dinsdag 19 maart 2024

Het begint met verbale agressie - Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 20

Het lijkt erop dat het gemeenschapsverzet tegen het kwaad van de onderdrukking en overheersing van het statuscompetitiepatroon tegen twee problemen aanloopt (hier het vorige bericht): 

  1. het probleem van de kleine stapjes. Als het kwaad zich stapsgewijs ontwikkelt, dan dreigt het gevaar dat we het te lang laten gebeuren, waardoor we in een latere fase uit ons eigen gedrag en dat van anderen gaan opmaken dat het aanvaardbaar of zelfs wenselijk is. We maken dan een switch van het gemeenschapspatroon naar het statuscompetitiepatroon. Dat houdt in dat we in het wereldbeeld van onveiligheid terechtkomen, waarop statuscompetitiegedrag het passende antwoord is.
  2. het probleem van de onderschatting. Als je gemeenschapspatroon geactiveerd is, dan is dat het resultaat van een sociaal proces, namelijk van het elkaar verschaffen van sociale veiligheid door middel van gemeenschapsgedrag. Gemeenschapsgedrag is ons dan vertrouwd, waardoor informatie over statuscompetitiegedrag moeilijk cognitief verwerkt wordt. En dat maakt dat de omvang van het kwaad dat uit de activering van het statuscompetitiepatroon voortkomt, moeilijk voorstelbaar is. De informatie dringt niet tot ons door. Dus onderschatting. Zie ook Why is it hard to believe that some people are evil?

Als die problemen inderdaad bestaan, dan zouden we daar iets aan moeten doen. 

Er is natuurlijk een oplossing die zich gemakkelijk opdringt: wees bedacht op die eerste kleine stapjes en onderschat die niet. Maar dat vereist inzicht in de aard van die eerste kleine stapjes.

Daar valt met enige reflectie wel iets over te zeggen. Want wat is het eerste signaal van statuscompetitiegedrag? Dat is natuurlijk de verbale agressie, het beledigen, intimideren, kleineren, bespotten, bedreigen, pesten.
 
 In het statuscompetitieve wereldbeeld zijn er vijanden, die als minderwaardig gezien worden en die moeten worden bestreden. Dat die vijanden bestaan is een bedreiging voor de eigen superioriteitsclaim en daar moet altijd als eerste stap met verbale agressie, met het naar beneden halen, op gereageerd worden. 
 
Die voortkomt uit een gemoedstoestand die vroeg of laat ook fysieke agressie, of oproepen tot fysieke agressie, teweegbrengt. Maar verbale agressie is de eerste uitingsvorm van de activering van het statuscompetitiepatroon. Zie ook Verbal Aggression: Understanding the Psychological Antecedents and Social Consequences

Dat is niet een onbekend inzicht. We kennen het als het inzicht dat de Holocaust begon met woorden. Niet pas met de borden 'Voor Joden verboden', maar al met de agressieve redevoeringen van Adolf Hitler tien jaar eerder. Die voortkwamen uit een gemoedstoestand en bij de toehoorders een gemoedstoestand teweegbrachten die de industriële massamoord op de Joden mogelijk maakten. 

Verbale agressie is altijd het eerste signaal. En de neiging tot verbale agressie kennen we van rechts-extremistische politici waar en wanneer dan ook. Van Geert Wilders. Van Donald Trump. De onschuld van "het zijn maar woorden" bestaat niet. Hier het vervolg.

Geen opmerkingen: