We gaan in ons dagelijks leven niet alleen maar om met vertrouwde anderen door wie we ons als vanzelfsprekend geaccepteerd voelen. Een flink deel van ons sociale leven speelt zich af in kringen van mensen waarmee we slechts een oppervlakkige band hebben. Kringen waarin het vaak onduidelijk is hoe anderen ons waarderen. We moeten er dan mee leven dat anderen ons beoordelen en dat zulke oordelen ook negatief kunnen zijn.
Kortom, in ons sociale leven kunnen we er mee te maken krijgen dat anderen ons niet zien zitten.
Wat zijn de gevolgen van het sociaal afgewezen worden? Hoe zou je reageren als anderen je niet zien staan? Als je niet bent uitgenodigd? Als je bent gepasseerd?
Het onderzoek Minimizing the Pain and Probability of Rejection. Evidence for Relational Distancing and Proximity Seeking Within Face-to-Face Interactions (betaalpoort) geeft daar enig inzicht in. Paren studenten vulden na een gesprekje een vragenlijstje in over hoe aardig ze de ander vonden en of ze het gevoel hadden wel bevriend te willen worden. En kregen daarna elkaars antwoorden te zien. Althans, in die veronderstelling verkeerden ze. Want de een werd geconfronteerd met sociale afwijzing, dus met nogal negatieve antwoorden, en de ander met sociale acceptatie, dus met positieve antwoorden.
Daarna voerden ze een, van te voren aangekondigd, gesprekje met een andere medestudent (die noch was afgewezen, noch was geaccepteerd), voorafgegaan en afgesloten met weer een vragenlijstje. De gesprekken werden bovendien gefilmd en de filmpjes, en de gesproken tekst, werden geanalyseerd.
Wat kwam daaruit? Na dat eerste gesprekje, waarna dus afwijzing of acceptatie volgde, waren degenen die waren afgewezen negatiever in hun verwachtingen van het nieuwe gesprek en onverschilliger over hoe het zou verlopen. Nadien beoordeelden ze hun gesprekspartner als minder aardig, hadden ze minder het gevoel dat het tussen hen had geklikt en dat ze betrokken waren geweest. Maar hun gesprekspartner was eigenlijk alleen opgevallen dat ze weinig kritisch waren.
En uit de analyses van de filmpjes bleek dat de sociaal afgewezenen in hun taalgebruik en onderwerpkeuze meer die van hun gesprekspartners matchten. Anders gezegd, ze waren meer bezig met te proberen met de ander op een lijn te komen, om zich aan te passen en te zoeken naar het gemeenschappelijke. Dat is interessant, want we weten dat zulk gedrag dient om nabijheid te creëren, om een band met de ander tot stand te brengen. Proximity seeking, zoals de onderzoekers dat noemen.
De combinatie van die resultaten wijst dus op een spagaat. Enerzijds waren de afgewezenen in hun verwachtingen en oordelen achteraf negatiever, afstandelijker en onverschilliger over het sociale contact. Maar anderzijds waren ze in hun feitelijke gedrag juist bezig met te proberen om contact te maken, om een band te creëren.
En dat doet sociale afwijzing dus met ons. Het reactiepatroon lijkt overeen te komen met de gevolgen van de onveilige hechtingsstijl. Op bewust niveau zijn we er op uit om afstand tot anderen te houden, uit vrees voor nieuwe afwijzing en teleurstelling. We proberen onszelf als het ware voor te houden dat we een band met anderen niet (meer) moeten nastreven.
Maar in ons onbewuste, automatische gedrag laten we daarentegen zien dat we er op uit zijn om die band met anderen juist wel tot stand te brengen, om de sociale afstand te verkleinen.
Een vervelende spagaat dus. En als je daar over nadenkt, dan is die spagaat er misschien niet alleen als we daadwerkelijk zijn afgewezen, maar ook als er alleen maar het risico is van afgewezen te worden. Dus in al die contacten waarin er geen of maar weinig vertrouwdheid is.
We weten dan niet waar we aan toe zijn. En denken dan dat we maar beter wat afstand kunnen houden. Terwijl ons gedrag laat zien dat we die afstand juist zouden willen overbruggen.
Een groot deel van ons sociale leven zou dus een worsteling zijn met afstand houden en contact zoeken. Daar zit wat in, lijkt me.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten