zaterdag 31 december 2016

Op de drempel van 2017: de gevaren van sociale zeepbellen in het publieke domein - Americans believe crazy, wrong things

Catherine Rampell gaf drie dagen geleden in de Washington Post een overzichtje van enkele krankjorume en feitelijk onjuiste ideeën die Amerikanen er op grote schaal op nahouden. Zie
Americans — especially but not exclusively Trump voters — believe crazy, wrong things - The Washington Post.

Zou het in Europa beter zijn? Ik weet het nog zo net niet. En in Nederland? Waar het grootste deel van de goegemeente zeker meent te weten dat het bezuinigingsbeleid van achtereenvolgende kabinetten precies het goede antwoord was op de crisis? Waar we dus de continuing story van de bezuinigingszeepbel meemaken?

Want ja, het gaat om sociale zeepbellen. Als we slecht geïnformeerd zijn, dan doet de onweerstaanbare neiging om ons door anderen te laten beïnvloeden heel gemakkelijk sociale zeepbellen ontstaan.

Toevallig hoor je de ene opinie wat vaker dan de andere en dan denk je dat daar toch wel wat in zal zitten. Of die ene opinie wordt bewust in en door de media verspreid, door fanatieke gelovigen of door cynische belanghebbenden.

En het is bovenal het publieke domein waarover we doorgaans niet zo goed zijn geïnformeerd. Doordat dat nu eenmaal verder van ons afstaat.

Maar ook doordat de media hun werk niet goed doen. Door verkeerde informatie te verspreiden, waardoor we in de  post-truth society lijken te zijn beland.

Of door zich in de hang naar reclame-inkomsten en dus kijkcijfers bovenal te richten op vermaak en amusement. Waardoor de indruk kan postvatten dat het ook helemaal niet nodig is om je over zaken in dat publieke domein te informeren.

Dat alles dringt zich wel erg aan je op, op deze laatste dag van 2016.

Op het goed laten functioneren van dat publieke domein, en van de democratie als middel daartoe, zijn wij van nature niet goed ingesteld. Het is dus niet verrassend dat daar veel inspanning en toewijding voor nodig is.

Hopelijk weten genoeg mensen in 2017 die inspanning en toewijding op te brengen.

donderdag 29 december 2016

Zijn wij van nature goed? Ja, maar...

Zijn wij van nature goed?

Ja, volgens nieuw onderzoek is dat zo.

Daarover zo meteen meer. Eerst: wat betekent het eigenlijk om "van nature" iets te zijn of "van nature" iets te kunnen?

Ik dacht daar over na toen ik bij hoofdstuk 2 (The testimony of the senses) van David Eagleman's boek Incognito. The Secret Lives of the Brain) was aangekomen. Hersenonderzoeker Eagleman legt daarin uit hoe wij leren zien.

Dat gebeurt niet alsof wij met een leeg schoolbord in onze hersenen geboren worden waarop dan vervolgens alle binnenkomende prikkels worden geprojecteerd en opgeslagen. Dat zou betekenen dat er pas hersenactiviteit ontstaat als er van buiten prikkels arriveren.

Nee, er is in die hersenen al van alles aan de gang en die activiteit wordt veranderd en bijgesteld (gemoduleerd) door wat er binnenkomt.

Waarnemen is dus nooit alleen maar registreren. Het is het bijstellen van wat er al aan activiteit is. Eagleman (p. 45):
internally generated activity is modulated by sensory input. In this view, the difference between being awake and being asleep is merely that the data coming in from the eye anchors the perception. Asleep vision (dreaming) is perception that is not tied down to anything in the real world; waking perception is something like dreaming with a little more commitment to what's in front of you.
Hetgeen verklaart dat wij "hallucinaties" krijgen bij zintuiglijke deprivatie, zoals in een donkere en geluidsdichte kamer. We blijven dan waarnemen, maar zonder input van de buitenwereld.

We worden dus al waarnemend geboren, maar dat speelt zich dan nog af binnen het gesloten systeem van onze hersenen. Op grond daarvan gaan we de externe wereld waarnemen, doordat de interne "beelden" worden bijgesteld aan de hand van wat er binnenkomt.

Vergelijk dat met het programma voor lopen dat in ons zenuwstelsel bij de geboorte klaarligt. Leren lopen betekent dat dat programma wordt bijgesteld zodra een volwassene je onder je armpjes pakt en je met je voetjes op de vloer zet. Je hebt dan al van nature de neiging om een soort pasjes te maken. Wat je dan voelt, zijn de prikkels waarmee je loopprogramma wordt bijgesteld en verfijnd.

Nu terug naar de vraag of wij van nature goed zijn. Zijn wij net zoals op waarnemen en lopen ook voorbereid op een sociaal leven waarin mensen elkaar goedgezind zijn?

Je zou zulks kunnen verwachten omdat kinderen gedurende verreweg het grootste deel van de mensheidsgeschiedenis geboren werden in (jagers-verzamelaars)groepen waarin delen en samenwerken vanzelfsprekend waren. In de huidige samenleving is er daarnaast ook vrijwel altijd statuscompetitie en statushiërarchie, maar die toestand bestaat nog maar zo'n acht- tot tienduizend jaar.

Een aardig inzicht in onze natuurlijke goedheid geeft de studie The Fulfillment of Others’ Needs Elevates Children’s Body Posture van Robert Hepach, Amrisha Vaish en Michael Tomasello. (Zie ook de eerdere studie Young children are intrinsically motivated to see others helped.)

De onderzoekers lieten kinderen van twee en een half jaar een spelletje doen waarbij ze konden slagen of niet. De positieve emotie bij het slagen werd, volgens een bekende procedure, afgelezen aan de lichaamshouding en de gelaatsuitdrukking (glimlachen). Het bleek toen dat de kinderen net zo positief reageerden als ze zelf slaagden als wanneer ze een ander hadden geholpen met te slagen.

In die eerdere studie was al gebleken dat kinderen van twee jaar even positief reageerden als zij zelf iemand hadden geholpen dan wanneer een ander die persoon hielp. Een aanwijzing dat het er om ging dat iemand hulp kreeg. In plaats van dat jij je er op zou willen voorstaan dat jij had geholpen. In dat laatste geval zou het gaan om berekenend pro-sociaal gedrag.

Aanwijzingen dus dat wij van nature goed zijn. Dat we er op zijn voorbereid om anderen bij te staan en om het als plezierig te ervaren dat anderen worden geholpen.

En dat brengt je tot het inzicht dat het opgroeien en het opgevoed worden en het socialiseren in de maatschappij waarin wij leven, er in resulteert dat die natuurlijke goedheid wordt bijgesteld, veranderd en, ja, deels de kop ingedrukt.

Ik moest denken aan Picasso, die gezegd moet hebben dat elk kind als kunstenaar wordt geboren, waarna dat talent in de opvoeding en het onderwijs wordt verdrongen.

zondag 25 december 2016

Zondagochtendmuziek - Weihnachtsoratorium I-VI - Jauchzet, frohlocket

Wie zei van Bach ook al weer dat hij eigenlijk een operacomponist was zonder een opera te hebben gecomponeerd? Was het Martin van Amerongen?

Maar je kunt ook van Bach zeggen dat hij eigenlijk balletmuziek schreef. Want hoe vaak is het niet dat je bij zijn muziek niet stil kunt blijven zitten? En googel eens "Bach ballet" en verbaas je over wat er dan allemaal tevoorschijn komt. (Denk ook even terug aan Groosland.)

Maar er is ook dit prachtige ballet van choreograaf John Neumeier op het Weihnachtsoratorium door het Hamburg Ballett. Hier het openingskoor Jauchzet, frohlocket.

Fijne Kerstdagen!

vrijdag 23 december 2016

Is groei BBP een noodzakelijke voorwaarde voor groei Brede Welvaart?

Een korte notitie naar aanleiding van de reacties op de deze week gepresenteerde Brede Welvaartsindicator van de Universiteit Utrecht en de Rabobank. Zie het bericht Miezerig herstel? Zelfs helemaal geen herstel, volgens Breed Welvaartsbegrip.

De discussie over de vraag of je onze echte welvaart wel goed meet met het Bruto Binnenlands Product (BBP), dat wil zeggen de totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde finale goederen en diensten gedurende een jaar, is natuurlijk al ouder. Denk even aan het rapport Mismeasuring Our Lives. Why GDP Doesn't Add Up van Joseph Stiglitz, Amartya Sen en Jean-Paul Fitoussi, dat in 2010 in opdracht van Sarkozy werd opgesteld.

Maar de discussie begon al in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. In 1967 was er The Costs of Economic Growth van E.J. Mishan en in 1977 Social Limits To Growth van Fred Hirsch. Interessante en baanbrekende boeken, die desondanks veel te weinig aandacht hebben gekregen.

De discussie draait er niet alleen om dat de echte menselijke welvaart niet alleen in eenvoudige zin breder is dan de economische welvaart gemeten in het BBP, maar dat de tweede ook ten koste kan gaan van de eerste. Dat is het thema van de tegenstrijdigheid tussen enerzijds "sociale welvaart" (kort gezegd, welvaart die ontstaat door het hebben van persoonlijke relaties waarin mensen “om elkaar geven”) en anderzijds economische welvaart (kort gezegd, welvaart die in geld is uit te drukken).

Over die tegenstrijdigheid schreef Karl Polanyi al in 1944 The Great Transformation, ook zo'n boek dat lang te weinig aandacht kreeg.

En ik deed in 2003, in alle bescheidenheid, mijn best met Geld en 'de rest'. Over uitzwerming, teloorgang van gemeenschap en de noodzaak van gemeenschapsbeleid.

Maar nu over de reacties op dat Brede Welvaartsbegrip. Want die laten zien dat die mogelijke tegenstrijdigheid tussen sociale welvaart en economische welvaart nog altijd niet tot iedereen is doorgedrongen.

Een voorbeeld: Peter van Mulligen van het CBS twitterde dat hij de groei van het BBP zag als een noodzakelijke voorwaarde voor groei van de brede welvaart. Anders gezegd, sociale welvaart is een mooie toevoeging aan de economische welvaart, maar kan daar nooit mee in strijd zijn. En hij verduidelijkte dat in een volgende tweet met "meer welvaart zonder BBP-groei vind ik moeilijk voor te stellen".

Ik antwoordde met "als mensen in hun vrije tijd minder consumeren en meer voor elkaar doen, dan BBP lager en welvaart hoger". Als poging om die tegenstrijdigheid in een tweet onder woorden te brengen. Want consumptie telt wel mee in het BBP, maar gewoon iets voor elkaar doen niet.

Waarop Hans Stegeman, die mede de Brede Welvaartsindex samenstelde, reageerde met "en dat zit exact in de bredere welvaartsindicator naast andere zaken".

Soms is ook of zelfs op twitter iets te verduidelijken. Peter van Mulligen heeft nog niet gereageerd.

woensdag 21 december 2016

Miezerig herstel? Zelfs helemaal geen herstel, volgens Breed Welvaartsbegrip

Door het domme bezuinigingsbeleid van achtereenvolgende kabinetten als reactie op de crisis van 2008 zien we dat er weliswaar herstel is, maar veel trager dan na vorige crises. Door het beleid van Rutte II was er de bekende dubbele dip: het ontluikende herstel werd de kop ingedrukt. Zie hier het laatste bericht in de serie over de bezuinigingszeepbel: Coen Teulings over de schade van het bezuinigingsbeleid - De continuing story van de bezuinigingszeepbel.

Maar in feite is de situatie nog ernstiger. Dat blijkt als je onze welvaart niet alleen meet met de bekende indicatoren als het Bruto Binnenlands Product, de werkloosheid en het aantal banen, maar er breder naar kijkt,

Precies dat gebeurt in de vandaag gepresenteerde Brede Welvaartsindicator van de Rabobank en de Universiteit Utrecht. Zie hier het persbericht van de UU: Eerste integrale welvaartsindicator van Nederland gelanceerd. Economische groei vertaalt zich niet in welvaart Nederlandse huishoudens. En zie hier de toelichting van Jan Luiten van Zanden: Een brede welvaartsindex in het statistisch polderland.

In die Brede Welvaartsindicator gaat het ook om zaken als baanzekerheid, onderwijs, gezondheid, milieu, huisvesting, veiligheid, politieke participatie en geluk. Hier zie je het plaatje de infographic waarin een en ander wordt samengevat. Lees daaronder verder.


Je ziet dat het vooral de indicatoren zijn op de dimensie Banen die de brede welvaart naar beneden drukken. En dan gaat het niet alleen over werkloosheid, maar vooral ook over de flexibilisering en de baanonzekerheid.

Natuurlijk is de uitkomst van zo'n exercitie sterk afhankelijk van welke indicatoren je kiest en hoe je ze weegt. Maar wat blijft staan is dat je nog helemaal geen herstel ziet als je er voor kiest om naar meer indicatoren te kijken. Zelfs als daar ook indicatoren bij zitten die zich wel gunstig hebben ontwikkeld, zoals veiligheid, levensverwachting en milieu.

Dat werkloosheid en baanonzekerheid zo sterk meewegen, kan zeer goed worden gerechtvaardigd. We kennen immers de sterk negatieve effecten van werkloosheid: Het kwaad van werkloosheid. Over prioriteiten van politieke leiders.

Die er overigens ook zijn voor degenen die (nog) niet werkloos zijn: Werkloosheid maakt werklozen én werkenden ongelukkiger. Want het klopt ook dat het ervaren van baanonzekerheid sterke negatieve effecten heeft: Over rotbanen, baanonzekerheid en psychische aandoeningen.

Wat er mee te maken heeft dat mensen nu eenmaal bestaansonzekerheid slecht verdragen: Meer fysieke pijn bij grotere bestaansonzekerheid - Komt door verlies van controle over het leven.

Vandaar ook dat overheden ooit, toen het neoliberalisme nog niet had toegeslagen, een anticyclisch macro-economisch beleid voerden en de financiële sector aan banden legden.

donderdag 15 december 2016

Harry van Dalen over de actualiteit van A Christmas Carol van Charles Dickens - En over I, Daniel Blake

Onder de titel Waarom ‘A Christmas Carol’ verplichte kost voor economen is heeft Harry van Dalen een fraaie beschouwing over de maatschappijkritiek die Charles Dickens met dit kerstverhaal beoogde. 

Het boek verscheen in 1843 en werd meteen veel gelezen. Het verhaal van Scrooge, die vindt dat de armen niet moeten worden geholpen, omdat ze daar maar lui van worden en meer kinderen verwekken, waardoor er nog meer armen komen, leert ons hoe in die tijd door economen en de overheid over armoede werd gedacht.

Maar tegelijk zegt de populariteit van Dickens' aanklacht ons iets over hoe gewone mensen daarover dachten en denken.

Volgens de toen invloedrijke Thomas Malthus (1766 - 1834) waren honger en armoede onvermijdelijk en was het verkeerd om de armen te helpen. Wat er aan sociale zekerheid bestond, de Poor Laws, werkte alleen maar averechts.
Door de armen geld en eten te geven zouden ze lui worden en meer kinderen nemen dan ze zelfstandig konden onderhouden. Met andere woorden, het bieden van een armenhulp creëerde alleen nog maar meer armen. Volgens Malthus was dan ook het beste als de lokale Poor Laws zouden worden opgeheven waarbij alleen nog de workhouses als laatste toevluchtsoord voor de armen over moesten blijven. Armenhulp mocht echter geen pretje zijn omdat afhankelijkheid als een kwaad werd gezien. In 1834 werd de visie van Malthus min of meer overgenomen in de nieuwe wet. ‘Outdoor relief’ – dus het bieden van geld of voedsel – werd afgeschaft en lokale Workhouses moesten gaan functioneren als zogenaamde Union Workhouses, waar armen in verschillende categorieën bij elkaar werden gezet. Mannen bij mannen, vrouwen bij vrouwen, kinderen bij kinderen.
Dickens was bekend met die workhouses, waarvan het idee was dat het leven er zo onaangenaam mogelijk moest zijn omdat het anders maar luiaards zou aantrekken. Waarbij dit citaat van Malthus een inspiratiebron moet zijn geweest:
A man who is born into a world already possessed, if he cannot get subsistence from his parents on whom he has a just demand, and if the society do not want his labour, has no claim of right to the smallest portion of food, and, in fact, has no business to be where he is. At nature's mighty feast there is no vacant cover for him. She tells him to be gone, and will quickly execute her own orders.
Dit is gemakkelijk te herkennen als het soort economie dat egoïsme rechtvaardigt. Armen hebben geen recht op bestaan en dus ook geen recht op onze hulp en solidariteit. Sterker, het zou onjuist zijn om hen te helpen.

Maar Dickens laat Scrooge 's nachts bezoek krijgen van drie geesten die het hem flink lastig maken en waarvan de laatste hem toevoegt:
“Man,” said the Ghost, “if man you be in heart, not adamant, forbear that wicked cant until you have discovered What the surplus is, and Where it is. Will you decide what men shall live, what men shall die? It may be, that in sight of Heaven, you are more worthless and less fit to live than millions like this poor man’s child.”
Met the surplus wordt het bevolkingsoverschot bedoeld, waarmee Malthus de armen aanduidde.

En tenslotte komt Scrooge tot inkeer en betert hij zijn leven.

Van Dalen is er niet zo expliciet over, maar, helaas, Dickens' aanklacht is in 2016 nogal actueel. Ook nu zijn er onder economen en politici ideeën over werkloosheid en armoede waar de honden geen brood van lusten.

In de neoklassieke economische modellen bestaat geen onvrijwillige werkloosheid. Iedereen zonder werk weigert om een voldoende laag loon te accepteren. Politici wijzen macro-economisch beleid gericht op volledige werkgelegenheid af. Werkgelegenheid is niet een doel, maar een middel om marktevenwicht te bereiken.

In dat wereldbeeld past het om het uitkeringstrekkers niet te gemakkelijk te maken en van hen een tegenprestatie te eisen. En het past om bij het minste of geringste tekortschieten een sanctie op te leggen. Werkloos zijn is je eigen schuld. Dat er zoveel voedselbanken zijn, wordt er mee afgedaan dat er natuurlijk altijd mensen op afkomen als je dingen gratis uitdeelt.

We lijken in sommige opzichten weer terug te zijn in het midden van de negentiende eeuw. Waarin dus de populariteit van Dickens' aanklacht er op wees dat gewone mensen dat wereldbeeld afwijzen.

We zouden nu zo'n aanklacht ook goed kunnen gebruiken.

Maar wacht, die is er al. Gisteren de film I, Daniel Blake van Ken Loach gezien. Lees hier wat The Guardian daarover schrijft: I, Daniel Blake review – Ken Loach's quiet rage against injustice. Met aan het eind een verwijzing naar, jawel, Charles Dickens.

dinsdag 13 december 2016

Door opgroeien in armoede meer stress en hulpeloosheid en minder goed werkgeheugen op volwassen leeftijd

Over de gevolgen die het opgroeien in armoede heeft, kun je meer te weten komen door kinderen uit arme en niet-arme gezinnen bij dat opgroeien te volgen.

Gary W. Evans en zijn mede-onderzoekers hebben dat gedaan voor een groep van 341 jongeren in de Verenigde Staten, die ze vanaf hun negende jaar volgden. In die groep waren kinderen uit arme gezinnen oververtegenwoordigd, waardoor een vergelijking kon worden gemaakt met kinderen uit niet-arme gezinnen.

In het bericht Lage status, armoede, piekeren en chronische stress ging het over de resultaten van dat onderzoek toen de kinderen 17 jaar waren geworden. Het bleek dat degenen die langer in armoede hadden doorgebracht, meer last hadden van chronische stress (allostatische belasting). En het meer last hebben gehad van chronische stress, had ook het werkgeheugen verminderd (hoeveel je op korte termijn kunt onthouden). Het verband tussen armoede en werkgeheugen bleek te verdwijnen als je rekening houdt met die chronische stress.

In later onderzoek lieten Evans c.s. zien dat die chronische stress er uit voortkomt dat kinderen uit arme gezinnen het gevoel hebben vanwege hun achtergrond of komaf anders behandeld te worden. Anders gezegd: zich gediscrimineerd te voelen. Zie Armoede maakt ziek door gevoel anders behandeld te worden.

Die kinderen zijn intussen 24 jaar geworden en Evans laat nu in het onderzoek Childhood poverty and adult psychological well-being zien wat de gevolgen zijn van opgroeien in armoede als je jong-volwassen bent geworden. Die gevolgen bestaan er uit dat
  • het werkgeheugen minder goed functioneert. Het werkgeheugen is een belangrijk fundament voor cognitieve vaardigheden en voor leerprestaties. Bekend is dat het werkgeheugen negatief beïnvloed wordt door stress
  •  je meer gestresst bent (allostatische belasting)
  • je meer last hebt van externaliserende gedragssymptomen (zoals agressie)
  • je meer last hebt van gevoelens van hulpeloosheid.
Bedenk daarbij dat deze gevolgen blijven bestaan als je in de statistische analyses rekening houdt met deze problemen op eerdere leeftijden. En dat wijst er op dat je armoede ook echt kunt aanwijzen als oorzaak.

Er is dus zacht gezegd nogal wat voor te zeggen om te voorkomen dat kinderen opgroeien in armoede. Zie Armoede in kaart, 2016 van het SCP voor de ontwikkeling van armoede in Nederland sinds 2001. Citaat:
De laatste cijfers die beschikbaar zijn, betreffen 2014. Dit jaar laat weer een lichte daling van de armoede zien. Het aantal armen volgens de ruimere niet-veel-maar-toereikendgrens bedraagt nu iets meer dan 1,2 miljoen (7,6%) en volgens de basisbehoeftengrens ruim 810.000 (5,1%). 
Nadat de armoede na 2005 flink daalde, nam hij na 2010 door de crisis, maar vooral ook door het rampzalige bezuinigingsbeleid als antwoord daarop, sterk toe.

Onderzoek wijst dus op de negatieve gevolgen daarvan, ook op de langere termijn. En het wijst op de maatschappelijke kosten die daaruit voortkomen.

Soms denk je dat we zijn vergeten dat we een maatschappij zonder armoede willen.

donderdag 8 december 2016

Coen Teulings over de schade van het bezuinigingsbeleid - De continuing story van de bezuinigingszeepbel

Voor wie het gemist heeft: nu een week geleden verbaasde Coen Teulings, hoogleraar economie in Cambridge en Amsterdan en oud-directeur van het Centraal Planbureau, zich er over dat het economisch beleid van de afgelopen zes jaar, dat door onnodige bezuinigingen zoveel economische schade heeft aangericht, nog steeds wordt verdedigd. Zie Het economisch beleid over de afgelopen zes jaar: waarom? (misschien is registreren vereist).

Toch is er van buiten al veel kritiek op geweest, door The Economist, de Financial Times, het IMF en de OESO. En in eigen land was er Bas Jacobs en was er het ING. En was er eerder (in 2012!) natuurlijk al Johan Witteveen.

Teulings maakt een vergelijking met Frankrijk, dat minder bezuinigde en dat wordt verweten niet genoeg te hervormen, maar dat het economisch beter gedaan heeft:
Het Franse economisch beleid staat in ons land niet hoog aangeschreven. Frankrijk kampt al jaren met een hoge werkloosheid, vooral als gevolg van hoge minimumlonen en rigide ontslagbescherming. Je zou dus verwachten dat het land door de crisis zwaar geraakt is en zich maar moeizaam herstelt. Het tegendeel is waar. De Franse economie heeft het tussen 2010 en 2013 (de jaren van de grote bezuinigingen in Nederland) veel beter gedaan dan die van Nederland, zie de bijgaande figuur. Als Nederland in 2017 een vol procent meer groeit dan Frankrijk, dan heeft het eind 2017 eindelijk de sinds 2010 opgelopen achterstand weggewerkt.
Het economisch herstel is dus niet zozeer een succes van het gevoerde beleid. Het is eerder een inhaalactie om de eerdere schade ongedaan te maken. Als in 2017 de achterstand is weggewerkt, liggen beide landen in vergelijking tot 2010 weer op gelijke hoogte. Het verlies aan bbp van de tussenliggende jaren is echter blijvend. Over die periode van 2010 tot 2017 gaat dat bij elkaar om 13% van ons bbp, ofwel ruim € 80 mrd. Dat is vele malen meer dan de kosten van het redden van de banken.
(De Figuur laat zien dat de groei in Nederland vooral na 2011 sterk achterbleef bij die van Frankrijk.)

Teulings vraagt zich af hoe die bezuinigingsobsessie te verklaren. Een van die mogelijke verklaringen is dat dit soort misplaatste stoerdoenerij het bij de kiezers vooralsnog goed blijkt te doen. Maar hij gelooft dat de belangrijkste verklaring ligt in
in het onderlinge wantrouwen binnen de eurozone en ons gepercipieerde bondgenootschap met de machtige oosterbuur. Wij zijn bang voor de spilzucht in Zuid-Europa, voelen aversie tegen ook maar één euro voor de Grieken. Alleen strengere Europese begrotingsregels kunnen ons daartegen beschermen.
Nederland heeft daarvoor in Europa campagne gevoerd. Het heeft ons niet geliefd gemaakt. En toen de handtekeningen eenmaal gezet waren, konden we niet meer terug. Bestuurlijk kon dat vanzelfsprekend wel — Brussel had met een overschrijding echt wel ingestemd — maar politiek niet.
Dat kan als verklaring gelden, maar natuurlijk niet als excuus. Ik denk even terug aan Wouter Bos, die in 2013 het bezuinigingsbeleid als econoom als onverstandig, maar politiek gezien als verstandig beoordeelde. Zie Wouter Bos vindt doorgaan met fout beleid verstandig.

Maar er is natuurlijk veel mis met je politiek als die je er toe brengt om fout economisch beleid te voeren. Nee, het blijft onvergeeflijk wat zich de afgelopen zes jaar in de Nederlandse politiek heeft afgespeeld.

(Mijn eerste bericht over de bezuinigingszeepbel dateert van 21 september 2011. Kon toen niet vermoeden dat ik er in december 2016 nog op zou terugkomen.)

woensdag 7 december 2016

Ligt er een psychologische stoornis (narcisme) ten grondslag aan populisme?

Het bericht van Chris Dillow vandaag (THE POPULIST PARADOX) is een mooie aanvulling en verdieping van het bericht Is populisme de uitingsvorm van narcisme in het publieke domein? eerder op dit blog.

Populisten zijn zo overtuigd van het eigen gelijk dat ze minachting hebben voor de democratische instituties van parlement, regering en rechters (en voor de wetenschap). Zo wordt in Engeland de Supreme Court aangevallen omdat dat hoogste rechtscollege heeft besloten dat de uittreding uit de Europese Gemeenschap aan het Parlement dient te worden voorgelegd, ondanks dat er een referendum is geweest.

Maar die instituties zijn er niet zomaar. Ze zorgen er voor dat besluitvorming in een pluralistische maatschappij rekening houdt met een diversiteit van meningen en inzichten. Chris haalt in dat verband een mooi citaat van Edmund Burke aan:
We are afraid to put men to live and trade each on his own private stock of reason; because we suspect that this stock in each man is small, and that the individuals would do better to avail themselves of the general bank and capital of nations and of ages (Par 145).
Ieder van ons op zijn eentje overziet meestal maar een stukje van het geheel en is bovendien vatbaar voor cognitieve dwalingen. Instituties zijn niet onfeilbaar, maar behelzen wel meer door de geschiedenis heen gecumuleerde diversiteit.

Waar komt dan die neiging van populisten vandaan om zo sterk op hun eigen gelijk te vertrouwen en democratische instituties en wetenschap te minachten?

Het antwoord ligt ook bij Chris in, jawel, de toename van narcisme. Als over de hele linie de neiging tot narcisme iets (of veel, voor mijn part) is toegenomen, en daar zijn aanwijzingen voor, dan merken we dat dubbelop in het publieke domein van de politiek. Want het is bij uitstek dat domein waar narcisten zich toe voelen aangetrokken.

Het is hun ideale werkterrein. In het domein van de persoonlijke relaties zijn narcisten kwetsbaarder, omdat ze moeilijker kunnen voorkomen dat anderen hen na verloop van tijd beter leren kennen. Maar communicatie via de media maakt het mogelijk om het publiek te manipuleren.

Kortom, populisme als uitingsvorm van narcisme in het publieke domein is niet alleen een politiek probleem, maar ook
an intellectual and, dare I say it psychological, disorder.
Misschien moeten we inderdaad de moed hebben om onder ogen zien dat er aan populisme een psychologische stoornis ten grondslag ligt.

dinsdag 6 december 2016

Martin McKee over het vergeten belang van verzorgingsstaat en bestaanszekerheid - WRR Lecture 2016: Living on the edge

De WRR-lezing van Martin McKee over het vergeten belang van bestaanszekerheid is nu te bekijken op de site van de WRR. Ook vind je daar de tekst van de lezing en de dia's.

Uiterst belangrijk en actueel materiaal. Klik hieronder voor de lezing. En/of lees verder voor een korte samenvatting met citaten.



McKee begint met ons te herinneren aan het grote belang van wat er na de Tweede Wereldoorlog in de West-Europese landen gebeurde: de opbouw van de verzorgingsstaat, vanuit het toen allesoverheersende inzicht dat aan de fundamentele behoefte aan bestaanszekerheid van mensen tegemoet moet worden gekomen en dat de overheid daarvoor onmisbaar is. (De nummers in de tekst verwijzen naar de dia's.)
One of the greatest achievements of post-war Western Europe was to provide security for its people. We had collective security from external threats, in the form of NATO. But we also had security from internal threats. [2] These internal threats were summarised in the United Kingdom by William Beveridge as "the five giant evils" of society: Want, Disease, Ignorance, Squalor, and Idleness” and the struggle against these giants was the basis of the post-war British welfare state. 
The desire for security among politicians and the population then was understandable. People had lived through the depression of the 1930s and the Second World War. Many had direct experience of uncertainty. (...) Across Europe, politicians, from the right and the left, were establishing new systems that would provide security for their populations. So by the late 1950s, Europe’s leaders who had learned the lessons of the 1930s and 1940s were in power and were determined not to repeat the mistakes of the past. The state and employers took on many risks once borne by individuals and families. The resulting 2 security allowed people to look to the future with confidence, contributing to marked improvements in health and well-being. And this was based on a political consensus.
Maar toen kwam in de jaren 80 de Reagan-Thatcher revolutie. De lessen uit het verleden waren vergeten. De overheid was het probleem. Er moest worden geprivatiseerd en gedereguleerd en geflexibiliseerd. De verzorgingsstaat moest worden afgebroken. Bestaanszekerheid? Een luxe waar mensen wel zonder kunnen.

Dat alles liep uiteindelijk uit op de crisis van 2008.
It was much later that the situation really did change. The year was 2008, and the cause was a sequence of events far away. Banks in the United States had accumulated vast cash reserves and they needed to do something with them. The ingenuity of the bankers knew no bounds. High salaries attracted a new generation, with a new set of skills, into the financial services sector. Tragically, as we now know, many of the new generation had little idea about what they were doing either. [ 5] We had been warned. The movie, The Wolf of Wall Street, revealed a situation in which decisions were fuelled by liberal amounts of cocaine.
I don’t need to tell you what happened. [ 6] The movie The Big Short tells the story far better than I could ever manage. But the bottom line was that governments gave a very large amount of our money to save the banks, what we now term “welfare for Wall Street”, leaving none for the ordinary people. Many of these ordinary people had, until then, been coping. But only just. 
Overal begon de werkloosheid toe te nemen. Degenen die hun baan hielden of toch nog een baan vonden, werden geconfronteerd met de gevolgen van de liberalisering van de arbeidsmarkt. Lagere of stagnerende lonen. Het nul-urencontract vond ingang.
British employees of the sandwich chain Subway must agree that "The company has no duty to provide you with work. Your hours of work are not predetermined and will be notified to you on a weekly basis as soon as is reasonably practicable in advance by your store manager. The company has the right to require you to work varied or extended hours from time to time." 
In Nederland hadden we de sterke groei van de tijdelijke contracten en van de zzp'ers. En natuurlijk ook de nul-urencontracten, maar met meer beperkingen.

Met als gevolg toenemende armoede, ook van degenen met een baan. De term precariaat ontstond om deze nieuwe "klasse" aan te duiden. De term staat op zijn eenvoudigst gezegd voor: het gemis aan bestaanszekerheid.

McKee haalt dan eigen onderzoek aan naar de grote negatieve gezondheidseffecten van werkloosheid en precaire arbeidsomstandigheden en naar de er mee samenhangende toenames van zelfmoordcijfers. (En hij vermeldt dat in Frankrijk wel, maar in Engeland niet, zelfmoorden van werknemers als werkgerelateerd worden gezien tenzij het tegendeel kan worden aangetoond.)

Volgens de om zich heen grijpende neo-liberale fantasie zou deze toename van onzekerheid op de terreinen van arbeid, inkomen, huisvesting en voedselvoorziening (voedselbanken) onvermijdelijk zijn. Maar natuurlijk is dat niet zo.
Crucially, the institutions of society, and in particular government, can protect those whose lives are precarious, by both reducing the risk of a shock and by mitigating its effects should it occur, for example by creating safety nets. As has been noted, “a strong welfare state protects workers” from the consequences of employment precariousness.
Tussentijdse samenvatting:
So let me summarise so far. We have shown how the financial crisis and the subsequent imposition of austerity impacted on people in many ways. An estimated 5 million EU citizens lost their jobs between 2008 and 2010. Many others experienced reductions in income. Some lost their homes and while there is no system for collecting comparable data, surveys in countries such as Spain and the UK suggest that numbers of homeless increased by about 15% between 2008 and 2010. Others went without food. Their lives became more precarious. And as we have shown, this meant that not only were they are greater risk of misfortune but the consequences were worse when they experienced it.
And what we have described is just the tip of the iceberg. Many who have escaped these experiences live in constant fear of the future. Their jobs and income may be secure for now, but for how much longer? They can still afford their homes, but will this continue? And if they have to move, what will this mean for getting to work, for their social support networks, and for their children’s schooling? 
Waarna McKee een vergelijking maakt met de toestand in het Duitsland van de jaren 30, in de tijd van de opkomst van het Hitler-bewind.
We collected data on voting patterns in the five Reichstag elections between 1928 and 1933 and on a variety of measures of the economy. These included government spending and tax withheld from wages, hourly wages and economic output. By using small geographical areas of analysis, we were able to construct a dataset at the level of constituencies. Our analyses showed a clear association between the depth of austerity and the rise in support for the National Socialists. Crucially, what we were seeing was not simply the result of impoverishment. The very poor, a group that was hit hard by job losses, tended to turn to the communists. It was those just above them in the pecking order who turned to the Nazis, the group who had something to lose. 
En dan nog twee citaten uit zijn afsluitende woorden:
Anyone who believes in the enlightenment values of evidence and enquiry, of tolerance and mutual respect, and the more recent value of solidarity cannot ignore those factors that are driving politics today. And this means that we must understand the lives of those who see the world in a very different way from many of us here. 
But there is another reason why we should be concerned. And this is that our democratic systems are based on a social contract. And those with power should not use it to breach that contract. That can, as we know from history, have consequences for us all.
Anders gezegd: dat idee na de Tweede Wereldoorlog van die verzorgingsstaat als hoeder van bestaanszekerheid voor iedereen, is dat niet hoognodig toe aan een herwaardering? Heeft de sociaal-democratie nog iets meer te bieden dan de keuze tussen Samsom en Asscher?

Je vraagt je natuurlijk af of zo'n met wetenschappelijk onderzoek onderbouwde lezing sporen heeft nagelaten bij die ongeveer 350 toehoorders uit de sfeer van politiek, ministeries en adviesraden daar in Theater Diligentia in Den Haag.

Je mag hopen dat zulks het geval is. Want zo niet, dan hebben we na de volgende verkiezingen net als in de jaren 30 in Duitsland en net als nu in de Verenigde Staten een gevaarlijk man aan de macht. 

maandag 5 december 2016

Als er in de buurt meer te doen is, zitten kinderen minder naar een scherm(pje) te staren

Komen kinderen wel genoeg buiten? Zitten ze niet teveel op de bank? En zitten ze niet teveel naar een scherm(pje) te staren?

Dat zijn belangrijke vragen, want we weten dat het voor de fysieke en sociale ontwikkeling van kinderen goed is dat ze veel buiten spelen, met andere kinderen van verschillende leeftijden. Zie
Kunnen onze kinderen genoeg buitenspelen?

Maar er is buiten vaak niet veel te doen. Een saaie woonwijk, met alleen maar straten en huizen, nodigt er niet toe uit om naar buiten te gaan. Het zou dus van de fysieke inrichting van de buurt kunnen afhangen hoe vaak kinderen het huis uit gaan. In plaats van thuis naar een scherm(pje) te zitten staren.

Het Australische onderzoek Nowhere to Go and Nothing to Do but Sit?Youth Screen Time and the Association With Access to Neighborhood Destinations bevestigt dat vermoeden. Kinderen die in buurten wonen met meer winkels en andere voorzieningen en met meer openbare ruimte (park, sportveld, schoolplein) besteden naar hun eigen oordeel of, bij jongere kinderen, naar het oordeel van de ouders, minder tijd aan televisiekijken, computeren, gamen en sociale media.

Een nieuwe aanwijzing voor het belang van buurten en dus vooral voor het belang van buurten waar iets valt te beleven, waar ontmoetingsplekken zijn. Als die er niet zijn, groeien kinderen sociaal geïsoleerder op en bewegen ze te weinig.

vrijdag 2 december 2016

Martin McKee: toenemende kwetsbaarheid en onzekerheid zijn gevolg van politieke keuzes

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft een gelukkige hand in het kiezen van sprekers voor de jaarlijkse WRR-lezing. Eerder traden Richard Wilkinson en Joseph Stiglitz op. Zie mijn berichten daarover: WRR-lezing over de schadelijke gevolgen van inkomensongelijkheid en Globalization has not always been well managed - Joseph Stiglitz over globalisering en de eurocrisis.

In beide gevallen ging het om waar de WRR bij uitstek voor staat of zou moeten staan: het wijzen op het grote belang van wetenschappelijke onderzoeksresultaten voor het ontwerpen van regeringsbeleid. Van cruciaal belang, juist in een tijd waarin als alternatiefloosheid vermomde ideologische vooringenomenheid hoogtij viert.

En gisteren kreeg deze reeks een voorbeeldig vervolg met de lezing Living on the edge: the growth of precariousness and why it matters for health van Martin McKee.

McKee is een wel heel gerenommeerd onderzoeker op het terrein van de gezondheidszorg en van de effecten van economisch en sociale zekerheidsbeleid op de gezondheid van mensen.

Hier wordt zijn werk aangeprezen in het medisch tijdschrift The Lancet: Martin McKee: champion of public health in Europe. Een citaat over het rampzalige Europese bezuinigingsbeleid:
“Europe's biggest problem right now”, says McKee, “is the maintenance of universal health care in the face of the financial crisis.” And when discussing the financial crisis, rather than confine his thinking to cuts in science funding McKee analyses the macro-picture of why failing austerity measures in Europe are threatening health care. He argues that public health researchers need to challenge the government directly on these issues: “suicide rates have gone up in Europe, but suicide prevention programmes are missing the point slightly—ultimately the government needs to fix the economy”.
In zijn lezing gisteren gaf hij een fraai overzicht van onderzoek naar de negatieve gezondheidseffecten van de versobering van de verzorgingsstaat die de Europese politici nu al jaren najagen omdat daarvoor geen alternatief zou zijn. Ik hoop dat de dia's nog beschikbaar komen (heb de WRR daarnaar gevraagd) (Update. Zie nu hier), maar nu maar even de samenvatting overgenomen zoals hij op de WRR-site staat:
In deze lezing bespreekt Martin McKee waarom kwetsbaarheid en onzekerheid - op gebieden als voeding, huisvesting en werkgelegenheid – meer aan bod moeten komen in het beleidsdebat, als aanvulling op het bestaande denken over de maatschappelijke determinanten van gezondheid en de interactie tussen volksgezondheid en economische ontwikkeling.

Een van de belangrijkste verworvenheden van het naoorlogse West-Europa was het bieden van meer bescherming aan zijn burgers: collectieve bescherming tegen bedreigingen van buitenaf (via de NAVO), maar ook bescherming tegen bedreigingen van binnenuit. In het Verenigd Koninkrijk zijn deze bedreigingen door William Beveridge gevat onder de noemer van de ‘vijf reuzen van het kwaad’ (‘five giant evils’) in de samenleving: armoede (’want’), ziekte (‘disease’), onwetendheid (‘ignorance’), vervuiling (‘squalor’) en ledigheid (‘idleness’). De Europese leiders hadden lering getrokken uit de jaren dertig en veertig en waren vastbesloten niet weer dezelfde fouten te maken. Veel risico’s die voorheen door mensen zelf of in familieverband werden gedragen, werden na de oorlog overgenomen door de staat en de werkgevers. Dankzij de zekerheid die mensen hierdoor kregen, konden zij de toekomst met vertrouwen tegemoet zien. Dit droeg bovendien bij tot aanzienlijke verbeteringen op het gebied van volksgezondheid en welzijn.
Maar herinneringen vervagen. Sinds de jaren tachtig, en met name sinds de financiële crisis in 2008, hebben velen in Europa te maken gekregen met toenemende onzekerheden op het gebied van werkgelegenheid en in sommige landen ook van huisvesting en voeding. In toenemende mate wordt gesproken van ontmanteling van de verzorgingsstaat, waarbij verantwoordelijkheden van overheden worden overgeheveld naar individuele burgers en hun families. Sommige mensen, met name diegenen beschikken over veel economische, maatschappelijke en culturele veerkracht, ervaren dit als toegenomen bewegingsvrijheid. Maar deze veranderingen leiden bij minder goed bedeelden tot groeiende kwetsbaarheid en onzekerheid: zij moeten zich staande houden in een minder voorspelbare, onstabiele situatie, waarin steeds het risico bestaat om geconfronteerd te worden met een inkomensval of om moeilijker te kunnen voorzien in primaire levensbehoeften zoals voedsel en huisvesting.
Martin McKee zal eerst bespreken waarom kwetsbaarheid en onzekerheid op gebieden als voeding, huisvesting en werkgelegenheid meer aan bod moeten komen in het beleidsdebat, als aanvulling op het bestaande denken over maatschappelijke determinanten van gezondheid en de interactie tussen volksgezondheid en economische ontwikkeling. Voorts zal hij de aard en omvang van deze ontwikkeling in Europa schetsen, en laat hij zien dat deze meer omvat dan traditionele sociale hiërarchieën zoals onderwijs en sociale klasse. Aansluitend behandelt McKee de gevolgen voor de gezondheid, waarbij hij zich baseert op internationaal vergelijkend onderzoek en natuurlijke experimenten in Europa. Hij sluit af met de stelling dat de toename van kwetsbaarheid en onzekerheid niet onvermijdelijk is. Er zijn politieke keuzes die samenlevingen kunnen maken, als ze maar bereid zijn om ze te maken.
Het was een indrukwekkend betoog. Van een vriendelijk ogende man die er niet voor terugschrok om zich scherp uit te laten over het hedendaagse neo-liberaal geïnspireerde overheidsbeleid.

Jammer dat het niveauverschil met de discussianten wel erg groot was. Een VVD-Eerste Kamerlid en een D66-wethouder van Den Haag hadden niet meer bij te dragen dan politieke retoriek en partijstandpunten. Dat was een gênante vertoning. Niet passend bij de ernst van de zaken waar het hier om ging.