vrijdag 28 maart 2025

Als je sociale onveiligheidsgevoelens laat toenemen, dan is activering van het statuscompetitiepatroon het gevolg - meer aanwijzingen

Zoals gezegd, in een democratie kan een foute leider alleen maar aan de macht komen als er genoeg kiesgerechtigden zijn die hem als de redder in nood zien. Die dus in nood moeten verkeren, anders gezegd, die zich bedreigd en onveilig voelen. Het ideale werkterrein van de foute leider is daarom altijd een maatschappelijke toestand van grote onzekerheid, van toegenomen bestaansonzekerheid. 

Die toestand kan door zittende regeringen zijn bevorderd als bij hen het (onjuiste) neoliberale idee heeft postgevat dat het voor de economie beter is als mensen minder zekerheid ervaren. Ze kunnen dan immers gemakkelijker worden geprikkeld om zich meer in te spannen. Regeringen voeren dan een beleid dat de zekerheden van de verzorgingsstaat, de sociale zekerheid, de regulering van de arbeidsomstandigheden, de consumentenbescherming, het door belastingpolitiek beperken van de inkomens- en vermogensongelijkheid, zo veel mogelijk terugdringt. Mensen zijn dan wel gedwongen om meer voor zichzelf op te komen en zich in te spannen, want de risico's zijn groter. Niet alleen valt er voor de winnaars meer binnen te halen, ook kunnen de verliezers lager eindigen. Er komen zowel meer miljardairs, en dus machtigen, als armen en daklozen, en dus machtelozen.

We hebben nu zo'n 40, 50 jaren achter de rug waarin zich dit proces heeft afgespeeld. De verschuiving van het iedereen-telt-mee van de democratische verzorgingsstaat naar het ieder-voor-zich van de door de opkomst van foute leiders bedreigde democratie. 

Vanuit het sociaalwetenschappelijk zicht van dit blog bekeken gaat het dus om een ontwikkeling waarin sociale onveiligheidsgevoelens onder de bevolking zijn toegenomen, waardoor bij meer mensen het statuscompetitiepatroon zal zijn geactiveerd.

Ik probeer zo goed mogelijk het onderzoek bij te houden dat van belang is voor dat sociaalwetenschappelijke zicht, waarvan de kern zoals bekend bestaat uit de de Dual Mode-theorie. Zo is er nu de pas verschenen studie Value Foundations of Conspiracy Thinking: New Evidence From European Democracies

In die studie gebruikt Victoria A. Haerter van de Universiteit van Bern data van de European Social Survey (ESS) om o.a. na te gaan of mensen die meer waarde hechten aan samenzweringstheorieën ook meer "zelfverheffingswaarden" aanhangen en juist minder "zelfoverstijgingswaarden". Dat is interessant, want dat waarde hechten aan samenzweringstheorieën zegt iets over hoe sociaal onveilig mensen zich voelen. En het aanhangen van die zelfverheffingswaarden, dus het jezelf verheven voelen boven anderen, zegt iets over het geactiveerd zijn van het statuscompetitiepatroon. Net zoals het aanhangen van die zelfoverstijgingswaarden informatief is voor het geactiveerd zijn van het gemeenschapspatroon.

Eerst maar even over die samenzweringstheorieën. De neiging om in samenzweringen of complotten te geloven werd vastgesteld met behulp van deze drie uitspraken waarvan mensen moesten aangeven in hoeverre ze het er mee eens of oneens waren:

A small secret group of people is responsible for making all major decisions in world politics.

Groups of scientists manipulate, fabricate, or suppress evidence in order to deceive the public.

Coronavirus is the result of deliberate and concealed efforts of some government or organization.

Van de drie antwoorden werd het gemiddelde genomen. Het is niet moeilijk om in dat geloof in samenzweringstheorieën een maat te zien voor de sociale onveiligheidsgevoelens die iemand ervaart. Als je overal samenzweringen ziet, dan voel je je bedreigd en dat gaat ten koste van je gevoel van veiligheid.

Die zelfverheffingswaarden en zelfoverstijgingswaarden  zijn onderdeel van de Schwartz Basic Human Value Survey, die standaard in de ESS wordt meegenomen. Zie ook de berichten Alleen in landen met minder sociale zekerheid maakte de Crisis jongeren competitiever en minder universalistisch en Waardenoverdracht ouders-kinderen is vooral genetisch - meer over de mythe van de opvoedbaarheid voor meer daarover

Bij die zelfverheffingswaarden gaat het om het willen presteren (succesvol zijn, aan anderen laten zien wat je waard bent) en om het willen uitoefenen van macht (status en prestige, controle hebben, heersen over mensen). We herkennen daarin het geactiveerd zijn van het ieder-voor-zich van het statuscompetitiepatroon.

En bij die zelfoverstijgingswaarden gaat het om goedwillendheid (zorg hebben voor de anderen uit je omgeving) en universalisme (zorg hebben voor iedereen en voor het milieu). Daarin herkennen we het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon.

Met dat sociaalwetenschappelijke zicht verwachten we dat het aanhangen van zelfverheffingswaarden, dus het geactiveerd zijn van het statuscompetitiepatroon, samengaat met het geloof in samenzweringstheorieën, dus met het ervaren van sociale onveiligheid. En dat blijkt het geval te zijn voor tien van de 20 landen (Nederland, Zwitserland, Finland, Slowakije, Tsjechië, Estland, Litouwen, Ierland, Hongarije en Griekenland). In de overige landen was er geen verband of was het niet statistisch significant.

En we verwachten dat het aanhangen van zelfoverstijgingswaarden, dus het geactiveerd zijn van het gemeenschapspatroon, juist samengaat met het niet geloven in samenzweringstheorieën. Als je vindt dat iedereen hoort mee te tellen, dan zie je de wereld eerder als sociaal veilig. En dat blijkt zelfs op te gaan voor alle landen, met uitzondering van Slovenië, waar statistische significantie niet wordt gehaald.

De uitkomsten bevestigen dus de gedachte dat het wel of niet ervaren van sociale veiligheid sturend is voor het geactiveerd zijn van het gemeenschapspatroon dan wel het statuscompetitiepatroon. 

En wat politici de afgelopen veertig jaar gedaan hebben, is het voeren van een beleid waardoor mensen zich minder sociaal veilig zijn gaan voelen. Waardoor over het geheel genomen meer het statuscompetitiepatroon is geactiveerd. En waardoor er het ideale werkterrein van rechts-extremistische politieke partijen en van foute leiders tot stand is gebracht. 

De sociaal inferieure toestand die we sociaalwetenschappelijk gezien juist met alle macht hadden moeten zien te vermijden.

vrijdag 21 maart 2025

Een lange weg naar een sociaalwetenschappelijk zicht op mensen en samenleving -2- De sociaalwetenschappelijke blik verwoord in een column

Er ging dus, nadat ik in 1965 sociologie begon te studeren en in 1971 mijn academische loopbaan begon, wel een lange tijd overheen voor ik besefte dat ik zover was gekomen dat ik met een sociaalwetenschappelijke blik naar mensen en de maatschappij kon kijken. Hier het vorige bericht. Dat was de sociaalwetenschappelijke blik van de menselijke sociale natuur waarin de aan elkaar tegengestelde patronen van gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag huizen en die op groeps- en maatschappijniveau zowel een sociaal superieure gemeenschapstoestand als een sociaal inferieure statuscompetitietoestand mogelijk maken. En waarin de mate van ervaren sociale veiligheid sturend is voor welke van die twee toestanden zal optreden.

Het is duidelijk dat het vak sociologie mij die blik niet verschafte. Sterker, het vak sociologie stond in de weg daarvan. Daar valt veel over te zeggen. Een deel daarvan deed ik al in Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. Blijf de komende berichten in deze reeks volgen voor wat daar nog bijkomt.

Die sociaalwetenschappelijke blik is wetenschappelijk in de zin dat de inzichten waaruit hij bestaat gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek. Dat inzicht van die innerlijk tegenstrijdige menselijke sociale natuur dringt zich aan je op als je het betreffende onderzoek overziet. Evenzo het inzicht van de oorzakelijke rol van de ervaren sociale veiligheid. Als dat zo is, dan valt te verwachten dat mensen ook zonder van dat onderzoek kennis te hebben, al enig besef hebbenvan die twee inzichten. Gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag zijn sociaalwetenschappelijke termen, maar als je aan mensen uitlegt waar ze voor staan, dan hebben ze zonder veel moeite door waar je het over hebt. Ook herkennen ze meteen wat je bedoelt met sociale veiligheid en het gemis daarvan.

Het zou vreemd zijn als dat niet zo was. In de evolutie is geselecteerd op het menselijk vermogen tot  zelfinzicht en van het begrijpen van gedrag van anderen. Dat vermogen is natuurlijk begrensd, maar gemiddeld genomen voldoende om te leren in een samenleving op te groeien en er je leven op een enigszins aangename manier in door te brengen. In die begrensde zin is elk mens een beetje een sociale wetenschapper. Een op onderzoek gebaseerd sociaalwetenschappelijk zicht zal dus vaak inzichten die mensen al hebben corrigeren en aanvullen, maar daar nooit geheel vreemd aan zijn. Zie ook mijn Common sense and scientific thinking en De wetenschappelijkheid en alledaagsheid van sociologische verklaringen allebei van lang geleden (1987). 

Ter zijde: Max Weber (1864 - 1920) moet hierop gedoeld hebben met zijn idee dat in de sociale wetenschap naast de natuurwetenschappelijke eis van Kausaladäquanz ook de eis van Sinnadäquanz moet gelden. Maar daar ben ik niet zeker van. 

Een cruciaal verschil is natuurlijk dat wetenschappers blijven zoeken naar betere, diepere, verklaringen ook als de bestaande verklaringen voor de dagelijkse praktijk voldoen. En dat Weber als eis stelt dat sociaalwetenschappelijke verklaringen door mensen moeten kunnen worden begrepen, lijkt mij net een stap te ver gaan. Dat dat begrip er vaak wel is, betekent niet dat het er ook altijd moet zijn.

Hoe dan ook, al deze gedachten gingen door mij heen toen ik Het tegengif voor triggers zijn glimmers, momenten dat je je kalm, blij en veilig voelt van Harriët Duurvoort las. Harriët Duurvoort studeerde rechten en is journalist en columnist bij de Volkskrant. 

Harriët schrijft over triggers, "de salvo’s die spanning, angst en machteloosheid veroorzaken, zoals voortdurend negatief nieuws dat je moet verwerken". Dat nieuws gaat over "de onvoorspelbare, beangstigende tijd" waarin we leven. Dat wordt niet verder toegelicht, het is maar een korte column, maar slaat natuurlijk op het gevaar van al die foute leiders en het nieuws daarover dat we dagelijks moeten zien te verwerken. Sociaalwetenschappelijk verwoord gaat het over de onophoudelijke confrontatie met de overheersende, onderdrukkende, autoritaire kant van statuscompetitiegedrag en over de sociale onveiligheid die we daardoor ervaren (spanning, angst, machteloosheid). 

En het gaat over hoe we daarop reageren. Harriët merkt op:

Te vaak sijpelt agitatie door in ons gedrag. Gesprekken worden vaker wedstrijden in wie het laatste woord heeft. De kunst van het luisteren naar de ander raakt verloren. Geen wonder dat we ons vaak zo overweldigd voelen, zo eenzaam, zo voortdurend gespannen. En sneller opbranden.

Anders gezegd, het waarnemen van statuscompetitiegedrag triggert sociale onveiligheidsgevoelens, waardoor ons eigen statuscompetitiegedrag geactiveerd wordt. We gaan er, grotendeels onbewust, vanuit dat we ons voortdurend moeten verdedigen. Met stress en eenzaamheid als gevolg.

Maar er is de tegenkracht van het gemeenschapspatroon, dat in ons huist, maar niet tot activering komt. Tenzij we tegen uitingen ervan aanlopen. En in staat zijn om daar nog oog voor te hebben. Harriët noemt die uitingen glimmers. Een glimmer die zij ervoer, was het meedoen aan de straatiftar, het gezamenlijk eten in de Rotterdamse volksbuurt waar zij woont:

Ondanks alle verschillen hebben mensen in volksbuurten zoals waar ik woon gelukkig ook vaak de neiging verbinding te zoeken. Dat versterkt het gevoel van saamhorigheid en voorkomt dat mensen in een sociaal isolement terecht komen. Dat ze zich gewaardeerd en gekend voelen. We willen allemaal hetzelfde: een wijk die veilig is en die als een thuis voelt. Een hechtere, vriendelijkere gemeenschap.

Het in aanraking komen met gemeenschapsgedrag van anderen maakt dat we ons veilig voelen en het activeert ons eigen gemeenschapsgedrag. Een tegenkracht die we erg nodig hebben in een tijd waarin al die foute leiders onze aandacht vragen en proberen ons deelgenoot te maken van hun wereldbeeld van vijandschap. 

En zo zien we vrijwel alle elementen van die sociaalwetenschappelijke blik terugkeren in zomaar een column. Inclusief het inzicht van de sociale superioriteit van de glimmers en de sociale inferioriteit van de triggers.

woensdag 19 maart 2025

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 29 - We naderen in de Verenigde Staten nu de fase waarin duidelijk wordt of de democratie bestand is tegen de foute leider Donald Trump en zijn helpers.

We naderen in de Verenigde Staten nu de fase waarin duidelijk wordt of de democratie bestand is tegen de foute leider Donald Trump en zijn helpers. Meteen nadat Trump aantrad begon hij met het uitvaardigen van decreten waarmee hij de bevoegdheden van de wetgevende macht, de volksvertegenwoordiging, negeerde. Deels ook door het aan het werk zetten van Elon Musk, die hele overheidsdiensten ophief of kortwiekte, terwijl hij daartoe in het geheel niet bevoegd is. 

Of Trump dat deed omdat hij twijfelde of er wel genoeg Republikeinse afgevaardigden en senatoren mee akkoord zouden gaan als hij de legale weg zou bewandelen, of dat het gewoon voortkwam uit zijn autoritaire inborst van de zucht naar alleenheerschappij, weten we niet. Ik vermoed het laatste. Het is dezelfde inborst die huist in "onze" Geert Wilders (nepparlement) en Marjolein Faber (Ik bén het beleid) en die verklaart waarom ze zo graag via noodwetgeving zouden willen regeren. Hoe dan ook, het geeft die Republikeinse volksvertegenwoordigers die mogelijk bedenkingen hebben, tot nu toe de ruimte om de andere kant op te kijken. 

Maar zo blijft het niet. Want al die besluiten waar Trump als uitvoerende macht niet toe bevoegd is, zijn aan rechters voorgelegd, die in vrijwel alle gevallen hebben geoordeeld, en nog van dag tot dag oordelen, dat ze onwettig zijn en dat ze, indien al uitgevoerd, moeten worden teruggedraaid. 

De acute vraag is nu of de regering-Trump zich bij die rechterlijke oordelen zal neerleggen. In een geval is al duidelijk dat ze dat niet gedaan hebben. Het gaat om de deportatie van enkele honderden Venezolaanse en El Salvadoraanse migranten naar een beruchte gevangenis van de Salvadoraanse foute leider Nayib Bukele, die in ruil van de regering-Trump een bedrag aan geld ontving. Die migranten werden ervan beschuldigd leden van een criminele gang te zijn. Maar of dat inderdaad zo was, werd niet aan een rechter ter beoordeling voorgelegd. En ook als dat wel was gedaan en de rechter had de migranten schuldig bevonden, dan zal hij hen niet legaal als sanctie naar een buitenlandse gevangenis hebben gestuurd.

Maar Trump en zijn helpers leven in de wereld van vijandschap van het statuscompetitiepatroon en zijn dus geobsedeerd door het idee van aanpakken, vernederen, verwijderen en deporteren van vijanden. Die immigranten werden om vaak onduidelijke reden opgepakt, soms omdat ze een bepaalde tatoeage hadden, en op vliegtuigen richting El Salvador gezet. Van een aantal van hen is inmiddels duidelijk dat ze niets met een criminele gang te maken hebben. Familieleden maken zich grote zorgen.

Maar toen bracht de American Civil Liberties Union de kwestie voor de rechter. En nog dezelfde dag oordeelde die dat de regering de deportaties moest stopzetten en dat vliegtuigen die al onderweg waren, dienden terug te keren: 

“Any plane containing these folks that is going to take off or is in the air needs to be returned to the United States. … This is something you need to make sure is complied with immediately.”

(Ik volg hier Is the constitutional crisis here? en We’ve Officially Entered the Next Phase of Trump’s Dictatorship Era en "Oopsie" - the word that means the United States has now tipped into a constitutional crisis en Deportations: It's not where it starts, it's where it ends.)

De regering-Trump was tijdig op de hoogte van dat oordeel, maar ging door met die deportaties. Het Witte Huis liet enerzijds weten dat het oordeel te laat kwam, wat niet zo was, en anderzijds dat de vliegtuigen zich toen al boven internationale wateren bevonden en dat dus het rechterlijk oordeel niet geldig was, wat ook niet zo was. Ook werd betoogd dat de actie legaal zou zijn op grond van een 227 jaar oude wet, wat ook niet zo was, want die wet is alleen geldig onder oorlogsomstandigheden. 

De rechter droeg (de advocaat van) de regering-Trump op om op een hoorzitting te verschijnen en daar zijn vragen over de gang van zaken te beantwoorden. Om formeel  te kunnen vaststellen of de regering inderdaad zijn orders niet had opgevolgd en zich dus schuldig had gemaakt aan minachting van de rechtbank. Het hoger beroep waarin de advocaat vroeg om die hoorzitting uit te stellen, werd afgewezen. Die hoorzitting is nu geweest en werd afgesloten met de opdracht van de rechter aan de regering om uiterlijk vandaag om 12 uur een aantal vragen te beantwoorden met de bedoeling om op grond van de antwoorden te kunnen vaststellen of de regering zich schuldig maakt aan minachting van de rechtbank. We wachten af.

Intussen liet de president van de Verenigde Staten weten hoe hij denkt over die rechter. Heather Cox-Richardson haalt hem aan in haar nieuwsbrief. Trump noemt de rechter een

Radical Left Lunatic of a Judge, a troublemaker and agitator who was sadly appointed by Barack Hussein Obama, was not elected President—He didn’t WIN the popular VOTE (by a lot!), he didn’t WIN ALL SEVEN SWING STATES, he didn’t WIN 2,750 to 525 Counties, HE DIDN’T WIN ANYTHING! I WON FOR MANY REASONS, IN AN OVERWHELMING MANDATE, BUT FIGHTING ILLEGAL IMMIGRATION MAY HAVE BEEN THE NUMBER ONE REASON FOR THIS HISTORIC VICTORY. I’m just doing what the VOTERS wanted me to do. This judge, like many of the Crooked Judges’ I am forced to appear before, should be IMPEACHED!!! 

Daartegen kwam Opperrechter John Roberts in het geweer. Hij gaf een verklaring uit, waarin hij duidelijk maakte dat de overheid een rechterlijke veroordeling  dient aan te vechten door middel van een hoger beroep en niet door te proberen de rechter af te zetten. (Afzetten van een rechter kan alleen bij ernstige persoonlijke misdragingen.)

Het was wel opmerkelijk dat Roberts die stap zette. Hij was eerder de auteur van het meerderheidsoordeel van het Hooggerechtshof dat een president in de uitoefening van zijn functie immuun kan zijn tegen strafrechtelijke vervolging. Tegen de gehele geschiedenis in va de Amerikaanse wetgeving zou de president boven de wet kunnen staan. 

Dat was een oordeel waar Trump in de strafzaken die tegen hem liepen, geweldig van geprofiteerd had, omdat het tot verder uitstel leidde. Er valt veel voor te zeggen dat het hem uit de gevangenis heeft gehouden. Nadat Trump eerder dit jaar zijn State of the Nation - toespraak had gehouden, bedankte hij bij het verlaten van de zaal opzichtig Roberts en de andere rechts-extremistische leden van het Hooggerechtshof, waarbij Roberts zich zichtbaar ongemakkelijk voelde. Het was een bedankje zoals dat in maffiakringen voorkomt. 

“Thank you again. Thank you again. Won’t forget,” Trump told Roberts in a viral moment caught on camera, as he shook the chief justice's hand and patted him on the shoulder. 

Je vraagt je af wat die Roberts heeft bewogen tot dat immuniteitsoordeel. Het naïeve onvermogen tot het herkennen van het fenomeen van de foute leider? En er dan te laat achter komen waarmee je te maken hebt. Dat verwacht je toch niet van de persoon van de Amerikaanse Opperrechter.

We zullen in de komende dagen, weken, maanden zien hoe deze strijd tussen de foute leider Donald Trump en zijn helpers en de voorstanders van de democratie zich verder voltrekt. Sociaalwetenschappelijk gezien uiterst spannende tijden. Zal het gemeenschapspatroon van het iedereen-telt-mee bij de Amerikanen sterk genoeg geactiveerd worden om het statuscompetitiepatroon van het ieder-voor-zich de kop in te drukken?

zaterdag 15 maart 2025

Een lange weg naar een sociaalwetenschappelijk zicht op mensen en samenleving -1- Waarom moest het zo lang duren?

Toen ik dit blog in 2011 begon, wist ik nog niet goed welke kant het zou opgaan. Het begon ermee dat ik voortborduurde op de twee vakken die ik voor de Groninger sociologie-opleiding gaf, het algemeen verplichte Bachelorvak Sociale Welvaart en het eveneens algemeen verplichte Mastervak Prosociaal Gedrag. Ik had jaren eerder een initiërende rol gespeeld in het ontwikkelen van een studieprogramma waarvan die twee vakken een centraal onderdeel uitmaakten. 

Dat dat nieuwe studieprogramma er kwam, had er mee te maken dat de wetenschappelijke staf, althans een groot deel daarvan, vraagtekens had bij hoe het vak sociologie zich had ontwikkeld en dus ook bij wat je studenten zou moeten bijbrengen. Als probleem zagen we dat sociologie bovenal een onderzoeksvak was, dat zich beperkte tot het produceren van onderzoeksuitslagen. Dat het vak ook een verbeterfunctie zou kunnen, of zelfs moeten, hebben, daar werd niet over nagedacht. Terwijl bijvoorbeeld het vak economie een grote rol speelde in het voeden van de politiek, en de publieke opinie, in het denken over hoe de maatschappij het beste kan worden ingericht, stelde het vak sociologie, als wetenschappelijke discipline, daar weinig tegenover. Economen beheersten het nieuws met pleidooien voor "economische hervormingen". Dat daartegenover ook een sociale wetenschap zou moeten bestaan die, als wetenschap, "sociale hervormingen" bepleit, dat was niet een inzicht dat in het vak sociologie leefde.

Daarover bestond dus onvrede in de staf van de Groninger sociologie-opleiding. Dat resulteerde in de poging een studieprogramma op te zetten dat niet alleen tot onderzoeksfuncties opleidde, maar ook tot beleidsfuncties. Dus tot functies waarin op theoretische en empirische grondslagen wordt nagedacht over mogelijkheden om maatschappij en samenleving beter af te stemmen op de behoeften van mensen, op wat mensen willen en kunnen. Terwijl tot dan in het sociologische spraakgebruik de term Beleidssociologie stond voor "sociologie van het beleid", moest er een sociologie en een sociologie-opleiding komen voor het beleid. Sociologie als leverancier van theoretisch en empirisch gefundeerde bijdragen aan maatschappijverbetering.

Dat was in de geschiedenis van de sociologie en van de sociologie-opleidingen een nieuwe ontwikkeling. Er was dus niet een reservoir van inzichten waar we zo'n studieprogramma op konden baseren. Maar we hadden natuurlijk wel ideeën over hoe een betere maatschappij er uit zou moeten zien. Het zou een maatschappij moeten zijn met een hoge mate van menselijk welbevinden. Waarin mensen zich veilig voelen. En mensen voelen zich veiliger hoe meer ze omringd worden door anderen die ze kunnen vertrouwen en met wie ze kunnen samenwerken in plaats van dat ze elkaar tegenwerken. En we hadden natuurlijk wel ideeën over de sociale en maatschappelijke voorwaarden waaronder dat menselijk welbevinden hoger is en waaronder mensen eerder elkaar vertrouwen en met elkaar samenwerken. Want er was al wel veel onderzoek, binnen, maar vooral ook buiten de sociologie, dat inzichten in die voorwaarden verschafte.

Zo kwamen we tot die twee vakken Sociale Welvaart en Prosociaal Gedrag. Het eerste ging over de voorwaarden voor menselijk welbevinden. En het tweede over de voorwaarden voor prosociaal gedrag (jargon voor de bereidheid anderen bij te staan en met anderen samen te werken) en de bijdragen van dat gedrag aan het menselijk welbevinden. Aangevuld met inzichten in hoe in een democratie die voorwaarden door middel van politiek en beleid kunnen worden bevorderd, heb je dan een sociologie voor politiek en beleid die je aan sociologiestudenten kunt doceren. Uiteraard zijn al die inzichten altijd voor verbetering vatbaar, maar dat betekent niet meer dan dat het onderwijs altijd gebaseerd dient te zijn op de inzichten die nieuw onderzoek verschaffen.

Voordat ik met pensioen ging, in 2008, gaf ik dus die twee vakken. En omdat daar geen opvolger voor was, bleef ik daarna het vak Prosociaal Gedrag nog twee jaar verzorgen. Toen werd er voor mijn afscheid een minisymposium georganiseerd, waar ik in mijn bijdrage terugkeek op mijn studie sociologie en mijn loopbaan bij de Groninger sociologie (Om mens en menselijkheid - Over sociologie).

Een jaar later begon ik dus met dit blog. En ik besloot om dat als titel Toegepaste Sociale Wetenschap mee te geven. Daar had ik niet heel diep over nagedacht, maar wel met de behoefte om afstand te nemen tot waar dat vak sociologie voor stond en van wat in dat vak gebruikelijk was. Ik was gepensioneerd en dus niet langer werkzaam in een institutioneel verband en voelde dat ik van de daardoor grotere vrijheid maximaal gebruik moest maken. Dus werd het in plaats van Toegepaste Sociologie het algemenere Toegepaste Sociale Wetenschap. 

Ik merkte, zeker achteraf gezien, dat ik moest leren om die vrijheid te gebruiken. Maar gaandeweg lukte dat beter. En ik ontwikkelde wat ik een sociaalwetenschappelijk zicht ging noemen. Een manier van kijken naar mensen en hun samenleving, die naar mijn beste inzicht nieuw was. Waarin de innerlijk tegenstrijdige menselijke sociale natuur, waarin het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon en het ieder-voor-zich van het statuscompetitiepatroon om de voorrang strijden, een venster opent op wat er zich in het menselijk verkeer en in de maatschappij afspeelt. En een manier van kijken die uitzicht biedt op de voorwaarden waaronder een sociaal superieure maatschappelijke toestand, het gemeenschapsevenwicht, kan bestaan en kan worden bevorderd. En dus op de voorwaarden waaronder een sociaal inferieure maatschappelijke toestand, het statuscompetitie-evenwicht, ontstaat en kan worden voorkomen.

Ik begon reeksen berichten te schrijven die vaak een  titel hadden die begon met "Een sociaalwetenschappelijk zicht op ....". Die gingen over uiteenlopende onderwerpen als de rol van de democratie in de mensheidsgeschiedenis, het vuurwerkverbod, de sociale onveiligheid achter de schermen van een talkshow, hoe Nederlanders reageerden op de Duitse bezetting, de morele luchtledigheid van het vak economie en het fenomeen van de foute leider. Die allemaal lieten zien hoe dat sociaalwetenschappelijke zicht het mogelijk maakte om een veelheid van onderwerpen te analyseren en te verduidelijken.

En natuurlijk begon ik me op gaandeweg af te vragen hoe het had kunnen gebeuren dat ik dat sociaalwetenschappelijke zicht pas ontwikkelde toen ik de institutioneel-academische sociologie-beoefening al jaren geleden achter me had gelaten. Kennelijk had ik een lange weg afgelegd nadat ik in 1965 sociologie was gaan studeren en in 1971 mijn academische loopbaan begonnen was. Noch tijdens mijn studie, noch tijdens die loopbaan, had ik dat sociaalwetenschappelijke zicht ontwikkeld. Oké, in de laatste jaren van die loopbaan begon er iets tot me door te dringen.

Waarom moest dat kennelijk zo lang duren? En wat speelde zich allemaal af tijdens het bewandelen van die weg? Welke omwegen en welke doodlopende afslagen had ik ingeslagen?

Op die vragen probeer ik in de volgende berichten antwoorden te vinden. Dit wordt dus een soort particuliere ideeëngeschiedenis. Maar ik weet nu al dat er niet alleen voor mijzelf, maar ook voor heel veel anderen, lessen uit zullen kunnen worden getrokken. 

In het volgende bericht gaan we terug naar 1965, toen ik sociologie ging studeren. En terug naar wat daaraan voorafging. Hier het vervolg.

vrijdag 7 maart 2025

Een sociaalwetenschappelijk zicht op het fenomeen van de foute leider - 28 - De impopulariteit van de foute leider en zijn helpers

Een foute leider heeft niets op met het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon en van de democratie. Zijn gedrag staat geheel in het teken van het ieder-voor-zich van het statuscompetitiepatroon. Hoe slaagt hij (of zij) er dan soms toch in om in een (nog) functionerende democratie, dus middels verkiezingen, aan de macht te komen? 

In ieder geval altijd door de kiezers een rad voor ogen te draaien, dus door zijn ware bedoelingen zoveel mogelijk te verbergen. Hij presenteert zich als de redder in nood, als de leider met zulke bijzondere gaven dat hij als enige de problemen die de kiezers ervaren, kan oplossen. Zijn verkiezingscampagne is er altijd een van desinformatie, van leugens die als ze maar groot genoeg zijn en vaak genoeg herhaald worden, voor waarheden worden aangezien. Zie aflevering 17 (Vijanden aanwijzen die er niet zijn. De weg van de desinformatie) en 18 (Desinformatie en het Grote Geld). Daarbij wordt hij sterk geholpen als die kiezers inderdaad in nood verkeren, dus als de zittende politici een neoliberaal economisch beleid hebben gevoerd dat de bestaansonzekerheid onder de bevolking heeft vergroot. Denk aan Waardoor werd de PVV zo groot?

Maar daarnaast kan de foute leider ook altijd rekenen op steun van anderen die evenmin iets op hebben met de democratie. Die net als de foute leider handelen vanuit de overtuiging dat zij beter af zullen zijn in een toestand van het ieder-voor-zich, omdat ze verwachten in de statuscompetitie succesvol te zullen zijn. Ze zijn op de een of andere manier in een wereldbeeld van gevaar en vijandigheid verzeild geraakt, zien dus de statuscompetitie als onvermijdelijk en "natuurlijk" en schatten hun eigen vermogens zo in dat ze in de strijd van het ieder-voor-zich posities aan de top kunnen bereiken, waarin ze op anderen kunnen neerkijken en anderen kunnen overheersen. 

Net zo als de foute leider zien ze dit als de enige weg naar de sociale veiligheid die voor hen open ligt. Het sociaalwetenschappelijke inzicht dat het iedereen-telt-mee van de gemeenschapstoestand naar sociale veiligheid en dus welzijn voor iedereen beter zou zijn, ook voor henzelf, is hen volledig vreemd. Dat heeft te maken met hun eigen geschiedenis, want ze zijn opgegroeid in een sociaal onveilige wereld. En het heeft er mee te maken dat de sociale wetenschap tot nu toe veel te weinig de taak op zich heeft genomen om dat inzicht uit te dragen en te verspreiden.

In het geval van de foute leider Donald Trump wijst Quinn Slobodian drie politieke groepen (strains of politics) aan die zich bij Trump hebben aangesloten en hem ondersteunen: Speed up the breakdown. Het gaat om drie groepen die niet eerder zo dicht bij de macht zijn geweest:

Those projects come from different but related places: the Wall Street–Silicon Valley nexus of distressed debt and startup culture; anti–New Deal conservative think tanks; and the extremely online world of anarchocapitalism and right-wing accelerationism. Within the new administration, each strain is striving to realize its desired outcome. The first wants a sleek state that narrowly seeks to maximize returns on investment; the second a shackled state unable to promote social justice; and the third, most dramatically, a shattered state that cedes governing authority to competing projects of decentralized private rule.

Die eerste groep is afkomstig uit de Wall-Street - Silicon Valley cultuur van rightsizing en opkopers van noodlijdende schulden. Het is de cultuur van rijk worden door slechte schulden op te kopen, de noodlijdende ondernemingen op te knippen en de nog waardevolle onderdelen, inclusief het onroerend goed en de intellectuele eigendommen, zo snel mogelijk te verkopen en de rest op minimale capaciteit, door massaontslagen, voort te zetten. Elon Musk deed zoiets met Twitter, overigens niet omdat dat een noodlijdend project was, maar omdat hij er andere bedoelingen mee had. De achterliggende gedachte lijkt te zijn dat een ongebreideld streven naar winst en efficiëntie nodig is en dus goed is om te voorkomen dat ondernemingen middelen verspillen. Daar voor zijn opkopers (aasgieren) nodig. 

In die cultuur groeien jonge, geradicaliseerde "management consultants" op en die vinden we terug in de kringen rond Elon Musk. Ze zijn tewerkgesteld in Musks zogenaamde Department of Government Efficiency (DOGE), dat van Donald Trump de opdracht heeft gekregen om de Amerikaanse overheid van alle verspilling en efficiëntie te ontdoen. Want in het wereldbeeld van deze cultuur is de overheid per definitie te groot en verspillend. Vrijwel alles kan beter aan de markt en aan de aasgieren van de markt worden overgelaten. Vrijwel alle overheidsbemoeienis is slecht. De sociale zekerheid trekt alleen maar profiteurs aan. Publieke dienstverlening, onderwijs, wetenschap, gezondheidszorg, infrastructuur, zal alleen efficiënt zijn indien volledig geprivatiseerd. Gesymboliseerd door de kettingzaag in handen van Javier Miley in Argentinië en van Elon Musk in de Verenigde Staten. 

De juridische status van DOGE is overigens uiterst dubieus, sterker, die status is er niet. De overheidsdiensten die worden "doorgelicht" zijn ingesteld door de volksvertegenwoordiging, door de wetgevende macht. Daar proberen Trump en Musk aan voorbij te gaan. Trump wil nog binnen de bestaande scheiding der machten al als alleenheerser te opereren. Vermoedelijk niet als een uitgekiende strategie, maar omdat dat nu eenmaal voortvloeit uit zijn statuscompetitieve drijfveren. Hij verdraagt geen beperkingen. Musk en zijn jonge helpers hebben geen idee wat een overheid eigenlijk inhoudt en gaan te werk alsof het om een noodlijdende onderneming zou gaan. Ze ontslaan in het wilde weg ambtenaren, waarvan ze daarna pas gaan inzien dat die wezenlijke taken vervulden. En moeten hen vervolgens vragen om terug te keren, maar dat lukt in veel gevallen niet, doordat al hun gegevens, zoals hun e-mailadressen, al zijn vernietigd. 

De nog bestaande scheiding der machten zorgt er nu voor dat rechters en zelfs het Hooggerechtshof opdracht geven om door DOGE genomen besluiten terug te draaien. En er ontstaat onrust onder Republikeinse Senatoren en Afgevaardigden, die de confrontatie met hun kiezers vrezen, want ook de Trump-stemmers zijn sterk afhankelijk van allerlei overheidsvoorzieningen. Juist in rode staten, waar Trump gewonnen heeft, zijn veel kiezers afhankelijk van de sociale zekerheid, zoals Medicare en Medicaid. Lees voor de laatste ontwikkelingen de nieuwsbrief van Heather Cox-Richardson van gisteren en More reasons for modest optimism van Robert Reich.

In deze aasgierencultuur bestaat uiteraard alleen het ieder-voor-zich van het statuscompetitiepatroon. De twintigers die door Trump en Musk zijn aangesteld, leven al lang in een bubbel waarin het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon onbekend is. Er heerst de morele luchtledigheid die we al kennen van het vak economie. Waarom er een democratische overheid bestaat en hoe die is ingericht, daar hebben Trump en Musk en hun helpers geen benul van.

De tweede groep bestaat uit de mensen en instellingen achter Project 2025, het programma voor Trumps tweede termijn, waarin allerlei rechtse en christelijke denktanks zich hebben verenigd. In hun ogen is de overheid een Deep State, een linkse en marxistische samenzwering van onproductieven, die alleen maar willen profiteren van de inspanningen van anderen. De democratische overheid is in hu ogen niet de oplossing, maar het probleem. De maatschappij hoort de 'natuurlijke" vorm aan te nemen van een statushiërarchie waarin de christelijke witte mannen het voor het zeggen hebben en waarin vrouwen en minderheden een ondergeschikte positie horen in te nemen. Waarin dus geen plaats is voor diversiteitsbeleid. Waarin alleen plaats is voor heteroseksuele mannen en vrouwen.Waarin medische zorg voor transgenders taboe is.

De derde groep tenslotte staat bekend onder de naam right-wing accelerationism. Het gaat om een ongeregelde groep "denkers", die uitdragen dat de democratische overheid zoveel kwaad vertegenwoordigd dat hij in zijn geheel zou moeten vernietigd, tot de grond zou moeten worden afgebroken. Als het nodig is met geweld. Daardoor zou er ruimte ontstaan voor een lappendeken van, ik citeer maar even:

private entities, ideally governed by what one might call technomonarchies. Existing autocratic polities like Dubai serve as rough prototypes for how nations could be dismantled into “a global spiderweb of tens, even hundreds, of thousands of sovereign and independent mini-countries, each governed by its own joint-stock corporation without regard to the residents’ opinions.” These would be decentralized archipelagoes: fortified nodes in a circuitry still linked by finance, trade, and communication. Think of the year 1000 in Middle Europe but with vertical take-off and landing taxis and Starlink internet.

Ook hier ontbreekt het iedereen-telt-mee volledig ("without regard to the residents' opinions"). Een fantasiewereld van ongebreidelde particuliere machtsuitoefening, sociaalwetenschappelijk gezien een wereld van uitsluitend statuscompetitieve drijfveren. 

Wat zien we als we hier sociaalwetenschappelijk naar kijken? We zien een episode van de mensheidsgeschiedenis waarin het conflict tussen het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon en het ieder-voor-zich van het statuscompetitiepatroon manifest wordt. Er is een foute leider die de democratie waarin hij zich bevindt, op zijn weg vindt. Op zijn weg naar de alleenheerschappij, waar zonder hij denkt niet te kunnen leven. Hij heeft er een besef van dat hij dat doel niet langs reguliere democratische weg zal kunnen bereiken. Een besef dus dat wat hij nastreeft bij de grote meerderheid van de bevolking niet op instemming kan rekenen. En dat hij de kiezers dus een rad voor ogen moet draaien. Dat is natuurlijk voor hem geen probleem, want list en bedrog behoren tot zijn natuurlijke statuscompetitieve gedrag. Als hij via die weg zijn doel bereikt heeft, zal hij als volgende stap proberen de democratie af te schaffen.

Die foute leider oefent grote aantrekkingskracht uit op anderen bij wie datzelfde statuscompetitiepatroon zo sterk geactiveerd is dat ze het iedereen-telt-mee van de democratie als een bedreiging zien. Ze fantaseren over een wereld van ieder-voor-zich, waarin zij de macht kunnen uitoefenen. Als er een foute leider opstaat die met list en bedrog aan de macht lijkt te kunnen komen, dan zien ze kansen door zich bij hem aan te sluiten en hem te ondersteunen. 

Wat blijft is dat de foute leider en zijn helpers altijd in een minderheidspositie verkeren. Over het algemeen is onder het grootste deel van de bevolking het gemeenschapspatroon meer geactiveerd dan het statuscompetitiepatroon. Een indicator daarvoor is het vertrouwen dat mensen in elkaar hebben. Dat varieert tussen landen. In Nederland is er een meerderheid van ongeveer 60 tot 70 procent die aangeeft dat de meeste mensen zijn te vertrouwen. Zie Hoe staat het er aan het eind van 2024 sociaalwetenschappelijk gezien voor in Nederland? Ik zocht het even op voor de Verenigde Staten en zie dat dat percentage daar tin 1972 nog tegen de 50 procent lag, maar in 2018 gedaald was tot ruim 30 procent. 

Dat laatste geeft natuurlijk te denken. Niettemin blijkt uit opiniepeilingen dat de eerste beleidsdaden van Trump onder de Amerikaanse bevolking niet populair zijn. Zie Many of Trump’s early actions are unpopular, Post-Ipsos poll finds. Aannemende dat Trump zal voortgaan op de ingeslagen weg, omdat hij nu eenmaal niet anders kan, zal die impopulariteit en daarmee het verzet tegen zijn bewind nog wel verder toenemen. Op een of andere manier, in ieder geval bij de volgende verkiezingen in 2026, zal dat enig effect hebben. Anders gezegd, de foute leider loopt altijd vroeg of laat tegen zijn nederlaag aan. 

De vraag is natuurlijk wel hoeveel kwaad hij in de tussentijd kan aanrichten.