vrijdag 21 maart 2025

Een lange weg naar een sociaalwetenschappelijk zicht op mensen en samenleving -2- De sociaalwetenschappelijke blik verwoord in een column

Er ging dus, nadat ik in 1965 sociologie begon te studeren en in 1971 mijn academische loopbaan begon, wel een lange tijd overheen voor ik besefte dat ik zover was gekomen dat ik met een sociaalwetenschappelijke blik naar mensen en de maatschappij kon kijken. Hier het vorige bericht. Dat was de sociaalwetenschappelijke blik van de menselijke sociale natuur waarin de aan elkaar tegengestelde patronen van gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag huizen en die op groeps- en maatschappijniveau zowel een sociaal superieure gemeenschapstoestand als een sociaal inferieure statuscompetitietoestand mogelijk maken. En waarin de mate van ervaren sociale veiligheid sturend is voor welke van die twee toestanden zal optreden.

Het is duidelijk dat het vak sociologie mij die blik niet verschafte. Sterker, het vak sociologie stond in de weg daarvan. Daar valt veel over te zeggen. Een deel daarvan deed ik al in Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. Blijf de komende berichten in deze reeks volgen voor wat daar nog bijkomt.

Die sociaalwetenschappelijke blik is wetenschappelijk in de zin dat de inzichten waaruit hij bestaat gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek. Dat inzicht van die innerlijk tegenstrijdige menselijke sociale natuur dringt zich aan je op als je het betreffende onderzoek overziet. Evenzo het inzicht van de oorzakelijke rol van de ervaren sociale veiligheid. Als dat zo is, dan valt te verwachten dat mensen ook zonder van dat onderzoek kennis te hebben, al enig besef hebbenvan die twee inzichten. Gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag zijn sociaalwetenschappelijke termen, maar als je aan mensen uitlegt waar ze voor staan, dan hebben ze zonder veel moeite door waar je het over hebt. Ook herkennen ze meteen wat je bedoelt met sociale veiligheid en het gemis daarvan.

Het zou vreemd zijn als dat niet zo was. In de evolutie is geselecteerd op het menselijk vermogen tot  zelfinzicht en van het begrijpen van gedrag van anderen. Dat vermogen is natuurlijk begrensd, maar gemiddeld genomen voldoende om te leren in een samenleving op te groeien en er je leven op een enigszins aangename manier in door te brengen. In die begrensde zin is elk mens een beetje een sociale wetenschapper. Een op onderzoek gebaseerd sociaalwetenschappelijk zicht zal dus vaak inzichten die mensen al hebben corrigeren en aanvullen, maar daar nooit geheel vreemd aan zijn. Zie ook mijn Common sense and scientific thinking en De wetenschappelijkheid en alledaagsheid van sociologische verklaringen allebei van lang geleden (1987). 

Ter zijde: Max Weber (1864 - 1920) moet hierop gedoeld hebben met zijn idee dat in de sociale wetenschap naast de natuurwetenschappelijke eis van Kausaladäquanz ook de eis van Sinnadäquanz moet gelden. Maar daar ben ik niet zeker van. 

Een cruciaal verschil is natuurlijk dat wetenschappers blijven zoeken naar betere, diepere, verklaringen ook als de bestaande verklaringen voor de dagelijkse praktijk voldoen. En dat Weber als eis stelt dat sociaalwetenschappelijke verklaringen door mensen moeten kunnen worden begrepen, lijkt mij net een stap te ver gaan. Dat dat begrip er vaak wel is, betekent niet dat het er ook altijd moet zijn.

Hoe dan ook, al deze gedachten gingen door mij heen toen ik Het tegengif voor triggers zijn glimmers, momenten dat je je kalm, blij en veilig voelt van Harriët Duurvoort las. Harriët Duurvoort studeerde rechten en is journalist en columnist bij de Volkskrant. 

Harriët schrijft over triggers, "de salvo’s die spanning, angst en machteloosheid veroorzaken, zoals voortdurend negatief nieuws dat je moet verwerken". Dat nieuws gaat over "de onvoorspelbare, beangstigende tijd" waarin we leven. Dat wordt niet verder toegelicht, het is maar een korte column, maar slaat natuurlijk op het gevaar van al die foute leiders en het nieuws daarover dat we dagelijks moeten zien te verwerken. Sociaalwetenschappelijk verwoord gaat het over de onophoudelijke confrontatie met de overheersende, onderdrukkende, autoritaire kant van statuscompetitiegedrag en over de sociale onveiligheid die we daardoor ervaren (spanning, angst, machteloosheid). 

En het gaat over hoe we daarop reageren. Harriët merkt op:

Te vaak sijpelt agitatie door in ons gedrag. Gesprekken worden vaker wedstrijden in wie het laatste woord heeft. De kunst van het luisteren naar de ander raakt verloren. Geen wonder dat we ons vaak zo overweldigd voelen, zo eenzaam, zo voortdurend gespannen. En sneller opbranden.

Anders gezegd, het waarnemen van statuscompetitiegedrag triggert sociale onveiligheidsgevoelens, waardoor ons eigen statuscompetitiegedrag geactiveerd wordt. We gaan er, grotendeels onbewust, vanuit dat we ons voortdurend moeten verdedigen. Met stress en eenzaamheid als gevolg.

Maar er is de tegenkracht van het gemeenschapspatroon, dat in ons huist, maar niet tot activering komt. Tenzij we tegen uitingen ervan aanlopen. En in staat zijn om daar nog oog voor te hebben. Harriët noemt die uitingen glimmers. Een glimmer die zij ervoer, was het meedoen aan de straatiftar, het gezamenlijk eten in de Rotterdamse volksbuurt waar zij woont:

Ondanks alle verschillen hebben mensen in volksbuurten zoals waar ik woon gelukkig ook vaak de neiging verbinding te zoeken. Dat versterkt het gevoel van saamhorigheid en voorkomt dat mensen in een sociaal isolement terecht komen. Dat ze zich gewaardeerd en gekend voelen. We willen allemaal hetzelfde: een wijk die veilig is en die als een thuis voelt. Een hechtere, vriendelijkere gemeenschap.

Het in aanraking komen met gemeenschapsgedrag van anderen maakt dat we ons veilig voelen en het activeert ons eigen gemeenschapsgedrag. Een tegenkracht die we erg nodig hebben in een tijd waarin al die foute leiders onze aandacht vragen en proberen ons deelgenoot te maken van hun wereldbeeld van vijandschap. 

En zo zien we vrijwel alle elementen van die sociaalwetenschappelijke blik terugkeren in zomaar een column. Inclusief het inzicht van de sociale superioriteit van de glimmers en de sociale inferioriteit van de triggers.

1 opmerking:

Anoniem zei

Samen eten, ook een glimmer! Laten we dat blijven doen