Dat wil niet zeggen dat er tussen individuen geen verschillen bestaan in hun "aanleg" tot pro-sociaal gedrag. Maar hoe die aanleg uitwerkt op het gedrag, wordt beïnvloed door de aard van de sociale omgeving. Dit pas verschenen artikel van Poulin, Holman en Buffone geeft hier een aardig inzicht in (fulltext zit achter poort).
Het artikel sluit aan bij allerlei onderzoek waaruit blijkt dat de (lichaamseigen) peptiden oxytocine en vasopressine bevorderlijk zijn voor pro-sociaal gedrag. Zo maakt toediening van oxytocine, zoals met een neusspray, mensen zorgzamer en empathischer. Maar voor de werking van deze stofjes is wel nodig dat er voldoende genetische "ontvankelijkheid" (mijn woord) voor moet zijn. Ze moeten zich binden aan receptoren en er blijkt een genetische variatie te bestaan in de mate waarin dat gebeurt.
Voor oxytocine bestaat die variatie in het oxytocine receptor gen (OXTR). Op basis van eerder onderzoek voorspellen de onderzoekers dat mensen met het rs53576 G allel zich meer pro-sociaal gedragen dan mensen met het A allel. Ook zal hun pro-sociale gedrag minder negatief worden beïnvloed door bedreigingen die ze in hun omgeving waarnemen. Anders gezegd, door de afwezigheid van pro-sociaal gedrag in hun omgeving.
En voor vasopressine bestaat de variatie in de arginine vasopressine receptor 1a (AVPR1a). Mensen met de lange vorm van de AVPR1a rs1 en rs3 microsatelieten zijn naar verwachting pro-socialer dan mensen met de korte vorm.
De onderzoekers konden nu gebruik maken van een databestand van mensen die hadden deelgenomen aan een internet-onderzoek waarin ze vragen beantwoordden over hun sociale en politieke houdingen en betrokkenheid. Een van die vragen ging over "waargenomen dreiging", dat wil zeggen over de mate waarin je vindt dat mensen bedreigend en vijandig zijn en de wereld onveilig is. Of daartegenover, dat mensen juist goedwillend (pro-sociaal) zijn en dat de wereld een veilige plek is.
Twee andere vragen gingen over (de bereidheid tot) pro-sociaal gedrag. De eerste ging over de mate waarin je vindt dat je plichten hebt tegenover de samenleving, zoals belasting betalen, melden van misdrijven en je informeren over politieke kwesties. En de tweede was een vraag over het geld gegeven hebben aan goede doelen, bloed gedoneerd hebben en deelgenomen hebben aan verenigingen en meetings ten behoeve van een algemeen belang.
Was het nu inderdaad zo dat mensen die vinden dat hun omgeving en de wereld bedreigend en vijandig is (en dus minder pro-sociaal), ook minder pro-sociaal zijn? Ja, dat blijkt zo te zijn. In het plaatje zie je hoe de mate waarin mensen aan goede doelen geven afhankelijk is van of ze weinig dreiging (links) of veel dreiging (rechts) waarnemen.
Maar je ziet ook dat het verschil veel groter is voor de twee G genotypes (A/G en G/G) dan voor het A/A genotype. De mensen met het A/A genotype zijn minder pro-sociaal dan anderen als ze weinig bedreiging in de wereld zien, maar juist meer pro-sociaal dan anderen als ze veel bedreiging zien. Met andere woorden, hun pro-sociale gedrag is minder afhankelijk van de omgeving. (De mensen die deelnamen aan het onderzoek hadden een buisje toegestuurd gekregen dat ze met hun speeksel terug moesten sturen. Daarmee kon het DNA worden geanalyseerd.)
In het artikel staat een tweede plaatje met hetzelfde patroon (hier niet afgebeeld), waarin de mate waarin je vindt dat je plichten hebt tegenover de samenleving wordt afgebeeld bij lage en hoge waargenomen bedreiging. Daar zie je dat het pro-sociale gedrag van mensen met van een kant of van beide kanten de korte variant van het vasopressine receptor gen sterk wordt beïnvloed door de mate van waargenomen bedreiging. Terwijl de mate van bedreiging voor de mensen met de lange variant geen verschil maakt.
Kortom, over het geheel genomen is het inderdaad zo dat de bereidheid tot pro-sociaal gedrag afhankelijk is van het vertrouwen dat mensen hebben in het pro-sociale gedrag van anderen. Als dat vertrouwen minder is, als de wereld als bedreigender wordt ervaren, dan gedragen ze zich minder pro-sociaal. Maar dat geldt niet voor iedereen in dezelfde mate. Sommigen trekken zich kennelijk weinig aan van wat anderen doen.
Zijn dat er veel of weinig? Als het gaat om dat A/A genotype, niet veel, want dat type kwam in deze steekproef maar bij ruim 7 procent voor. En de twee korte varianten van het vasopressine receptor gen kwamen voor bij 22,6 en 12,6 procent van de steekproef. Het lijkt er dus op dat die afhankelijkheid van de aard van de sociale omgeving voor de overgrote meerderheid geldt. Maar het maakt het ook een heel belangrijk inzicht dat er mensen zijn die bereid zijn tot pro-sociaal gedrag ook als maar weinig anderen daartoe bereid zijn. Juist hen heb je misschien erg nodig als je pro-sociaal gedrag in de buurt of in een bedrijf of in de maatschappij wilt bevorderen. Sommigen moet nu eenmaal het voortouw nemen.
Toelichting. Dit is het eerste van een serie berichten over pro-sociaal gedrag en sociale omgeving. De lopende serie berichten over gezondheid en sociale omgeving gaat nog gewoon door. Aanleiding om deze nieuwe serie nu al te beginnen (ik was dat nog aan het uitstellen), is een email van een van de volgers van dit blog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten