Een vast element in het fenomeen van de foute leider in de context van een nationale staat is het gegeven dat hij zich altijd ver verwijdert van de opvattingen en de wensen van de grote meerderheid van de bevolking. Hier het vorige bericht.
Dat ligt eraan dat het wereldbeeld van de foute leider voortkomt uit de meest extreme activering van het statuscompetitiepatroon die denkbaar is. In dat wereldbeeld is hijzelf superieur aan iedereen, staat hij aan de top van de iedereen omvattende statushiërarchie die hij bij elkaar heeft gefantaseerd. Uit de botsing van die fantasie met de pijnlijke realiteit groeit de vijandigheid van dat wereldbeeld. Zolang zijn fantasie niet in de werkelijkheid is omgezet, zijn er anderen die zijn superioriteit nog niet erkend hebben, die zich nog niet bij hun ondergeschikte positie hebben neergelegd, die hem nog niet als hun redder in nood aanbidden. Die anderen zijn dus zijn vijanden.
In het kleinere verband van de meer persoonlijke relaties kan de foute leider er wel eens in slagen om zich te omringen met volgelingen. Dat lukt in die gevallen waarin hij over charismatische trekken beschikt, die anderen doen geloven dat ze voor hun welzijn, of hun "verlossing", van zijn bijzondere gaven afhankelijk zijn. We hebben dan te maken met een voldragen persoonlijkheidscultus. De foute leider weet dan een kring van volgelingen om zich heen te verzamelen, die zich onder zijn leiding van de vijandige buitenwereld afzondert. Er is dan een extreme statushiërarchie ontstaan, met de foute leider aan de top en een homogene groep van toegewijde volgelingen die hun zelfstandig oordeelsvermogen hebben ingeleverd. De paranoïde persoonlijkheid van de foute leider maakt dat die constellatie geen levensvatbaarheid heeft.
Een wel heel uitgesproken voorbeeld daarvan was de persoonlijkheidscultus rond de foute leider Jim Jones, die op 18 november 1978 uitliep op de door hun leider bevolen collectieve zelfmoord van 909 volgelingen. Een derde daarvan waren kinderen die door hun eigen ouders werden omgebracht. Lees Jonestown voor een verontrustend verslag van de gebeurtenissen en wat daar aan voorafging. Pijnlijk om te lezen, maar nog eens duidelijk makend hoe noodlottig en kwaadaardig die extreme activering van het statuscompetitiepatroon kan uitpakken als er geen grenzen aan zijn gesteld.
Het verschil met het schoolvoorbeeld van de foute leider, Adolf Hitler, is dat het daar ging om een foute leider die niet alleen volgelingen om zich heen verzamelt, maar die erop uit is de macht te grijpen in een nationale staat. Zijn kring van volgelingen is dan altijd niet meer dan een deel van de bevolking, vrijwel altijd slechts een minderheid, terwijl hij wel ambieert die hele bevolking aan zich te onderwerpen. De uitdaging is dan om zijn extreme en kwaadaardige plannen door te zetten tegen een meerderheid in die daar niet van gediend is en zich zou kunnen verzetten.
En precies daarom moet een foute leider in een nationale staat niet alleen een staatsgreep, maar ook een "maatschappijgreep" plegen en moet hij zijn toevlucht nemen tot intimidatie, propaganda en desinformatie. In het geval van die desinformatie gaat het erom zijn ware bedoelingen zoveel mogelijk te verhullen en om voor te wenden dat hij toch vooral de belangen van het volk zal dienen. Hitler liet in de eerste jaren van zijn bewind zijn minister van Economische Zaken en president-directeur van de Reichsbank Hjalmar Schacht een succesvol werkgelegenheidsbeleid voeren. Op de golven daarvan steeg Hitlers populariteit tot grote hoogte.
Maar toen Schacht vanaf 1936-37 die successen wilde consolideren, de Reichsmark wilde devalueren, de export bevorderen om de betalingsbalans te verbeteren en de steeds dreigende inflatie te beteugelen, bleek overduidelijk dat het Hitler andere plannen had: de al sterk verhoogde bewapening nog verder opvoeren, met het oog op een genocidale veroveringsoorlog. Schacht en zijn medewerkers werden ontslagen. De extreem hoge bewapeningsuitgaven gingen ten koste van de levensstandaard van de bevolking. De dreigende inflatie werd door rantsoenering van de eerste levensbehoeften (voedsel, kleding) beteugeld.
En na de eerste oorlogsuccessen liep het Duitse leger in de winter van 1941 een paar honderd kilometer voor Moskou vast, om vervolgens door het Rode Leger te worden teruggedrongen. Hitler moet daar toen al op gereageerd hebben met het Duitse volk daarvan de schuld te geven. Als dat volk niet bereid bleek om in de strijd om het bestaan tot het uiterste te gaan, dan moest het maar "verdwijnen". Hij was een foute leider, met een particuliere obsessie waarin zijn volk slechts een middel was om die obsessie te verwezenlijken. Waarin de onvermijdelijke nederlaag niet alleen gepaard moest gaan met zijn eigen zelfmoord, maar ook met de ondergang van het Duitse volk. (Ik raadpleegde ten behoeve van de voorgaande alinea's weer eens The Wages of Destruction. The Making and Breaking of the Nazi Economy van Adam Tooze.)
Dat alles speelde zich af toen al die Duitsers die Hitler aanvankelijk zo vurig bewonderden, begonnen door te krijgen dat hen een rad voor ogen was gedraaid. Dat ze in de val van een foute leider waren gelopen. Het bleek weer eens dat een foute leider ver verwijderd is van de opvattingen en de wensen van de grote meerderheid van de bevolking.
Een foute leider kan dus opereren binnen het domein van de persoonlijke relaties of in het domein van een nationale staat. In het eerste geval is er een voldragen persoonlijkheidscultus, in het tweede geval loopt de foute leider er tegen aan dat hij de grote meerderheid van de bevolking niet zomaar meekrijgt en dus zijn toevlucht moet nemen tot intimidatie, propaganda en desinformatie.
Hoe dan ook, in beide gevallen is de catastrofale afloop gegarandeerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten