Over hoe het nu wereldwijd met de democratie gaat, schreven Steven Levitsky en Daniel Ziblatt het boek met de verontrustende titel How Democracies Die. What History Reveals About Our Future.
Het boek blinkt uit in historische beschrijvingen. Van gevallen waarin de democratie op zeep werd geholpen. Door Hitler in Duitsland. Mussolini in Italië. Péron in Argentinië. Pinochet in Chili. Marcos in de Fillipijnen. Fujimori in Peru. Chávez in Venezuela. Putin in Rusland. Erdogan in Turkije. Orbán in Hongarije. En natuurlijk uitgebreid over de strijd om de democratie in de Verenigde Staten nu Donald Trump daar aan de macht is. (Met misschien al binnenkort uitsluitsel hoe die strijd wordt beslecht.) Het is een huiveringwekkend rijtje.
De les die Levitsky en Ziblatt daaruit trekken is dat de democratie ook echt vijanden kent, autocraten die, vaak (altijd?) narcistisch, het niet kunnen verdragen in hun machtsstreven te worden beperkt door democratische spelregels.
En de les dat de aanhangers van de democratie tegen deze vijanden ook echt in het geweer moeten komen. Voorbeelden die in het boek voorbijkomen waarin dat verweer succes had (die ik niet kende) zijn België en Finland in de jaren 30 van de vorige eeuw.
Gezien vanuit de inzichten die je op dit blog vaak tegenkomt, is die strijd om de democratie er een tussen de morele intuïties van het gemeenschapspatroon en de neigingen van het statuscompetitiepatroon. De vijanden van de democratie streven een statushiërarchie na met henzelf aan de top. Terwijl de voorstanders een samenleving willen waarin iedereen meetelt en dezelfde rechten heeft.
Die strijd gaat, zo betogen Levitsky en Ziblatt, niet alleen over de expliciete spelregels van de democratie, zoals grondwet, eerlijke verkiezingen, vrije pers, onafhankelijke rechtspraak, maar ook over de ongeschreven regels. Die vatten ze samen als de normen van wederzijdse tolerantie en institutionele terughoudendheid.
De norm van wederzijdse tolerantie houdt in dat je binnen de democratie wel elkaars tegenstanders kunt zijn, maar niet elkaars vijanden. Dat je elkaar accepteert ook zonder dat je het met elkaar eens bent.
Die norm houdt wat mij betreft in dat je de democratie ziet als een collectieve zoektocht naar het beste beleid voor iedereen en je ervan bewust bent dat niemand de waarheid in pacht heeft. En dat het dus zaak is om iedereen aan die zoektocht mee te laten doen.En die norm van institutionele terughoudendheid behelst het inzicht dat het aan de macht zijn in een democratie met zorg, wijsheid en, ja, terughoudendheid, dient te worden ingevuld. Dat je dus rekening houdt met de belangen van de minderheid die jou niet gekozen heeft. Het is de norm die tot uiting komt in verklaringen van overwinnaars van verkiezingen dat ze er voor iedereen zullen zijn.
Het zijn naast de geschreven regels vooral ook deze ongeschreven normen die duidelijk maken dat de idee van democratie voortkomt uit onze morele gemeenschapsintuïties, die ons in het verre verleden als jagers-verzamelaars aanzetten tot het voor de overleving noodzakelijke samenwerken en delen. De democratie is een hedendaagse uitingsvorm van die oeroude intuïties.
Net zo is het besef dat er ook vijanden van de democratie zijn, een hedendaagse uitingsvorm van het oeroude inzicht dat het gemeenschapspatroon altijd verdedigd moet worden tegen het statuscompetitiepatroon.
Binnen de democratie heb je tegenstanders (in die gezamenlijke zoektocht naar het beste beleid), maar in de strijd om de democratie heb je vijanden.
Hier het volgende bericht in deze reeks: Gebeurtenissen na val Sovjet-Unie maken duidelijk dat de strijd om de democratie nooit ophoudt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten