Update. Zie nu ook deel 5 van deze reeks: Het gemeenschapsevenwicht en het statuscompetitie-evenwicht op het niveau van nationale staten.Volgens de Dual Mode-theorie zijn er in het sociale leven twee evenwichten mogelijk: het gemeenschapsevenwicht en het statuscompetitie-evenwicht, en verschaft het gemeenschapsevenwicht van die twee het hoogste welzijn. Zie hier het vorige bericht in deze reeks over hoe het maatschappelijk belang van het vak sociologie kan worden vergroot.
Cruciaal in het tot stand komen van het ene dan wel het andere evenwicht is dat mensen zich in hun eigen gedrag sterk laten leiden door welk gedrag ze in hun omgeving het meeste waarnemen. Afhankelijk van de omvang van de groep, is die waarneming meer of minder direct.
In een kleine groep kunnen mensen elkaars gedrag direct waarnemen. In dat geval is de kans groot dat een van de twee evenwichten snel tot stand komt. Ik denk even aan Michael Tomasello, die in een interview naar aanleiding van het verschijnen van zijn nieuwe boek Becoming Human. A Theory of Ontogeny opmerkt:
When people are in a small group of people they know – family, friends, small communities – they're incredibly cooperative compared to other apes. When people tell me how uncooperative humans are, I say, "You have the wrong baseline. You should hang around chimpanzees sometime!"Anders gezegd: in kleine groepen van familie, van vrienden en in kleine gemeenschappen (het woord is veelbetekenend) gedragen mensen zich niet alleen gemakkelijk gemeenschapsgericht, maar nemen ze dat ook gemakkelijk van elkaar waar. Waardoor het gemeenschapsevenwicht snel tot stand komt en stabiel is, dus inderdaad een evenwicht is.
Maar ik moet er ook aan denken dat het vandaag de Landelijke Dag tegen het Pesten is. En bij dat pesten gaat het vaak over een heel andere groep, die van de schoolklas. Dat is ook een kleine groep, maar hij is kunstmatig samengesteld. Met leerlingen van dezelfde leeftijd, die elkaar bij de aanvang van het schooljaar vaak nog niet goed kennen.
We hebben dan te maken met een toestand van sociale vluchtigheid, die gemakkelijk statuscompetitie uitlokt. Leerlingen weten nog niet wat ze aan elkaar hebben en willen vermijden om als zwak en als loser te worden gezien. Dat leidt tot stoerdoenerij en tot jezelf verheffen ten koste van de ander.
En voor je het doorhebt, ontstaat er een schoolklas met een statushiërarchie, met de meest populaire(n) aan de top en een rangordening naar status van de rest. Iedereen zit dan in de statuscompetitiemodus. Met pestgedrag van boven naar beneden en ondergeschiktheid en berusting van beneden naar boven.
Daarbij "helpt" dat ieders gedrag meestal heel goed waarneembaar is. Meestal direct, maar vaak ook via geroddel. Er kan dus snel een statuscompetitie-evenwicht ontstaan, waaruit maar moeilijk valt te ontsnappen. Denk even aan het onderzoek waar het over ging in het bericht Meer statushiërarchie in de schoolklas leidt tot meer strijd om populariteit en daarmee tot meer agressie en pesterij.
En sta er ook even bij stil dat het ontstaan van dat "pestevenwicht" kan worden tegengegaan door de schoolklas minder kunstmatig samen te stellen. Want het blijkt dat een natuurlijker samenstelling, dus leeftijdsgemengd, gunstiger is voor het uitlokken van gemeenschapsgedrag. Dat vervolgens ook gemakkelijk waarneembaar en dus snel tot een gemeenschapsevenwicht kan leiden.
Dat zou op de Landelijke Dag tegen het pesten wel wat meer aandacht mogen krijgen: dat in leeftijdsgemengde klassen pesten de helft minder voorkomt dan in leeftijdshomogene klassen. Zie het bericht van nu al weer meer dan twee jaar geleden: Pesten moet je niet door leraren laten oplossen. Doe aan leeftijdsmenging.
En het vak sociologie zou dus maatschappelijk belangrijker kunnen worden door meer oog te ontwikkelen voor de voorwaarden waaronder het ene dan wel het andere evenwicht tot stand komt.
1 opmerking:
Nice article as well as whole site.Thanks.
Een reactie posten