijst.
Ze begon die braaf in te vullen, maar met snel stijgende verbazing. Want inderdaad: ze vragen je het hemd van het lijf. Niet alleen over voeding, tandenpoetsen, slapen, bed plassen, zwemles, maar ook over psychische problemen van de ouders. Sheila verzucht, in een fictieve brief aan de Jeugdgezondheidszorg:
Maar hoe komt dit allemaal? Hoe heeft deze ontwikkeling van consultatiebureau naar vragenlijst zich kunnen afspelen? Sheila heeft een vermoeden, namelijk dat de Jeugdgezondheidszorg lijdt aan
Want als we ze laten opgroeien in sociaal geïsoleerde gezinnen, dan hebben kinderen niet de sociaal rijke omgeving die ze nodig hebben. Ze missen te veel de vertrouwde contacten met familie, grootouders, buren en vriendjes en vriendinnetjes van verschillende leeftijden. Hun sociale omgeving wijkt veel teveel af van die van de Paleo Sociale Omgeving.
Omdat niet alle kinderen daar even goed in gedijen, zien we die toename van psychosociale en gedragsproblemen. We hebben ooit verzonnen dat het goed opvoeden door de ouders voldoende, of zelfs precies goed is, om kinderen goed te laten opgroeien. We hebben de mythe van de opvoedbaarheid van kinderen in het leven geroepen.
Daarmee hebben we ouders met een onmogelijke taak opgezadeld. Ouders en kinderen zijn er niet voor "bedoeld" om zo exclusief op elkaar te zijn aangewezen.
In plaats van met zijn allen te proberen om dat sociale isolement van gezinnen te doorbreken, door omwegbeleid, zoals bepleit in Overheidsonmacht in de jeugdzorg. Een pleidooi voor omwegbeleid, zijn we er toe overgegaan om het grootbrengen van kinderen te transformeren tot een deskundigheidsdomein. Waarvoor je moet hebben doorgeleerd.
En de inzichten die daaruit voortkomen, zijn we gaan vertalen in richtlijnen waar professionals zich aan moeten houden bij het "interveniëren" in die gevallen waarin het met kinderen en gezinnen niet goed gaat. De ijzeren logica van die mythe van de opvoedbaarheid vereist dan natuurlijk ook dat die deskundige inzichten zo tijdig mogelijk te bestemder plekke aanwezig zijn. Vandaar de vroegsignalering en de vragenlijsten en de Big Data.
Het gaat dus niet om een uit de hand gelopen behoefte aan controle. Een maatschappelijke ontwikkeling in een bepaalde richting brengt nu eenmaal van alles met zich mee. Het is diezelfde ijzeren logica die leidt tot pleidooien voor ouderschapsonderwijs en voor het verplicht testen van ouders.
Hoewel het met de meeste kinderen goed gaat, zijn er ook veel kinderen met psychosociale en gedragsproblemen. In dat verband hebben we taken toebedeeld aan de Jeugdgezondheidszorg. Die moet in actie komen als die problemen zich voordoen of dreigen voor te doen. Maar ouders en kinderen wonen in buurten en straten en de Jeugdgezondheidszorg is een instelling die natuurlijk niet zomaar weet wat er zich in die buurten en straten en huizen afspeelt. En die moet dus, om die taken goed te kunnen uitvoeren, informatie verzamelen.
Daaruit vloeit voort dat de probleemgevallen of dreigende probleemgevallen alleen maar kunnen worden gevonden door alle ouders van kinderen van 2-4 jaar te ondervragen. Het kan niet anders als je een deel van de verantwoordelijkheid voor het goed opgroeien van onze kinderen bij een instelling legt. Die moet er natuurlijk vroeg genoeg bij zijn. Dus: vroegsignalering.
En dan krijg je als ouders een lange vragenlijst. Voor psychosociale problemen, als uitvoering van de JGZ Richtlijn Vroegsignalering van psychosociale problemen (pdf). En voor gedragsproblemen, zoals te vinden in het Dossier Instrumenten voor Vroegsignalering van Gedragsproblemen van het Nederlands Jeugd Instituut.
Ik weet van dichtbij dat het moeten invullen van zo'n vragenlijst bij ouders hilarische reacties teweeg kan brengen. En vandaag wijdt Sheila Sitalsing haar column in De Volkskrant aan haar reactie op de confrontatie met die vragenlijst.
Ze begon die braaf in te vullen, maar met snel stijgende verbazing. Want inderdaad: ze vragen je het hemd van het lijf. Niet alleen over voeding, tandenpoetsen, slapen, bed plassen, zwemles, maar ook over psychische problemen van de ouders. Sheila verzucht, in een fictieve brief aan de Jeugdgezondheidszorg:
ik geloof niet dat de relatie tussen U en ons zich al zodanig heeft ontwikkeld dat wij intieme details met U willen delen over stemmen, geestverschijningen en die ene keer dat een van ons ontvoerd is geweest door wezens die ter ufo reisden en bezwangerd terugkeerde.
Begrijp ons niet verkeerd, wij weten dat U uit aardige, deskundige en goedwillende mensen bestaat. Toen u nog consultatiebureau heette, kwamen we er graag. (...) uw weegschaal deed het prima en Uw prikken waren van uitmuntende kwaliteit.Sheila is duidelijk wanhopig. En dat is meer dan begrijpelijk.
Maar hoe komt dit allemaal? Hoe heeft deze ontwikkeling van consultatiebureau naar vragenlijst zich kunnen afspelen? Sheila heeft een vermoeden, namelijk dat de Jeugdgezondheidszorg lijdt aan
de illusie van controle. Dat U denkt dat U, als U maar voldoende Big Data verzamelt, de risicokindjes er al uit kunt vissen ver voordat de eerste klap is gevallen of de eerste kilo's er teveel aan zitten. Dat U, als U maar alle niet-pluissignalen documenteert, bijdraagt aan een heerlijke wereld.Begrijpelijk. Maar sociaalwetenschappelijk gezien speelt zich hier meer af dan een even uit de hand gelopen controlebehoefte van de Jeugdgezondheidszorg.
Want als we ze laten opgroeien in sociaal geïsoleerde gezinnen, dan hebben kinderen niet de sociaal rijke omgeving die ze nodig hebben. Ze missen te veel de vertrouwde contacten met familie, grootouders, buren en vriendjes en vriendinnetjes van verschillende leeftijden. Hun sociale omgeving wijkt veel teveel af van die van de Paleo Sociale Omgeving.
Omdat niet alle kinderen daar even goed in gedijen, zien we die toename van psychosociale en gedragsproblemen. We hebben ooit verzonnen dat het goed opvoeden door de ouders voldoende, of zelfs precies goed is, om kinderen goed te laten opgroeien. We hebben de mythe van de opvoedbaarheid van kinderen in het leven geroepen.
Daarmee hebben we ouders met een onmogelijke taak opgezadeld. Ouders en kinderen zijn er niet voor "bedoeld" om zo exclusief op elkaar te zijn aangewezen.
In plaats van met zijn allen te proberen om dat sociale isolement van gezinnen te doorbreken, door omwegbeleid, zoals bepleit in Overheidsonmacht in de jeugdzorg. Een pleidooi voor omwegbeleid, zijn we er toe overgegaan om het grootbrengen van kinderen te transformeren tot een deskundigheidsdomein. Waarvoor je moet hebben doorgeleerd.
En de inzichten die daaruit voortkomen, zijn we gaan vertalen in richtlijnen waar professionals zich aan moeten houden bij het "interveniëren" in die gevallen waarin het met kinderen en gezinnen niet goed gaat. De ijzeren logica van die mythe van de opvoedbaarheid vereist dan natuurlijk ook dat die deskundige inzichten zo tijdig mogelijk te bestemder plekke aanwezig zijn. Vandaar de vroegsignalering en de vragenlijsten en de Big Data.
Het gaat dus niet om een uit de hand gelopen behoefte aan controle. Een maatschappelijke ontwikkeling in een bepaalde richting brengt nu eenmaal van alles met zich mee. Het is diezelfde ijzeren logica die leidt tot pleidooien voor ouderschapsonderwijs en voor het verplicht testen van ouders.
zondag 13 april 2014
Muziek voor de zondagochtend - Joseph Haydn: Symphony #49 in f minor
Een memorabel moment in het concert van vorige week met Barbara Hannigan als sopraan en dirigent was de overgang van de muziek van Luigi Nono (1924-1990) naar die van Joseph Haydn (1732-1809).
Hannigan begon het concert met het zingen van een onbegeleid lied uit Canti di vita e d'amore van Nono, gecomponeerd in 1962. Daarna draaide ze zich heel langzaam om naar het orkest (de zaal bleef doodstil) en begon nog in de draai met het dirigeren van de 49ste symfonie van Haydn ('La Passione'), gecomponeerd in 1768. En die symfonie begint met een prachtig en lang Adagio. Het resultaat was dat je een paar maten dacht dat je de noten van Nono hoorde in plaats van die van Haydn.
Twee eeuwen muziekgeschiedenis viel even weg. Nono en Haydn, alleen maar muziek!
Het hele concert is nog hier terug te luisteren.
En hier wordt die 49ste uitgevoerd in de Chiesa di San Bartolomeo in Bergamo:
Hannigan begon het concert met het zingen van een onbegeleid lied uit Canti di vita e d'amore van Nono, gecomponeerd in 1962. Daarna draaide ze zich heel langzaam om naar het orkest (de zaal bleef doodstil) en begon nog in de draai met het dirigeren van de 49ste symfonie van Haydn ('La Passione'), gecomponeerd in 1768. En die symfonie begint met een prachtig en lang Adagio. Het resultaat was dat je een paar maten dacht dat je de noten van Nono hoorde in plaats van die van Haydn.
Twee eeuwen muziekgeschiedenis viel even weg. Nono en Haydn, alleen maar muziek!
Het hele concert is nog hier terug te luisteren.
En hier wordt die 49ste uitgevoerd in de Chiesa di San Bartolomeo in Bergamo:
donderdag 10 april 2014
Terug naar de standenmaatschappij
Als je zoals ik in de jaren na de Tweede Wereldoorlog bent opgegroeid, had je het toch niet voor mogelijk gehouden dat we aan het begin van de 21ste eeuw moeten constateren dat we al tientallen jaren op weg zijn de terugweg hebben ingeslagen naar de standenmaatschappij. Een maatschappij dus waarin je lot in sterke mate wordt bepaald door je afkomst.
Een standenmaatschappij (patrimonial capitalism) kan ontstaan als het rendement op kapitaal bij voortduring uitgaat boven de toename van de lonen. En Thomas Piketty toont in zijn Capital in the Twenty-First Century aan dat zulks al een poos aan de hand is. Ik stond daar in Kapitalisme en ongelijkheid in de 21ste eeuw. Geen economisch, maar een sociaalwetenschappelijk probleem al bij stil.
Met als strekking dat een eenmaal ingeslagen weg naar meer ongelijkheid wel eens zichzelf versterkend zou kunnen zijn. Rijkdom en armoede veranderen het gedrag van armen en rijken in een richting die de ongelijkheid versterkt. Zie Is toenemende ongelijkheid een onomkeerbaar proces?
Een standenmaatschappij is het resultaat. De armen berusten in hun lot en gedragen zich onderdanig, omdat dat onder die omstandigheden nog het meeste oplevert. De rijken zijn er primair op uit om hun bezit in stand te houden en door te geven aan hun kinderen. Beide gedragingen zijn niet bevorderlijk voor een groeiende economie, laat staan een groeiende economie voor iedereen.
Een standenmaatschappij is een statushiërarchie. En die is behoorlijk stabiel, want we weten dat grote ongelijkheid niet samen gaat met gelijke kansen. Hoe ongelijker een land, hoe geringer de sociale mobiliteit.
Dat boek van Piketty, dat, wie weet, het belangrijkste boek van de 21ste eeuw gaat worden, is nu besproken door Paul Krugman in The New York Review of Books. We moeten het echt allemaal gaan lezen. Maar het beslaat wel zo'n 700 bladzijden en waar haal je de tijd vandaan?
Krugman wijst trouwens op een belangrijk verschil tussen de Europese landen en de Verenigde Staten. Terwijl je in Europa vooral ziet dat de vermogensongelijkheid is toegenomen en het met de inkomensongelijkheid enigszins meevalt, zijn in de Verenigde Staten beide ongelijkheden sterk toegenomen.
En die sterk toegenomen inkomensongelijkheid is niet een resultante van marktfactoren, zoals conservatieve economen ons graag willen doen geloven, maar simpelweg een gevolg van, ja, zeg maar zelfverrijking. Het gaat vooral om de bestuurders van de grote ondernemingen die zelf hun beloning kunnen bepalen. En daarbij in hun gedrag beïnvloed worden door de lage belastingtarieven op hoge inkomens. Als je het grootste deel van dat extra inkomen ook echt in het handje krijgt, dan is het extra verleidelijk om dat ook binnen te halen.
Dat het in Europa met die toename van inkomensongelijkheid wel meevalt, dat staat trouwens nog te bezien. Zie voor Nederland vooral Growing Inequalities and Their Impacts in The Netherlands (pdf) van Wiemer Salverda en medewerkers, dat laat zien dat de inkomensongelijkheid sinds 1977 is toegenomen. En zie Low Income Inequality, High Wealth Inequality. The Puzzle of the Rhineland Welfare States van Bas van Bavel en Ewout Frankema voor aanwijzingen voor de hoge mate van vermogensongelijkheid in de Europese verzorgingsstaten.
Grote economische ongelijkheid heeft zoals bekend grote negatieve sociale gevolgen. Zie hier en hier. Maar niet alleen dat, ook de kansen op stabiele economische groei worden er negatief door beïnvloed. Zie Inkomensongelijkheid is slecht voor stabiele economische groei.
Een standenmaatschappij (patrimonial capitalism) kan ontstaan als het rendement op kapitaal bij voortduring uitgaat boven de toename van de lonen. En Thomas Piketty toont in zijn Capital in the Twenty-First Century aan dat zulks al een poos aan de hand is. Ik stond daar in Kapitalisme en ongelijkheid in de 21ste eeuw. Geen economisch, maar een sociaalwetenschappelijk probleem al bij stil.
Met als strekking dat een eenmaal ingeslagen weg naar meer ongelijkheid wel eens zichzelf versterkend zou kunnen zijn. Rijkdom en armoede veranderen het gedrag van armen en rijken in een richting die de ongelijkheid versterkt. Zie Is toenemende ongelijkheid een onomkeerbaar proces?
Een standenmaatschappij is het resultaat. De armen berusten in hun lot en gedragen zich onderdanig, omdat dat onder die omstandigheden nog het meeste oplevert. De rijken zijn er primair op uit om hun bezit in stand te houden en door te geven aan hun kinderen. Beide gedragingen zijn niet bevorderlijk voor een groeiende economie, laat staan een groeiende economie voor iedereen.
Een standenmaatschappij is een statushiërarchie. En die is behoorlijk stabiel, want we weten dat grote ongelijkheid niet samen gaat met gelijke kansen. Hoe ongelijker een land, hoe geringer de sociale mobiliteit.
Dat boek van Piketty, dat, wie weet, het belangrijkste boek van de 21ste eeuw gaat worden, is nu besproken door Paul Krugman in The New York Review of Books. We moeten het echt allemaal gaan lezen. Maar het beslaat wel zo'n 700 bladzijden en waar haal je de tijd vandaan?
Krugman wijst trouwens op een belangrijk verschil tussen de Europese landen en de Verenigde Staten. Terwijl je in Europa vooral ziet dat de vermogensongelijkheid is toegenomen en het met de inkomensongelijkheid enigszins meevalt, zijn in de Verenigde Staten beide ongelijkheden sterk toegenomen.
En die sterk toegenomen inkomensongelijkheid is niet een resultante van marktfactoren, zoals conservatieve economen ons graag willen doen geloven, maar simpelweg een gevolg van, ja, zeg maar zelfverrijking. Het gaat vooral om de bestuurders van de grote ondernemingen die zelf hun beloning kunnen bepalen. En daarbij in hun gedrag beïnvloed worden door de lage belastingtarieven op hoge inkomens. Als je het grootste deel van dat extra inkomen ook echt in het handje krijgt, dan is het extra verleidelijk om dat ook binnen te halen.
Dat het in Europa met die toename van inkomensongelijkheid wel meevalt, dat staat trouwens nog te bezien. Zie voor Nederland vooral Growing Inequalities and Their Impacts in The Netherlands (pdf) van Wiemer Salverda en medewerkers, dat laat zien dat de inkomensongelijkheid sinds 1977 is toegenomen. En zie Low Income Inequality, High Wealth Inequality. The Puzzle of the Rhineland Welfare States van Bas van Bavel en Ewout Frankema voor aanwijzingen voor de hoge mate van vermogensongelijkheid in de Europese verzorgingsstaten.
Grote economische ongelijkheid heeft zoals bekend grote negatieve sociale gevolgen. Zie hier en hier. Maar niet alleen dat, ook de kansen op stabiele economische groei worden er negatief door beïnvloed. Zie Inkomensongelijkheid is slecht voor stabiele economische groei.
woensdag 9 april 2014
Afstand en leeftijd van belang voor zorg door grootouders voor kleinkinderen
We weten dat de ontwikkeling van kinderen gunstig wordt beïnvloed als grootouders bij het grootbrengen betrokken zijn. De sociale omgeving van het gezin waarin het kind opgroeit, is kindvriendelijker als grootouders meehelpen. Zie Grootouders van belang voor pro-sociaal gedrag van kleinkinderen, De Grootmoeder Hypothese en de menselijke levensduur en Belang van kinderopvang en van grootouders voor het krijgen van kinderen.
Er is nu nieuw onderzoek dat licht werpt op de vraag wanneer grootouders meer of minder of helemaal niet meehelpen bij het grootbrengen van hun kleinkinderen.Voor de studie Predictors of Grandparental Investment Decisions in Contemporary Europe: Biological Relatedness and Beyond werden gegevens verzameld voor 12 Europese landen, waaronder Nederland. Grootouders werd gevraagd of ze de laatste 12 maanden op hun kleinkinderen gepast hadden en zo ja, hoe vaak.
Twee zaken vielen mij op. In de eerste plaats blijkt dat hoe dichter grootouders en ouders bij elkaar in de buurt wonen, hoe groter de betrokkenheid van de grootouders. De geografische afstand is een belangrijke voorspeller.
En in de tweede plaats blijkt dat de betrokkenheid groter is, hoe jonger de grootouders, de ouders en de kleinkinderen zijn. Dus hoe eerder de grootouders en de ouders aan gezinsvorming zijn begonnen, hoe meer de grootouders meehelpen.
Misschien voor de hand liggend, maar toch interessant genoeg om even bij stil te staan. Want het zegt nogal wat over hoe onze samenleving verschilt van die van de Paleo Sociale Omgeving. Daarin was het coöperatief grootbrengen van kinderen vanzelfsprekend, evenzeer als de betrokkenheid van grootouders daarbij. Er was dan ook de voortdurende onderlinge nabijheid. En er waren jonge moeders en dus jonge grootouders, juist omdat de moeders er niet alleen voor hoefden te staan.
Wat we in onze huidige maatschappij zien is daartegenover een grote mate van geografische mobiliteit en een historisch ongekend uitstel van de geboorte van het eerste kind. Waardoor komt dat eigenlijk?
Natuurlijk door de grote mate waarin wij ons leven laten bepalen door de eisen die economie en arbeidsmarkt aan ons stellen. En door het in de tijd uit elkaar liggen van belangrijke beslissingen, waardoor we de consequenties niet altijd goed voor ogen hebben.
We zijn op jonge leeftijd bereid om te verhuizen ten behoeve van opleiding en kansen op de arbeidsmarkt. We worden daarbij geleid door uitzicht op een hoger inkomen en dus materiële welvaart. Op een later moment stichten we een gezin en ontdekken we dat hulp bij het grootbrengen van onze kinderen zeer welkom zou zijn.
Maar dan ineens blijkt dat de meest voor de hand liggende verschaffers van die hulp, de grootouders, te ver weg wonen om intensief betrokken te zijn.
En daar komt bovenop dat we op grond van dezelfde materiële overwegingen de geboorte van het eerste kind zo lang mogelijk uitstellen. Want eerst moet er carrière gemaakt worden. Als dat twee generaties na elkaar gebeurt, dan is de kans groot dat grootouders te oud zijn om veel hulp te kunnen geven. In plaats daarvan beginnen ze zelf hulpbehoevend te worden. En zo laten we de sandwichgeneratie ontstaan.
De vraag komt dus op of we met zijn allen een goede afweging maken tussen onze materiële wensen en ons streven naar het goed laten opgroeien van onze kinderen.
Want bedenk ook even dat uit ditzelfde onderzoek naar voren komt dat de helft van de (biologische) grootouders helemaal niet blijkt mee te helpen bij het grootbrengen van de kleinkinderen. Dat is wel een heel groot verschil met wat mensen in die Paleo Sociale Omgeving voor elkaar kregen.
Er is nu nieuw onderzoek dat licht werpt op de vraag wanneer grootouders meer of minder of helemaal niet meehelpen bij het grootbrengen van hun kleinkinderen.Voor de studie Predictors of Grandparental Investment Decisions in Contemporary Europe: Biological Relatedness and Beyond werden gegevens verzameld voor 12 Europese landen, waaronder Nederland. Grootouders werd gevraagd of ze de laatste 12 maanden op hun kleinkinderen gepast hadden en zo ja, hoe vaak.
Twee zaken vielen mij op. In de eerste plaats blijkt dat hoe dichter grootouders en ouders bij elkaar in de buurt wonen, hoe groter de betrokkenheid van de grootouders. De geografische afstand is een belangrijke voorspeller.
En in de tweede plaats blijkt dat de betrokkenheid groter is, hoe jonger de grootouders, de ouders en de kleinkinderen zijn. Dus hoe eerder de grootouders en de ouders aan gezinsvorming zijn begonnen, hoe meer de grootouders meehelpen.
Misschien voor de hand liggend, maar toch interessant genoeg om even bij stil te staan. Want het zegt nogal wat over hoe onze samenleving verschilt van die van de Paleo Sociale Omgeving. Daarin was het coöperatief grootbrengen van kinderen vanzelfsprekend, evenzeer als de betrokkenheid van grootouders daarbij. Er was dan ook de voortdurende onderlinge nabijheid. En er waren jonge moeders en dus jonge grootouders, juist omdat de moeders er niet alleen voor hoefden te staan.
Wat we in onze huidige maatschappij zien is daartegenover een grote mate van geografische mobiliteit en een historisch ongekend uitstel van de geboorte van het eerste kind. Waardoor komt dat eigenlijk?
Natuurlijk door de grote mate waarin wij ons leven laten bepalen door de eisen die economie en arbeidsmarkt aan ons stellen. En door het in de tijd uit elkaar liggen van belangrijke beslissingen, waardoor we de consequenties niet altijd goed voor ogen hebben.
We zijn op jonge leeftijd bereid om te verhuizen ten behoeve van opleiding en kansen op de arbeidsmarkt. We worden daarbij geleid door uitzicht op een hoger inkomen en dus materiële welvaart. Op een later moment stichten we een gezin en ontdekken we dat hulp bij het grootbrengen van onze kinderen zeer welkom zou zijn.
Maar dan ineens blijkt dat de meest voor de hand liggende verschaffers van die hulp, de grootouders, te ver weg wonen om intensief betrokken te zijn.
En daar komt bovenop dat we op grond van dezelfde materiële overwegingen de geboorte van het eerste kind zo lang mogelijk uitstellen. Want eerst moet er carrière gemaakt worden. Als dat twee generaties na elkaar gebeurt, dan is de kans groot dat grootouders te oud zijn om veel hulp te kunnen geven. In plaats daarvan beginnen ze zelf hulpbehoevend te worden. En zo laten we de sandwichgeneratie ontstaan.
De vraag komt dus op of we met zijn allen een goede afweging maken tussen onze materiële wensen en ons streven naar het goed laten opgroeien van onze kinderen.
Want bedenk ook even dat uit ditzelfde onderzoek naar voren komt dat de helft van de (biologische) grootouders helemaal niet blijkt mee te helpen bij het grootbrengen van de kleinkinderen. Dat is wel een heel groot verschil met wat mensen in die Paleo Sociale Omgeving voor elkaar kregen.
dinsdag 8 april 2014
PVV-stemmers willen overheersen - Over Sociale Dominantie, collectief narcisme en rechts-extremisme
Mensen met een hogere Sociale Dominantie Oriëntatie (SDO) staan vijandig tegenover immigranten. Ze zouden hen willen opleggen dat ze Nederlands spreken en ze zouden illegale buitenlanders willen uitzetten. Een uiting als "In Rotterdam spreken we Nederlands" lijkt dus voort te komen uit een hoge mate van SDO, de neiging om de eigen groep als superieur te beschouwen boven andere groepen. Zie Over Sociale Dominantie en "In Rotterdam spreken we Nederlands.
De mate van SDO wordt gemeten met uitspraken als (mijn vertaling):
Hebben stemmers op rechts-extremistische partijen dan ook een hogere SDO-score? Ja, dat klopt. De studie Extreme-Right Voting in Western Europe: The Role of Social-Cultural and Antiegalitarian Attitudes (betaalpoort) verschaft aanwijzingen daarvoor.
Eerst laten de onderzoekers zien dat in zeven Europese landen het stemmen op rechts-extremistische partijen samenhangt met het afwijzen van gelijkheid (anti-egalitarisme). En vervolgens rapporteren ze onderzoek in Nederland waaruit naar voren komt dat het stemmen op de PVV gepaard gaat met een hoge SDO-score. Dat verband blijft bestaan als je controleert voor geslacht, leeftijd en opleiding. In het eerste geval verloopt het verband via vijandigheid tegenover immigranten en in het Nederlandse onderzoek via etnisch vooroordeel, zeg maar racisme.
Die uitkomsten zijn vooral ook interessant omdat je vaak hoort dat vijandigheid tegenover immigranten met een andere cultuur voortkomt uit gevoelens van culturele bedreiging. Sociaal-culturele onzekerheid zou dan het probleem zijn. Maar volgens dit onderzoek is dat juist niet het geval. Het gaat om de neiging tot sociale dominantie.
Wilders-aanhangers zijn dus niet degenen die zich cultureel bedreigd voelen, die hun eigenheid willen beschermen tegenover vreemde uitingen en gewoonten die zich aan hen opdringen. Nee, het zijn degenen van het "Eigen volk eerst", van het zichzelf superieur voelen boven anderen en het willen overheersen van die anderen. Het is een soort collectief narcisme dat hier werkzaam is.
De mate van SDO wordt gemeten met uitspraken als (mijn vertaling):
Sommige groepen mensen zijn gewoon inferieur aan andere groepen
Het is oké als sommige groepen betere levenskansen hebben dan andere
Als bepaalde groepen meer hun plaats kenden, dan hadden we minder problemenHoe meer je het met zulke beweringen eens bent, hoe hoger je SDO-score. Met zo'n hoge score ben je gefascineerd door de gedachte dat de samenleving een statushiërarchie is en door de innerlijke behoefte om jezelf en je soortgenoten aan de top daarvan te zien. Dat suggereert dat er een samenhang is met narcisme en dat blijkt ook het geval te zijn. Zie Collective narcissism and its social consequences (betaalpoort).
Hebben stemmers op rechts-extremistische partijen dan ook een hogere SDO-score? Ja, dat klopt. De studie Extreme-Right Voting in Western Europe: The Role of Social-Cultural and Antiegalitarian Attitudes (betaalpoort) verschaft aanwijzingen daarvoor.
Eerst laten de onderzoekers zien dat in zeven Europese landen het stemmen op rechts-extremistische partijen samenhangt met het afwijzen van gelijkheid (anti-egalitarisme). En vervolgens rapporteren ze onderzoek in Nederland waaruit naar voren komt dat het stemmen op de PVV gepaard gaat met een hoge SDO-score. Dat verband blijft bestaan als je controleert voor geslacht, leeftijd en opleiding. In het eerste geval verloopt het verband via vijandigheid tegenover immigranten en in het Nederlandse onderzoek via etnisch vooroordeel, zeg maar racisme.
Die uitkomsten zijn vooral ook interessant omdat je vaak hoort dat vijandigheid tegenover immigranten met een andere cultuur voortkomt uit gevoelens van culturele bedreiging. Sociaal-culturele onzekerheid zou dan het probleem zijn. Maar volgens dit onderzoek is dat juist niet het geval. Het gaat om de neiging tot sociale dominantie.
Wilders-aanhangers zijn dus niet degenen die zich cultureel bedreigd voelen, die hun eigenheid willen beschermen tegenover vreemde uitingen en gewoonten die zich aan hen opdringen. Nee, het zijn degenen van het "Eigen volk eerst", van het zichzelf superieur voelen boven anderen en het willen overheersen van die anderen. Het is een soort collectief narcisme dat hier werkzaam is.
maandag 7 april 2014
Zijn familiedrama's en schietpartijen een sociaal-wetenschappelijk probleem? Over maatschappij-verandering!
In Laren heeft zich een familiedrama afgespeeld. Een ex-bankier, zijn vrouw en hun dochter werden thuis dood aangetroffen.
Er zijn zo nu en dan berichten over zulke "gezinsmoorden", waarbij de dader daarna zichzelf van het leven berooft. De Volkskrant opent vanochtend met het bericht dat het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) onderzoek doet naar de motieven van de daders. Daarbij nemen ze ook die incidenten mee van eenlingen die lukraak aan het moorden slaan en dan zelfmoord plegen.
Dat onderzoek bestaat er uit dat in dit soort gevallen de relaties van de dader worden ondervraagd en van de gegevens een databank wordt aangelegd. Zo komt er misschien op den duur meer inzicht in de motieven en omstandigheden. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een psychiater, een psycholoog en een milieuonderzoeker. Milieuonderzoeker? Ja, het staat er.
Dat onderzoek moet zeker gebeuren. Er is hoogstwaarschijnlijk iets aan de hand met die daders dat intensief onderzoek door een psycholoog en en psychiater rechtvaardigt.
Maar het kan daarnaast ook zijn dat we hier met een sociaalwetenschappelijk probleem te maken hebben. Misschien zijn er onderliggende maatschappelijke ontwikkelingen die de kans op dit soort drama's verhogen. (Update. Denk aan de kanaries in de kolenmijn.) In een maatschappij met toenemend sociaal isolement van gezinnen en van statuscompetitie is er een hoog niveau van stress door eenzaamheid en strijd om status. Het is een sociale omgeving die een epidemie van narcisme lijkt te hebben aangewakkerd. Zie The Narcissism Epidemic: Living in the Age of Entitlement.
Niet iedereen kan daar even goed mee overweg. En sommigen bezwijken er onder en komen, afhankelijk van de persoonlijke en lokale omstandigheden tot moeilijk te begrijpen daden. Dat daarin eenzaamheid, teleurstellingen in de statusstrijd en narcisme een rol kunnen spelen, dat kun je opmaken uit enkele citaten uit het interview dat De Volkskrant heeft met Nils Duits, de leider van het NIFP-onderzoek:
Dat zou pleiten voor een "bevolkingsgerichte benadering". Anders gezegd, maatschappijverandering.
En precies zo'n pleidooi hield de psychologe (!) Felicia Huppert vijf jaar geleden in iets ander verband. Zie A new approach to reducing disorder and improving well-being (pdf), verschenen in Perspectives on Psychological Science.
Ik vond het toen en nu nog steeds een geweldig betoog, dat meer aandacht verdient dan het lijkt te krijgen. Hier is voor een eerste kennismaking de samenvatting:
Er zijn zo nu en dan berichten over zulke "gezinsmoorden", waarbij de dader daarna zichzelf van het leven berooft. De Volkskrant opent vanochtend met het bericht dat het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) onderzoek doet naar de motieven van de daders. Daarbij nemen ze ook die incidenten mee van eenlingen die lukraak aan het moorden slaan en dan zelfmoord plegen.
Dat onderzoek bestaat er uit dat in dit soort gevallen de relaties van de dader worden ondervraagd en van de gegevens een databank wordt aangelegd. Zo komt er misschien op den duur meer inzicht in de motieven en omstandigheden. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een psychiater, een psycholoog en een milieuonderzoeker. Milieuonderzoeker? Ja, het staat er.
Dat onderzoek moet zeker gebeuren. Er is hoogstwaarschijnlijk iets aan de hand met die daders dat intensief onderzoek door een psycholoog en en psychiater rechtvaardigt.
Maar het kan daarnaast ook zijn dat we hier met een sociaalwetenschappelijk probleem te maken hebben. Misschien zijn er onderliggende maatschappelijke ontwikkelingen die de kans op dit soort drama's verhogen. (Update. Denk aan de kanaries in de kolenmijn.) In een maatschappij met toenemend sociaal isolement van gezinnen en van statuscompetitie is er een hoog niveau van stress door eenzaamheid en strijd om status. Het is een sociale omgeving die een epidemie van narcisme lijkt te hebben aangewakkerd. Zie The Narcissism Epidemic: Living in the Age of Entitlement.
Niet iedereen kan daar even goed mee overweg. En sommigen bezwijken er onder en komen, afhankelijk van de persoonlijke en lokale omstandigheden tot moeilijk te begrijpen daden. Dat daarin eenzaamheid, teleurstellingen in de statusstrijd en narcisme een rol kunnen spelen, dat kun je opmaken uit enkele citaten uit het interview dat De Volkskrant heeft met Nils Duits, de leider van het NIFP-onderzoek:
bij gezinsdodingen is dat doorgaans een man van rond de veertig waarbij verlies en teleurstelling een rol spelen, zoals verlies van werk of echtscheiding, in combinatie met stemmingsstoornissen en narcisme - ze zijn snel gekrenkt.
Van schooldoders weten we dat het vaak jongeren zijn die worden gepest. Ze zijn teruggetrokken en rancuneus. Ze hebben narcistische trekken en grootheidsideeën terwijl ze eigenlijk de underdog zijn.Het is natuurlijk niet zo dat een sociaalwetenschappelijke blik zou kunnen voorspellen wie en wie niet zulke daden gaat plegen. Maar waar hij ons wel op kan wijzen is dat maatschappelijke ontwikkelingen, die we geneigd zijn als vanzelfsprekend te beschouwen en niet tegen te houden, een toename van zulke incidenten met zich mee kunnen brengen.
Dat zou pleiten voor een "bevolkingsgerichte benadering". Anders gezegd, maatschappijverandering.
En precies zo'n pleidooi hield de psychologe (!) Felicia Huppert vijf jaar geleden in iets ander verband. Zie A new approach to reducing disorder and improving well-being (pdf), verschenen in Perspectives on Psychological Science.
Ik vond het toen en nu nog steeds een geweldig betoog, dat meer aandacht verdient dan het lijkt te krijgen. Hier is voor een eerste kennismaking de samenvatting:
Psychological science has usually approached the treatment of disorder through research on individual combinations of risk and protective factors (including life experiences, thinking styles, behaviors, social relationships and genes) and the application of interventions that focus on improvements in the individual. However, we can do better than this. Not only should we be aiming to enhance well-being rather than merely reducing disorder, but we should also be doing so for the majority of people rather than the few who have a disorder. In this article, I focus on the mental health spectrum and make the case for a broad population-based approach. I argue that a very small shift in the population mean of the underlying symptoms or risk factors can do more to enhance well-being and reduce disorder than would any amount of intervention with individuals who need help. Examples from research on alcohol abuse and psychological distress are presented to illustrate the value of a population-based approach.
zondag 6 april 2014
Muziek voor de zondagochtend - Barbara Hannigan & GSO - Three Mozart Arias
Gistermiddag waren we met zijn allen, in een uitverkocht Amsterdams Concertgebouw, volledig in de ban van Barbara Hannigan. Ze is dit jaar artist in residence van de Zaterdagmatinee en dirigeerde en zong, samen met het nieuwe ensemble Ludwig, een prachtig programma. Nono, Haydn, Stravinsky (tweemaal) en Mozart.
Hier zingt ze die drie Mozartaria's samen met het Gotenburgs Symfonie Orkest. Dat was in April vorig jaar. En daar zong ze ook Luigi Nono's Djamila Boupachà uit de Canti di vita e d'amore, wat je hier kunt zien.
De Canadese sopraan Barbara Hannigan, die in Amsterdam woont, is een fenomeen. Misschien heb je al de documentaire over haar gezien die de NTR een week geleden uitzond. Zo niet: Uitzending Gemist.
En als je er dan nog niet genoeg van krijgt, en waarom zou je, kijk dan ook naar het interview dat Sarah Willis met haar had. Ze legt er fascinerend uit hoe ze het optreden, het zingen en het dirigeren benadert. Wat me vooral bijbleef is hoe geconcentreerd ze kan zijn en hoe intensief ze zich voorbereidt.
Uit die documentaire blijft me het beeld voor ogen dat ze repeteert met een soort kinderpianootje, om haar stem te sparen. Ze loopt dan rond om het hele stuk niet zozeer in haar hoofd als wel in haar hele lijf te krijgen. Daardoor hoeft ze tijdens het optreden nooit te bedenken hoe het ook al weer was. Alles komt natuurlijk uit het geheel voort. Het lichaam als geheugen.
Hier zingt ze die drie Mozartaria's samen met het Gotenburgs Symfonie Orkest. Dat was in April vorig jaar. En daar zong ze ook Luigi Nono's Djamila Boupachà uit de Canti di vita e d'amore, wat je hier kunt zien.
De Canadese sopraan Barbara Hannigan, die in Amsterdam woont, is een fenomeen. Misschien heb je al de documentaire over haar gezien die de NTR een week geleden uitzond. Zo niet: Uitzending Gemist.
En als je er dan nog niet genoeg van krijgt, en waarom zou je, kijk dan ook naar het interview dat Sarah Willis met haar had. Ze legt er fascinerend uit hoe ze het optreden, het zingen en het dirigeren benadert. Wat me vooral bijbleef is hoe geconcentreerd ze kan zijn en hoe intensief ze zich voorbereidt.
Uit die documentaire blijft me het beeld voor ogen dat ze repeteert met een soort kinderpianootje, om haar stem te sparen. Ze loopt dan rond om het hele stuk niet zozeer in haar hoofd als wel in haar hele lijf te krijgen. Daardoor hoeft ze tijdens het optreden nooit te bedenken hoe het ook al weer was. Alles komt natuurlijk uit het geheel voort. Het lichaam als geheugen.
vrijdag 4 april 2014
Is ons gevoel voor muzikaal ritme voortgekomen uit onze tweebenigheid?
Dat wij als enige diersoort muziek maken, kan er uit zijn voortgekomen dat wij onze kinderen coöperatief zijn gaan grootbrengen. Baby's hebben voor hun overleving meer zorg en engagement nodig dan alleen van de eigen moeder. Dan helpt het als ze de aandacht van die anderen weten te trekken en zorg uit te lokken. Door hun brabbeltaal slagen ze daarin, zoals bekend. Ze maken geluidjes die wij schattig vinden en die het begin zouden kunnen zijn van wat later taal wordt. Maar je kunt ook denken dat die brabbeltaal eigenlijk een soort muziek is, een soort bodem waarop taal zich kan ontwikkelen. Zie nog eens Waarom muziek? Omdat er daarzonder geen taal zou zijn.
Maar dan blijf je toch nog met vragen zitten. Zoals de vraag waar dan ons gevoel van ritme vandaan komt. Volgens de nieuwe studie Self-generated sounds of locomotion and ventilation and the evolution of human rhythmic abilities (pdf) is ons gevoel van ritme ontstaan doordat wij tweebenig zijn geworden, dus rechtop zijn gaan lopen.
Want wat is het geval? Als je met zijn tweeën of met een groepje door het veld loopt, dan hoor je de geluiden die dat voortbewegen met zich meebrengt. Je hoort je eigen en elkaars voetstappen en armbewegingen en ademhaling. Die geluiden maskeren andere geluiden die je ook wel goed zou willen horen. Misschien die van belagers of roofdieren. Of van prooidieren die je wel zou willen verschalken. En de geluiden van de onderlinge conversatie.
Dat maskeren van die andere geluiden kun je met zijn allen verminderen door de stappen en de ademhaling te synchroniseren. Dus door in de maat te gaan lopen, in een en hetzelfde ritme. Dan vallen er tussen de stappen momenten van stilte waarin iedereen beter kan horen wat er zich in het veld nog meer afspeelt. En elkaar beter kan verstaan. Wat we dan tijdens de stappen minder goed horen, kunnen we invullen op basis van wat we in die stilteperiodes wel goed gehoord hebben.
Dus door dat we rechtop zijn gaan lopen en dat groepsgewijs zijn gaan doen (doordat we sowieso al coöperatief opereerden), brachten we onszelf in een toestand waarin onze overlevingskansen toenamen door een gevoel van maat en ritme te ontwikkelen.
Bedenk ook dat het op twee benen lopen veel minder variaties kent dan je op vier poten voortbewegen zoals bijvoorbeeld chimpansees doen. Synchronisatie is al vrij gemakkelijk. Het is niet toevallig dat Monty Python het ministerie voor silly walks bedacht.
Toen we een keer overgingen tot die synchronisatie, gingen we het ook aangenaam vinden om het te doen. En ontdekten we dat het groepsgevoel baat heeft bij het samen ritmisch bewegen, ook als we niet op weg zijn ergens naar toe. Dus zijn we in onze handen gaan klappen en gaan dansen. En muziek maken.
Je kunt er ook mee verklaren dat muziek die niet uitnodigt tot bewegen vaak moeilijker is te appreciëren. Zoals veel eigentijdse klassieke muziek. Muziekrecensenten spreken dan bijvoorbeeld over "klanktapijten". Ik vind zulke stukken vaak wel spannend, maar vraag me af: is het eigenlijk wel muziek?
Maar dan blijf je toch nog met vragen zitten. Zoals de vraag waar dan ons gevoel van ritme vandaan komt. Volgens de nieuwe studie Self-generated sounds of locomotion and ventilation and the evolution of human rhythmic abilities (pdf) is ons gevoel van ritme ontstaan doordat wij tweebenig zijn geworden, dus rechtop zijn gaan lopen.
Want wat is het geval? Als je met zijn tweeën of met een groepje door het veld loopt, dan hoor je de geluiden die dat voortbewegen met zich meebrengt. Je hoort je eigen en elkaars voetstappen en armbewegingen en ademhaling. Die geluiden maskeren andere geluiden die je ook wel goed zou willen horen. Misschien die van belagers of roofdieren. Of van prooidieren die je wel zou willen verschalken. En de geluiden van de onderlinge conversatie.
Dat maskeren van die andere geluiden kun je met zijn allen verminderen door de stappen en de ademhaling te synchroniseren. Dus door in de maat te gaan lopen, in een en hetzelfde ritme. Dan vallen er tussen de stappen momenten van stilte waarin iedereen beter kan horen wat er zich in het veld nog meer afspeelt. En elkaar beter kan verstaan. Wat we dan tijdens de stappen minder goed horen, kunnen we invullen op basis van wat we in die stilteperiodes wel goed gehoord hebben.
Dus door dat we rechtop zijn gaan lopen en dat groepsgewijs zijn gaan doen (doordat we sowieso al coöperatief opereerden), brachten we onszelf in een toestand waarin onze overlevingskansen toenamen door een gevoel van maat en ritme te ontwikkelen.
Bedenk ook dat het op twee benen lopen veel minder variaties kent dan je op vier poten voortbewegen zoals bijvoorbeeld chimpansees doen. Synchronisatie is al vrij gemakkelijk. Het is niet toevallig dat Monty Python het ministerie voor silly walks bedacht.
Toen we een keer overgingen tot die synchronisatie, gingen we het ook aangenaam vinden om het te doen. En ontdekten we dat het groepsgevoel baat heeft bij het samen ritmisch bewegen, ook als we niet op weg zijn ergens naar toe. Dus zijn we in onze handen gaan klappen en gaan dansen. En muziek maken.
Je kunt er ook mee verklaren dat muziek die niet uitnodigt tot bewegen vaak moeilijker is te appreciëren. Zoals veel eigentijdse klassieke muziek. Muziekrecensenten spreken dan bijvoorbeeld over "klanktapijten". Ik vind zulke stukken vaak wel spannend, maar vraag me af: is het eigenlijk wel muziek?
donderdag 3 april 2014
Wouter Bos: bezuinigen moet, maar er is een New Deal in aantocht - onwetendheid, opportunisme of alleen maar heel veel verwarring?
De columns van Wouter Bos staan te dicht bij de partijpolitiek om voor de inhoud interessant te kunnen zijn. Zie ook hier. Maar soms geven ze wel inzicht in het denken, of beter, in de verwarring van het denken, van de sociaaldemocratie.
Zoals vanochtend. Hij wil iets opbeurends naar voren brengen na de vreselijke verkiezingsnederlagen van de sociaaldemocraten in Frankrijk en Nederland. Hoe? Door eerst te betogen dat geen enkele partij, zeker niet een linkse, populair wordt als hij in tijden van crisis verantwoordelijkheid neemt. Een paar citaten:
De economische analyse dat we te maken hebben met vraaguitval als gevolg van de spaarparadox, die analyse noemt hij niet. Hij sluit zich aan bij de stilzwijgende afspraak van het politieke midden om die analyse te negeren. Niet bestrijden of pogen te weerleggen, nee, negeren.
Daarmee gaat hij er dus ook aan voorbij dat de verkiezingsnederlaag er, althans voor een deel, aan kan liggen dat de sociaaldemocratie is meegegaan in een verkeerd economisch beleid. Terwijl de sociaaldemocratie altijd nauw verbonden is geweest met Keynesiaanse inzichten in de rol van de overheid als hoeder van volledige werkgelegenheid, heeft de huidige PvdA dat pad volledig verlaten. Ergens heeft die partij besloten dat dat "ideologische veren" waren die moesten worden afgeschud. Alles draait om het overheidstekort.
Maar dat klopt niet. Die inzichten zijn springlevend en behoren tot de mainstream economische gereedschapskist. Zie nog even de bittere column Austerity Memories van Paul Krugman van vier dagen geleden. Velen, waaronder ik, hebben bij de vorige verkiezingen miet meer op de PvdA gestemd omdat die partij is meegegaan in het verkeerde economische beleid. Niet omdat ze de verantwoordelijkheid namen voor bezuinigingen die nu eenmaal noodzakelijk zouden zijn. (Nu ik dit opschrijf, vind ik de suggestie eigenlijk beledigend.)
Maar de verwarring wordt compleet als Wouter Bos in het vervolg van zijn column aankondigt dat nu de voorwaarden aanwezig zijn voor een New Deal. Daar ligt de nieuwe hoop voor de sociaaldemocratie. Want dat die economische crisis maar voortduurt, met alle ellende en onzekerheid die daarmee samenhangen, ligt (natuurlijk niet) aan het verkeerde beleid. Nee, dat ligt aan grote ontwikkelingen als
Heel verwarrend, dat juist de New Deal er bij wordt gehaald om die andere problemen op te lossen. Want, dat weten we toch, de New Deal bestond juist uit het opvoeren van de overheidsuitgaven om de economie uit de crisis te stimuleren. Dus precies uit dat beleid dat de PvdA nu niet heeft willen voeren. Omdat bezuinigen nu eenmaal zou moeten. Eerst wijs je een New Deal-beleid als antwoord op de crisis af. Waardoor die crisis onnodig lang duurt, met blijvend hoge werkloosheidscijfers. En dan komt die New Deal ineens uit de hoge hoed als het nieuwe verhaal.
Is het nu onwetendheid, opportunisme of alleen maar heel veel verwarring?
Update. Alexis Tsipras, de leider van de Griekse linkse partij Syriza en kandidaat van links voor de opvolging van Barosso als voorzitter van de Europese Commissie, geeft vandaag precies aan wat een New Deal voor Europa nu wel zou betekenen: toegeven dat het bezuinigingsbeleid rampzalig heeft gewerkt en dat schuldenkwijtschelding absoluut noodzakelijk is. Syriza leidt in alle opiniepeilingen en de kans is aanzienlijk dat hij de volgende premier van Griekenland wordt. Zie Europe needs a 'New Deal,' says Tsipras.
Zoals vanochtend. Hij wil iets opbeurends naar voren brengen na de vreselijke verkiezingsnederlagen van de sociaaldemocraten in Frankrijk en Nederland. Hoe? Door eerst te betogen dat geen enkele partij, zeker niet een linkse, populair wordt als hij in tijden van crisis verantwoordelijkheid neemt. Een paar citaten:
Het komt ook zelden voor dat partijen die ten tijde van de crisis verantwoordelijkheid nemen tussentijds beloond worden voor de megabezuinigingen die ze door moeten voeren.
Dat bezuinigen niet meteen bonuspunten oplevert, is geen verrassing. En dat linkse partijen daar - tussentijds- nog harder voor worden afgestraft dan rechtse partijen, ook niet.Wat valt daar aan op? Dat de kwestie of bezuinigen nu wel of niet het goede antwoord is op de economische crisis niet een vraag is die links en rechts verdeelt. Wouter Bos kan zich niet voorstellen dat er een ander antwoord mogelijk is dan nu zo snel mogelijk bezuinigen. Alle problemen komen doordat de overheid te veel geld uitgeeft.
De economische analyse dat we te maken hebben met vraaguitval als gevolg van de spaarparadox, die analyse noemt hij niet. Hij sluit zich aan bij de stilzwijgende afspraak van het politieke midden om die analyse te negeren. Niet bestrijden of pogen te weerleggen, nee, negeren.
Daarmee gaat hij er dus ook aan voorbij dat de verkiezingsnederlaag er, althans voor een deel, aan kan liggen dat de sociaaldemocratie is meegegaan in een verkeerd economisch beleid. Terwijl de sociaaldemocratie altijd nauw verbonden is geweest met Keynesiaanse inzichten in de rol van de overheid als hoeder van volledige werkgelegenheid, heeft de huidige PvdA dat pad volledig verlaten. Ergens heeft die partij besloten dat dat "ideologische veren" waren die moesten worden afgeschud. Alles draait om het overheidstekort.
Maar dat klopt niet. Die inzichten zijn springlevend en behoren tot de mainstream economische gereedschapskist. Zie nog even de bittere column Austerity Memories van Paul Krugman van vier dagen geleden. Velen, waaronder ik, hebben bij de vorige verkiezingen miet meer op de PvdA gestemd omdat die partij is meegegaan in het verkeerde economische beleid. Niet omdat ze de verantwoordelijkheid namen voor bezuinigingen die nu eenmaal noodzakelijk zouden zijn. (Nu ik dit opschrijf, vind ik de suggestie eigenlijk beledigend.)
Maar de verwarring wordt compleet als Wouter Bos in het vervolg van zijn column aankondigt dat nu de voorwaarden aanwezig zijn voor een New Deal. Daar ligt de nieuwe hoop voor de sociaaldemocratie. Want dat die economische crisis maar voortduurt, met alle ellende en onzekerheid die daarmee samenhangen, ligt (natuurlijk niet) aan het verkeerde beleid. Nee, dat ligt aan grote ontwikkelingen als
Globalisering van de economie, grote migratiebewegingen, de etnische verkleuring van de lagere klassen, het zijn allemaal ontwikkelingen die op het moment middenklassen en lagere klassen uiteendrijven in plaats van verbinden.En die ontwikkelingen vereisen een nieuw verhaal:
Sociaaldemocraten in allerlei landen zijn al jaren op zoek naar dit nieuwe verhaal dat verbindt in splijtende tijden. Dat lukt nog niet goed, en als je zwaar moet bezuinigen nog minder.Maar er is hoop. Want de crisis heeft de gevoelens van kwetsbaarheid en onzekerheid zo doen toenemen dat de noodzaak van een nieuwe solidariteit zich aandient. Er is een New Deal nodig, uit welbegrepen eigenbelang.
Heel verwarrend, dat juist de New Deal er bij wordt gehaald om die andere problemen op te lossen. Want, dat weten we toch, de New Deal bestond juist uit het opvoeren van de overheidsuitgaven om de economie uit de crisis te stimuleren. Dus precies uit dat beleid dat de PvdA nu niet heeft willen voeren. Omdat bezuinigen nu eenmaal zou moeten. Eerst wijs je een New Deal-beleid als antwoord op de crisis af. Waardoor die crisis onnodig lang duurt, met blijvend hoge werkloosheidscijfers. En dan komt die New Deal ineens uit de hoge hoed als het nieuwe verhaal.
Is het nu onwetendheid, opportunisme of alleen maar heel veel verwarring?
Update. Alexis Tsipras, de leider van de Griekse linkse partij Syriza en kandidaat van links voor de opvolging van Barosso als voorzitter van de Europese Commissie, geeft vandaag precies aan wat een New Deal voor Europa nu wel zou betekenen: toegeven dat het bezuinigingsbeleid rampzalig heeft gewerkt en dat schuldenkwijtschelding absoluut noodzakelijk is. Syriza leidt in alle opiniepeilingen en de kans is aanzienlijk dat hij de volgende premier van Griekenland wordt. Zie Europe needs a 'New Deal,' says Tsipras.
dinsdag 1 april 2014
Over Sociale Dominantie en "In Rotterdam spreken we Nederlands"
Waar komt de behoefte uit voort om een verkiezingsaffiche met de tekst "In Rotterdam spreken we Nederlands" langs de weg te plaatsen?
Uit een serieuze zorg over een gebrekkige integratie van buitenlanders? Die daardoor minder kansen maken op de arbeidsmarkt en vaker in een uitkeringssituatie terecht komen? Die zorg kan serieus zijn in twee opzichten. De VVD, de partij die deze affiches plaatste, is serieus bezorgd om het lot van immigranten. Of serieus in de zin dat de VVD bevreesd is dat onze sociale voorzieningen te kostbaar worden als er te veel immigranten komen die daar gebruik van gaan maken.
Maar die behoefte kan ook te maken hebben met de neiging tot superioriteitsgevoelens. De neiging om de eigen groep en andere groepen in een statushiërarchie in te delen, waarin het gerechtvaardigd is dat de eigen groep zich overheersend gedraagt. Andere groepen moeten hun plaats weten en zich voegen naar de eisen die de eigen groep stelt.
Die neiging staat sociaalwetenschappelijk bekend als de Sociale Dominantie Oriëntatie. En er is nu onderzoek dat laat zien dat mensen die meer een Sociale Dominantie Oriëntatie hebben, ook meer van mening zijn dat de eigen taal aan immigranten dwingend dient te worden opgelegd. Ook zijn ze meer van mening dat illegale buitenlanders dienen te worden gedeporteerd. Zie de studie Social Dominance and the Cultural Politics of Immigration (pdf), die pas is verschenen.
Het geconfronteerd worden met gebruik van een andere taal door immigranten leidt bij mensen die meer sociaal dominant zijn meer tot boosheid en tot een gevoel van bedreiging dan bij mensen die minder dominant georiënteerd zijn. En die boosheid en gevoel van bedreigd worden hangen samen met politieke standpunten als het opleggen van de eigen taal aan immigranten en het willen deporteren van illegalen.
Wat die Sociale Dominantie Oriëntatie precies inhoudt, wordt duidelijk als je de lijst met 16 uitspraken ziet waarmee hij wordt gemeten. Hoe meer je het eens bent met de eerste 8 uitspraken en hoe meer je het oneens bent met de tweede 8 uitspraken, hoe meer je sociaal dominant georiënteerd bent.
We kunnen natuurlijk niet uitsluiten dat de VVD door de hierboven genoemde serieuze motieven werd gedreven. Maar het geeft te denken dat een uiting als die van dat verkiezingsaffiche samenhangt met een hoge score op de Sociale Dominantie Oriëntatie.
En dan laten we die andere partij nog maar even buiten beschouwing.
Uit een serieuze zorg over een gebrekkige integratie van buitenlanders? Die daardoor minder kansen maken op de arbeidsmarkt en vaker in een uitkeringssituatie terecht komen? Die zorg kan serieus zijn in twee opzichten. De VVD, de partij die deze affiches plaatste, is serieus bezorgd om het lot van immigranten. Of serieus in de zin dat de VVD bevreesd is dat onze sociale voorzieningen te kostbaar worden als er te veel immigranten komen die daar gebruik van gaan maken.
Maar die behoefte kan ook te maken hebben met de neiging tot superioriteitsgevoelens. De neiging om de eigen groep en andere groepen in een statushiërarchie in te delen, waarin het gerechtvaardigd is dat de eigen groep zich overheersend gedraagt. Andere groepen moeten hun plaats weten en zich voegen naar de eisen die de eigen groep stelt.
Die neiging staat sociaalwetenschappelijk bekend als de Sociale Dominantie Oriëntatie. En er is nu onderzoek dat laat zien dat mensen die meer een Sociale Dominantie Oriëntatie hebben, ook meer van mening zijn dat de eigen taal aan immigranten dwingend dient te worden opgelegd. Ook zijn ze meer van mening dat illegale buitenlanders dienen te worden gedeporteerd. Zie de studie Social Dominance and the Cultural Politics of Immigration (pdf), die pas is verschenen.
Het geconfronteerd worden met gebruik van een andere taal door immigranten leidt bij mensen die meer sociaal dominant zijn meer tot boosheid en tot een gevoel van bedreiging dan bij mensen die minder dominant georiënteerd zijn. En die boosheid en gevoel van bedreigd worden hangen samen met politieke standpunten als het opleggen van de eigen taal aan immigranten en het willen deporteren van illegalen.
Wat die Sociale Dominantie Oriëntatie precies inhoudt, wordt duidelijk als je de lijst met 16 uitspraken ziet waarmee hij wordt gemeten. Hoe meer je het eens bent met de eerste 8 uitspraken en hoe meer je het oneens bent met de tweede 8 uitspraken, hoe meer je sociaal dominant georiënteerd bent.
- Some groups of people are simply inferior to other groups.
- In getting what you want, it is sometimes necessary to use force against other groups.
- It’s OK if some groups have more of a chance in life than others.
- To get ahead in life, it is sometimes necessary to step on other groups.
- If certain groups stayed in their place, we would have fewer problems.
- It’s probably a good thing that certain groups are at the top and other groups are at the bottom.
- Inferior groups should stay in their place.
- Sometimes other groups must be kept in their place.
- It would be good if groups could be equal.
- Group equality should be our ideal.
- All groups should be given an equal chance in life.
- We should do what we can to equalize conditions for different groups.
- Increased social equality is beneficial to society.
- We would have fewer problems if we treated people more equally.
- We should strive to make incomes as equal as possible.
- No group should dominate in society.
We kunnen natuurlijk niet uitsluiten dat de VVD door de hierboven genoemde serieuze motieven werd gedreven. Maar het geeft te denken dat een uiting als die van dat verkiezingsaffiche samenhangt met een hoge score op de Sociale Dominantie Oriëntatie.
En dan laten we die andere partij nog maar even buiten beschouwing.
Abonneren op:
Posts (Atom)